Home

Verordening (EG) nr. 906/95 van de Commissie van 25 april 1995 houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasserikaas

Verordening (EG) nr. 906/95 van de Commissie van 25 april 1995 houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasserikaas

Verordening (EG) nr. 906/95 van de Commissie van 25 april 1995 houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasserikaas

Publicatieblad Nr. L 093 van 26/04/1995 blz. 0011 - 0013


VERORDENING (EG) Nr. 906/95 VAN DE COMMISSIE van 25 april 1995 houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasserikaas

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (2), en met name op artikel 9, lid 3, en artikel 28,

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 508/71 van de Raad van 8 maart 1971 houdende vaststelling van de algemene regels voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van bewaarkaas (3) met name is bepaald dat voor kaassoorten op basis van schapemelk, die ten minste zes maanden moeten rijpen, kan worden besloten tot verlening van steun voor de particuliere opslag indien een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt kan worden opgeheven of verminderd;

Overwegende dat de markt voor Kefalotyri- en Kasserikaas momenteel wordt verstoord door het bestaan van moeilijk af te zetten voorraden, die een prijsverlaging veroorzaken; dat bijgevolg voor deze hoeveelheden moet worden besloten tot seizoenopslag waardoor in deze situatie verbetering kan worden gebracht en waardoor de kaasproducenten de nodige tijd krijgen om afzetmogelijkheden te zoeken;

Overwegende dat het met betrekking tot de uitvoeringsbepalingen van deze maatregel dienstig is de maximumhoeveelheid die van steun kan genieten alsook de duur van de overeenkomsten vast te stellen naar gelang van de werkelijke behoeften van de markt en van de bewaarmogelijkheden van de betrokken kaas; dat het bovendien noodzakelijk is de inhoud van de overeenkomsten te preciseren teneinde de identificatie van de kaas en de controle van de voorraden waarvoor steun wordt verleend, te waarborgen; dat de steun moet worden vastgesteld met inachtneming van de opslagkosten en de te verwachten ontwikkeling van de marktprijzen;

Overwegende dat het op grond van de ervaring die met de controleregeling is opgedaan, dienstig is nadere controlevoorschriften op te stellen, met name ten aanzien van de voor te leggen bescheiden en de ter plaatse uit te voeren controles; dat de Lid-Staten in verband met deze nieuwe bepalingen moeten kunnen voorschrijven dat de controlekosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de contractant komen;

Overwegende dat in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1756/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de voor de sector melk en zuivelprodukten toe te passen ontstaansfeiten voor de landbouwomrekeningskoers (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 693/95 (5), de omrekeningskoers is vastgesteld die in het kader van de steunmaatregelen voor de particuliere opslag in de zuivelsector moet worden toegepast;

Overwegende dat het aangewezen is de continuïteit van de betreffende opslagoperaties te waarborgen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt steun verleend voor de particuliere opslag van 3 200 ton Kefalotyri- en Kasserikaas die is vervaardigd van in de Gemeenschap voortgebrachte schapemelk of geitemelk of van een mengsel van deze twee soorten melk en die voldoet aan de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde eisen.

Artikel 2

1. Het interventiebureau sluit slechts een opslagcontract wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de partij kaas waarvoor het contract wordt gesloten, moet ten minste 2 ton bedragen;

b) de kaas moet ten minste 90 dagen vóór de in het contract vermelde datum van het begin van de opslag en na 30 november 1994 zijn geproduceerd;

c) bij een onderzoek moet zijn geconstateerd dat de kaas voldoet aan de onder b) bedoelde voorwaarde en dat het kaas van eerste kwaliteit betreft;

d) de opslaghouder moet zich ertoe verbinden:

- de kaas tijdens de gehele opslagperiode te bewaren in ruimten waar de temperatuur ten hoogste +16 °C bedraagt;

- tijdens de duur van de overeenkomst de samenstelling van de in het contract begrepen partij niet zonder machtiging van het interventiebureau te wijzigen. Voor zover de voorwaarde betreffende de per partij vastgestelde minimale hoeveelheid in acht genomen blijft, mag het interventiebureau een tot uitslag of vervanging van de kaas beperkt blijvende wijziging toestaan, indien wordt vastgesteld dat de opslag wegens kwaliteitsverlies niet mag voortduren.

Bij uitslag van bepaalde hoeveelheden wordt het contract:

i) indien bedoelde hoeveelheden met toestemming van het interventiebureau worden vervangen, beschouwd als geen enkele wijziging te hebben ondergaan;

ii) indien bedoelde hoeveelheden niet worden vervangen, beschouwd als van de aanvang af voor de nog opgeslagen gebleven hoeveelheid te zijn afgesloten.

De uit een dergelijke wijziging voortvloeiende controlekosten komen ten laste van de opslaghouder;

- een voorraadboekhouding te voeren en het interventiebureau elke week mede te delen welke hoeveelheden in de afgelopen week zijn ingeslagen en welke hoeveelheden naar verwachting zullen worden uitgeslagen.

2. Het opslagcontract a) wordt schriftelijk gesloten en in het contract wordt de datum van het begin van de contractuele opslag vermeld; deze datum mag ten vroegste de dag zijn die volgt op de dag van de beëindiging van de inslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft;

b) wordt gesloten na beëindiging van de inslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft en uiterlijk 40 dagen na de datum van het begin van de contractuele opslag.

Artikel 3

1. De steun wordt slechts verleend voor de kaas die is ingeslagen in het tijdvak van 15 mei tot en met 30 november 1995.

2. Er wordt geen steun verleend wanneer de contractuele opslagduur minder dan 60 dagen bedraagt.

3. Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomt met een contractuele opslagduur van 150 dagen, aflopend vóór 31 maart 1996. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder d), tweede streepje, mag de opslaghouder aan het einde van de in lid 2 bedoelde periode van 60 dagen een gehele onder contract staande partij of een gedeelte ervan uitslaan. De hoeveelheid die mag worden uitgeslagen bedraagt ten minste 500 kg. De Lid-Staten kunnen deze hoeveelheid echter verhogen tot 2 ton.

De datum van het begin van de uitslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft, is niet begrepen in de contractuele opslagperiode.

Artikel 4

1. Het steunbedrag wordt als volgt vastgesteld:

a) 100 ecu per ton voor de vaste kosten;

b) 0,40 ecu per ton en per dag van contractuele opslag voor de opslagkosten;

c) 1,41 ecu per ton en per dag van contractuele opslag voor de financiële kosten.

2. De steun wordt uiterlijk binnen 90 dagen na de laatste dag van de overeengekomen opslag uitbetaald.

Artikel 5

1. De Lid-Staten zien erop toe dat de voorwaarden voor de betaling van de steun in acht zijn genomen.

2. De contractant moet de met het toezicht op de maatregelen belaste nationale instanties inzage geven van alle bescheiden die voor de produkten die zich in particuliere opslag bevinden, uitsluitsel geven over:

a) de eigenaar op het tijdstip van de inslag;

b) de oorsprong van de kaas en de datum waarop hij vervaardigd is;

c) de inslagdatum;

d) de aanwezigheid in het koelhuis;

e) de uitslagdatum.

3. De contractant of, in voorkomend geval, de exploitant van het koelhuis voert een voorraadboekhouding die in het koelhuis ter inzage ligt en de volgende gegevens bevat:

a) identificatie per nummer van het contract voor de produkten die zich in particuliere opslag bevinden;

b) de inslag- en uitslagdatums;

c) het aantal kazen en het gewicht per partij;

d) de plaats waar de produkten in het koelhuis zijn opgeslagen.

4. De opgeslagen produkten moeten gemakkelijk identificeerbaar zijn en per contract worden geïndividualiseerd. Een speciaal merkteken moet worden aangebracht op de kazen waarop de overeenkomst betrekking heeft.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), voeren de bevoegde instanties bij de inslag controles uit om met name te waarborgen dat de opgeslagen produkten voor steun in aanmerking komen en om elke mogelijkheid tot vervanging van produkten tijdens de contractuele opslagperiode te voorkomen.

6. De nationale controle-instantie a) voert een onaangekondigde steekproefcontrole op de aanwezigheid van de produkten in het koelhuis uit. De steekproef moet representatief zijn en betrekking hebben op minstens 10 % van de totale hoeveelheid waarvoor in het raam van een steunmaatregel voor de particuliere opslag contracten zijn gesloten. Naar aanleiding van die controle wordt ook de in lid 3 bedoelde boekhouding onderzocht en vindt samen met een identificatie een materiële controle van gewicht en aard van de produkten plaats. De materiële controles worden uitgevoerd bij minstens 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controle betrekking heeft;

b) gaat aan het einde van de contractuele opslagperiode na of de produkten nog opgeslagen zijn.

7. Over de op grond van de leden 5 en 6 uitgevoerde controles wordt een verslag opgesteld waarin - de controledatum,

- de duur van de controle en - de uitgevoerde werkzaamheden worden aangegeven.

Het controleverslag wordt ondertekend door de bevoegde ambtenaar en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, door de exploitant van het koelhuis.

8. Wanneer onregelmatigheden aan het licht komen die op 5 % of meer van de gecontroleerde hoeveelheden betrekking hebben, wordt de steekproef op een door de bevoegde instantie nader te bepalen groter aantal monsters gebaseerd.

De Lid-Staten melden deze onregelmatigheden binnen vier weken aan de Commissie.

9. De Lid-Staten kunnen voorschrijven dat de controlekosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de contractant zijn.

Artikel 6

De Lid-Staten delen aan de Commissie uiterlijk op de dinsdag van iedere week mee:

a) voor welke hoeveelheden kaas in de voorafgaande week opslagcontracten zijn gesloten;

b) eventueel, voor welke hoeveelheden de in artikel 2, lid 1, onder d), tweede streepje, bedoelde toestemming is verleend.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 15 mei 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 25 april 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie