Home

Verordening (EG) nr. 1566/95 van de Commissie van 30 juni 1995 tot vaststelling, voor de tweede helft van 1995, van maatregelen voor het beheer van de invoer van bepaalde categorieën levende runderen

Verordening (EG) nr. 1566/95 van de Commissie van 30 juni 1995 tot vaststelling, voor de tweede helft van 1995, van maatregelen voor het beheer van de invoer van bepaalde categorieën levende runderen

VERORDENING (EG) Nr. 1566/95 VAN DE COMMISSIE van 30 juni 1995 tot vaststelling, voor de tweede helft van 1995, van maatregelen voor het beheer van de invoer van bepaalde categorieën levende runderen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde (1), en met name op artikel 4, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3491/93 van de Raad van 13 december 1993 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds (2), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3492/93 van de Raad van 13 december 1993 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds (3), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3296/94 van de Raad van 19 december 1994 houdende bepaalde voorwaarden voor de toepassing van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Tsjechië, anderzijds (4), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3297/94 van de Raad van 19 december 1994 houdende bepaalde voorwaarden voor de toepassing van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Slowakije, anderzijds (5), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3382/94 van de Raad van 19 december 1994 houdende bepaalde voorwaarden voor de toepassing van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds (6), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3383/94 van de Raad van 19 december 1994 houdende bepaalde voorwaarden voor de toepassing van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds (7), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1275/95 van de Raad van 29 mei 1995 houdende vaststelling van bepaalde procedures ter uitvoering van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal enerzijds en de Republiek Estland anderzijds (8), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1276/95 van de Raad van 29 mei 1995 houdende vaststelling van bepaalde procedures ter uitvoering van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal enerzijds en de Republiek Letland anderzijds (9), en met name op artikel 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1277/95 van de Raad van 29 mei 1995 houdende vaststelling van bepaalde procedures ter uitvoering van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal enerzijds en de Republiek Litouwen anderzijds (10), en met name op artikel 1,

Overwegende dat er, wegens de te hoge produktie en afzetverkleinende factoren en gezien de uitvoermogelijkheden, een gebrek aan evenwicht is tussen vraag en aanbod op de markt van de Gemeenschap voor rundvlees; dat uit een analyse van deze sector voor 1995 moet worden geconcludeerd dat deze situatie waarschijnlijk niet veel zal verbeteren;

Overwegende dat de opgedane ervaring en de verwachtingen voor 1995 erop wijzen dat het in de Gemeenschap, als geen communautaire maatregelen worden genomen, tot een massale invoer van levende runderen met een gewicht van niet meer dan 160 kg kan komen, met name als gevolg van de gunstige economische omstandigheden voor de veehouderij in sommige derde landen; dat het gevaar bestaat dat die invoer zowel aanzienlijk groter zal zijn dan de traditionele jaarlijkse invoer en de opnamecapaciteit van de markt in de Gemeenschap; dat in dat geval ernstige verstoringen voor de rundvleesmarkt dreigen, waardoor met name de marktprijzen en de producenteninkomens in gevaar zouden worden gebracht en de situatie wat betreft de interventie nog zou worden bemoeilijkt;

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3076/94 van de Commissie van 16 december 1994 tot vaststelling, voor de eerste helft van 1995, van maatregelen voor het beheer van de invoer van bepaalde categorieën levende runderen (1) de beheersmaatregelen zijn vastgesteld die met het oog op de voorzieningsbehoeften van de markt nodig zijn; dat, gezien bovengenoemde feiten en omstandigheden, soortgelijke maatregelen moeten worden genomen voor de periode eindigend op 31 december 1995;

Overwegende dat echter rekening moet worden gehouden met de toepassing, met ingang van 1 juli 1995, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw; dat de vastgestelde beheersmaatregelen derhalve beperkt moeten blijven tot produkten van herkomst uit derde landen ten aanzien waarvan de Gemeenschap een preferentiële regeling hanteert en die hebben aanvaard dat de Gemeenschap maatregelen voor het beheer van de invoer van de betrokken dieren kan nemen;

Overwegende dat de totale opnamecapaciteit van de markt van de Gemeenschap in 1995 op 425 000 andere dan raszuivere fokdieren kan worden geraamd; dat, gezien de verwachte invoer in 1995 in het kader van een aantal preferentiële regelingen, namelijk 277 200 stuks op grond van de op ramingen berustende balans van de Raad, alsmede voorts het in het kader van de Uruguay-Ronde vastgestelde nieuwe contingent betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kg of minder, de Europa-Overeenkomsten met, respectievelijk, de Republiek Polen, de Republiek Hongarije, de Republiek Tsjechië, de Republiek Slowakije, Roemenië en de Republiek Bulgarije, en de met de Baltische Republieken gesloten Overeenkomsten inzake vrij handelsverkeer en de begeleidende maatregelen, derhalve moet worden toegestaan dat in 1995 144 300 dieren tegen de volle heffing worden ingevoerd;

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3076/94 voor het eerste halfjaar van 1995 beheersmaatregelen voor de invoer van 50 % van laatstgenoemd aantal dieren zijn vastgesteld; dat beheersmaatregelen moeten worden vastgesteld ten aanzien van de resterende 50 % dieren van oorsprong uit een van de bovengenoemde landen;

Overwegende dat de Commissie de ontwikkeling op de markt voor rundvlees nauwlettend zal volgen, teneinde op ieder ogenblik op veranderingen in de in aanmerking te nemen economische parameters te kunnen reageren;

Overwegende dat, teneinde in de mate van het mogelijke rekening te houden met de traditionele structuur van de communautaire markt voor kalfsvlees, de invoer dient te worden beperkt tot dieren met een gewicht van niet meer dan 80 kg;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, teneinde ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, dienstig is het overgrote gedeelte van de beschikbare hoeveelheden voor zogenaamde traditionele importeurs van levende runderen te reserven; dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor handelaren die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties met landen die op 31 december 1994 als derde landen gelden, een bepaalde omvang hebben; dat het, in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken handelaren in 1994 ten minste 100 dieren hebben uitgevoerd of ingevoerd; dat een partij van 100 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht; dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat de aanvragen van een zelfde handelaar in één enkele Lid-Staat moeten worden ingediend;

Overwegende dat moet worden gegarandeerd dat de traditionele importeurs uit de nieuwe Lid-Staten op billijke wijze aan bod komen bij de toewijzing van de beschikbare hoeveelheden; dat bijgevolg voor deze handelaren als referentiehoeveelheden die recht geven op een toewijzing uit het voor de zogenaamde traditionele importeurs gereserveerde deel, de hoeveelheden in aanmerking moeten worden genomen die zij in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994 hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 voor hun land als derde landen moeten worden beschouwd, voor zover het gaat om dieren waarvoor het contingent geldt;

Overwegende dat, teneinde speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat handelaren die per 1 januari 1995 niet meer actief zijn in de sector rundvlees, niet voor het contingent in aanmerking komen;

Overwegende dat administratieve en technische bepalingen moeten worden vastgesteld inzake de verdeling van de twee tranches over de in aanmerking komende handelaren, alsmede inzake de afgifte en het gebruik van de invoercertificaten; dat bij Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1199/95 (3) gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten;

Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de invoer in de Gemeenschap van levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 en 0102 90 49, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 en van oorsprong uit de in bijlage I vermelde derde landen, waarvoor het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht wordt toegepast, gelden de bij deze verordening vastgestelde beheersmaatregelen.

Artikel 2

1. Voor de tweede helft van 1995 kunnen invoercertificaten worden afgegeven voor ten hoogste 72 150 dieren van GN-code 0102 90 05.

2. Het in lid 1 bedoelde aantal wordt als volgt in twee gedeelten verdeeld:

a) het eerste gedeelte, gelijk aan 70 %, zijnde 50 505 stuks, wordt verdeeld onder:

- de importeurs uit de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1994 die kunnen bewijzen dat zij in 1992, 1993 of 1994 dieren van GN-code 0102 90 10 (1) of GN-code 0102 90 05 met volledige heffing hebben ingevoerd, en die in een BTW-register van een Lid-Staat zijn ingeschreven,

en - de importeurs uit de nieuwe Lid-Staten die kunnen bewijzen dat zij in 1992, 1993 of 1994 dieren van de bovengenoemde GN-codes in de Lid-Staat waar zij zijn gevestigd, met volledige heffing hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 ten opzichte van hun land als derde landen moeten worden beschouwd; deze importeurs moeten in een BTW-register van een Lid-Staat zijn ingeschreven;

b) het tweede gedeelte, gelijk aan 30 %, zijnde 21 645 stuks, wordt verdeeld onder de handelaren die kunnen bewijzen dat zij in 1994 ten minste 100 levende runderen van GN-code 0102 90, andere dan die bedoeld onder a), hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 ten opzichte van de nieuwe Lid-Staten als derde landen moeten worden beschouwd en/of naar die landen hebben uitgevoerd; deze handelaren moeten in een BTW-register van een Lid-Staat zijn ingeschreven.

3. Het gedeelte van 50 505 stuks wordt onder de in aanmerking komende importeurs verdeeld naar rata van de overeenkomstig lid 5 bewezen invoer met volledige heffing in 1992, 1993 en 1994 van dieren als bedoeld in artikel 1.

4. Het gedeelte van 21 645 stuks wordt toegewezen naar rata van de door de in aanmerking komende handelaren gevraagde hoeveelheden.

5. Als bewijs van in- en uitvoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht of het uitvoerdocument, elk naar behoren geviseerd door de douaneautoriteiten.

De Lid-Staten kunnen naar behoren gecertificeerde kopieën van de bovenbedoelde documenten aanvaarden als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoritieit kan bewijzen dat hij geen originele documenten kon krijgen.

Artikel 3

1. Handelaren die op 1 januari 1995 niet meer actief waren in de rundvleessector komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 2, onder a).

2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens het bepaalde in artikel 2, lid 3, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.

Artikel 4

1. Een aanvraag tot invoer mag slechts worden ingediend in de Lid-Staat waar de aanvrager is geregistreerd in de zin van artikel 2, lid 2.

2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder a), dienen de importeurs uiterlijk op 10 juli 1995 bij de bevoegde instanties een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 5, bedoelde bewijs.

De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 24 juli 1995 de lijst van de importeurs die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van hun naam en adres en, voor elk van hen, de aantallen dieren die zij in elk van de referentiejaren met volledige heffing hebben ingevoerd.

3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder b), dienen de handelaren uiterlijk op 10 juli 1995 een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 5, bedoelde bewijs.

Een aanvrager mag slechts één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag heeft ingediend, zijn al zijn aanvragen onontvankelijk. De aanvraag mag ten hoogste betrekking hebben op de beschikbare hoeveelheid.

De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 24 juli 1995 de lijst van lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.

4. Alle mededelingen, ook die dat geen aanvragen zijn ontvangen, worden per telex of per telefax gedaan. Daarbij worden, wanneer wel aanvragen zijn ingediend, formulieren naar het model in de bijlagen II en III gebruikt.

Artikel 5

1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2. Voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde aanvragen wordt, indien de hoeveelheden waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de vorige alinea bedoelde vermindering leidt tot minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken Lid-Staten bij loting telkens 100 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven wordt hiervoor één enkel certificaat afgegeven.

Artikel 6

1. Voor de invoer van overeenkomstig artikel 5 toegewezen hoeveelheden moet een invoercertificaat worden overgelegd.

2. De certificaataanvraag mag slechts worden ingediend in de Lid-Staat waar ook de aanvraag tot invoer is ingediend.

3. De certificaten worden afgegeven met ingang van de datum waarop de in artikel 5, lid 1, bedoelde beschikking in werking treedt; de handelaren moeten een verzoek tot afgifte indienen.

Het certificaat wordt afgegeven voor een heel aantal dieren. Naar gelang van het geval wordt naar boven of naar beneden afgerond.

4. Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a) in vak 7, het land van herkomst;

b) in vak 8, het land van oorsprong;

c) in vak 16, GN-code 0102 90 05;

d) in vak 20, de volgende vermelding:

- Reglamento (CE) n° 1566/95,

- Forordning (EF) nr. 1566/95,

- Verordnung (EG) Nr. 1566/95,

- Êáíïíéóìueò (AAÊ) áñéè. 1566/95,

- Regulation (EC) No 1566/95,

- Règlement (CE) n° 1566/95,

- Regolamento (CE) n. 1566/95,

- Verordening (EG) nr. 1566/95,

- Regulamento (CE) nº 1566/95,

- Asetus (EY) N :o 1566/95,

- Foerordning (EG) nr 1566/95.

5. Het invoercertificaat brengt de verplichting mee tot invoer uit het als land van oorsprong aangegeven land. Dit land moet voorkomen in de in bijlage I bedoelde lijst.

6. De in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 3719/88 bedoelde zekerheid voor het certificaat wordt vastgesteld op 3 ecu per dier.

De bovenbedoelde zekerheid moet worden omgerekend aan de hand van de koers die krachtens het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing is op de datum van indiening van de certificaataanvraag.

7. De geldigheidsduur van de invoercertificaten wordt vastgesteld op 90 dagen vanaf de datum van de daadwerkelijke afgifte. De geldigheidsduur loopt echter in ieder geval af op 31 december 1995.

8. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

9. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

Artikel 7

Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde instantie die het invoercertificaat heeft afgegeven in kennis van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren. Deze instantie deelt deze gegevens aan het begin van elke maand mee aan de Commissie.

Artikel 8

Verordening (EEG) nr. 3719/88 is van toepassing, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 30 juni 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

BIJLAGE I

Lijst van derde landen

- Hongarije - Polen - Tsjechië - Slowakije - Roemenië - Bulgarije - Litouwen - Letland - Estland

BIJLAGE II

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13 Toepassing van artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1566/95 COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES INVOERRECHTENAANVRAAG Datum: Periode:

Lid-Staat:

Volgnummer Aanvrager (naam en adres) Ingevoerde hoeveelheden (aantal stuks) Totaal drie jaren 1992 1993 1994 Totaal Lid-Staat: Telefax:

Telefoon:

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE III

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13 Toepassing van artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1566/95 COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES INVOERRECHTENAANVRAAG Datum: Periode:

Lid-Staat:

Volgnummer Aanvrager (naam en adres) Hoeveelheid (aantal stuks) Totaal Lid-Staat: Telefax:

Telefoon:

>EIND VAN DE GRAFIEK>