Home

Verordening (EG) nr. 2929/95 van de Commissie van 18 december 1995 tot vaststelling van de in het verkoopseizoen 1996/1997 braakgelegde landbouwgrond die valt onder Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad

Verordening (EG) nr. 2929/95 van de Commissie van 18 december 1995 tot vaststelling van de in het verkoopseizoen 1996/1997 braakgelegde landbouwgrond die valt onder Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad

Verordening (EG) nr. 2929/95 van de Commissie van 18 december 1995 tot vaststelling van de in het verkoopseizoen 1996/1997 braakgelegde landbouwgrond die valt onder Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad

Publicatieblad Nr. L 307 van 20/12/1995 blz. 0006 - 0007


VERORDENING (EG) Nr. 2929/95 VAN DE COMMISSIE van 18 december 1995 tot vaststelling van de in het verkoopseizoen 1996/1997 braakgelegde landbouwgrond die valt onder Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad van 14 juni 1993 tot vaststelling van het in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 bedoelde percentage braak te leggen landbouwgronden in geval van vaste braak (1), en met name op artikel 3,

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 2336/95 van de Raad van 26 september 1995 houdende afwijking van Verordening (EEG) nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, ten aanzien van de braakleggingsverplichting voor het verkoopseizoen 1996/1997 (2) de verplichting voor braaklegging op basis van wisselbouw (roterende braaklegging) en iedere andere vorm van braaklegging is vastgesteld op 10 %; dat evenwel voor producenten die hun braakleggingsverplichting overeenkomstig artikel 7, lid 7, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2800/95 (4), aan een andere producent hebben overgedragen, de braakleggingsverplichting voor roterende braak met 5 % is verhoogd; dat deze verhoging evenwel tot 3 % wordt verminderd voor gevallen die onder Verordening (EEG) nr. 1541/93 vallen; dat daarom moet worden bepaald voor welke situaties laatstgenoemde verordening geldt;

Overwegende dat krachtens Verordening (EEG) nr. 1541/93 bij vaste braak het voor roterende braak vastgestelde percentage in de verkoopseizoenen 1994/1995 en 1995/1996 slechts met drie procentpunten behoefde te worden verhoogd in een Lid-Staat waar, volgens de ramingen, het tijdens het eerste jaar van het stelsel braak te leggen areaal meer dan 13 % van het basisareaal zou bedragen; dat de Commissie in die periode een studie moest verrichten om de gevolgen van de roterende braak op de rendementen in de betrokken Lid-Staten te bepalen; dat het de bedoeling was die studie te gebruiken om te bepalen welk percentage met ingang van het verkoopseizoen 1996/1997 voor deze Lid-Staten zou gelden;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk aan bovengenoemde criteria voldeed; dat de Commissie in het Verenigd Koninkrijk een studie heeft verricht; dat aan de uitkomsten van die studie nog geen conclusies kunnen worden verbonden, omdat zeer weinig producenten vaste braak hebben toegepast en de gegevens voor het laatste van de twee genoemde verkoopseizoenen nog niet beschikbaar zijn;

Overwegende dat momenteel niet voldoende gegevens beschikbaar zijn om vast te stellen of de drie extra procentpunten qua produktiebeheersing dezelfde garanties bieden als het percentage voor roterende braak; dat de momenteel beschikbare gegevens dat evenwel niet uitsluiten;

Overwegende dat krachtens Verordening (EEG) nr. 1541/93 bij vaste braak het voor roterende braak vastgeselde percentage braak te leggen grond slechts met drie procentpunten behoefde te worden verhoogd voor de braaklegging in de kwetsbare zones, zoals bedoeld in Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (5), of op het gehele grondgebied van een Lid-Staat die kiest voor de toepassing van de in die richtlijn bedoelde actieprogramma's; dat dit percentage van drie procentpunten alleen mag worden toegepast als de Commissie erkent dat er in die Lid-Staat sprake is van een aanzienlijke vermindering van het gebruik van meststoffen; dat de Commissie aan het einde van het verkoopseizoen 1995/1996 een rapport moet opstellen over het effect daarvan op de produktie; dat pas definitieve conclusies kunnen worden getrokken als het rapport is opgesteld; dat de Commissie evenwel erkent dat het gebruik van meststoffen in Denemarken, dat het bij Richtlijn 91/767/EEG vastgestelde actieprogramma toepast, significant is verminderd;

Overwegende dat, met het oog op de overdracht van de braakleggingsverplichting in het verkoopseizoen 1996/1997, producenten in Denemarken en in het Verenigd Koninkrijk moeten worden geacht zich in een situatie te bevinden waarvoor Verordening (EEG) nr. 1541/93 geldt;

Overwegende dat het Gezamenlijk Comité van beheer voor granen, oliën en vetten, en gedroogde voedergewassen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 7, lid 7, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 komt grond die in het verkoopseizoen 1996/1997 in Denemarken en in het Verenigd Koninkrijk wordt braakgelegd, in aanmerking voor het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1541/93.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 18 december 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie