Home

96/648/EG: Beschikking van de Commissie van 24 april 1996 tot wijziging van Beschikking 94/811/EG waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.269 - Shell/Montecatini) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

96/648/EG: Beschikking van de Commissie van 24 april 1996 tot wijziging van Beschikking 94/811/EG waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.269 - Shell/Montecatini) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

96/648/EG: Beschikking van de Commissie van 24 april 1996 tot wijziging van Beschikking 94/811/EG waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.269 - Shell/Montecatini) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 294 van 19/11/1996 blz. 0010 - 0013


 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 24 april 1996 tot wijziging van Beschikking 94/811/EG waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.269 - Shell/Montecatini) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (96/648/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1), inzonderheid op artikel 8, lid 2,

Gezien het verzoek van Shell Petroleum NV en Montedison Nederland NV,

Gezien het advies van het Adviescomité voor concentraties (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 4 januari 1994 hebben Shell Petroleum NV, hierna "Shell" genoemd, en Montedison Nederland NV, hierna "Montedison" genoemd, bij de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 4064/89, hierna "de concentratieverordening" genoemd, het voornemen aangemeld om in de sector polyolefinen een gemeenschappelijke onderneming met het karakter van een concentratie, Montell genaamd, op te richten. Elk der moedermaatschappijen heeft een 50 %-belang in Montell.

(2) Op 8 juni 1994 stelde de Commissie Beschikking 94/811/EG (3) vast waarbij de voorgenomen concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd verklaard. Hieraan werden voorwaarden en verplichtingen verbonden die overeenkwamen met de door de partijen gegeven verbintenissen, hierna "de beschikking" genoemd.

(3) Op 22 december 1995 dienden de partijen een formeel verzoek in om herziening van de toezeggingen op het gebied van polypropyleentechnologie als vervat in overweging 116 van de beschikking [ . . . ] (4), in de zin van overweging 118 van de beschikking.

I. De beschikking van de Commissie van 8 juni 1994

(4) De Commissie overwoog (5) dat ten gevolge van de oprichting van Montell twee volle dochterondernemingen van het Royal Dutch/Shell-concern zouden worden gecombineerd met de twee belangrijkste technologieën voor de produktie van polypropyleen (PP): de Spheripol-technologie van Montedison en de Unipol-technologie, welke is ontwikkeld door Union Carbide Corporation, hierna "UCC" genoemd, en Shell Oil, een Amerikaanse dochteronderneming van Royal Dutch/Shell. Met name zou Shell de leiding op zich nemen van Montell, welke onderneming Spheripol-technologie zou ontwikkelen en in de handel brengen, terwijl Shell Oil door de levering van katalysatoren een belangrijke bijdrage zou leveren aan het Unipol-technologiepakket.

(5) Naar de mening van de Commissie zou de zeggenschap van Royal Dutch/Shell over het concurrentiegedrag van haar beide ondernemingen negatieve gevolgen hebben voor de rivaliteit tussen Spheripol en Unipol, die de belangrijkste concurrentierelatie op de markt voor de licentieverlening van PP-technologie en daarmee verbonden diensten, hierna "markt voor PP technologie" genoemd, vormde. De overige aanwezige aanbieders van PP-technologie of potentiële toetreders tot de markt zouden op korte tot middellange termijn naar alle waarschijnlijkheid geen wezenlijke remmende invloed kunnen hebben op de uitoefening door de partijen van hun macht op de markt. Om deze redenen stelde de Commissie vast dat de aangemelde concentratie tot een machtspositie op de markt van PP-technologie zou leiden.

(6) Om de mededingingsbezwaren die de Commissie had vastgesteld, weg te nemen, hebben de partijen de Commissie bepaalde toezeggingen gedaan. Op basis hiervan zouden de activiteiten van Montedison op het gebied van PP-technologie buiten Montell blijven en in een afzonderlijke onderneming, Technipol, worden ondergebracht. Technipol zou van Shell en Montell structureel en financieel onafhankelijk zijn en worden uitgerust met alle noodzakelijke activa en faciliteiten om op continue, levensvatbare en concurrerende basis te functioneren. Naar aanleiding van de toezeggingen van de partijen oordeelde de Commissie dat de concentratie niet zou leiden tot het ontstaan of versterken van een machtspositie en derhalve verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kon worden verklaard.

(7) In de toezeggingen hadden de aanmeldende partijen zich, ingevolge het Gemeenschapsrecht, het recht voorbehouden om de Commissie te verzoeken alle of eventuele specifieke toezeggingen op het gebied van PP-technologie te herzien [ . . . ] (overweging 118 van de beschikking). De Commissie heeft nota genomen van deze verklaring en bevestiging gegeven van haar bereidheid tot een zodanige herziening in overeenstemming met het mededingingsrecht van de Gemeenschap (overweging 121 van de beschikking).

(8) De contractuele betrekkingen van Shell Oil met UCC ten tijde van de vaststelling van de beschikking kunnen als volgt worden samengevat. De basis van de samenwerking tussen beide ondernemingen vormde een in 1983 gesloten "Cooperative Undertaking Agreement", hierna "CUA" genoemd. Deze had tot doel het gefluïdiseerd-bedprocédé van UCC en de SHAC-katalysator van Shell te combineren, teneinde een PP-technologiepakket (Unipol) te ontwikkelen en aan derden in licentie te geven. Voor de PP-fabriek te Seadrift in Texas, die gebruikt werd als demonstratiefabriek voor de nieuwe technologie en als produktie-installatie voor Shell Oil, werd een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst gesloten. De bijdrage van Shell Oil aan het Unipol-pakket omvatte de levering, de verdere ontwikkeling, de vaststelling van de prijs en het in de handel brengen van de gebruikte katalysator, alsmede de begeleiding van klanten en de verlening van technische bijstand daarvoor.

II. Nadere ontwikkelingen

(9) Naar aanleiding van de aanmelding van de voorgenomen concentratie in de Verenigde Staten startte de Federal Trade Commission, hierna "FTC" genoemd, een onderzoek en zond de anmeldende partijen een op 16 december 1994 gedagtekende ontwerp-mededeling van punten van bezwaar, hierna "Complaint" genoemd, toe. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, sloten Shell en Montedison een "Agreement Containing Consent Order", welke de afstoting van alle activa van Shell Oil, materieel en immaterieel, op het gebied van PP- en katalysatortechnologie, propyleenpolymeren en PP-katalysatoren inhield. Hangende deze afstoting besloten partijen deze activa in een afzonderlijk bedrijf, Polyco genaamd, onder te brengen.

(10) Op 11 november 1995 sloot Shell Oil een overeenkomst met UCC voor de overdracht van de activa van Polyco aan UCC. Deze overeenkomst werd op 26 december 1995 door de FTC goedgekeurd en de overdracht werd op 19 januari 1996 een feit.

(11) De overeenkomst tussen Shell Oil en UCC omvat de overdracht aan UCC van alle vroegere belangen van Shell Oil op het gebied van PP- en SHAC-katalysatoren en de daarmee verbonden activa.

Hiertoe behoren onder meer:

- de rechten en belangen van Shell Oil in de CUA en alle daarmee verband houdende overeenkomsten;

- haar belang in de Seadrift Polypropylene Company en de PP-fabriek te Seadrift;

- haar proeffabriek voor PP-katalysatoren;

- haar PP-fabriek, PP-katalysatorfabriek en activa te Norco, Louisiana;

- haar installaties en uitrustingen in het Westhollow Technology Center te Houston, Texas;

- alle intellectuele eigendom in verband met de PP- en katalysatortechnologie van Shell Oil, met inbegrip van octrooien, zakengeheimen, technologie en know-know, licenties, onderzoek- en andere noodzakelijke overeenkomsten en de rechten op het merk "SHAC".

Bovendien heeft Shell Oil zich ertoe verbonden aan UCC gedurende drie jaar na de afstoting PP-monomeer te verkopen tegen prijzen en voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die waartegen Shell dit produkt aan Montell in Noord-Amerika levert.

(12) [ . . . ] Derhalve hebben zij de Commissie verzocht om te worden ontslagen van de verplichting met betrekking tot de PP-technologie als vervat in overweging 116 van de beschikking, omdat de bestaansreden voor deze verbintenis is komen te vervallen.

III. Beoordeling van het verzoek van de partijen om herziening

De mogelijkheid tot herziening waarin de beschikking voorziet

(13) De toezeggingen van de partijen met betrekking tot de PP-technologie waren noodzakelijk om de bezwaren van de Commissie uit mededingingsoogpunt weg te nemen. Deze toezeggingen hadden tot doel en gevolg dat de beide belangrijkste PP-technologieën, Spheripol en Unipol, niet onder de beslissende invloed van één enkel besluitvormingscentrum zouden vallen. De overdracht van de PP-technologie van Montedison aan een afzonderlijke onderneming onder de uitsluitende zeggenschap van Montedison had tot gevolg dat Spheripol buiten de invloedssfeer van Shell viel en een onafhankelijke en levensvatbare concurrent op de markt bleef.

(14) Volgens dezelfde redenering zou een ingrijpende structurele wijziging van de contractuele betrekkingen van Shell Oil met UCC, ten gevolge waarvan Unipol buiten de invloedssfeer van het Royal Dutch/Shell-concern zou vallen en een onafhankelijke en levensvatbare concurrent op de markt zou blijven, eveneens tegemoet komen aan de bezwaren van de Commissie uit mededingingsoogpunt. Indien deze ingrijpende structurele wijziging zich zou voordoen, zou dit voldoende reden zijn om de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Daarom werd in de beschikking bevestigd dat de Commissie [ . . . ] bereid zou zijn om, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, opnieuw te bezien of de toezegging met betrekking tot de oprichting van Technipol al dan niet gehandhaafd zou moeten worden.

De gevolgen van de overeenkomst tussen Shell Oil en UCC

(15) Ten gevolge van de overeenkomst worden de rechten en de belangen van Shell Oil in de CUA aan UCC overgedragen en zullen voor Shell Oil geen verdere rechten of verplichtingen uit hoofde van de CUA meer gelden. De contractuele betrekkingen tussen Shell Oil en UCC zullen derhalve worden beëindigd en Shell en Shell Oil zullen op het gebied van de Unipol-technologie met UCC geen banden meer onderhouden.

(16) Bovendien verkrijgt UCC door deze overeenkomst alle noodzakelijke activa en faciliteiten om Unipol te exploiteren als een rendabele, levensvatbare en concurrerende activiteit en om zelfstandig PP-technologie te blijven ontwikkelen. Zoals reeds opgemerkt, was het Unipol-pakket een combinatie van het procédé van UCC en de katalysatoren van Shell Oil. De overeenkomst behelst de overdracht door Shell Oil aan UCC van haar proeffabriek voor katalysatoren, alle intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot katalysatortechnologie (6) en haar installaties en uitrustingen in het Westhollow Technology Center te Houston, Texas, welke gebruikt worden voor onderzoek, ontwikkeling en technische bijstand op het gebied van PP en katalysatoren. Shell Oil zal ook haar PP-fabriek te Seadrift overdragen, die gebruikt wordt als produktie-installatie en als demonstratiefabriek voor de Unipol-technologie. De over te dragen activa omvatten ook alle klantenbestanden, technische informatie, belangen in contracten met klanten, leveranciers, enz., alsmede alle bestanden, bedrijfsbescheiden en documenten van het bedrijf. Ten slotte zal het personeel van Shell Oil dat ter ondersteuning van de PP-licentieactiviteiten werkzaam was, in de toekomst door UCC in dienst worden genomen.

(17) Samenvattend komt een en ander erop neer dat de overeenkomst UCC in staat stelt uitsluitende zeggenschap te verkrijgen over de activa en het personeel dat de bijdrage van Shell Oil aan het Unipol-technologiepakket vertegenwoordigde en dat Shell Oil in staat stelde het succes van Unipol's licentieactiviteiten te ondersteunen. In aanvulling op de verwerving van deze activa heeft UCC zelf de beschikking over aanzienlijke middelen. UCC is een grote en hoogontwikkelde onderneming en een belangrijke licentieverlener van polyetheen(PE)-technologie; het Unipol-PP-pakket was gebaseerd op procestechnologie die oorspronkelijk voor de produktie van PE werd ontwikkeld en gebruikt. De technologie, expertise en middelen welke de bijdrage van UCC aan het Unipol-PP-pakket belichaamden, zullen vanzelfsprekend het succes van dat pakket, dat al een gevestigde reputatie bij PP-licentienemers heeft, blijven ondersteunen. Zoals in de beschikking was gesteld, is Unipol een van de twee leidende PP-technologiepakketten en goed voor ongeveer [ . . . ] (7) van de bedrijfscapaciteit overal ter wereld voor PP. Spheripol vertegenwoordigt ongeveer [ . . . ] (8) van de bedrijfscapaciteit overal ter wereld voor dat produkt. In het bijzonder heeft Unipol enkele karakteristieken die door PP-licentienemers van belang worden geacht wanneer zij voor een PP-technologie kiezen, bij voorbeeld in verband met de produktenscala, de eenvoud van toepassing, de kosten/resultaat-verhouding en de omvang van de licentiepool (9).

(18) De door de overeenkomst veroorzaakte veranderingen beperken zich niet tot de regelingen inzake Unipol. Met name heeft Shell Oil ook ermee ingestemd aan UCC haar PP- en katalysatorfabrieken en activa te Norco, Louisiana, met een capaciteit in PP van ongeveer 150 kt/jr over te dragen. Deze PP-fabrieken en activa maakten geen deel uit van de samenwerkingsovereenkomsten van Shell Oil met UCC voor de Unipol-technologie, welke alleen de fabriek te Seadrift omvatten, met een capaciteit in PP van ongeveer 100 kt/jr.

(19) De Commissie is van mening dat de bovenstaande gegevens ertoe leiden dat de band tussen Shell en een van de beide meest vooraanstaande PP-technologieën, Unipol, wordt verbroken en zij tegelijkertijd een waarborg vormen voor het voortbestaan van Unipol als een onafhankelijke en levensvatbare PP-technologie die daadwerkelijk met Spheripol kan concurreren. Zoals reeds opgemerkt, had de oprichting van Technipol hetzelfde doel en gevolg, namelijk te waarborgen dat een van de beide belangrijkste PP-technologieën, Spheripol in dit geval, buiten de invloed van Shell zou worden gehouden en een levensvatbare concurrent op de markt zou blijven.

(20) Gelet op het voorgaande, zou elk van beide tegemoetkomingen op zich reeds de bezwaren van de Commissie uit mededingingsoogpunt met betrekking tot de machtspositie op de markt van PP-technologie, zoals vervat in de beschikking, wegnemen. Derhalve zou het uit het oogpunt van het mededingingsrecht van de Gemeenschap niet noodzakelijk zijn om beide tegemoetkomingen uit te voeren [ . . . ] in de zin van overweging 118 van de beschikking. Er zijn derhalve voldoende gronden om de oorspronkelijke beschikking te wijzigen door de voorwaarden en verplichtingen die daarin waren opgenomen om de naleving van de toezeggingen inzake PP-technologie te verzekeren, in te trekken.

IV. Slotsom

(21) In het licht van het voorgaande is de Commissie van mening dat, gelet op de ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van de beschikking hebben voorgedaan, de in overweging 116 van de beschikking vervatte toezegging inzake PP-technologie niet langer noodzakelijk is om de in de beschikking genoemde bezwaren van de Commissie uit mededingingsoogpunt weg te nemen. Op grond hiervan kan de concentratie tussen Shell en Montedison verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard zonder daaraan voorwaarden of verplichtingen te verbinden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De artikelen 1 en 2 van Beschikking 94/811/EG komen als volgt te luiden:

"Artikel 1

De concentratie tussen Shell en Montedison wordt verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard.".

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot:

Shell Petroleum NV

Carel van Bylandtlaan 30

NL-2596 HR 's-Gravenhage

en

Montedison Nederland NV

Admiraliteitskade 60

NL-3063 ED Rotterdam.

Gedaan te Brussel, 24 april 1996.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB nr. L 257 van 21. 9. 1990, blz. 13.

(2) PB nr. C 348 van 19. 11. 1996.

(3) PB nr. L 332 van 22. 12. 1994, blz. 48.

(4) In de voor de bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn enige gegevens weggelaten overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 die de niet-openbaarmaking van zakengeheimen betreffen. Weglatingen zijn aangegeven met [ . . . ].

(5) Overweging 52 en volgende van de beschikking.

(6) Deze omvatten onder meer octrooien, octrooi- en technologielicenties, rechten op zakengeheimen, technologie en know-how, rechten om vrij van royalty's de resultaten van bepaalde O& O op het gebied van katalysatortechnologie van shell

Shell te ontvangen en te gebruiken en rechten op merken en handelsnamen met betrekking tot de SHAC-katalysator.

(7) tussen 25 % en 50 %.

(8) Tussen 25 % en 50 %.

(9) Overweging 65 en volgende van de beschikking.