Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke produkten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG
Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke produkten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG
RICHTLIJN 96/43/EG VAN DE RAAD van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke produkten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat levende dieren en dierlijke produkten in de lijst van bijlage II bij het Verdrag zijn opgenomen; dat deze dieren en dierlijke produkten voor een deel van de landbouwbevolking een bron van inkomsten vormen;
Overwegende dat bij Richtlijn 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles van dierlijke produkten zoals bedoeld in bijlage A van Richtlijn 89/662/EEG en in Richtlijn 90/675/EEG (4) de beginselen zijn vastgesteld van de heffing van een retributie voor die controles;
Overwegende dat bij Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (5) met name de eisen zijn vastgesteld voor de in de Lid-Staat van verzending bij levende dieren en bij bepaalde dierlijke produkten te verrichten veterinaire controles;
Overwegende dat bij Richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor produkten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (6) en bij Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (7) met name de eisen ten aanzien van de controles van de documenten en de overeenstemmings- en fysieke controles voor dieren uit derde landen zijn vastgesteld;
Overwegende dat de financiering van deze keuringen en gezondheidscontroles naar gelang van de Lid-Staat verschilt, met name ten gevolge van de heffing van uiteenlopende retributies; dat deze verschillen de concurrentiepositie van de produkten waarvoor meestendeels een gemeenschappelijke marktordening geldt, nadelig kunnen beïnvloeden;
Overwegende dat voor levende dieren die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht, de aanrekening van verschillende kosten ten laste van de marktdeelnemer tot verleggingen van het handelsverkeer kan leiden;
Overwegende dat om aan deze situatie een einde te maken, in geharmoniseerde voorschriften voor de financiering van deze inspecties en controles dient te worden voorzien;
Overwegende dat de verantwoordelijkheid voor deze inspecties en controles bij de overheid berust; dat evenwel dient te worden voorzien in een door de marktdeelnemers te betalen retributie, om deze keuringen en controles te financieren;
Overwegende dat Richtlijn 90/675/EEG en Richtlijn 91/496/EEG aan deze beginselen dienen te worden aangepast;
Overwegende dat de bij Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (8) voorgeschreven controlemaatregelen moeten worden gefinancierd;
Overwegende dat er voorts technische aanpassingen moeten worden aangebracht in de bijlagen van Richtlijn 85/73/EEG om rekening te houden met de opgedane ervaring;
Overwegende dat voor andere produkten van dierlijke oorsprong dan vlees als bedoeld in Richtlijn 64/433/EEG (9), Richtlijn 71/118/EEG (10) en Richtlijn 72/462/EEG (11) de nodige bepalingen voor de financiering van de veterinaire controles nog moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat het, met het oog op een doeltreffende werking van de regeling voor de controle op visserijprodukten en ter voorkoming van concurrentieverstoringen in die sector, zaak is dergelijke bepalingen vast te stellen voor de visserijprodukten als bedoeld in Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten (12);
Overwegende dat in de beoogde bepalingen rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de visserijprodukten, de aard van de bij Richtlijn 91/493/EEG voorgeschreven controles en het belang van de vaststelling van communautaire retributies tegen de achtergrond van de concurrentieregels;
Overwegende dat visserijprodukten waarvan het in de handel brengen niet onder de bij Richtlijn 91/493/EEG voorgeschreven regels valt, van de toepassing van deze regeling moeten worden uitgesloten;
Overwegende dat voor produkten van dierlijke oorsprong ingevoerd uit derde landen een relatie moet worden gelegd met de datum met ingang waarvan de gelijkwaardigheidsovereenkomsten inzake veterinaire garanties moeten worden gesloten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
De titel, de artikelen en de bijlagen van Richtlijn 85/73/EEG worden vervangen door de tekst in de bijlage van de onderhavige richtlijn.
Artikel 2
1. Artikel 3, onder ii), van Richtlijn 90/675/EEG wordt als volgt gelezen: "ii) de kosten van de in Richtlijn 96/23/EG (*) bedoelde veterinaire controles zijn voldaan en dat. . .
(*) PB nr. L 125 van 23. 5. 1996, blz. 10.".
2. Artikel 15 van Richtlijn 91/496/EEG wordt als volgt gelezen:
"Artikel 15
De Lid-Staten zien erop toe dat bij de invoer van de in deze richtlijn bedoelde dieren overeenkomstig Richtlijn 96/23/EG (*) een retributie voor de veterinaire en gezondheidscontroles wordt geheven.
(*) PB nr. L 125 van 23. 5. 1996, blz. 10.".
Artikel 3
De Raad beziet deze richtlijn vóór 1 januari 1999 opnieuw op basis van een verslag van de Commissie dat zonodig vergezeld gaat van voorstellen.
Artikel 4
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om:
i) op 1 juli 1996 aan de bepalingen van artikel 7 en van bijlage A, hoofdstuk I, punt 1, onder e), te voldoen;
ii) op 1 juli 1997 aan de bepalingen van hoofdstuk II en hoofdstuk III, afdeling II, van bijlage A en hoofdstuk II van bijlage C te voldoen;
iii) op 1 juli 1997 aan de overige wijzigingen te voldoen.
De Lid-Staten beschikken over een aanvullende termijn die tot 1 juli 1999 kan lopen, om aan de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling I, van bijlage A, te voldoen.
Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 6
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Luxemburg, 26 juni 1996.
Voor de Raad
De Voorzitter
M. PINTO
(1) PB nr. C 219 van 3. 8. 1993, blz. 15.
(2) PB nr. C 315 van 22. 11. 1993, blz. 630.
(3) PB nr. C 34 van 2. 4. 1994, blz. 23.
(4) PB nr. L 32 van 5. 2. 1985, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/17/EG (PB nr. L 78 van 28. 3. 1996, blz. 30).
(5) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49).
(6) PB nr. L 373 van 31. 12. 1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/52/EG (PB nr. L 265 van 8. 11. 1995, blz. 16).
(7) PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/438/EEG (PB nr. L 243 van 25. 8. 1992, blz. 27).
(8) PB nr. L 125 van 23. 5. 1996, blz. 10.
(9) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/5/EEG (PB nr. L 57 van 2. 3. 1992, blz. 1).
(10) PB nr. L 55 van 8. 3. 1971, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/116/EEG (PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 1).
(11) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1601/92 (PB nr. L 173 van 27. 6. 1992, blz. 13).
(12) PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 15.
BIJLAGE
RICHTLIJN 85/73/EEG VAN DE RAAD van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (gewijzigd en gecodificeerd)
Artikel 1
De Lid-Staten dragen overeenkomstig de voorschriften in bijlage A zorg voor de heffing van een communautaire retributie voor de kosten die verbonden zijn aan de keuringen en controles van de in de genoemde bijlage genoemde produkten, met inbegrip van keuringen en controles die ertoe strekken de bescherming van dieren in de slachthuizen te waarborgen, in overeenstemming met de vereisten van Richtlijn 93/119/EEG.
Artikel 2
De Lid-Staten dragen overeenkomstig de voorschriften van bijlage B zorg voor de heffing van een communautaire retributie voor de kosten die verbonden zijn aan de bij Richtlijn 96/23/EG (1) voorgeschreven keuringen en controles.
Artikel 3
De Lid-Staten dragen overeenkomstig de voorschriften van bijlage C zorg voor de heffing van een communautaire retributie voor de kosten die verbonden zijn aan de keuringen en controles van de in de genoemde bijlage bedoelde levende dieren.
Artikel 4
1. In afwachting van de aanneming van de bepalingen tot regeling van de communautaire retributies, zorgen de Lid-Staten ervoor dat de financiering van de keuringen en controles die niet onder de artikelen 1, 2 en 3 vallen, gegarandeerd is.
2. De Lid-Staten kunnen met het oog op de in lid 1 omschreven doeleinden, nationale retributies heffen, met inachtneming van de beginselen die gelden voor communautaire retributies.
Artikel 5
1. De communautaire retributies dekken de kosten die de bevoegde autoriteit moet maken, in verband met:
- de loonkosten en sociale premies voor de keuringsdienst,
- de administratiekosten in het kader van de uitvoering van de controles en keuringen, eventueel met inbegrip van de kosten voor de na- en bijscholing van de inspecteurs
voor de uitvoering van de in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde controles en keuringen.
2. Directe of indirecte restitutie van de in deze richtlijn bedoelde retributies is verboden. De eventuele toepassing van het in de bijlagen A, B en C bedoelde forfaitaire gemiddelde door een Lid-Staat kan evenwel bij de beoordeling van bijzondere gevallen niet worden beschouwd als een indirecte restitutie.
3. Onder het voorbehoud dat de geheven totale retributie per Lid-Staat niet meer bedraagt dan de werkelijk gemaakte keuringskosten, worden de Lid-Staten gemachtigd een bedrag te heffen dat hoger is dan het niveau van de communautaire retributies.
4. Onverminderd de keuze van de autoriteit die gemachtigd is om de communautaire retributies te innen, komen deze retributies in de plaats van alle andere sanitaire belastingen of bijdragen die de nationale, regionale of plaatselijke overheden van de Lid-Staten heffen voor de in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde keuringen en controles en voor de certificering daarvan.
Deze richtlijn laat de mogelijkheid voor de Lid-Staten om een retributie te heffen voor de bestrijding van epizoötieën en endemische ziekten onverlet.
Artikel 6
1. De Lid-Staten stellen de Commissie op gezette tijden in kennis van:
- de gegevens over de verdeling en het gebruik van de communautaire retributies; zij moeten de wijze van berekening ervan kunnen rechtvaardigen,
- de elk jaar uit hoofde van artikel 7 gehanteerde omrekeningskoersen,
- de plaats of plaatsen waar de communautaire retributies worden geheven, met de noodzakelijke motivering.
2. De Commissie kan, in het kader van de door haar uit te voeren controles ter plaatse in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten nagaan of de bepalingen van deze richtlijn daadwerkelijk worden toegepast.
3. Wanneer een Lid-Staat van mening is dat de controles in een andere Lid-Staat niet op zodanige wijze worden uitgevoerd dat de in deze richtlijn bedoelde retributies niet of onvoldoende de kosten daarvan dekken, past hij de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 89/608/EEG, en met name de artikelen 10 en 11 toe.
Artikel 7
1. De koers die moet worden toegepast voor de omrekening van de in deze richtlijn in ecu uitgedrukte bedragen in nationale valuta is die welke elk jaar in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, wordt bekendgemaakt op de eerste werkdag van september.
Deze koers is van toepassing met ingang van 1 januari van het volgende jaar.
2. In afwijking van lid 1:
- hanteren de Lid-Staten voor 1994 de omrekeningskoers van 1 september 1992,
- hanteren de Lid-Staten voor de periode 1995 tot en met 1998 het gemiddelde van de overeenkomstig lid 1 voor de laatste drie jaar bekendgemaakte omrekeningskoersen.
Artikel 8
Op voorstel van de Commissie kan de Raad de bijlagen A, B en C met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen, teneinde met name de forfaitaire niveaus van de communautaire retributies vast te stellen, alsmede de uitvoeringsbepalingen ervan en de uitzonderingsgevallen.
Artikel 9
1. De Helleense Republiek mag van de in deze richtlijn vervatte beginselen afwijken wanneer in verband met de geografische kenmerken de kosten van de heffing van een retributie in verafgelegen regio's hoger zijn dan de opbrengst van de retributie.
De Helleense autoriteiten stellen de Commissie in kennis van de territoriale reikwijdte van de toegestane afwijkingen.
Deze informatie gaat vergezeld van de noodzakelijke motivering.
2. Met betrekking tot andere ultraperifere regio's kunnen andere Lid-Staten volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG toestemming krijgen om voor dezelfde afwijkingen in aanmerking te komen.
(1) PB nr. L 125 van 23. 5. 1996, blz. 10.
Bijlage A
HOOFDSTUK I
Retributies die van toepassing zijn op het vlees dat onder de Richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG, 91/495/EEG en 92/45/EEG valt
De in artikel 1 bedoelde retributie wordt overeenkomstig artikel 5, lid 1, op de volgende wijze vastgesteld:
1. Onverminderd de punten 4 en 5 heffen de Lid-Staten voor de keuringskosten in verband met de slachtwerkzaamheden de volgende forfaitaire bedragen:
a) rundvlees:
- volwassen runderen: 4,5 ecu/dier,
- jonge runderen: 2,5 ecu/dier;
b) eenhoevigen/paardachtigen: 4,4 ecu/dier;
c) varkensvlees: dieren met een geslacht gewicht van
- minder dan 25 kg: 0,5 ecu per dier,
- 25 kg of meer: 1,30 ecu per dier;
d) schape- en geitevlees: dieren met een geslacht gewicht van
- minder dan 12 kg: 0,175 ecu/dier,
- 12 tot 18 kg: 0,35 ecu/dier,
- meer dan 18 kg: 0,5 ecu/dier;
e) vlees van pluimvee:
i) hetzij de op de onderstaande niveaus forfaitair vastgestelde bedragen:
- voor vleeskippen en vleeskuikens en ander jong slachtpluimvee met een gewicht van minder dan 2 kg, alsmede voor uitstootkippen: 0,01 ecu/dier,
- voor ander jong slachtpluimvee met een geslacht gewicht van 2 kg of meer: 0,02 ecu/dier,
- voor ander zwaar volwassen pluimvee van 5 kg of meer: 0,04 ecu/dier;
ii) hetzij, ingeval een Lid-Staat besluit geen onderscheid te maken naar pluimveecategorieën overeenkomstig bovenstaand punt i): 0,03 ecu/dier;
f) vlees van konijnen en klein vederwild en haarwild:
- voor konijnen en klein vederwild en haarwild, de forfaitaire bedragen onder e),
- voor de volgende landzoogdieren:
- everzwijnen: de niveaus onder c), waarbij de kosten van het bij Richtlijn 92/45/EEG voorgeschreven trichinoscopisch onderzoek worden gevoegd, indien deze niveaus niet volstaan om die kosten te dekken,
- herkauwers: de niveaus onder d).
2. De controles en keuringen in verband met het uitsnijden met name als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt B, van Richtlijn 64/433/EEG en in artikel 3, lid 1, punt B, van Richtlijn 71/118/EEG worden gedekt:
a) hetzij op forfaitaire wijze, door een extra forfaitair bedrag van 3 ecu per ton voor vlees dat in een uitsnijderij wordt binnengebracht.
Dit bedrag wordt opgeteld bij de in punt 1 bedoelde bedragen;
b) hetzij via heffing van de reële keuringskosten per werkuur.
Wanneer het uitsnijden wordt verricht in de inrichting waar het vlees verkregen is, wordt op de in de eerste alinea bedoelde bedragen een korting toegepast van maximaal 55 %.
De Lid-Staat die voor de werkurenregeling kiest, moet de Commissie het bewijs kunnen overleggen dat de onder a) bedoelde retributie niet de reële keuringskosten dekt.
3. De Lid-Staten heffen een bedrag dat overeenstemt met de reële kosten die worden gemaakt voor de controle of keuring van vlees dat overeenkomstig met name artikel 3, lid 1, punt D, van Richtlijn 64/433/EEG en artikel 3, lid 1, punt C, van Richtlijn 71/118/EEG wordt opgeslagen.
De uitvoeringsbepalingen van dit punt kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Richtlijn 64/433/EEG of van artikel 21 van Richtlijn 71/118/EEG, met name om een regeling te treffen voor het geval van vlees uit interventie en van vlees dat voor korte tijd achtereenvolgens in verschillende depots wordt opgeslagen.
4. De Lid-Staten kunnen ter dekking van hogere kosten:
a) voor een bepaalde inrichting de in de punten 1 en 2, onder a), genoemde forfaitaire bedragen verhogen.
Afgezien van de in punt 5, onder a), vermelde voorwaarde, kunnen als voorwaarden hiervoor gelden:
- hogere keuringskosten ingevolge de bijzonder grote heterogeniteit van de te slachten dieren qua leeftijd, omvang, gewicht en gezondheidstoestand,
- langere wachttijden en ander tijdverlies voor het keuringspersoneel ingevolge ontoereikende voorafgaande planning binnen de inrichting van de aanvoer van dieren of wegens technische tekortkomingen en storingen, bij voorbeeld in oude inrichtingen,
- frequente vertragingen in het slachtproces, bij voorbeeld omdat er voor het slachten te weinig personeel beschikbaar is, met als gevolg een verminderde benutting van het keuringspersoneel,
- meerkosten ingevolge bijzondere transporttijden,
- tijdverlies ingevolge frequent wisselende, door het keuringspersoneel niet beïnvloedbare slachttijden,
- frequente onderbrekingen van het slachtproces ingevolge maatregelen die vereist zijn voor reiniging en ontsmetting,
- uitvoering van keuringen van dieren die op verzoek van de eigenaar buiten de normale slachturen worden geslacht.
De hoogte van de toeslagen op het forfaitaire referentiebedrag van de retributie hangt af van de omvang van de te dekken kosten;
b) dan wel een retributie heffen die de werkelijk gemaakte kosten dekt.
5. De Lid-Staten waar de loonkosten, de structuur van de inrichtingen en de verhouding tussen dierenartsen en inspecteurs afwijkt van het communautair gemiddelde dat is bepaald voor de berekening van de in de punten 1 en 2, onder a), vastgestelde forfaitaire bedragen, kunnen hiervan afwijken door verminderingen tot op het niveau van de werkelijk gemaakte inspectiekosten:
a) in het algemeen, bij sterk uiteenlopende kosten van levensonderhoud en loonkosten;
b) voor een bepaalde inrichting, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- vaststelling per dag van een minimumaantal te slachten dieren, zodat van tevoren kan worden gepland hoeveel keuringspersoneel moet worden ingezet,
- het aantal geslachte dieren moet constant zijn, zodat het keuringspersoneel door een planning van de aanvoer van dieren op rationele wijze kan worden ingezet,
- strakke bedrijfsorganisatie en planning alsmede vlot verloop van het slachtproces met optimale benutting van het keuringspersoneel,
- geen wachttijden en ander tijdverlies voor het keuringspersoneel,
- maximale uniformiteit van de te slachten dieren qua leeftijd, omvang, gewicht en gezondheidstoestand.
In geen geval mag de toepassing van deze afwijkingen leiden tot een vermindering met meer dan 55 % van de in de punten 1 en 2, onder a), genoemde niveaus.
6. a) De in de punten 1, 2 en 3 bedoelde retributies worden, naar gelang van het geval, geheven in het slachthuis, de uitsnijderij of het koel- of vrieshuis. Zij komen ten laste van de exploitant of de eigenaar die de bovengenoemde activiteiten verricht, met dien verstande dat deze laatsten de voor de betrokken activiteit geheven retributie kunnen verhalen op de natuurlijke persoon of de rechtspersoon voor rekening waarvan deze werkzaamheden zijn verricht. Ingeval de keuring van het levende pluimvee overeenkomstig Richtlijn 71/118/EEG op het bedrijf van oorsprong plaatsvindt, kan een bedrag ten belope van ten hoogste 20 % van de in punt 1, onder e), vastgestelde forfaitaire bedragen in het bedrijf van oorsprong worden geheven.
b) In afwijking van de onder a), eerste zin, omschreven plaats van heffing, kunnen de Lid-Staten, wanneer het gaat om een inrichting waarin verschillende activiteiten worden uitgeoefend of om een produktieketen waar diverse activiteiten zijn geïntegreerd, in één keer en op één plaats een enkel retributiebedrag heffen waarin de verschillende bedragen zijn opgenomen.
c) Indien alle onder a) bedoelde keuringskosten worden gedekt door de in het slachthuis geheven retributie, heft de Lid-Staat geen retributie in de uitsnijderij of het koel- of vrieshuis.
HOOFDSTUK II
Retributies die van toepassing zijn op het vlees dat onder Richtlijn 72/462/EEG, hoofdstuk III van Richtlijn 71/118/EEG, hoofdstuk III van Richtlijn 92/45/EEG en hoofdstuk 11 van bijlage I van Richtlijn 92/118/EEG valt
1. De in artikel 1 bedoelde retributie wordt forfaitair vastgesteld op minimaal 5 ecu per ton (met beenderen) met een minimum van 30 ecu per partij.
De Lid-Staten mogen evenwel in opwaartse richting van dit bedrag afwijken tot het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.
2. De Lid-Staten mogen evenwel voor de invoer uit een van de landen die vóór 20 februari 1995 onderhandelingen hebben geopend met de Europese Unie om een algemene gelijkwaardigheidsovereenkomst te sluiten inzake veterinaire garanties (diergezondheid en volksgezondheid), gebaseerd op het beginsel van de wederkerige behandeling, en waarmee vóór 31 december 1996 zo'n overeenkomst gesloten is, tot en met 30 juni 1997 lagere retributies handhaven.
De hoogte van de retributie die op de invoer uit een van de in de eerste alinea bedoelde derde landen zal worden geheven, wordt, na sluiting van de algemene gelijkwaardigheidsovereenkomst met het betrokken derde land, volgens de procedure van punt 3 vastgesteld met inachtneming van de volgende beginselen:
- de controlefrequentie,
- de hoogte van de retributie die het betrokken derde land heft op de invoer van oorsprong uit de Europese Unie,
- afschaffing van andere onkostenvergoedingen die het derde land heft, zoals verplichte borgstelling of sanitaire waarborg.
3. Bij de aanneming van de in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 90/675/EEG bedoelde besluiten worden de in punt 1 genoemde bedragen volgens dezelfde procedure gedifferentieerd, rekening houdende met de lagere controlefrequentie waartoe is besloten.
Bij deze besluiten houdt de Commissie met name rekening met de garanties die de derde landen geven ten aanzien van de aanvaarding van het regionalisatiebeginsel en van de andere communautaire beginselen.
4. De in punt 1 bedoelde retributie komt ten laste van de importeur of diens douaneagent en wordt geheven aan de douanepost waaronder de grensinspectiepost ressorteert of rechtstreeks aan de inspectiepost.
5. De Lid-Staten kunnen een gedeelte van de opbrengst van de in dit hoofdstuk bedoelde retributies toewijzen aan een sanitair solidariteitsfonds dat zal worden aangewend om de veterinaire diensten uit te breiden teneinde deze in de gelegenheid te stellen beter te reageren bij het uitbreken van een exotische ziekte.
HOOFDSTUK III
Retributies van toepassing op visserijprodukten die onder Richtlijn 91/493/EEG vallen
Afdeling I
Visserijprodukten waarop hoofdstuk I van Richtlijn 91/493/EEG van toepassing is
De in artikel 1 bedoelde retributie wordt overeenkomstig artikel 5, lid 1, op de volgende wijze vastgesteld:
1. a) De Lid-Staten heffen een retributie voor de keuringskosten die verbonden zijn aan de officiële controles als bedoeld in hoofdstuk V, punt II, van de bijlage van Richtlijn 91/493/EEG;
b) de onder a) bedoelde retributie wordt vastgesteld op 1 ecu/ton visserijprodukten en 0,5 ecu/ton boven de 50 ton. Zij wordt geheven wanneer de produkten de eerste keer in de handel worden gebracht, tenzij dit reeds bij het aanlanden is gebeurd, en komt in ieder geval ten laste van de eerste koper. De Lid-Staten kunnen voorzien in een systeem dat de mogelijkheid biedt de hoeveelheden visserijprodukten over een bepaald tijdvak samen te tellen, alsmede in een gecentraliseerde heffingsregeling bij de eerste verkoop;
c) in afwijking van de vorige alinea mag de retributie voor de in bijlage II van Verordening (EEG) nr. 3703/85 van de Commissie bedoelde soorten niet hoger zijn dan 50 ecu per geloste partij indien de werkelijke kosten niet hoger zijn dan dat bedrag;
d) de heffing van de onder a) bedoelde retributie laat de heffing van de onder punt 2 bedoelde retributie in het geval van latere verwerking van de visserijprodukten onverlet; zulks onverminderd punt 7, onder b).
2. a) De Lid-Staten heffen een retributie voor de keuringskosten die met name verbonden zijn aan de officiële controles die overeenkomstig punt I van hoofdstuk V van de bijlage van Richtlijn 91/493/EEG worden uitgevoerd, alsmede aan de officiële controles als bedoeld in punt II van genoemd hoofdstuk V;
b) de onder a) bedoelde retributie wordt vastgesteld op 1 ecu en wordt geheven op elke ton visserijprodukten die binnenkomt in een inrichting die dergelijke produkten be- of verwerkt of die afkomstig is van een fabrieksschip.
Bovendien heffen de Lid-Staten in geval van inspectie van een fabrieksschip in het buitenland de werkelijke kosten van deze inspectie;
c) op verzoek van een Lid-Staat, vergezeld van de nodige argumenten, kan volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG een lagere retributie worden vastgesteld voor de in punt 1, onder c), bedoelde soorten.
3. a) Wanneer een Lid-Staat na een grondig onderzoek van de kosten van de in punt 1, onder a), bedoelde controles voor een bepaald produkt op zijn grondgebied van oordeel is dat de heffing van de retributies overeenkomstig punt 1, onder b), de reële kosten niet kan dekken, mag hij een regeling instellen waarbij voor dat produkt een retributie per werkuur wordt geheven;
b) wanneer een Lid-Staat na een grondig onderzoek van de kosten van de in punt 2, onder a), bedoelde controles voor een bepaald produkt op zijn grondgebied van oordeel is dat de heffing van de retributies overeenkomstig punt 2, onder b), in een bepaalde inrichting de reële kosten niet kan dekken, mag hij een regeling instellen waarbij voor de inrichtingen waar dat produkt behandeld wordt een retributie per werkuur wordt geheven.
De Lid-Staat die voor de regeling met een retributie per werkuur kiest, moet de Commissie het bewijs kunnen overleggen dat de heffing van retributies overeenkomstig punt 1, onder b), en punt 2, onder b), de reële kosten niet dekt.
4. a) De Lid-Staten mogen het bedrag van de in punt 1, onder b), bedoelde retributie verlagen wanneer de in punt 1 bedoelde controlehandelingen vergemakkelijkt worden door:
- de versheids- en/of de grootte-indeling die overeenkomstig de Verordeningen (EEG) nr. 103/76 en (EEG) nr. 104/76, plaatsvinden of in overeenstemming met de nationale regels worden erkend, en/of
- de groepering van de eerste-verkoophandelingen, met name in een visafslag of een groothandel.
Toepassing van de bovenstaande bepalingen mag in geen geval leiden tot verlagingen van meer dan 55 %.
Op verzoek van een Lid-Staat, vergezeld van de passende argumenten, kan evenwel volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG tot een bijkomende verlaging worden besloten;
b) de Lid-Staten mogen het bedrag van de in punt 2 bedoelde retributie verlagen wanneer:
- de be- of verwerkingshandelingen daar plaatsvinden waar ook de eerste verkoop of de verwerking plaatsvindt, en/of
- voor een bepaalde inrichting de werkomstandigheden en de door de zelfcontrole geboden waarborgen een vermindering van de behoefte aan keuringspersoneel tot gevolg hebben.
Toepassing van de bovenstaande bepalingen mag in geen geval leiden tot verlagingen van meer dan 55 %.
Op verzoek van een Lid-Staat, vergezeld van de passende argumenten, kan evenwel volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG tot een bijkomende verlaging worden besloten.
5. De Lid-Staten heffen een bedrag dat overeenkomt met de reële kosten van de controles op visserijprodukten in inrichtingen die alleen maar koelen, invriezen, verpakken of opslaan. Indien de overeenkomstig de punten 1 en 2 geheven retributie echter alle keuringskosten voortvloeiend uit de in hoofdstuk V van de bijlage van Richtlijn 91/496/EEG bedoelde controles dekt, heft de Lid-Staat de in dit punt bedoelde retributie niet.
6. a) De in de punten 2 en 5 bedoelde retributie komt ten laste van de exploitant of de eigenaar van de inrichting die de bedoelde activiteiten verricht, met dien verstande dat zij de voor de betrokken activiteit geheven retributie kunnen verhalen op de natuurlijke persoon of de rechtspersoon voor rekening waarvan deze activiteiten worden verricht;
b) voor visserijprodukten die bestemd zijn om later op hun grondgebied te worden be- en/of verwerkt, kunnen de Lid-Staten in één keer en op één plaats één enkel retributiebedrag heffen waarin de verschillende bedragen zijn opgenomen.
Lid-Staten die van deze mogelijkheid gebruik wensen te maken, stellen de Commissie daarvan vooraf in kennis.
7. De Lid-Staten voeren een systeem in waarmee kan worden nagegaan of de betrokken ondernemers de in dit hoofdstuk bedoelde retributie betaald hebben.
In het bijzonder zien de Lid-Staten er volgens de nationale bepalingen op toe dat de ondernemers over een schriftelijke verklaring of enig ander bewijsmiddel beschikken tot staving van de individuele of globale betaling van de in punt 1, onder a), van dit hoofdstuk bedoelde retributies, behalve in het geval van visserijprodukten die bestemd zijn om be- of verwerkt te worden op het grondgebied van de Lid-Staat waar zij aangeland zijn en het totaalbedrag van de retributie in de be- of verwerkingsinrichting betaald wordt.
Indien nodig worden er volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG uitvoeringsbepalingen vastgesteld.
Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.
8. Onverminderd de inachtneming van de in deze afdeling bepaalde retributieniveaus kunnen Finland en Zweden - rekening houdend met de in Verordening (EEG) nr. 3759/92 bedoelde structurele afwijkingen die zij in het kader van de gemeenschappelijke marktordening mogen toepassen - volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG toestemming krijgen om, mits een passende verantwoording wordt gegeven, totdat de in artikel 3 van Richtlijn 96/43/EG bedoelde herziening is doorgevoerd, de retributies op een andere wijze te heffen.
Afdeling II
Visserijprodukten waarop hoofdstuk II van Richtlijn 91/493/EEG van toepassing is
1. Op de in artikel 10, tweede alinea, van Richtlijn 91/493/EEG bedoelde visserijprodukten, zijn de bepalingen van afdeling I, punt 1, van deze bijlage van toepassing.
Voorts heffen de Lid-Staten een aanvullend bedrag ter dekking van de inspectiekosten welke inherent zijn aan het type vaartuig en aanlanding, met een minimum van 1 ecu per aangelande ton.
2. Voor andere visserijprodukten dan die welke bedoeld zijn in punt 1, dat wil zeggen alle visserijprodukten welke een inspectiepost aan de grens dienen te passeren, wordt de in artikel 1 bedoelde retributie overeenkomstig artikel 5, lid 1, forfaitair vastgesteld op minimaal 5 ecu/ton, met een minimum van 30 ecu per partij, met dien verstande dat voor partijen van meer dan 100 ton voor het gedeelte boven de 100 ton het forfaitaire minimum van 5 ecu/ton verlaagd wordt tot:
- 1,5 ecu/ton voor de visserijprodukten die geen enkele bereiding hebben ondergaan, behalve strippen,
- 2,5 ecu/ton voor de andere visserijprodukten.
3. Bij de aanneming van de in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 90/675/EEG bedoelde besluiten worden de in punt 2 genoemde bedragen volgens dezelfde procedure gedifferentieerd, rekening houdende met de lagere controlefrequentie waartoe is besloten.
Bij deze besluiten houdt de Commissie met name rekening met de garanties die de derde landen geven ten aanzien van de aanvaarding van het regionalisatiebeginsel, het gelijkwaardigheidsbeginsel, het wederkerigheidsbeginsel en de overige communautaire beginselen, met name wanneer deze derde landen met de Gemeenschap een algemene gelijkwaardigheidsovereenkomst hebben op het gebied van veterinaire garanties (diergezondheid en volksgezondheid).
Deze differentiatie mag in geen geval leiden tot retributies die lager zijn dan de in afdeling I, punt 1, onder b), en in punt 2, onder b), vastgestelde bedragen voor produkten die worden aangeland door vaartuigen die onder een communautaire vlag varen.
De heffing van deze retributie laat bij een latere verwerking de heffing van de in punt 2, onder b), van hoofdstuk I bedoelde retributie onverlet.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk passen de Lid-Staten op de invoer die wordt aangeland door vaartuigen die onder de vlag van Groenland varen, de in afdeling I bedoelde retributies toe.
4. De Lid-Staten mogen evenwel in opwaartse richting van het in punt 2 bepaalde afwijken tot het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.
5. De in punt 2 bedoelde retributie komt ten laste van de importeur (of diens douaneagent) en wordt geheven aan de douanepost waaronder de grensinspectiepost ressorteert of rechtstreeks aan de grensinspectiepost.
6. De Lid-Staten zijn gemachtigd om tot en met 31 december 1999 de retributies van afdeling I toe te passen op de invoer die wordt aangeland vanaf vissersvaartuigen die toebehoren aan gemengde vennootschappen welke overeenkomstig de relevante communautaire bepalingen zijn geregistreerd.
Bijlage B
RETRIBUTIES IN VERBAND MET DE CONTROLES OP LEVENDE DIEREN EN PRODUKTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG UIT HOOFDE VAN RICHTLIJN 96/23/EG
1. De in artikel 2 bedoelde retributie wordt als volgt vastgesteld:
a) voor levende voor de slacht bestemde dieren en vlees dat onder bijlage A, hoofdstuk I, valt: 1,35 ecu/ton geslacht gewicht;
b) voor aquacultuurprodukten die onder bijlage A, hoofdstuk III, vallen: 0,1 ecu/ton verhandeld produkt;
c) voor melk en zuivelprodukten: 0,02 ecu/1 000 liter als grondstof gebruikte rauwe melk;
d) voor eiprodukten: de werkelijk gemaakte controlekosten;
e) voor honing: de Lid-Staten mogen een bedrag heffen dat overeenkomt met de reële keurings- of controlekosten.
2. Met inachtneming van de in punt 1 vastgestelde niveaus kunnen de Lid-Staten kiezen voor een van de volgende regelingen:
a) de in punt 1 bedoelde retributie wordt volledig geheven in een inrichting die deel uitmaakt van de produktieketen, namelijk:
- het slachthuis voor de in punt 1, onder a), bedoelde retributie,
- de inrichting waar de bereiding en/of verwerking plaatsvindt voor de in punt 1, onder b), bedoelde retributie,
- de inrichting voor de inzameling van rauwe melk voor de in punt 1, onder c), bedoelde retributie;
b) de in punt 1 bedoelde retributie wordt verdeeld over het geheel van de produktieketen, met inbegrip van het fokken, volgens door de Lid-Staat vast te stellen criteria.
3. De in punt 1 bedoelde retributie komt ten laste van de exploitant of de eigenaar van de betrokken inrichtingen, die de geheven retributie kunnen verhalen op de natuurlijke of rechtspersoon voor rekening waarvan de betrokken activiteiten worden verricht.
Bijlage C
VOOR LEVENDE DIEREN TE HEFFEN RETRIBUTIES
HOOFDSTUK I
in Richtlijn 90/425/EEG bedoelde levende dieren en dierlijke produkten
1. Ter financiering van de controles bij de oorsprong wordt een retributie geheven.
2. Het toepassingsgebied, het niveau van de retributie, de uitvoeringsbepalingen en met name de omschrijving van de retributieplichtige, alsmede de uitzonderingsgevallen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8.
HOOFDSTUK II
voor invoer bestemde levende dieren waarop Richtlijn 91/496/EEG van toepassing is
1. De in artikel 3 bedoelde retributie wordt:
a) voor de in bijlage A, hoofdstuk I, bedoelde diersoorten vastgesteld op het forfaitaire niveau van 5 ecu/ton levend gewicht, met een minimum van 30 ecu per partij;
b) voor de overige diersoorten vastgesteld op de werkelijk gemaakte keuringskosten uitgedrukt per dier of per ingevoerde ton, met een minimum van 30 ecu per partij, met dien verstande dat dit minimum niet geldt voor invoer van in Beschikking 92/432/EEG van de Commissie bedoelde soorten.
De Lid-Staten mogen evenwel in opwaartse richting van dit bedrag afwijken tot het bedrag van de reële kosten.
2. De Lid-Staten mogen voor de invoer uit een van de landen die vóór 20 februari 1995 onderhandelingen hebben geopend met de Europese Unie om een algemene gelijkwaardigheidsovereenkomst te sluiten inzake veterinaire garanties (diergezondheid en volksgezondheid), gebaseerd op het beginsel van de wederkerige behandeling, en waarmee vóór 31 december 1996 een overeenkomst gesloten is tot en met 30 juni 1997, lagere retributies handhaven.
De hoogte van de retributie die op de invoer uit een van de in de eerste alinea bedoelde derde landen zal worden geheven, wordt, in de algemene gelijkwaardigheidsovereenkomst met het betrokken derde land, vastgesteld met inachtneming van de volgende beginselen:
- de controlefrequentie,
- de hoogte van de retributie die het betrokken derde land heft op de invoer van oorsprong uit de Europese Unie,
- afschaffing van andere onkostenvergoedingen die het derde land heft, zoals verplichte borgstelling of sanitaire waarborg.
3. De in punt 1 bedoelde retributie komt ten laste van de importeur of van zijn douaneagent en wordt geheven aan de douanepost waaronder de grensinspectiepost ressorteert of direct aan de grensinspectiepost.
4. Op verzoek van een Lid-Staat, vergezeld van de passende argumenten, kan volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG een lager niveau worden toegepast op de invoer vanuit sommige derde landen.
5. De Lid-Staten kunnen een gedeelte van de opbrengst van de in dit hoofdstuk bedoelde retributies toewijzen aan een sanitair solidariteitsfonds dat zal worden aangewend om de veterinaire diensten uit te breiden teneinde deze in de gelegenheid te stellen beter te reageren bij het uitbreken van een exotische ziekte.