Verordening (EG) nr. 612/96 van de Commissie van 3 april 1996 tot herverdeling van niet benutte hoeveelheden van de kwantitatieve contingenten die in 1995 van toepassing zijn op bepaalde produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China
Verordening (EG) nr. 612/96 van de Commissie van 3 april 1996 tot herverdeling van niet benutte hoeveelheden van de kwantitatieve contingenten die in 1995 van toepassing zijn op bepaalde produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China
VERORDENING (EG) Nr. 612/96 VAN DE COMMISSIE van 3 april 1996 tot herverdeling van niet benutte hoeveelheden van de kwantitatieve contingenten die in 1995 van toepassing zijn op bepaalde produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 520/94 van de Raad van 7 maart 1994 houdende de totstandbrenging van een communautaire procedure voor het beheer van kwantitatieve contingenten (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 138/96 (2), inzonderheid op artikel 2, lid 5, en de artikelen 14 en 24,
Overwegende dat de Raad bij Verordening (EG) nr. 519/94 van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83 (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 168/96 (4), enige kwantitatieve voor een jaar geldende contingenten ten aanzien van de Volksrepubliek China heeft ingesteld, die in bijlage II bij die verordening zijn opgenomen, en heeft vastgesteld dat deze contingenten worden beheerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 520/94;
Overwegende dat de Commissie derhalve haar goedkeuring heeft gehecht aan Verordening (EG) nr. 738/94 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1150/95 (6), waarbij de algemene bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 520/94 worden vastgesteld; dat deze bepalingen van toepassing zijn op het beheer van de bovengenoemde contingenten, onder voorbehoud van het bepaalde in onderhavige verordening;
Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 520/94 de Commissie in kennis hebben gesteld van de toegewezen, doch niet benutte hoeveelheden van de contingenten voor 1995;
Overwegende dat het niet mogelijk is gebleken de niet-benutte hoeveelheden tijdig voor gebruik vóór het einde het contingentjaar 1995 opnieuw toe te wijzen;
Overwegende dat, gezien de voor elk produkt ter kennis gebrachte gegevens, de in het contingentjaar 1995 niet benutte hoeveelheden, zoals deze zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening, in 1996 opnieuw dienen te worden toegewezen;
Overwegende dat onderzoek van de verschillende methoden voor het beheer van contingenten waarin Verordening (EG) nr. 520/94 voorziet, heeft aangetoond dat de op de traditionele handelsstromen gebaseerde methode in dit geval het meest geschikt is; dat bij toepassing van deze methode de tranches van de contingenten in twee delen worden verdeeld, waarvan het ene aan de traditionele importeurs en het andere aan de overige aanvragers van een vergunning wordt toegewezen;
Overwegende dat de ervaring heeft uitgewezen dat deze methode het meest geschikt is om voor de betrokken ondernemingen uit de Gemeenschap de continuïteit van het handelsverkeer te waarborgen en verstoring daarvan te voorkomen;
Overwegende dat het dienstig is voor de verdeling van de bij deze verordening opnieuw toe te wijzen hoeveelheden dezelfde criteria te hanteren als bij de verdeling van de contingenten voor 1996;
Overwegende dat voor de vaststelling van het aan de traditionele importeurs toe te wijzen gedeelte van het contingent dezelfde referentieperiode, namelijk de jaren 1992 en 1994, dient te worden toegepast als voor de verdeling van de contingenten voor 1996; dat deze periode nog steeds representatief is voor de normale ontwikkeling van de traditionele invoerstromen voor de betrokken produkten; dat de traditionele importeurs derhalve moeten kunnen aantonen dat zij produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China waarop deze contingenten betrekking hebben gedurende 1992 en 1994 hebben ingevoerd;
Overwegende dat het wenselijk is de formaliteiten te vereenvoudigen voor traditionele importeurs die reeds houder zijn van een invoervergunning die is afgegeven bij de verdeling van de contingenten voor 1996; dat de bevoegde administratieve autoriteiten namelijk voor elk van deze traditionele importeurs reeds beschikken over de vereiste bewijsstukken ten aanzien van de invoer in 1992 en 1994; dat het derhalve voldoende is dat de genoemde importeurs bij hun nieuwe aanvraag een kopie van hun vorige vergunning voegen;
Overwegende, met name gezien het feit dat uit analyse van de door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten medegedeelde gegevens is gebleken dat de contingenten door de niet-traditionele importeurs minder goed worden benut, dat voor de vaststelling van het aan de niet-traditionele importeurs toe te wijzen gedeelte van het contingent de nodige maatregelen dienen te worden getroffen om de best mogelijke condities te scheppen voor de toewijzing en optimale benutting van de contingenten; dat het daartoe wenselijk lijkt te voorzien in een verdeling van dat gedeelte naar rato van de gevraagde hoeveelheden, door middel van een gelijktijdig onderzoek van de ingediende aanvragen voor invoervergunningen; de toegang tot dit gedeelte is voorbehouden aan importeurs die kunnen aantonen dat hun een invoervergunning voor het desbetreffende produkt voor het contingentjaar 1995 is verleend en dat zij deze voor ten minste 80 % hebben benut; dat niet-traditionele importeurs bovendien slechts tot een bepaalde hoeveelheid of waarde verzoeken moeten kunnen indienen;
Overwegende dat een termijn dient te worden vastgesteld waarbinnen de traditionele en andere importeurs hun aanvragen voor invoervergunningen moeten indienen, willen zij voor de toewijzing van een deel van het contingent in aanmerking komen;
Overwegende dat het dienstig is te bepalen dat, met het oog op een optimaal gebruik van de contingenten, in de vergunningaanvragen voor de invoer van schoeisel, indien de contingenten betrekking hebben op diverse onderverdelingen van de GN-code, de voor elke onderverdeling van de GN-code gevraagde hoeveelheid dient te worden gespecificeerd;
Overwegende dat de Lid-Staten de Commissie overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 520/94 in kennis dienen te stellen van de aanvragen voor invoervergunningen die zij hebben ontvangen; dat de gegevens betreffende de vroegere invoer van de traditionele importeurs per referentiejaar moeten worden opgegeven, in de eenheid waarin het betrokken contingent is vastgesteld; dat, wanneer het contingent in ecu is vastgesteld, de tegenwaarde van de in nationale valuta uitgedrukte vroegere invoer wordt berekend overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7);
Overwegende dat, gezien het bijzondere karakter van de handel in de produkten waarop deze contingenten betrekking hebben en in het bijzonder de vervoerstermijnen, echter tevens ter vermijding van het risico van excessieve cumulatie van invoer, dient te worden vastgesteld dat de geldigheidsduur van de invoervergunning afloopt op 30 november 1996;
Overwegende dat de maatregelen waarin deze verordening voorziet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor contingentenbeheer dat op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 520/94 is opgericht,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bij deze verordening worden de specifieke bepalingen vastgesteld voor de herverdeling in 1996 van in het contingentjaar 1995 niet-benutte hoeveelheden van de kwantitatieve contingenten die bedoeld zijn in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 519/94.
De in het contingentjaar 1995 niet-benutte hoeveelheden worden herverdeeld volgens de in bijlage I bij deze verordening vermelde hoeveelheden of waarden.
Verordening (EG) nr. 738/94 tot vaststelling van een aantal bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 520/94 is van toepassing onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen van deze verordening.
Artikel 2
1. De kwantitatieve contingenten bedoeld in artikel 1 worden toegewezen volgens de op de traditionele handelsstromen gebaseerde methode bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 520/94.
2. De respectievelijk aan traditionele importeurs en aan de overige importeurs toe te wijzen gedeelten van elk contingent worden aangegeven in bijlage II bij deze verordening.
3. De toewijzing van het voor de overige importeurs bestemde gedeelte geschiedt volgens de methode van proportionele verdeling van de gevraagde hoeveelheden, waarbij de hoeveelheid respectievelijk de waarde die door elke importeur kan worden gevraagd niet hoger mag zijn dan de hoeveelheid respectievelijk de waarde die in bijlage III bij deze verordening is aangegeven. Aanvragen voor een invoervergunning mogen uitsluitend worden ingediend door importeurs die kunnen aantonen dat ten minste 80 % van de hoeveelheid of de waarde waarvoor een invoervergunning ten aanzien van het desbetreffende produkt is afgegeven, overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 2801/94 (8) en/of (EG) nr. 1093/95 (9) van de Commissie door hen daadwerkelijk is ingevoerd.
Artikel 3
Aanvragen voor invoervergunningen kunnen bij de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 738/94 bedoelde bevoegde administratieve instanties worden ingediend met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, tot 26 april 1996, 15.00 uur plaatselijke tijd te Brussel.
Artikel 4
1. Voor de toewijzing van het voor traditionele importeurs bestemde gedeelte van elk contingent worden als zodanig die importeurs beschouwd, die kunnen aantonen dat zij gedurende de kalenderjaren 1992 en 1994 invoer hebben verricht.
2. De in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 520/94 bedoelde bewijsstukken dienen betrekking te hebben op in de kalenderjaren 1992 en 1994 in het vrije verkeer gebrachte produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China waarvoor de kwantitatieve contingenten gelden waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft.
3. In plaats van de onder het eerste streepje van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 520/94 bedoelde bewijsstukken:
- kan de aanvrager zijn vergunningaanvraag vergezeld doen gaan van een door de bevoegde nationale instanties opgesteld en gecertificeerd bewijsstuk, gebaseerd op de douanegegevens waarover deze beschikken, met betrekking tot de betrokken produkten die in de kalenderjaren 1992 en 1994 werden ingevoerd, hetzij door hemzelf, hetzij, indien van toepassing, door een handelaar wiens activiteiten hij heeft voortgezet;
- kan een aanvrager die reeds houder is van een invoervergunning die afgegeven is voor 1996 uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2319/95 van de Commissie (10) en betrekking heeft op de produkten waarvoor de aanvraag voor een vergunning wordt ingediend, bij zijn vergunningaanvraag een kopie van de vorige vergunning voegen. In dit geval vermeldt hij in de vergunningaanvraag de totale waarde van de betrokken produkten die hij elk van de jaren van de referentieperiode heeft ingevoerd.
4. Artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 is, in voorkomend geval, van toepassing op in nationale valuta luidende bewijsstukken.
Artikel 5
De Lid-Staten delen de Commissie uiterlijk op 10 mei 1996, 10.00 uur plaatselijke tijd te Brussel, het aantal ontvangen aanvragen voor invoervergunningen en de totale gevraagde hoeveelheid respectievelijk waarde mede, alsook wat de aanvragen van traditionele importeurs betreft, de hoeveelheden respectievelijk waarde die in elk jaar van de in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde referentieperiode door traditionele importeurs werden ingevoerd.
Artikel 6
Uiterlijk op 17 mei 1996 stelt de Commissie de kwantitatieve criteria vast aan de hand waarvan de bevoegde nationale autoriteiten bepalen of aan de aanvraag van een importeur kan worden voldaan.
Artikel 7
De invoervergunningen zijn geldig tot en met 30 november 1996. De geldigheidsduur kan niet worden verlengd.
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 3 april 1996.
Voor de Commissie
Leon BRITTAN
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 1.
(2) PB nr. L 21 van 27. 1. 1996, blz. 6.
(3) PB nr. L 67 van 10. 3. 1994, blz. 89.
(4) PB nr. L 25 van 1. 2. 1996, blz. 2.
(5) PB nr. L 87 van 31. 3. 1994, blz. 47.
(6) PB nr. L 116 van 23. 5. 1995, blz. 3.
(7) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.
(8) PB nr. L 297 van 18. 11. 1994, blz. 13.
(9) PB nr. L 109 van 16. 5. 1995, blz. 27.
(10) PB nr. L 234 van 3. 10. 1995, blz. 16.
BIJLAGE I
Opnieuw toe te wijzen hoeveelheden/waarden
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
Verdeling van de contingenten
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE III
Maximale hoeveelheid die door een niet-traditionele invoerder mag worden aangevraagd
>RUIMTE VOOR DE TABEL>