Home

Verordening (EG) nr. 1404/96 van de Raad van 15 juli 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financiële instrument voor het milieu (LIFE)

Verordening (EG) nr. 1404/96 van de Raad van 15 juli 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financiële instrument voor het milieu (LIFE)

VERORDENING (EG) Nr. 1404/96 VAN DE RAAD van 15 juli 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (4),

Overwegende dat het financieel instrument voor het milieu LIFE in fasen wordt uitgevoerd; dat de eerste fase afloopt op 31 december 1995;

Overwegende dat in artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1973/92 (5) wordt bepaald dat de Commissie voorstellen doet voor eventuele aanpassingen met het oog op de voortzetting van de actie na de eerste fase;

Overwegende dat, gezien de positieve bijdrage die LIFE heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid, er een tweede fase van vier jaar, gestart moet worden die op 31 december 1999 zal eindigen;

Overwegende dat het, op grond van de ervaring die is opgedaan tijdens de eerste fase van LIFE, nodig blijkt de inspanningen te concentreren door duidelijker te omschrijven welke actiegebieden voor communautaire financiële steun in aanmerking kunnen komen, de beheersprocedures te verbeteren, en de selectie- en evaluatiecriteria voor deze acties nauwkeuriger vast te stellen;

Overwegende dat het derhalve passend is de doeltreffendheid en doorzichtigheid van de uitvoeringsbepalingen van LIFE en van de procedures voor de informatie van het publiek en de potentiële begunstigden te verbeteren;

Overwegende dat in het kader voorbereidende acties gezamenlijke transnationale maatregelen, samenwerking en kennisoverdracht tussen (plaatselijke, regionale of nationale) overheidsinstanties en/of niet-overheidsinstanties en/of sociaal-economische actoren zouden moeten worden bevorderd;

Overwegende dat de aanvullende protocollen bij de Europa-Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa voorzien in de deelname van deze landen aan communautaire programma's, met name op het gebied van het milieu;

Overwegende dat bovengenoemde landen in Midden- en Oost-Europa zelf moeten instaan voor de aan hun deelname verbonden kosten; dat de Gemeenschap evenwel, indien passend, voor specifieke gevallen en in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en de relevante associatie-overeenkomsten, kan besluiten de nationale bijdrage van het betrokken land aan te vullen;

Overwegende dat het noodzakelijk is, voor derde landen aan de Middellandse-Zee of de Oostzee die niet behoren tot de landen in Midden-en Oost-Europa die associatie-overeenkomsten met de Europese Gemeenschap ondertekend hebben, acties op het gebied van technische bijstand en demonstratie ten uitvoer te leggen;

Overwegende dat in deze verordening voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, waarbij de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1973/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. de artikelen 1 en 2 worden vervangen door:

"Artikel 1

Er wordt een financieel instrument voor het milieu ingesteld, hierna "LIFE" te noemen.

Het algemene doel van LIFE is bij te dragen tot de ontwikkeling en, waar dienstig, tot de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied.

Artikel 2

De volgende acties komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van LIFE:

1. Voor wat de Gemeenschap betreft

a) acties betreffende de instandhouding van de natuur:

acties, als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (*), die nodig zijn voor de uitvoering van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (**) en van Richtlijn 92/43/EEG en in het bijzonder voor de totstandbrenging van het Europees Netwerk Natura 2000;

b) overige acties voor de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid en de communautaire wetgeving op milieugebied:

i) innoverende acties en demonstratieacties met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling in de industriële activiteiten;

ii) demonstratieprojecten, stimuleringsacties en acties voor technische bijstand aan de lokale besturen met het oog op de integratie van milieuoverwegingen in de ruimtelijke ordening ter bevordering van duurzame ontwikkeling;

iii) voorbereidende acties met het oog op de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid en de communautaire wetgeving op milieugebied, met name:

- bescherming en rationeel beheer van de kustgebieden, waterlopen die in deze gebieden uitmonden en eventueel hun moerasgebieden, alsmede duurzaam beheer van deze gebieden en waterlopen;

- vermindering van afvalstoffen, met name toxische en gevaarlijke afvalstoffen;

- bescherming van de watervoorraden en beheer van het water, met inbegrip van afval-of verontreinigd water;

- luchtverontreiniging, verzuring, ozon in de troposfeer.

2. Voor wat betreft derde landen aan de Middellandse Zee of de Oostzee, met uitzondering van de landen van Midden- en Oost-Europa die associatieovereenkomsten met de Europese Gemeenschap hebben gesloten:

a) technische bijstand voor de totstandbrenging van de nodige overheidsstructuren op milieugebied alsook voor het opstellen van beleidsmaatregelen en actieprogramma's op milieugebied;

b) het instandhouden of herstellen van, uit het oogpunt van natuurbehoud, waardevolle habitats van bedreigde dier- en plantensoorten;

c) demonstratieacties ter bevordering van duurzame ontwikkeling;

3. Begeleidende maatregelen die nodig zijn voor de controle, de evaluatie of de bevordering van de tijdens de eerste fase en in het kader van de punten 1 en 2 uitgevoerde acties, alsook de verspreiding van informatie over de opgedane ervaring en de resultaten van deze acties.

(*) PB nr. L 206 van 22. 7. 1992, blz. 7.

(**) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/24/EG (PB nr. L 164 van 30. 6. 1994, blz. 9)."

2. artikel 3 wordt geschrapt;

3. de artikelen 7 en 8 worden vervangen door:

"Artikel 7

1. LIFE wordt in fasen uitgevoerd. De tweede fase gaat in op 1 januari 1996 en eindigt op 31 december 1999.

Het financiële referentiebedrag voor de tenuitvoerlegging van de tweede fase voor het tijdvak 1996/1999 bedraagt 450 miljoen ecu.

De begrotingsautoriteit wijst binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten de jaarlijkse kredieten toe.

2. Voor de verdere toepassingsperiode van LIFE moet het referentiebedrag binnen het dan geldende communautaire financiële kader vallen.

3. Op basis van een rapport dat de Commissie vóór 30 september 1997 moet toezenden, stelt de Raad vóór 31 december 1997 een onderzoek in naar het referentiebedrag met het oog op een eventuele herziening van dat bedrag volgens de procedure van het Verdrag, in het kader van de financiële vooruitzichten, rekening houdend met de ontvangen aanvragen.

Artikel 8

1. De voor elk van de in artikel 2 bedoelde actiegebieden toe te wijzen middelen bedragen:

a) 46 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder a);

b) 46 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), waarvan maximaal 12 % mag worden toegewezen aan acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), iii);

c) 5 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 2;

d) 3 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 3.

2. De communautaire financiële steun voor de in artikel 2, punt 1 en punt 2, onder b) en c), bedoelde acties bedraagt maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten:

In uitzonderlijke gevallen bedraagt deze steun:

- maximaal 30 % van de kosten voor acties die naar verwachting significante inkomsten zullen opleveren. In dit geval dienen de bijdragen van de begunstigden in de financiering tenminste evenveel te bedragen als de communautaire steun;

- maximaal 75 % van de kosten voor acties met betrekking tot prioritaire natuurlijke habitats of prioritaire soorten in de Europese Unie in de zin van Richtlijn 92/43/EEG of met uitsterven bedreigde vogelsoorten als bedoeld in Richtlijn 79/409/EEG.

3. De communautaire financiële steun voor de in artikel 2, punt 2, onder a), bedoelde acties voor technische bijstand en voor de in artikel 2, punt 3, bedoelde begeleidende maatregelen bedraagt maximaal 100 % van de kosten voor deze acties.";

4. artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

1. De Lid-Staten dienen bij de Commissie voorstellen in voor te financieren acties. Indien er meer dan één lid-Staat bij een actie is betrokken, wordt het voorstel ingediend door de Lid-Staat waar de coördinerende autoriteit of instantie is gevestigd.

Aanvragen moeten vóór 31 januari bij de Commissie worden ingediend. De Commissie beslist vóór 31 juli over deze aanvragen.

2. De Commissie kan evenwel, door middel van in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling, in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen uitnodigen steunaanvragen in te dienen voor acties die voor de Gemeenschap van bijzonder belang zijn.

3. De aanvragen van derde landen worden door de betrokken nationale instanties bij de Commissie ingediend.

4. De Commissie verstrekt de Lid-Staten een samenvatting van de hoofdpunten en de inhoud van de voorstellen die naar aanleiding van de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling zijn binnengekomen, alsmede van de door derde landen ingediende aanvragen. Op verzoek worden de originele documenten voor raadpleging ter beschikking van de Lid-Staten gesteld.

5. Voor de in artikel 2, punt 1, onder a), bedoelde acties en de begeleidende maatregelen geldt de procedure van artikel 21 van Richtlijn 92/43/EEG; andere acties uit hoofde van LIFE worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening. De Commissie stelt de comités van artikel 21 van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 13 van deze verordening in kennis van de toepassing van de in artikel 9 bis vermelde criteria en prioriteiten.

De goedgekeurd acties worden gevolgd door:

- voor in de Gemeenschap uit te voeren acties, een door de Commissie tot de Lid-Staten gerichte kaderbechikking betreffende de geselecteerde voorstellen, en tot de begunstigden gerichte individuele beschikkingen betreffende de specifieke acties;

- voor in derde landen uit te voeren acties, een contract of overeenkomst met de begunstigden die belast zijn met de uitvoering van de bedoelde acties, waarin de rechten en plichten van de partners zijn vastgelegd.

6. Het bedrag aan financiële steun, de wijze van financiering en controle, alsmede alle technische voorwaarden waaraan bij de uitvoering van de steunverlening moet worden voldaan, worden, afhankelijk van de aard en vorm van de goedgekeurde actie, bepaald en vastgelegd in de beschikking van de Commissie dan wel in het contract of de overeenkomst met de begunstigden.";

5. de volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 9 bis

1. De voorgestelde en in artikel 2 bedoelde acties moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en de communautaire wetgeving en dienen aan de volgende criteria te voldoen:

a) algemene criteria voor acties in de Europese Gemeenschap:

- de acties moeten van communautair belang zijn en een significante bijdrage leveren tot de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied;

- zij moeten uitgevoerd worden door technisch en financieel gezonde deelnemers;

- zij moeten uitvoerbaar zijn op het stuk van de technische voorstellen, het beheer (planning, begroting) en het rendement;

- bijdragen aan een multinationale aanpak kan een extra criterium zijn voor zover die aanpak, in vergelijking met een nationale aanpak, vermoedelijk meer resultaten oplevert voor wat betreft haalbaarheid, logica en kosten;

b) bijzondere criteria voor acties in de Gemeenschap:

i) acties op het gebied van de instandhouding van de natuur zoals omschreven in artikel 2, punt 1, onder a), moeten betrekking hebben op:

- de door een Lid-Staat krachtens artikel 4 van Richtlijn 92/43/EEG voorgestelde gebieden, of

- overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG ingedeelde gebieden, of

- in Richtlijn 92/43/EEG, bijlagen II en IV, of in Richtlijn 79/409/EEG, bijlage I, genoemde soorten;

ii) acties op het gebied van industriële activiteiten moeten naar gelang van het geval voldoen aan een of meer passende criteria, namelijk:

- oplossingen bieden voor een probleem dat zich zeer vaak in de Gemeenschap voordoet, of dat een punt van ernstige bezorgdheid is voor bepaalde Lid-Staten;

- technisch innoverend zijn en vooruitgang betekenen;

- een voorbeeldfunctie hebben en vooruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie;

- een ruime toepassing kunnen bevorderen van op milieubescherming gerichte gebruiken en technologie;

- gericht zijn op de ontwikkeling en de overdracht van know-how die kan worden gebruikt in identieke of soortgelijke situaties;

- uit milieuoogpunt een potentieel bevredigende kosten-batenverhouding hebben;

iii) acties ten gunste van plaatselijke overheden moeten naar gelang van het geval voldoen aan een of meer passende criteria, namelijk:

- oplossingen bieden voor een probleem dat zich veelvuldig in de Gemeenschap voordoet, of dat een punt van ernstige bezorgdheid is voor bepaalde Lid-Staten;

- vernieuwing van de beoogde acties inhouden door de toegepaste methode;

- een voorbeeldfunctie hebben en vooruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie;

- samenwerking op milieugebied bevorderen;

iv) voorbereidende acties moeten acties van meer structurele aard voorbereiden;

c) criteria voor acties in derde landen:

- van belang zijn voor de Europese Gemeenschap, met name door bij te dragen tot de uitvoering van regionale en internationale beleidslijnen en overeenkomsten;

- bijdragen tot het tot stand brengen van een aanpak die bevorderlijk is voor duurzame ontwikkeling op internationaal, nationaal of regionaal niveau;

- oplossingen bieden voor milieuproblemen die wijdverbreid zijn in de regio en in de betrokken sector;

- samenwerking bevorderen op grensoverschrijdend, transnationaal of regionaal niveau;

- haalbaarheid garanderen met betrekking tot technische voorstellen, beheer (planning, begroting) en rendement;

- uitgevoerd worden door technisch en financieel gezonde deelnemers.

2. Aanvragen uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), i) en ii), die aan geen van de in artikel 9 bis, punt 1, onder b), ii) en iii), genoemde criteria voldoen, komen niet in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van LIFE.

Artikel 9 ter

Met betrekking tot de verzoeken inzake de in artikel 2, punt 1, onder b), i), ii) en iii), bedoelde acties worden de volgende kosten geacht niet in aanmerking te komen;

- kosten van studies die niet specifiek betrekking hebben op het doel van de gefinancierde acties;

- kosten betreffende investeringen voor grootschalige infrastructuur of investeringen van structurele niet-innoverende aard;

- kosten voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;

- activiteiten die reeds op industriële schaal werden beproefd.";

6. artikel 10, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Teneinde de acties van de begunstigden van de financiële steun van de Gemeenschap te doen slagen, neemt de Commissie de nodige maatregelen om:

- te verifiëren dat de door de Gemeenschap gefinancierde acties correct en in overeenstemming met deze verordening zijn uitgevoerd;

- onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen;

- door misbruik of nalatigheid ten onrechte ontvangen middelen te recupereren.";

7. artikel 11, lid 1, word vervangen door:

"1. De Commissie kan het bedrag van de voor een actie verleende financiële steun verminderen, opschorten of terugvorderen indien zij onregelmatigheden constateert, met inbegrip van het niet voldoen aan de bepalingen van deze verordening, of indien blijkt dat een belangrijke wijziging in de actie is aangebracht die strijdig is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van de actie en waarvoor de Commissie niet om goedkeuring is verzocht.";

8. artikel 12, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De Commissie zorgt voor een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de door Gemeenschap gefinancierde activiteiten; dit toezicht heeft ook betrekking op het voldoen aan de bepalingen van deze verordening. Het toezicht geschiedt aan de hand van verslagen die volgens door de Commissie en de begunstigde overeengekomen procedures worden opgesteld, en aan de hand van steekproefsgewijze controles.";

9. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Het LIFE-instrument staat open voor deelneming van de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE), op de voorwaarden zoals omschreven in de met deze landen reeds gesloten of nog te sluiten aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten betreffende de deelname aan communautaire programma's, op basis van aanvullende kredieten.";

10. artikel 14 wordt vervangen door:

"Artikel 14

Uiterlijk op 31 december 1998 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening, alsook over het gebruik van de kredieten, en doet zij voorstellen voor eventuele aanpassingen met het oog op voortzetting van de actie na de tweede fase.

Overeenkomstig het Verdrag neemt de Raad een besluit over de uitvoering van de derde fase vanaf 1 januari 2000.";

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 juli 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

D. SPRING

(1) PB nr. C 184 van 18. 7. 1995, blz. 12.

(2) PB nr. C 18 van 22. 2. 1996.

(3) PB nr. C 100 van 2. 4. 1996.

(4) Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 17 november 1995 (PB nr. C 323 van 4. 12. 1995), gemeenschappelijk standpunt van de Raad 18 december 1995 (PB nr. C 134 van 6. 5. 1996, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 5 juni 1996 (PB nr. C 181 van 24. 6. 1996).

(5) PB nr. L 206 van 22. 7. 1992, blz. 1.