97/413/EG: Beschikking van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan
97/413/EG: Beschikking van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan
97/413/EG: Beschikking van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan
Publicatieblad Nr. L 175 van 03/07/1997 blz. 0027 - 0032
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan (97/413/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1), en met name op artikel 11,
Gezien het voorstel van de Commissie (2),
Gezien het advies van het Europees Parlement (3),
Overwegende dat de communautaire visserijvloot moet worden geherstructureerd om de sector duidelijke perspectieven te bieden ten aanzien van het duurzame karakter van de visserijactiviteiten, rekening houdende met de kenmerken van elke visserijtak en de mogelijke economische en sociale gevolgen;
Overwegende dat de doelstellingen en bepalingen per vlootsegment of visserijtak met betrekking tot de situatie van de bestanden moeten worden vastgesteld met inachtneming van het derde meerjarige oriëntatieprogramma (MOP III) en de van lidstaat tot lidstaat verschillende situatie; dat de lidstaten de benodigde visserij-inspanning moeten kunnen leveren om de feitelijk beschikbare quota op te vissen;
Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de werkgelegenheid die de sector biedt in van de visserij afhankelijke gebieden, teneinde de specifieke behoeften van deze regio's veilig te stellen;
Overwegende dat het bestaande evenwicht en het acquis communautaire dienen te worden gewaarborgd, waarbij het beginsel van relatieve stabiliteit in acht dient te worden genomen;
Overwegende dat het, gelet op de meest recente wetenschappelijke adviezen over de situatie van de visbestanden waarop door de communautaire vissersvaartuigen mag worden gevist, dringend noodzakelijk is de vissterfte in een aantal van deze visbestanden terug te dringen;
Overwegende dat het te dien einde noodzakelijk is specifieke richtsnoeren aan te nemen ter vermindering van de visserij-inspanningen in de bestanden in kwestie gedurende een afdoende periode;
Overwegende dat de vermindering van de visserij-inspanning betrekking moet hebben op met uitputting bedreigde of overbeviste bestanden;
Overwegende dat de omzichtige aanpak vereist dat de huidige visserij-inspanningen in andere bestanden niet toenemen tenzij een dergelijke toename naar behoren gerechtvaardigd wordt;
Overwegende dat het in geval van visserij op verschillende soorten aangewezen is de visserij-inspanningsverminderingen te wegen naar gelang van het relatieve aandeel van de kritieke bestanden in het totale vangstvolume;
Overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid een breed scala aan maatregelen biedt die afzonderlijk of gezamenlijk bijdragen tot vermindering van de vissterfte;
Overwegende dat er overeenstemming over bestaat dat kleinschalige kustvisserij zonder sleepnetten een speciale behandeling verdient aangezien deze visserij veel rechtstreekse werkgelegenheid biedt en het effect ervan op bestanden die met uitputting worden bedreigd of die overbevist zijn, bescheiden is;
Overwegende dat aangezien in de communautaire visserijvloot de hoogste veiligheidsnormen dienen te worden nageleefd, verbeteringen op het punt van de veiligheid in bepaalde gevallen niet mogen worden meegeteld bij de doelstellingen voor de vlootsegmenten van de lidstaten;
Overwegende dat motorvermogen en tonnage de meest adequate parameters zijn voor de vangstcapaciteit van vloten die actief vistuig gebruiken; dat de belangrijkste parameters voor de visserij-inspanning voor passief vistuig verschillend zijn; dat niettemin voor een niet-discriminerende aanpak en een voor beide soorten vistuig volkomen gelijkwaardig resultaat moet worden gezorgd;
Overwegende dat de lidstaten moeten kunnen kiezen met welke van de diverse hun ter beschikking staande middelen de vissterfte wordt teruggedrongen, via capaciteitsvermindering per vlootsegment dan wel via vermindering van de visserij-inspanning per visserijtak; dat de lidstaten daartoe een bepaalde termijn moet worden gegund voor het ontwikkelen van beheersprogramma's waarin de toepassing van die middelen voor het bereiken van de vastgestelde doelstellingen wordt geregeld;
Overwegende dat de vereiste inspanningsverminderingen kunnen worden bereikt door programma's ter beperking van de visserij-inspanning of door capaciteitsvermindering; dat specifieke programma's ter beperking van de visserij-inspanning voor met uitputting bedreigde en overbeviste bestanden moeten worden aangemoedigd wanneer een lidstaat aantoont in staat te zijn dergelijke programma's op te zetten en uit te voeren; dat capaciteitsvermindering in alle gevallen het enige alternatief is voor programma's ter beperking van de visserij-inspanning, zeker als die programma's niet de nodige garanties leveren of onvoldoende uitwerking hebben;
Overwegende dat de bij deze beschikking vastgestelde vlootdoelstellingen voor de lidstaten gebaseerd moeten zijn op de voorgaande doelstellingen;
Overwegende dat de vlootsegmenten van de lidstaten die partij zijn bij bilaterale visserijovereenkomsten of betrokken zijn bij visserijactiviteiten die vallen onder internationale visserijverdragen waarbij de Gemeenschap partij is, moeten worden aangepast in overeenstemming met de krachtens deze overeenkomsten of verdragen beschikbare en toegankelijke bestanden;
Overwegende dat deze beschikking gebaseerd is op een periode van vijf jaar om daadwerkelijke vooruitgang te waarborgen over een periode die lang genoeg is; dat de voorgestelde maatregelen erop gericht moeten zijn om de factoren die deze herstructurering noodzakelijk hebben gemaakt weg te nemen, met name door de invoering van een permanente regeling voor vlootvernieuwing;
Overwegende dat de doelstellingen inzake visserij-inspanningsverminderingen tegen eind 1999 door de Raad moeten worden herzien op basis van de beschikbare meest recente wetenschappelijke adviezen en van een gelijktijdig daarmee uitgevoerde evaluatie van de effecten van alle beschikbare maatregelen ten aanzien van de toestand in de bestanden en de sector die door de Commissie aan de Raad moet worden voorgelegd;
Overwegende dat door toetsing aan tussentijdse doelstellingen moet worden nagegaan of de programma's van de lidstaten geleidelijk tot stand komen;
Overwegende dat er tussen de lidstaten volledige transparantie moet zijn; dat deze transparantie moet worden gewaarborgd in de besluitvormingsprocedure die leidt tot de aanneming van de afzonderlijke programma's voor de lidstaten en gedurende de tenuitvoerlegging van de programma's, door middel van de in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 3760/92 voorgeschreven procedures,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van deze beschikking worden de volgende definities gebruikt:
1. de capaciteit van vlootsegmenten wordt ten minste uitgedrukt in tonnage (GT) en vermogen (kW), als gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (4);
2. de inspanning van vlootsegmenten bestaande uit vaartuigen die actief vistuig gebruiken wordt gedefinieerd overeenkomstig bijlage VI van Verordening (EG) nr. 109/94 van de Commissie van 19 januari 1994 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (5);
3. de inspanning van vlootsegmenten bestaande uit vaartuigen die passief vistuig gebruiken wordt uitgedrukt in de capaciteit van de vaartuigen als gedefinieerd in punt 1;
4. onverminderd artikel 4, lid 1, wordt een vlootsegment gedefinieerd als een groep vaartuigen met homogene fysieke kenmerken die hetzelfde vistuig of hetzelfde soort vistuig gebruiken;
5. een visserijtak wordt gedefinieerd als een visserijactiviteit op een bestand of een groep bestanden met behulp van hetzelfde vistuig of hetzelfde type vistuig.
Artikel 2
1. De visserij-inspanning van elke lidstaat wordt uiterlijk op 31 december 2001 verminderd, uitgaande van de in artikel 7, lid 1, bepaalde niveaus, op basis van de verminderingspercentages voor de visserij-inspanningen die moeten worden verwezenlijkt ten aanzien van de in bijlage I genoemde kritieke bestanden.
2. De proefverminderingspercentages bedragen:
- 30 % voor de bestanden die in bijlage I worden aangemerkt als zijnde met uitputting bedreigd;
- 20 % voor de bestanden die in bijlage I worden aangemerkt als zijnde overbevist.
3. Voor bestanden die in bijlage I worden aangemerkt als zijnde volledig geëxploiteerd wordt de visserij-inspanning voor de periode 1997-2001 niet verhoogd.
4. Voor andere dan de in de leden 2 en 3 genoemde bestanden, met inbegrip van de bestanden waarvan de situatie onvoldoende bekend is, wordt de inspanning voor de periode 1997-2001 niet verhoogd. In specifieke gevallen waarin de lidstaten kunnen aantonen dat er voor deze bestanden extra vangstmogelijkheden zijn, kan tot een bepaalde verhoging van de visserij-inspanning worden besloten voor de vlootsegmenten die deze bestanden bevissen.
5. Het gewogen percentage voor de vermindering van de visserij-inspanning wordt overeenkomstig bijlage II per vlootsegment of per visserijtak berekend op basis van de wijze waarop de vangsten met betrekking tot de bestanden van de betrokken vlootsegmenten of visserijtakken zijn samengesteld.
Artikel 3
Een lidstaat kan, wat zijn vloot betreft, andere vissersvaartuigen dan trawlers, met een totale lengte van minder dan 12 meter, vrijstellen van het bepaalde in artikel 2. In dit geval neemt de totale capaciteit van dit vlootsegment, uitgedrukt in tonnage (GT) en vermogen (kW), niet toe boven het niveau van 1 januari 1997, of boven het niveau dat overeenstemt met de doelstellingen van MOP III voor de periode tot en met 31 december 2001; deze maxima gelden niet voor programma's ter verbetering van de veiligheid van de scheepvaart op zee.
Artikel 4
1. De indeling van de vissersvloot van elke lidstaat in vlootsegmenten geschiedt in relatie tot de in bijlage I genoemde bestanden en de toegepaste vangsttechnieken, rekening houdende met de indeling in vlootsegmenten die is vastgesteld in het kader van MOP III en met de van lidstaat tot lidstaat verschillende situaties.
2. Voorzover zij geen verhoging bewerkstelligen van de visserij-inspanning van de betrokken vaartuigen rechtvaardigen de verhogingen van die capaciteit die uitsluitend voortvloeien uit de verbeteringen op het punt van de veiligheid in de voor de lidstaten bestemde meerjarige oriëntatieprogramma's een even grote verhoging van de doelstellingen voor de vlootsegmenten, die per geval wordt vastgesteld.
Artikel 5
Vermindering van de visserijmortaliteit van kwetsbare bestanden moet voor ieder vlootsegment door een vermindering van de capaciteit of voor iedere visserijtak door een vermindering van de inspanning worden bereikt.
Artikel 6
1. Elke lidstaat dient uiterlijk op 30 juni 1997 bij de Commissie een programma ter beperking van de visserij-inspanning in. In dat programma worden het aanvangsniveau van de capaciteit en de visserij-inspanning per vlootsegment vastgesteld op basis van de doelstellingen van MOP III en rekening houdend met de gegevens over de visserij-inspanning die krachtens de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 109/94 zijn meegedeeld.
In gevallen waarin de doelstellingen uitsluitend via capaciteitsvermindering worden bereikt, past de lidstaat op het vlootsegment de overeenkomstig bijlage II berekende gewogen verminderingspercentages toe.
In gevallen waarin de doelstellingen via inspanningsvermindering worden bereikt, geeft de lidstaat aan welke visserijtakken met welk vlootsegment verbonden zijn en kent hun binnen de voor elk vlootsegment vastgestelde aanvangsmaxima een aanvangsniveau voor de visserij-inspanning toe, teneinde ervoor te zorgen dat de lidstaat de feitelijk voor hen beschikbare quota kunnen opnemen. De lidstaat past op het aldus vastgestelde niveau van de inspanning voor elke visserijtak de in artikel 2 omschreven verminderingspercentage toe.
De lidstaat identificeert en kwantificeert de middelen (capaciteit, activiteit) waarmee bovengenoemde doelstellingen bereikt moeten worden.
2. Als één van de middelen om de visserij-inspanning te verminderen stelt elke lidstaat in zijn programma de capaciteitsvermindering voor elk vlootsegment vast waarmee hij de doelstellingen kan bereiken. Die capaciteitsvermindering wordt gewaarborgd door de invoering in elke lidstaat van een permanente regeling voor een gecontroleerde vernieuwing van de vloot. Die regeling bepaalt voor elk vlootsegment het aantal in- en uitgaande bewegingen van de vaartuigen dat er in de betrokken periode voor moet zorgen dat de vangstcapaciteit per type vaartuig tot het vastgestelde niveau wordt teruggebracht.
3. Wanneer een lidstaat dergelijke programma's niet indient of deze niet worden goedgekeurd, worden de doelstellingen voor de visserij-inspanningsvermindering bereikt door middel van capaciteitsverminderingen.
4. Wanneer een lidstaat de in artikel 9, lid 1, bedoelde jaarlijkse tussentijdse doelstellingen niet haalt, worden de doelstellingen van het volgende jaar dienovereenkomstig aangepast, mede door middel van capaciteitsverminderingen.
Artikel 7
1. Als aanvangspunt voor de doelstellingen voor de vloten van de lidstaten voor 31 december 2001 dienen de vlootdoelstellingen die in de vorige programma's zijn vastgesteld voor 31 december 1996.
2. Bij het vaststellen van de doelstellingen van de visserijvloten van iedere lidstaat krachtens deze beschikking wordt rekening gehouden met de specifieke eigenschappen van de afzonderlijke visserijvloten.
Artikel 8
Door de Commissie en de lidstaat wordt, rekening houdend met de totale vangstmogelijkheden van het segment, het vlootsegment dat in de wateren van derde landen of op volle zee vist nauwkeurig omschreven en worden de visserij-inspanningen ervan aangepast overeenkomstig de doelstellingen in door internationale organisaties uitgevaardigde aanbevelingen inzake visserijbeheer die zijn goedgekeurd door de Gemeenschap en de lidstaten en, waar passend, overeenkomstig de vangstmogelijkheden in wateren van derde landen zoals vastgelegd in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die derde landen.
Artikel 9
1. De tenuitvoerlegging van de doelstellingen en bepalingen van deze beschikking geschiedt voor de periode 1997 tot en met 2001 door de Commissie conform artikel 5 van Verordening (EG) nr. 3699/93 (6). De Commissie neemt uiterlijk 30 november 1997 de meerjarige oriëntatieprogramma's voor de visserijvloten van de afzonderlijke lidstaten aan. De programma's zijn van toepassing met ingang van 1 januari 1997 en worden door middel van toetsing aan jaarlijkse tussentijdse doelstellingen uiterlijk op 31 december 2001 verwezenlijkt.
2. De Commissie legt de Raad uiterlijk op 30 maart 1999 een verslag voor over de toestand en de ontwikkeling van de visbestanden en de visserijtakken, gebaseerd op de beschikbare meest recente wetenschappelijke adviezen en op een evaluatie van de effecten van structurele, instandhoudings, toezichts- en andere beleidsmaatregelen, evenals van de effecten van de meerjarige oriëntatieprogramma's op de toestand van de bestanden en de sector.
3. Op voorstel van de Commissie neemt de Raad, volgens de procedure van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 uiterlijk op 31 december 1999, op basis van het wetenschappelijk advies en andere informatie in het Commissieverslag, een besluit over eventuele noodzakelijke aanpassingen van de doelstellingen voor de visserij-inspanning voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001.
Artikel 10
Voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze beschikking gelden de procedures van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92.
Artikel 11
Deze beschikking is van toepassing vanaf 1 januari 1997.
Artikel 12
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 26 juni 1997.
Voor de Raad
De Voorzitter
H. VAN MIERLO
(1) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
(2) PB nr. C 259 van 6. 9. 1996, blz. 6.
(3) PB nr. C 20 van 20. 1. 1997, blz. 372.
(4) PB nr. L 274 van 25. 9. 1986, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB nr. L 339 van 29. 12. 1994, blz. 11).
(5) PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 5. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/96 (PB nr. L 72 van 21. 3. 1996, blz. 12).
(6) Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserijaquacultuur en verwerking/afzet van de producten daarvan (PB nr. L 346 van 31. 12. 1993, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 965/96 (PB nr. L 131 van 1. 6. 1996, blz. 1).
BIJLAGE I
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
Doelstellingen voor de inspanningsvermindering
1. De doelstelling voor de inspanningsvermindering (DIV) voor een vlootsegment of visserijtak van een lidstaat wordt berekend op basis van de volgende formule:
DIV = VP × W
waarin
DIV = doelstelling voor de inspanningsvermindering,
VP = verminderingspercentages als bedoeld in artikel 2,
W = het percentage van de vangst van het vlootsegment of de visserijtak dat met uitputting bedreigde en overbeviste bestanden omvat.
2. Het verminderingspercentage voor een vlootsegment of visserijtak wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende tabel, naargelang de mate waarin de vangst bestaat uit met uitputting bedreigde, overbeviste, volledig geëxploiteerde of andere bestanden.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>