Home

97/870/EG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1997 tot wijziging van Beschikking 96/385/EG houdende goedkeuring van een programma ter bestrijding en uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie in het Verenigd Koninkrijk (Voor de EER relevante tekst)

97/870/EG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1997 tot wijziging van Beschikking 96/385/EG houdende goedkeuring van een programma ter bestrijding en uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie in het Verenigd Koninkrijk (Voor de EER relevante tekst)

97/870/EG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1997 tot wijziging van Beschikking 96/385/EG houdende goedkeuring van een programma ter bestrijding en uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie in het Verenigd Koninkrijk (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 353 van 24/12/1997 blz. 0045 - 0046


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 16 december 1997 tot wijziging van Beschikking 96/385/EG houdende goedkeuring van een programma ter bestrijding en uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie in het Verenigd Koninkrijk (Voor de EER relevante tekst) (97/870/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (2), inzonderheid op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG, inzonderheid op artikel 10, lid 4,

Overwegende dat de lidstaat van oorsprong krachtens artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 89/662/EEG en artikel 10, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 90/425/EEG op zijn grondgebied de nodige maatregelen moet treffen om te voorkomen dat de gezondheid van mens of dier ernstig wordt bedreigd;

Overwegende dat het programma ter bestrijding en uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk, dat op 3 juni 1996 door het Verenigd Koninkrijk aan de Commissie is voorgelegd en op 19 juni 1996 is gewijzigd, bij Beschikking 96/385/EG van de Commissie (4) is goedgekeurd.

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk in bovengenoemd programma een programma voor selectieve gedwongen slachting heeft voorgesteld, dat voornamelijk de volgende maatregelen zou omvatten:

a) de opsporing van gevallen van BSE bij runderen die in de periode van 1 juli 1989 tot en met juni 1993 zijn geboren;

b) de opsporing van alle andere runderen die in dezelfde periode op dezelfde bedrijven zijn geboren als deze runderen (geboortegroep) en de slachting van deze dieren.

Overwegende dat kalveren in bepaalde gevallen van het moederdier worden gescheiden en uit het beslag waarvan zij bij geboorte deel uitmaken (geboortebeslag) naar opfokbedrijven worden afgevoerd, voordat zij voor het eerst vast voeder krijgen; dat de meest waarschijnlijke bron van infectie besmet voeder is; dat deze kalveren derhalve, indien zij later BSE krijgen, zeer waarschijnlijk op het opfokbedrijf en niet in hun geboortebeslag besmet zijn geraakt;

Overwegende dat het Voedsel- en veterinair bureau van de Commissie van 3 tot en met 6 maart 1997 en van 9 tot en met 13 juni 1997 een inspectiebezoek heeft gebracht om de voortgang van de uitvoering van het programma ter uitroeiing van BSE in het Verenigd Koninkrijk te beoordelen; dat is vastgesteld dat in Groot-Brittannië de te onderzoeken groepen uitsluitend werden gevormd uit dieren uit beslagen waarin een met BSE besmet dier was geboren; dat om epidemiologische redenen wordt aanbevolen de vorming van de te onderzoeken groepen niet te beperken tot dieren van deze geboortebeslagen, maar ze uit te breiden met andere beslagen, namelijk die waar het met BSE besmette dier voor het eerst aan mogelijk besmet voeder is blootgesteld, en met de dieren die achteraf in die geboortebeslagen zijn binnengebracht;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 3 van Beschikking 96/385/EG verplicht is de Commissie in kennis te stellen van elk voornemen om het programma te wijzigen; dat genoemde beschikking volgens dit artikel naar aanleiding van een dergelijke kennisgeving zo spoedig mogelijk opnieuw moet worden bezien;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk op 4 juni 1997 kennis heeft gegeven van een voorstel om in het programma van selectieve gedwongen slachting bepaalde operationele wijzigingen aan te brengen; dat het Verenigd Koninkrijk op 17 oktober 1997 bij de Commissie formeel een wijziging heeft ingediend, bestaande in de opneming van het volgende nieuwe punt 10.10A in het programma van selectieve gedwongen slachting:

"In sommige gevallen heeft het met BSE besmette dier in zijn geboortebeslag nog geen vast voeder gekregen. Bij de gedwongen slachting wordt, tenzij er sterke aanwijzingen zijn voor het tegendeel, aangenomen dat de besmetting heeft plaatsgevonden op het bedrijf waar het met BSE besmette dier voor het eerst vast voeder heeft gekregen, en dat andere kalveren die met het besmette dier op hetzelfde bedrijf zijn opgefokt ongeacht hun geboortebeslag eveneens aan het risico van besmetting kunnen hebben blootgestaan. Er zal een veterinair onderzoek plaatsvinden en er zal een te onderzoeken groep worden gevormd op basis van de gegevens van dat bedrijf met betrekking tot het voeder, het beheer en de mutaties in het beslag." (vertaling);

Overwegende dat de voorgestelde wijziging het aantal gevallen van BSE verder zal verminderen en zij derhalve door middel van een wijziging van Beschikking 96/385/EG moet worden goedgekeurd;

Overwegende dat de Commissie overeenkomstig punt 9 van de conclusies van de zitting van de Raad van 1 tot en met 3 april 1996 Verordening (EG) nr. 1484/96 (5) heeft vastgesteld om de markt te ondersteunen;

Overwegende dat het programma ter uitroeiing van BSE in het Verenigd Koninkrijk naar verwachting nog verder zal worden gewijzigd, met name in het licht van nieuw wetenschappelijk bewijs inzake de overdracht van de ziekte langs moederdieren; dat het Verenigd Koninkrijk bij de Commissie op 2 oktober 1997 een voorstel heeft ingediend inzake gedwongen slachting van alle na 1 augustus 1996 geboren nakomelingen van met BSE besmette dieren tezamen met een voorstel voor een uitvoerregeling op basis van de datum; dat dit voorstel ter beoordeling aan het bevoegde wetenschappelijke comité is voorgelegd;

Overwegende dat, om twijfel uit te sluiten, moet worden bepaald, dat dieren die op grond van een soortgelijke uitbreiding van het selectieve slachtprogramma zijn geslacht voordat deze beschikking van kracht wordt, ook onder dit programma vallen;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 1 van Beschikking 96/385/EG wordt "op 19 juni 1996 gewijzigde" vervangen door "laatstelijk op 17 oktober 1997 gewijzigde".

Artikel 2

Dieren die na 1 februari 1997 uit hoofde van een soortgelijke uitbreiding zijn geslacht, vallen onder het bij deze beschikking goedgekeurde uitroeiingsprogramma.

Artikel 3

Het Verenigd Koninkrijk wijzigt de uitroeiingsmaatregelen die het toepast ter uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie, om deze beschikking aan te passen. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.

(2) PB L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49.

(3) PB L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29.

(4) PB L 151 van 26. 6. 1996, blz. 39.

(5) PB L 188 van 27. 7. 1996, blz. 25.