Home

Verordening (EG) nr. 150/97 van de Raad van 12 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot samenwerking op het gebied van de zeevisserij en tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van die Overeenkomst

Verordening (EG) nr. 150/97 van de Raad van 12 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot samenwerking op het gebied van de zeevisserij en tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van die Overeenkomst

VERORDENING (EG) Nr. 150/97 VAN DE RAAD van 12 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot samenwerking op het gebied van de zeevisserij en tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van die Overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, juncto artikel 228, lid 3, tweede alinea,

Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 155, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende dat de Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko na onderhandelingen op 13 november 1995 zijn overgegaan tot parafering van een overeenkomst tot samenwerking op het gebied van de zeevisserij in het kader waarvan voor de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Marokko vallen, vangstmogelijkheden aan vissers uit de Gemeenschap worden verleend en die van Gemeenschapszijde een tegenprestatie met zich brengt die onder meer uit financiële bijstand voor de ontwikkeling van de visserijsector in Marokko bestaat;

Overwegende dat de Raad krachtens artikel 155, lid 2, onder b), van de Toetredingsakte passende modaliteiten dient te bepalen om de belangen van Ceuta en Melilla volledig of ten dele in aanmerking te nemen bij de besluiten die hij, van geval tot geval, neemt met name met het oog op het sluiten van visserijovereenkomsten met derde landen; dat deze modaliteiten in het onderhavige geval dienen te worden bepaald;

Overwegende dat het voor een doeltreffend beheer van de vangstmogelijkheden waarover de Gemeenschap in de visserijzone van Marokko beschikt, dienstig is deze over de Lid-Staten te verdelen en een procedure vast te stellen om te bepalen welke vaartuigen hun vangsten verplicht in een Marokkaanse haven aan land moeten brengen;

Overwegende dat op de onder deze verordening vallende visserijactiviteiten de relevante controlemaatregelen vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), van toepassing zijn;

Overwegende dat de Lid-Staten met het oog op de toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst erop moeten toezien dat de reders hun verplichtingen nakomen en alle dienstige informatie aan de Commissie moeten verstrekken;

Overwegende dat de Lid-Staat van de vlag en de Commissie zich, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst (3), en overeenkomstig de in het kader van voornoemde Overeenkomst overeengekomen regelingen, ervan dienen te vergewissen dat de vergunningaanvragen in overeenstemming zijn met de hiervoor bedoelde regelingen en met de toepasselijke communautaire bepalingen;

Overwegende dat het in het belang van de Gemeenschap is de Overeenkomst goed te keuren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot samenwerking op het gebied van de zeevisserij, hierna "Overeenkomst" te noemen, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

Teneinde rekening te houden met de belangen van Ceuta en Melilla, gelden deze Overeenkomst en, voor zover nodig voor de toepassing daarvan, de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid betreffende de instandhouding en het beheer van de visbestanden eveneens voor de vaartuigen die de Spaanse vlag voeren en die permanent in de registers van de op lokaal niveau bevoegde autoriteiten ("registros de base") in Ceuta en Melilla zijn ingeschreven overeenkomstig het bepaalde in aantekening 6 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1135/88 van de Raad van 7 maart 1988 betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap en Ceuta en Melilla en de Canarische eilanden (4).

Artikel 3

Voor de aan de Gemeenschap verleende vangstmogelijkheden geldt de in de tabel van bijlage I vastgestelde verdeling.

Wanneer de door een Lid-Staat voor een bepaald type visserij ingediende vergunningaanvragen betrekking hebben op een kleinere hoeveelheid dan aan de betrokken Lid-Staat is toegewezen, stelt de Commissie de reders van andere Lid-Staten in de gelegenheid hiervoor aanvragen in te dienen.

Visvergunningen voor de categorie "vaartuigen voor de tonijnvisserij" hebben een looptijd van één jaar en de ongebruikte vangstmogelijkheden worden verdeeld bij de behandeling van de vergunningaanvragen in het eerste kwartaal van elk kalenderjaar.

Artikel 4

De Lid-Staten:

a) controleren de overeenstemming van de gegevens die worden medegedeeld in de naar het model in aanhangsel 1 van bijlage I van de Overeenkomst opgemaakte vergunningaanvragen met de gegevens die zijn opgeslagen in het bij Verordening (EG) nr. 109/94 van de Commissie (5) ingestelde communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen, en stellen de Delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Marokko, hierna "de Delegatie" te noemen, in kennis van alle in het kader van daarop volgende vergunningaanvragen vastgestelde wijzigingen van deze gegevens.

Insgelijks vergewissen zij zich van de juistheid van alle andere voor de afgifte van de vergunningen vereiste inlichtingen;

b) doen de vergunningaanvragen twee werkdagen vóór het in punt B.1.1 van bijlage I van de Overeenkomst bedoelde tijdstip aan de Delegatie toekomen.

Zodra de vergunningen door de autoriteiten van Marokko zijn afgegeven, worden zij aan de vertegenwoordiging van de Lid-Staten in Rabat bezorgd;

c) verstrekken de Delegatie elke maand een naar haven ingedeelde lijst van de vaartuigen waarvan de vergunning is geschorst, met de datum waarop de vergunning is ingeleverd en die waarop zij wordt teruggegeven;

d) dienen de in hoofdstuk IV, punt 2, van bijlage II van de Overeenkomst bedoelde samenvattingen van de controleverslagen halfjaarlijks, namelijk vóór 30 juni en 31 december, bij de Commissie in. Deze samenvattingen bevatten een opgave van de verrichte controles, de controleresultaten en de op grond daarvan getroffen maatregelen;

e) - verstrekken de Delegatie elke maand een kopie van de in hoofdstuk V, punt 3, onder v), van bijlage II van de Overeenkomst bedoelde verslagen van de wetenschappelijke waarnemers;

- stellen de Commissie halfjaarlijks, namelijk vóór 30 juni en 31 december, in kennis van de aan de hand van deze verslagen geconstateerde overtredingen en van de op grond daarvan getroffen maatregelen;

- slaan de wetenschappelijke gegevens van deze verslagen op in een elektronische gegevensbank en verlenen de Commissie toegang tot deze gegevensbank;

f) - doen aan de Delegatie en, terzelfder tijd, aan Marokko een kopie toekomen van het in hoofdstuk VI, punt 4, van bijlage II van de Overeenkomst bedoelde bericht waarmee inspectiebezoeken worden aangekondigd, alsmede, in voorkomend geval, een kopie van het tegenbericht dat daarbij een waarnemer aanwezig zal zijn;

- verstrekken de Delegatie een kopie van de door de waarnemer van de overeenkomstsluitende partij uit de Gemeenschap opgestelde verslagen als bedoeld in hoofdstuk VI, punt 3, van bijlage II van de Overeenkomst betreffende de aanwezigheid van waarnemers bij controles aan de wal;

g) stellen de bepalingen vast die nodig zijn voor het nemen van de maatregelen en het inleiden van de administratieve procedures als bedoeld in hoofdstuk V, punt 4, van bijlage II van de Overeenkomst;

h) verstrekken de Delegatie een lijst van de hun vlag voerende vaartuigen die overeenkomstig deel B van bijlage III van de Overeenkomst verplicht zijn hun vangsten in een Marokkaanse haven aan land te brengen.

Artikel 5

De Voorzitter van de Raad verricht de in artikel 16 van de Overeenkomst bedoelde kennisgeving (6).

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 12 december 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. DUKES

(1) PB nr. C 141 van 13. 5. 1996, blz. 94.

(2) PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 350 van 31. 12. 1994, blz. 13.

(4) PB nr. L 114 van 2. 5. 1988, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3902/89 (PB nr. L 375 van 23. 12. 1989, blz. 5).

(5) PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 5.

(6) De datum van de inwerkingtreding van de Overeenkomst zal door het Secretariaat-generaal van de Raad in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.

BIJLAGE

Verdeling van vismogelijkheden tussen de Lid-Staten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>