Home

Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie van 18 april 1997 houdende opening van een onderzoek naar de beweerde ontwijking van Verordening (EG) nr. 1490/96 van de Raad betreffende de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland door de invoer van kabel van kunstmatige polyester continuvezel, voor verwerking in de Europese Gemeenschap en waarbij deze invoer aan registratie wordt onderworpen

Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie van 18 april 1997 houdende opening van een onderzoek naar de beweerde ontwijking van Verordening (EG) nr. 1490/96 van de Raad betreffende de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland door de invoer van kabel van kunstmatige polyester continuvezel, voor verwerking in de Europese Gemeenschap en waarbij deze invoer aan registratie wordt onderworpen

Verordening (EG) nr. 693/97 van de Commissie van 18 april 1997 houdende opening van een onderzoek naar de beweerde ontwijking van Verordening (EG) nr. 1490/96 van de Raad betreffende de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland door de invoer van kabel van kunstmatige polyester continuvezel, voor verwerking in de Europese Gemeenschap en waarbij deze invoer aan registratie wordt onderworpen

Publicatieblad Nr. L 102 van 19/04/1997 blz. 0014 - 0016


VERORDENING (EG) Nr. 693/97 VAN DE COMMISSIE van 18 april 1997 houdende opening van een onderzoek naar de beweerde ontwijking van Verordening (EG) nr. 1490/96 van de Raad betreffende de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland door de invoer van kabel van kunstmatige polyester continuvezel, voor verwerking in de Europese Gemeenschap en waarbij deze invoer aan registratie wordt onderworpen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (2), inzonderheid op de artikelen 13 en 14,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VERZOEK

(1) De Commissie heeft een overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna de "basisverordening" genoemd) ingediend verzoek ontvangen waarin haar wordt gevraagd:

- een onderzoek in te stellen naar de beweerde ontduiking van de bij Verordening (EG) nr. 1490/96 (3) ingestelde antidumpingrechten op de invoer van polyester stapelvezels (hierna "PSF" te noemen), van oorsprong uit Wit-Rusland, door de invoer van kabel van polyester continuvezel (hierna "PFT" te noemen) van oorsprong uit Wit-Rusland van polyester continuvezel (hierna "PFT" te noemen) van oorsprong uit Wit-Rusland dat vervolgens in de Gemeenschap zou worden verwerkt tot PSF;

- de invoer van dergelijke PFT overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening door de douaneautoriteiten te doen registeren; en

- de Raad voor te stellen in daarvoor in aanmerking komende gevallen, de vorengenoemde antidumpingrechten tot de invoer van PFT uit te breiden.

B. AANVRAGERS

(2) Het verzoek werd op 4 maart 1997 ingediend door het Internationaal Comité kunstzijde en synthetische vezels (Cirfs) namens de producenten van de Gemeenschap die beweerdelijk meer dan 90 % van de totale productie van polyesterstapelvezels in de Gemeenschap vertegenwoordigen.

C. PRODUCT

(3) De beweerde ontduiking via invoer en verwerking betrof het soortgelijk product, PFT, van GN-code 5501 20 00 dat in de Gemeenschap verwerkt wordt tot PSF dat momenteel wordt ingedeeld onder GN-code 5503 20 00. In het verzoek wordt aangevoerd dat deze verwerking niet meer inhoudt dan het mechanisch snijden van PFT zodat PSF ontstaat en dat het PFT van oorsprong uit Wit-Rusland uitsluitend wordt gebruikt voor de verwerking tot PSF. De vermelde GN-codes dienen ter informatie en hebben geen bindende gevolgen voor de indeling van de producten.

D. BEWIJSMATERIAAL

(4) Het verzoek bevat voldoende bewijs, als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening, dat de antidumpingrechten op de invoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland, worden ontweken door de invoer van PFT van oorsprong uit ditzelfde land dat in de Gemeenschap zodanig wordt verwerkt dat kan worden gesproken van een praktijk waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat afgezien van het bestaande antidumpingrecht.

(5) Het gaat om het volgende bewijsmateriaal:

a) Het handelsverkeer tussen Wit-Rusland en de Gemeenschap heeft duidelijk een ander karakter gekregen, met name sedert maart 1996 wanneer de voorlopige anti-dumpingmaatregelen op PSF uit Wit-Rusland in werking traden. In het verzoek wordt hierbij opgemerkt dat de invoer in de Gemeenschap van PSF uit Wit-Rusland daalde van 3 979 ton in de periode januari-februari 1996 tot 338 ton in de periode maart-augustus 1996 (dat wil zeggen een daling van 91,5 %) terwijl de invoer van PFT uit Wit-Rusland in dezelfde periode steeg van 99 ton tot 2 943 ton (dat wil zeggen een stijging van 2 873 %). Het lijkt er dan ook op dat het instellen van antidumpingmaatregelen heeft geleid tot een duidelijke vervanging van de invoer van PSF door invoer van PFT.

Deze wijziging in de structuur van het handelsverkeer zou het gevolg zijn van de verwerking in de Gemeenschap van PFT tot PSF - een simpel proces dat hoofdzakelijk bestaat uit het snijden van PFT - waarvoor, afgezien van het bestaan van het antidumpingrecht van 43,5 % op de invoer van PSF van oorsprong uit Wit-Rusland, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. Zoals in dit verzoek werd uiteengezet, levert de verwerking van PFT in PSF in de Gemeenschap geen kostenbesparing op ten opzichte van geïntegreerde productie maar eerder extra kosten als gevolg van de relatief hoge arbeidskosten in de Gemeenschap.

b) Voorts bevat het verzoek bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van PSF, die het resultaat is van verwerking in de Gemeenschap van PFT die uit Wit-Rusland is ingevoerd, lager zijn dan de dumpingvrije exportprijs die bij het onderzoek voor de uit Wit-Rusland afkomstige PSF was vastgesteld.

c) Tot slot bevat het verzoek bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de verwerking van PFT het corrigerende effect van het bestaande antidumpingrecht op PSF, zowel qua hoeveelheden als qua prijzen, ondermijnt.

E. PROCEDURE

(6) De Commissie acht het in dit verzoek naar voren gebracht bewijsmateriaal toereikend om een onderzoek uit hoofde van artikel 13, lid 3, van de basisverordening te openen en de invoer van PFT te doen registreren.

i) Vragenlijsten

(7) Teneinde de informatie te verzamelen die zij voor haar onderzoek noodzakelijk acht, zal de Gemeenschap een vragenlijst toezenden aan de in het verzoek genoemde importeurs, handelaren en verwerkende bedrijven van PFT in de Gemeenschap. Indien nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij producenten in de Gemeenschap.

(8) Andere belanghebbenden die kunnen aantonen dat de resultaten van het onderzoek vermoedelijk ook op hen van toepassing zijn, dienen binnen 15 dagen na publicatie van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een exemplaar van de vragenlijst aan te vragen. Alle aanvragen voor vragenlijsten, waarin de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de belanghebbenden dienen te zijn vermeld, worden schriftelijk aan het hierna volgende adres gericht.

De autoriteiten van Wit-Rusland worden van de opening van het onderzoek in kennis gesteld en ontvangen een exemplaar van de aanvraag.

ii) Douanecertificaten

(9) Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kunnen certificaten worden afgegeven waarin wordt verklaard dat de invoer van het betrokken product geen ontwijking inhoudt en niet aan registratieplicht noch aan maatregelen onderworpen is.

Omdat voorafgaande goedkeuring van de Instellingen van de Gemeenschap vereist is voor het afgeven van dergelijke certificaten, dienen belanghebbende importeurs aanvragen voor dergelijke certificaten tijdens het onderzoek zo spoedig mogelijk aan de Commissie te richten zodat zij de aanvragen door middel van een grondig onderzoek op hun merites kan beoordelen.

F. TERMIJN

(10) In het belang van een goed bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die kunnen aantonen dat de resultaten van het onderzoek van aard zijn op hen een weerslag te zullen hebben, hun standpunt schriftelijk naar voor kunnen brengen. Voorts dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken om te worden gehoord en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn waarom zij dienen te worden gehoord.

Tevens dient te worden bepaald dat indien belanghebbenden niet binnen de gestelde termijn toegang geven tot de noodzakelijke informatie, deze anderszins niet verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, kunnen worden getrokken uit de beschikbare gegevens,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een onderzoek geopend naar de invoer in de Gemeenschap van kabel van polyester continuvezel, momenteel vallende onder GN-code 5501 20 00, van oorsprong uit Wit-Rusland, dat gebruikt wordt voor verwerking in de Gemeenschap tot polyester stapelvezel.

Artikel 2

De douaneautoriteiten wordt opdracht gegeven overeenkomstig de artikelen 13, lid 3, en 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 de nodige maatregelen te nemen om de invoer in de Gemeenschap van kabel van polyester continuvezel, dat momenteel onder GN-code 5501 20 00 valt, van oorsprong uit Wit-Rusland, te registreren, teneinde te verzekeren dat, indien de antidumpingrechten op de invoer van polyesterstapelvezels van oorsprong uit Wit-Rusland tot de invoer van deze kabel van polyester continuvezel worden uitgebreid, deze rechten met ingang van de datum van de registratie kunnen worden ingevorderd.

De registratie eindigt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Ingevoerde producten die vergezeld gaan van een overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384 afgegeven douanecertificaat zijn niet aan registratieplicht onderworpen.

Artikel 3

1. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek rekening wordt gehouden met hun opmerkingen dienen zich bekend te maken binnen 40 dagen na publicatie van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, hun standpunt schriftelijk mede te delen en de nodige informatie te verstrekken. Deze termijn is van toepassing op alle belanghebbenden, met inbegrip van de belanghebbenden die niet in het verzoek zijn genoemd en het is derhalve in hun belang onverwijld contact op te nemen met de Commissie.

2. Vragenlijsten dienen binnen 15 dagen na publicatie van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te worden aangevraagd bij de Commissie.

3. Alle informatie in verband met deze zaak en alle verzoeken om te worden gehoord of aanvragen voor een vragenlijst alsmede verzoeken voor een douanecertificaat dienen te worden gezonden aan het hiernavolgende adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal voor buitenlandse betrekkingen: handelsbeleid, betrekkingen met Noord-Amerika, het Verre Oosten, Australië en Nieuw-Zeeland

Directoraat I-C

Wetstraat 200

B-1049 Brussel (4)

Artikel 4

Deze Verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 april 1997.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB nr. L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1.

(3) PB nr. L 189 van 30. 7. 1996, blz. 13.

(4) Telefax: (32-2) 295 65 05.