Verordening (EG) Nr. 2542/97 van de Commissie van 16 december 1997 tot vaststelling, voor het eerste halfjaar van 1998, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen
Verordening (EG) Nr. 2542/97 van de Commissie van 16 december 1997 tot vaststelling, voor het eerste halfjaar van 1998, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen
VERORDENING (EG) Nr. 2542/97 VAN DE COMMISSIE van 16 december 1997 tot vaststelling, voor het eerste halfjaar van 1998, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europa-overeenkomsten opgenomen landbouwconcessies (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1595/97 (2), en met name op artikel 8,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken (3), en met name op artikel 5,
Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3066/95 voor de periode van 1 juli 1997 tot en met 30 juni 1998 een tariefcontingent van 178 000 levende runderen van ten hoogste 80 kg, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Republiek Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland en Litouwen, is geopend waarvoor het douanerecht met 80 % wordt verlaagd;
Overwegende dat op grond van de regels die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2501/96 van de Commissie van 23 december 1996 tot vaststelling, voor 1997, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen (4), Verordening (EG) nr. 235/97 van de Commissie van 7 februari 1997 tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om rechten tot invoer die zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 2501/96 betreffende de invoer van kalveren van maximaal 80 kg (5), de rechten tot invoer volledig zijn toegekend voor het totale aantal voor 1997 beschikbare dieren; dat het dus dienstig is voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1998 analoge toepassingsbepalingen vast te stellen voor een hoeveelheid van 89 000 kalveren;
Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, teneinde ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, dienstig is het overgrote gedeelte van de beschikbare hoeveelheden voor zogenaamde traditionele importeurs van levende runderen te reserveren; dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor handelaren die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties een bepaalde omvang hebben; dat het, in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken handelaren in 1997 ten minste 100 dieren hebben uitgevoerd of ingevoerd; dat een partij van 100 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht; dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat alle aanvragen van een zelfde handelaar moeten worden ingediend in de lidstaat waar de handelaar in het register van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) is ingeschreven;
Overwegende dat, teneinde speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat handelaren die per 1 januari 1998 niet meer actief zijn in de sector rundvlees, niet voor het contingent in aanmerking komen;
Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat te dien einde met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1404/97 (7), en van Verordening (EG) nr. 1446/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2469/97 (9); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten pas na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat de aangevraagde hoeveelheden eventueel met een uniform percentage worden verminderd;
Overwegende dat, om de zekerheid met betrekking tot de invoercertificaten in het kader van genoemd contingent te actualiseren, deze zekerheid op 5 ecu per dier moet worden vastgesteld;
Overwegende dat de bevoegde autoriteiten die de invoercertificaten hebben afgegeven, niet altijd de oorsprong kennen van de dieren die in het kader van genoemd contingent worden ingevoerd; dat dit gegeven belangrijk is vanuit statistisch oogpunt; dat het derhalve dienstig is de importeur te verplichten het land van oorsprong aan te geven op de ommezijde van het invoercertificaat, naast de afgeboekte hoeveelheden;
Overwegende dat Protocol nr. 4 bij de Europa-overeenkomsten en Protocol nr. 3 bij de overeenkomsten over de vrijmaking van het handelsverkeer zijn gewijzigd; dat in de nieuwe protocollen is bepaald dat het oorsprongsbewijs voor in de Gemeenschap ingevoerde dieren onder bepaalde voorwaarden kan worden geleverd door middel van een verklaring van de exporteur of door overlegging van het EUR.1-certificaat; dat bijgevolg de nieuwe bepalingen inzake het in het vrije verkeer brengen van ingevoerde dieren in deze verordening moeten worden opgenomen;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Behalve voor invoer in het kader van de tariefcontingenten voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke runderen voor de mesterij en 153 000 levende runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, gelden voor de invoer in de Gemeenschap van levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 en 0102 90 49, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad (10) en van oorsprong uit de in bijlage I vermelde derde landen de bij deze verordening vastgestelde beheersmaatregelen.
Artikel 2
1. Voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1998 kunnen krachtens deze verordening invoercertificaten worden afgegeven voor ten hoogste 89 000 dieren van GN-code 0102 90 05, van oorsprong uit de in bijlage I genoemde landen.
Het contingent draagt het nummer 09.4598.
2. Het ad valorem-recht en de in het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) vastgestelde specifieke bedragen worden voor deze dieren met 80 % verlaagd.
3. Het in lid 1 bedoelde aantal wordt als volgt in twee gedeelten verdeeld:
a) het eerste gedeelte, gelijk aan 70 %, zijnde 62 300 stuks, wordt verdeeld onder importeurs die kunnen bewijzen dat zij in 1995, 1996 en 1997 dieren van GN-code 0102 90 05 hebben ingevoerd in het kader van de in bijlage II vermelde verordeningen;
b) het tweede gedeelte, gelijk aan 30 %, zijnde 26 700 stuks, wordt verdeeld onder de handelaren die kunnen bewijzen dat zij in 1997 ten minste 100 levende runderen van GN-code 0102 90, andere dan die bedoeld onder a), hebben ingevoerd en/of uitgevoerd.
De handelaren moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.
4. Het gedeelte van 62 300 stuks wordt op basis van de invoercertificaataanvragen onder de in aanmerking komende importeurs verdeeld naar rata van de overeenkomstig lid 6 bewezen invoer van dieren in de zin van lid 3, onder a) in 1995, 1996 en 1997.
5. Het gedeelte van 26 700 stuks wordt toegewezen naar rata van de door de in aanmerking komende handelaren gevraagde hoeveelheden waarvoor bewijzen worden geleverd overeenkomstig lid 6.
6. Als bewijs van in- en uitvoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht of het uitvoerdocument, in beide gevallen naar behoren geviseerd door de douaneautoriteiten.
De lidstaten kunnen, als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instantie kan bewijzen dat hij de originele documenten niet heeft kunnen krijgen, een kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden die door de instantie van afgifte naar behoren is gecertificeerd.
Artikel 3
1. Handelaren die op 1 januari 1998 niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 3, onder a).
2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 4, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.
Artikel 4
1. Een aanvraag voor invoerrechten mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager is geregistreerd in de zin van artikel 2, lid 3.
2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder a), dienen de importeurs uiterlijk op 14 januari 1998 bij de bevoegde instanties een invoerrechtenaanvraag in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.
De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 28 januari 1998, de lijst van de importeurs die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van inzonderheid hun naam en adres en, voor elk van hen, de aantallen in aanmerking komende dieren die zij in elk van de referentiejaren hebben ingevoerd.
3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder b), dienen de handelaren uiterlijk op 14 januari 1998 een invoerrechtenaanvraag in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.
Een aanvrager mag slechts één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag heeft ingediend, zijn al zijn aanvragen onontvankelijk. De aanvraag mag ten hoogste betrekking hebben op de beschikbare hoeveelheid.
De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 28 januari 1998 de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.
4. Alle mededelingen, ook die dat geen aanvragen zijn ontvangen, worden per telex of per telefax gedaan en daartoe worden formulieren naar het model in de bijlagen III en IV gebruikt.
Artikel 5
1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.
2. Voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde aanvragen wordt, indien de hoeveelheden waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde hoeveelheden worden verminderd.
Indien toepassing van de in de vorige alinea bedoelde vermindering leidt tot minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.
Artikel 6
1. Voor de invoer van overeenkomstig artikel 5 toegewezen hoeveelheden moet een invoercertificaat worden overgelegd.
2. De certificaataanvraag mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar ook de invoerrechtenaanvraag is ingediend.
3. De certificaten worden op verzoek van de handelaar afgegeven.
4. Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:
a) in vak 8, een of meer van de in bijlage I genoemde landen; het certificaat brengt de verplichting met zich om uit een of meer van de aangegeven landen in te voeren;
b) in vak 16, GN-code 0102 90 05;
c) in vak 20 het volgnummer 09.4598 en ten minste één van de volgende vermeldingen:
- Reglamento (CE) n° 2542/97
- Forordning (EF) nr. 2542/97
- Verordnung (EG) Nr. 2542/97
- Êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 2542/97
- Regulation (EC) No 2542/97
- Règlement (CE) n° 2542/97
- Regolamento (CE) n. 2542/97
- Verordening (EG) nr. 2542/97
- Regulamento (CE) nº 2542/97
- Asetus (EY) N:o 2542/97
- Förordning (EG) nr 2542/97.
5. Invoercertificaten die op grond van deze verordening worden afgegeven, zijn geldig gedurende 90 dagen na de dag van afgifte. Geen enkel certificaat is evenwel nog geldig na 30 juni 1998.
6. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.
7. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.
Artikel 7
De dieren komen in aanmerking voor toepassing van de in artikel 1 bedoelde rechten na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer Protocol nr. 4 bij de Europa-overeenkomsten en Protocol nr. 3 bij de overeenkomsten over de vrijmaking van het handelsverkeer afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een overeenkomstig de voornoemde protocollen door de exporteur opgestelde verklaring.
Artikel 8
In afwijking van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1445/95 moet bij het aanvragen van het invoercertificaat door de importeur een zekerheid van 5 ecu per dier worden gesteld voor het invoercertificaat.
Artikel 9
Bij elke afboeking van de onder het invoercertificaat of het uittreksel daarvan vallende hoeveelheden, als bepaald in artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 3719/88, moet het land van oorsprong van de ingevoerde dieren aangegeven worden in kolom 31.
Artikel 10
De Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders bepaald.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1998.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 1997.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB L 328 van 30. 12. 1995, blz. 31.
(2) PB L 216 van 8. 8. 1997, blz. 1.
(3) PB L 254 van 8. 10. 1996, blz. 1.
(4) PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 65.
(5) PB L 39 van 8. 2. 1997, blz. 12.
(6) PB L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.
(7) PB L 194 van 23. 7. 1997, blz. 5.
(8) PB L 143 van 27. 6. 1995, blz. 35.
(9) PB L 341 van 12. 12. 1997, blz. 8.
(10) PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.
BIJLAGE I
Lijst van derde landen
- Hongarije
- Polen
- Republiek Tsjechië
- Slowakije
- Roemenië
- Bulgarije
- Litouwen
- Letland
- Estland
BIJLAGE II
In artikel 2, lid 3, onder a), bedoelde verordeningen
Verordeningen van de Commissie
(EG) nr. 3076/94 (PB L 325 van 17. 12. 1994, blz. 8)
(EG) nr. 1566/95 (PB L 150 van 1. 7. 1995, blz. 24)
(EG) nr. 2491/95 (PB L 256 van 26. 10. 1995, blz. 36)
(EG) nr. 3018/95 (PB L 314 van 28. 12. 1995, blz. 58)
(EG) nr. 403/96 (PB L 55 van 6. 3. 1996, blz. 9)
(EG) nr. 1110/96 (PB L 148 van 21. 6. 1996, blz. 15)
(EG) nr. 1462/96 (PB L 187 van 26. 7. 1996, blz. 34)
(EG) nr. 2501/96 (PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 65).
BIJLAGE III
>BEGIN VAN DE GRAFIEK>
>EIND VAN DE GRAFIEK>
BIJLAGE IV
>BEGIN VAN DE GRAFIEK>
>EIND VAN DE GRAFIEK>