98/255/EG: Beschikking van de Commissie van 27 maart 1998 tot machtiging van de lidstaten om zaad van durumtarwe (Triticum durum L.) dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet, tijdelijk tot de handel toe te laten (Voor de EER relevante tekst)
98/255/EG: Beschikking van de Commissie van 27 maart 1998 tot machtiging van de lidstaten om zaad van durumtarwe (Triticum durum L.) dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet, tijdelijk tot de handel toe te laten (Voor de EER relevante tekst)
98/255/EG: Beschikking van de Commissie van 27 maart 1998 tot machtiging van de lidstaten om zaad van durumtarwe (Triticum durum L.) dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet, tijdelijk tot de handel toe te laten (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 112 van 10/04/1998 blz. 0003 - 0004
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 27 maart 1998 tot machtiging van de lidstaten om zaad van durumtarwe (Triticum durum L.) dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet, tijdelijk tot de handel toe te laten (Voor de EER relevante tekst) (98/255/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG (2), en met name op artikel 17,
Gezien het door Duitsland en Oostenrijk ingediende verzoek,
Overwegende dat in 1997 in Duitsland en Oostenrijk te weinig zaad van bepaalde rassen van durumtarwe (Triticum durum L.) dat aan de voorwaarden van Richtlijn 66/402/EEG betreffende de minimumkiemkracht voldoet, is geproduceerd om in de behoeften van deze landen te kunnen voorzien; dat het voor Duitsland gaat om rassen die bijzonder geschikt worden geacht voor het meer noordelijke klimaat in de verzoekende lidstaat en door een hoge kookvastheid en een diepgele pigmentatie worden gekenmerkt; dat het voor Oostenrijk gaat om rassen die aangepast zijn aan het meer continentale klimaat in het oosten van de verzoekende lidstaat en die door een hoge kookvastheid en een diepgele pigmentatie worden gekenmerkt;
Overwegende dat, wat Oostenrijk betreft, de betrokken rassen ook worden geacht bijzonder goed te beantwoorden aan de eisen inzake milieubescherming en landschapsbehoud in de zin van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad (3);
Overwegende dat niet in voldoende mate in deze behoeften kan worden voorzien met zaad uit andere lidstaten of derde landen dat aan alle eisen van bovengenoemde richtlijn voldoet;
Overwegende dat Duitsland en Oostenrijk derhalve moeten worden gemachtigd om tot en met 30 april 1998 zaad van de bovengenoemde soort dat aan minder strenge eisen voldoet, tot de handel toe te laten;
Overwegende voorts dat andere lidstaten die Duitsland of Oostenrijk kunnen voorzien van dergelijk zaad dat niet aan bovengenoemde richtlijn voldoet, moeten worden gemachtigd om dergelijk zaad tot de handel toe te laten;
Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. Duitsland wordt gemachtigd om tot en met 30 april 1998 op zijn grondgebied ten hoogste 400 ton zaad van de categorieën "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" of "gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering" van de onderstaande rassen van durumtarwe (Triticum durum L.), dat niet aan de voorwaarden van bijlage II bij Richtlijn 66/402/EEG met betrekking tot de minimumkiemkracht voldoet, tot de handel toe te laten, op voorwaarde dat de kiemkracht ten minste 70 % van het zuivere zaad bedraagt en op het officiële etiket de vermelding "minimumkiemkracht 70 %" is aangebracht.
i) Astrodur
ii) Biodur
iii) Lloyd
iv) Orjaune.
2. Oostenrijk wordt gemachtigd om tot en met 30 april 1998 op zijn grondgebied ten hoogste 1500 ton zaad van de categorieën "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" of "gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering" van de onderstaande rassen van durumtarwe (Triticum durum L.), dat niet aan de voorwaarden van bijlage II bij Richtlijn 66/402/EEG met betrekking tot de minimumkiemkracht voldoet, tot de handel toe te laten, op voorwaarde dat de kiemkracht ten minste 70 % van het zuivere zaad bedraagt en op het officiële etiket de vermelding "minimumkiemkracht 70 %" is aangebracht.
i) Astrodur
ii) Bonadur
iii) Extradur
iv) Helidur
v) Topdur.
Artikel 2
De overige lidstaten worden eveneens gemachtigd om, onder de in artikel 1 vastgestelde voorwaarden en voor het door de verzoekende lidstaten beoogde doel, zaad dat op grond van deze beschikking in de handel mag worden gebracht, op hun grondgebied tot de handel toe te laten.
Artikel 3
De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk de hoeveelheden zaad mee die op grond van deze beschikking van een etiket zijn voorzien en op hun grondgebied tot de handel zijn toegelaten.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 maart 1998.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66.
(2) PB L 304 van 27. 11. 1996, blz. 10.
(3) PB L 215 van 30. 7. 1992, blz. 85.