Home

98/349/EG: Besluit van de Commissie van 27 mei 1998 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit de Volksrepubliek China

98/349/EG: Besluit van de Commissie van 27 mei 1998 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit de Volksrepubliek China

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 27 mei 1998 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit de Volksrepubliek China (98/349/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (2), inzonderheid op artikel 23,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (3), inzonderheid op de artikelen 14 en 15,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. GELDENDE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(1) In juli 1990 werd bij Verordening (EEG) nr. 1937/90 van de Commissie (4) een voorlopig antidumpingrecht van 24,6 % ingesteld op de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Bij deze verordening aanvaardde de Commissie een prijsverbintenis van de China National Silk Import and Export Corporation - filiaal Zhejiang, de enige bekende exporteur in de Volksrepubliek China (hierna "exporteur" genoemd). Deze exporteur was bijgevolg vrijgesteld van het definitieve antidumpingrecht dat later bij Verordening (EEG) nr. 3200/90 van de Raad (5) werd ingesteld (eveneens 24,6 %).

B. VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK

(2) In augustus 1991 diende de exporteur een verzoek in om een nieuw onderzoek naar de verbintenis op grond dat naar beweerd de omstandigheden zich sedert de inwerkingtreding van de maatregelen hadden gewijzigd. De belangrijkste redenen voor zijn verzoek waren de volgende:

a) Er was in de Gemeenschap geen belangrijke productie van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint, omdat de enige producent in de Gemeenschap was overgeschakeld op de productie van gemengde weefsels die uit polyester en zijde bestonden.

b) De producent in de Gemeenschap had zijn verkoopprijzen sedert de aanvaarding van de verbintenis niet verhoogd en beoogde op de markt van de Gemeenschap een monopolie te verwerven.

c) Aangezien de exporteur sedert 1989 geen zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint naar de Gemeenschap had uitgevoerd, kon deze uitvoer de bedrijfstak van de Gemeenschap niet langer schade toebrengen.

(3) De Commissie oordeelde, dat er voldoende bewijzen waren van gewijzigde omstandigheden om de inleiding van een nieuw onderzoek van de geldende maatregelen te rechtvaardigen.

C. NIEUW ONDERZOEK

(4) In januari 1992 publiceerde de Commissie een bericht van inleiding (6) van een nieuw onderzoek van Verordening (EEG) nr. 1937/90, waarbij zij een verbintenis had aanvaard in verband met de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en van Verordening (EEG) nr. 3200/90 waarbij een definitief antidumpingrecht op bovenstaande invoer werd ingesteld en heropende zij het onderzoek overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

De Commissie bracht de producent in de Gemeenschap, de exporteur en de importeurs waarvan bekend was dat ze bij deze zaak betrokken waren alsmede de vertegenwoordigers van het uitvoerende land officieel op de hoogte. Alle rechtstreeks betrokken partijen werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(5) De volgende belanghebbende partijen beantwoordden de vragenlijst van de Commissie en maakten hun standpunten schriftelijk kenbaar:

a) De klaagster: International Association of Users of Yarn of man-made Fabrics and of Natural Silk (AIUFFASS), namens de enige producent in de Gemeenschap.

b) De producent van de Gemeenschap: Spinnhütte GmbH & Co. KG, Celle, Duitsland, hierna "Spinnhütte" of "producent van de Gemeenschap" genoemd.

c) De niet verbonden importeur: Delacamp GmbH & Co. KG, Hamburg, Duitsland.

d) De exporteur in de Volksrepubliek China: China National Silk Import and Export Corporation, filiaal Zhejiang.

Er vonden controles plaats ten kantore van de producent van de Gemeenschap en ten kantore van de importeur.

De producent van de Gemeenschap en de exporteur verzochten te worden gehoord hetgeen hun werd toegestaan.

Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1991 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd). Aanvankelijk had het onderzoek naar de schade betrekking op de periode van 1989 tot aan het eind van het onderzoektijdvak.

(6) Gezien de duur van het onderzoek en de verschillende argumenten die door de partijen inzake de gewijzigde omstandigheden op de markt voor het betrokken product naar voren werden gebracht, werd het in oktober 1993 passend geacht de gegevens tot en met het jaar 1993 aan te passen.

Spinnhütte stelde geen essentiële gegevens ter beschikking, zoals bijvoorbeeld een specificatie van de verkopen en accountants/managementverslagen, ondanks het feit dat de termijn voor de indiening van deze gegevens herhaaldelijk werd verlengd.

(7) Aangezien de aanvankelijke maatregelen normaal op 6 november 1995 zouden zijn vervallen, werd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 een bericht (7) gepubliceerd, waarin werd medegedeeld dat de antidumpingmaatregelen in afwachting van de resultaten van het nieuwe onderzoek, na afloop van de periode van vijf jaar van kracht zouden blijven.

D. BETROKKEN PRODUCT/SOORTGELIJK PRODUCT

Omschrijving van het betrokken product

(8) Het onderzoek betreft hetzelfde product als in het oorspronkelijke onderzoek, te weten eenvoudig geweven weefsels van ruwe zijde met een gewicht van minimaal 40 en maximaal 50 gram/m2. Het product (hierna "zijden weefsels voor schrijfmachinelint" genoemd) is bestemd voor de bedrijfstak kantoorbenodigdheden en voor de verdere vervaardiging van schrijfmachinelintspoelen.

Spinnhütte verzocht de omschrijving van het soortgelijke product uit te breiden van een gewicht van 40 tot 50 gram/m2 tot een gewicht van 30 tot 70 gram/m2. Voorts werd voorgesteld de omschrijving van het product uit te breiden tot producten vervaardigd van een mengsel van zijde en polyester, die ook door Spinnhütte werden vervaardigd en na de inleiding van het oorspronkelijke onderzoek op de markt waren gebracht.

Aangaande het verzoek om uitbreiding van de omschrijving van het betrokken product moet het volgende worden opgemerkt:

Ten eerste werd geen bewijs geleverd, dat een wijziging van het criterium met betrekking tot het gewicht gerechtvaardigd zou zijn. Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap op de hoogte is van offertes of transacties betreffende producten die net buiten de relevante gewichtsscala vallen, wijst er alleen maar op dat er een markt is voor verschillende producten en is op zich geen rechtvaardiging voor een uitbreiding van het toepassingsgebied van de maatregelen tot deze producten. Hoe dan ook, Spinnhütte kon geen bewijzen overleggen aangaande oneerlijke invoertransacties als gevolg van dergelijke offertes.

Ten tweede, hoewel het product bestaande uit een gemengd weefsel het product van zijden weefsel waarop deze procedure betrekking heeft kan vervangen of daarmee rechtstreeks kan concurreren, moet er toch op worden gewezen dat de fysieke basiskenmerken van beide producten aanzienlijk verschillen. Hoe dan ook, zoals blijkt uit onderstaande delen E en F, zou de conclusie in verband met de schade en het opnieuw optreden van schade niet verschillend zijn geweest, zo het product van gemengd weefsel onder de omschrijving van het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, was gevallen, omdat de vraag in de Gemeenschap naar weefsels voor schrijfmachinelint in het algemeen is gedaald.

E. SCHADE

Omdat er slechts één producent in de Gemeenschap is, worden de gegevens om vertrouwelijkheidsredenen in de vorm van een index weergegeven.

1. Productie van de Gemeenschap, verbruik, capaciteit, bezetting en werkgelegenheid

(9) Gedurende de periode 1989/1990-1992/1993 daalde de totale productie van Spinnhütte van weefsels voor schrijfmachinelint, - zowel zuiver zijden weefsels als gemengde weefsels van zijde en polyester - met meer dan 60 %. Voor het soortgelijk product was de productiedaling gedurende deze periode veel groter, namelijk ongeveer 85 %.

Spinnhütte voerde in 1989 een nieuw weefsel voor schrijfmachinelint in, dat uit een mengsel van zijde en polyester was vervaardigd. Spinnhütte hoopte in 1989 dat dit geoctrooieerde nieuwe product 50 % van zijn productie zou gaan uitmaken en op deze wijze geleidelijk het uit zuivere zijde bestaande product zou vervangen, dat door de sterke daling van de vraag aan belang heeft ingeboet.

Aangezien het betrokken product niet werd ingevoerd en er slechts één producent is op de markt van de Gemeenschap, is de verkoop van Spinnhütte gelijk aan het totale verbruik van het soortgelijke product in de Gemeenschap.

Volgens Spinnhütte werd in 1989 30 % van de capaciteit van de weverij gebruikt voor de vervaardiging van zijden weefsels voor schrijfmachinelint. Volgens ramingen werd aan het einde van de onderzochte periode slechts 10 % van de capaciteit voor het soortgelijke product gebruikt.

Gedurende bedoelde periode bleef het aantal tewerkgestelde personen op 35 gehandhaafd.

2. Invoer van het betrokken product

(10) Volgens de door de Chinese producent in verband met de verbintenis overgelegde verslagen heeft sedert 1989 geen invoer van het betrokken product plaatsgevonden, hetgeen door de desbetreffende cijfers van Eurostat wordt bevestigd.

3. Spinnhütte is verkoop van het betrokken product op de markt van de Gemeenschap

(11) De door Spinnhütte op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden zijden weefsels voor schrijfmachinelint, uitgedrukt in m2, daalden tussen 1 januari 1989 en 30 juni 1993 met 72 %; gedurende dezelfde periode daalden de prijzen met 66 %.

4. Rentabiliteit

(12) Volgens de beschikbare gegevens kon de producent van de Gemeenschap, daar de verkoopprijzen minder daalden dan de hoeveelheden terwijl de prijzen van ruwe zijde eveneens daalden, aan het einde van de periode blijkbaar opnieuw een bevredigende winst per eenheid maken en een redelijke kapitaalopbrengst verwezenlijken. Uitgaande van een index van 100 in 1988/1989 bereikte de rentabiliteit een index van 112 in 1992/1993.

5. Conclusie betreffende de schade

(13) Uit het onderzoek is gebleken, dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ernstige economische moeilijkheden ondervond in de vorm van dalingen van productie, verkoop en prijzen; aangezien er geen invoer plaatsvond, is het duidelijk dat deze ontwikkelingen uitsluitend te wijten waren aan een dalende vraag, die weer het gevolg was van het feit dat een algemene overschakeling plaatsvond van het gebruik van van weefsels vervaardigd schrijfmachinelint naar kunststoffen schrijfmachinelint en van schijfmachines naar tekstverwerkers. Toen Spinnhütte met een dergelijke fundamentele omschakeling werd geconfronteerd, kon het bedrijf niets anders doen dan zijn assortiment aanpassen (zie hieronder).

F. HERHALING VAN SCHADELIJKE DUMPING

(14) Het feit dat na de instelling van de antidumpingmaatregelen niet meer werd uitgevoerd, is op zich onvoldoende reden de maatregelen op te heffen. Nagegaan moet worden of het vervallen van de maatregelen tot een voorzienbare en dreigende herhaling van de schade als gevolg van de invoer met dumping van oorsprong uit de Volksrepubliek China zou leiden.

1. Herhaling van de dumping

(15) De Commissie herinnert eraan, dat in dit bijzondere geval de normale waarde moet worden vastgesteld op basis van de productiekosten vermeerderd met een redelijke winst; deze werden berekend aan de hand van de kosten en winst van de producent van de Gemeenschap.

In dit opzicht is uit het onderzoek gebleken, dat de normale waarde vergeleken met het oorspronkelijk onderzoek sterk is gedaald. Uit de beschikbare gegevens en uit de door Spinnhütte op 5 december 1995 ingediende gegevens blijkt, dat de prijs van ruwe zijde, de belangrijkste kostenfactor voor het betrokken product, sedert 1989/1990 met 50 % is gedaald en dat er zich wat de productiekosten en andere kosten betreft sedert die tijd gunstige ontwikkelingen hebben voorgedaan. Bovendien kan ruwe zijde nu gemakkelijker op de wereldmarkt worden verkregen en is de producent van de Gemeenschap niet langer afhankelijk van de Chinese leveringen van ruwe zijde. Bovendien zouden door de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en China van 1995 die voorwerp was van Besluit 95/115/EG van de Raad (8) situaties moeten worden voorkomen, waarin afgewerkte goederen worden uitgevoerd tegen prijzen die ongeveer gelijk zijn aan of lager liggen dan de prijs van het gehalte aan ruwe zijde.

Een combinatie van deze factoren leidt bij de Commissie tot de overtuiging, dat een daling van de vastgestelde normale waarde de dumping min of meer zou laten verdwijnen of de dumpingmarge tenminste ruimschoots zou verminderen hoewel het, zoals hieronder uiteengezet, gezien de daling van de vraag, helemaal niet duidelijk is of de uitvoer weer op gang zou komen indien de huidige maatregelen kwamen te vervallen. Bovendien produceert de enige Chinese producent die zijden weefsels voor schrijfmachinelint kan aanbieden, naast dit product 35 andere producten en het is derhalve weinig waarschijnlijk dat deze producent geïnteresseerd zou zijn in het betrokken product, waarvoor de vraag toch sterk is gedaald.

Voorts is de totale productie van de Chinese producent volgens zijn gegevens bestemd voor de Chinese markt en is het weinig waarschijnlijk dat zijn productie zal worden verhoogd om de markt van de Gemeenschap te bevoorraden; een verandering van de weefgetouwen wou weinig rendabel zijn, omdat andere zijden producten meer opbrengen en de vraag naar het betrokken product daalt.

(16) De producent van de Gemeenschap erkende dat er geen bewijzen beschikbaar waren aangaande de invoer van het betrokken product uit China tussen november 1989 en 1 oktober 1995, met andere woorden sedert de instelling van de antidumpingmaatregelen in 1990 en daarvoor, maar hij beweerde dat de maatregelen op verschillende wijzen werden ontweken, bijvoorbeeld door overlading van de goederen en vervoer ervan via derde landen met foute opgave van de oorsprong, foute omschrijving van het product en manipulaties bij de gewichtslimieten waarop de omschrijving van het betrokken product van toepassing is.

Voorts voerde hij aan, dat er aanwijzingen waren dat de Chinese exporteur nog steeds belangstelling had voor de markt van de Gemeenschap.

Ten eerste had een andere Chinese exporteur blijkbaar offertes ingediend voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap van zijden weefsels voor schrijfmachinelint van oorsprong uit China. Bovendien kon uit de naar verluidt zwakke financiële resultaten van de Chinese zijdeindustrie worden afgeleid dat schadelijke dumping waarschijnlijk opnieuw zou optreden indien de maatregelen zouden vervallen. Ook werd verwezen naar verscheidene andere offertes en transacties tegen prijzen die onder de normale waarde van het Chinese product lagen en waarbij de producten via Zwitserland de markt van de Gemeenschap binnenkwamen.

Ten tweede betwistte de producent van de Gemeenschap het standpunt dat de totale productie van het soortgelijk product van de enige Chinese producent uitsluitend voor de Chinese markt bestemd was; bij stelde namelijk over bewijzen te beschikken waaruit zou blijken dat het Chinese product in de VS werd verkocht. Bovendien werden de overcapaciteit van de Chinese zijde-industrie en de recente overeenkomst tussen de Gemeenschap en China, die niet op het betrokken product van toepassing is, als redenen vermeld die de uitvoer van zijden weefsels voor schrijfmachinelint voor de Chinese producent belangrijk maakten. De hervatting van deze uitvoer zou opnieuw tot schadelijke dumping leiden en hiertegen zouden alleen antidumpingmaatregelen bescherming kunnen bieden. Tot slot werden het in augustus 1991 door de Chinezen ingediende verzoek om een nieuw onderzoek en de aanpassing van de prijsverbintenis in februari 1994 op verzoek van de Chinese exporteur ook als bewijzen aangehaald dat nog steeds belangstelling voor de markt van de Gemeenschap bestaat.

(17) De Commissie onderzocht deze beweringen, maar moet deze van de hand wijzen.

Ter staving van de beweringen aangaande de ontwijking van de rechten werden geen bewijzen overgelegd. Meer bepaald ten aanzien van de invoer via Zwitserland werd aangetoond, dat het in dit geval geen weefsels voor schrijfmachinelint betrof, aangezien de ingevoerde producten niet voldeden aan de lengtevereisten van 220 yards per rol, hetgeen ook door de producent in de Gemeenschap werd toegegeven.

Vastgesteld werd dat de offertes van de andere Chinese exporteur niet relevant waren; immers blijkens de klacht zelf mag de betrokken uitvoerende onderneming het betrokken product niet uitvoeren.

Ten aanzien van de mogelijke verkoop op de markt van de VS en de eventuele gevolgen van overcapaciteit in de Chinese zijde-industrie herinnert de Commissie eraan, dat uit haar gegevens blijkt dat de totale productie van de enige producent in China voor de binnenlandse markt bestemd is. Ondanks deze tegenstrijdige aanwijzingen over de uitvoer naar de markten van derde landen handhaaft de Commissie het hierboven uiteengezette standpunt, dat een stijging van de Chinese productie van het soortgelijke product voor uitvoer naar de Gemeenschap onwaarschijnlijk is, gelet op de fase van de levenscyclus van het product en de kosten om van andere zijden producten, die meer opbrengen, over te schakelen op het betrokken product, enkel met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap waar de vraag naar dit product op de markt sterk daalt. Gezien zijn assortiment lijkt de Chinese producent voorts niet afhankelijk van de productie en verkoop van zijden weefsels voor schrijfmachinelint.

Het Chinese verzoek om een nieuw onderzoek en de aanpassing van de prijsverbintenis kunnen op zich geen bewijzen zijn voor het feit dat de schade dreigt zich te herhalen, vooral omdat sedert 1989, dat wil zeggen een tijdstip dat vóór de instelling van de maatregelen ligt, niet meer in de Gemeenschap werd ingevoerd.

2. Herhaling van schade

(18) De producent van de Gemeenschap voerde aan, dat antidumpingmaatregelen nog steeds nodig waren om te voorkomen dat de schade zich zou herhalen, aangezien in zijn onderneming, die klein is, de laatste hand werd gelegd aan een herstructurering. Hoewel de productie werd gediversifieerd, zodat niet langer alleen zijden weefsels voor schrijfmachinelint worden vervaardigd, was, naar de onderneming beweerde, de omschakeling nog niet voltooid en bleef de productie van het soortgelijke product voor het overleven van Spinnhütte van essentieel belang.

(19) In dit verband zij er in de eerste plaats op gewezen, dat antidumpingmaatregelen niet beogen de bedrijfstak van de Gemeenschap ter zijde te staan bij zijn herstructureringen, maar de handelsontwrichtende gevolgen van schadelijke dumping op te heffen en de bedrijfstak van de Gemeenschap op deze wijze in staat te stellen op gelijke voet met de met dumping ingevoerde producten te concurreren.

Voorts moet eraan worden herinnerd dat sedert november 1989 niet meer werd ingevoerd en dat derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap sedertdien geen schade meer kan zijn toegebracht door de invoer met dumping van het betrokken product.

Omdat de producent in de Gemeenschap en de Chinese producent de twee enige producenten van zijden weefsels voor schrijfmachinelint in de wereld zijn, geniet de producent van de Gemeenschap sedert 1989 een monopolie in de Gemeenschap.

Het is daarom duidelijk, dat een hervatting van de invoer door verscherping van de concurrentie op de markt, de positie van Spinnhütte zou beïnvloeden. Zoals hierboven uiteengezet, is het evenwel onwaarschijnlijk dat het betrokken product opnieuw tegen dumpingprijzen zal worden uitgevoerd indien de maatregelen worden ingetrokken.

(20) Tenslotte verzocht de producent van de Gemeenschap, omdat hij van oordeel is dat bij het vervallen van de bestaande maatregelen opnieuw dumping zal optreden, om handhaving van Verordening (EEG) nr. 3200/90 waarbij een definitief recht werd ingesteld en om onmiddellijke schorsing van de maatregelen ingevolge artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96.

De Commissie kan dit verzoek niet inwilligen. Daar het voor heel andere situaties was bedoeld, kan artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad in de omstandigheden van deze procedure niet worden toegepast.

G. CONCLUSIE

(21) Gezien bovenstaande overwegingen concludeert de Commissie, dat er geen bewijzen zijn dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen tot een voorzienbare en dreigende herhaling van de schade als gevolg van de invoer met dumping uit China zal leiden. Het lijkt immers waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verder moeilijkheden zal ondervinden, niet door de invoer uit China maar door vervangingsproducten en door een groeiende vraag naar tekstverwerkers en persoonlijke computers, waardoor de verkoop van conventionele schrijfmachines waarvoor van weefsels vervaardigde linten nodig zijn, onvermijdelijk verder zal dalen.

(22) Rekening houdend vooral met de dalende vraag naar het betrokken product, met het klaarblijkelijk herstel van de rentabiliteit en met de onwaarschijnlijkheid van het wederoptreden van schadelijke dumping, wordt derhalve geoordeeld dat de thans geldende maatregelen zouden mogen vervallen.

(23) De Commissie stelde de belanghebbende partijen waaronder de bedrijfstak van de Gemeenschap, van haar conclusies in kennis. Na door de Commissie van bovenstaande gegevens en conclusies in kennis te zijn gesteld, dienden vertegenwoordigers van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder schriftelijk en mondeling standpunten in met betrekking tot de gevolgen van de onderhavige Chinese invoer voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er werden evenwel geen gegevens of argumenten verstrekt, die na onderzoek bovenstaande conclusies ongedaan konden maken.

(24) De lidstaten maakten geen bezwaar tegen de beëindiging van de procedure,

BESLUIT:

Enig artikel

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van zuiver zijden weefsels voor schrijfmachinelint, ingedeeld onder de GN-codes ex 5007 10 00, ex 5007 20 11, ex 5007 20 19 en ex 5007 20 21, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 27 mei 1998.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB L 128 van 30. 4. 1998, blz. 18.

(3) PB L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(4) PB L 174 van 7. 7. 1990, blz. 27.

(5) PB L 306 van 6. 11. 1990, blz. 21.

(6) PB C 12 van 18. 1. 1992, blz. 5.

(7) PB C 291 van 4. 11. 1995, blz. 20.

(8) PB L 104 van 6. 5. 1995, blz. 2.