Home

Verordening (EG) Nr. 45/98 van de Raad van 19 december 1997 inzake de vaststelling van de voor 1998 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, alsmede bepaalde bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Verordening (EG) Nr. 45/98 van de Raad van 19 december 1997 inzake de vaststelling van de voor 1998 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, alsmede bepaalde bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Verordening (EG) Nr. 45/98 van de Raad van 19 december 1997 inzake de vaststelling van de voor 1998 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, alsmede bepaalde bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Publicatieblad Nr. L 012 van 19/01/1998 blz. 0001 - 0049


VERORDENING (EG) Nr. 45/98 VAN DE RAAD van 19 december 1997 inzake de vaststelling van de voor 1998 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, alsmede bepaalde bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1), en met name op artikel 8, lid 4.

gelet op de Toetredingsakte van 1994, en met name op de artikelen 121 en 122,

gezien het voorstel van de Commissie,

overwegende dat de Raad krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, de instandhoudingsmaatregelen moet vaststellen die nodig zijn voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de visbestanden op duurzame basis;

overwegende dat het nog niet mogelijk is een beheersregeling vast te stellen waarin gebruik wordt gemaakt van alle mogelijkheden, zoals met name het beheer van de vangstbeperkingen op meerjarenbasis en voor verscheidene soorten gecombineerd, die door Verordening (EEG) nr. 3760/92 worden geboden, omdat nog bepaalde maatregelen voor de controle van de visserij ten uitvoer moeten worden gelegd, nog verder moet worden gewerkt aan de totstandbrenging van een passend administratief kader voor beperking van de visserij-inspanning en de wetenschappelijke kennis nog moet worden verbeterd; dat, in afwachting van de vaststelling van een dergelijke beheersregeling, de exploitatie moet worden beperkt door middel van de huidige TAC-regeling;

overwegende dat het volgens artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 de taak van de Raad is om, overeenkomstig artikel 4, de totaal toegestane vangsten (TAC's) per bestand of groep bestanden vast te stellen; dat de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 4, punt ii);

overwegende dat de beginselen en bepaalde procedures van het visserijbeheer vastgesteld moeten worden door de Gemeenschap, zodat de lidstaten de beheersmaatregelen kunnen nemen ten aanzien van de vloten die onder hun vlag varen of onder hun jurisdictie vallen;

overwegende dat voor een efficiënt beheer van deze TAC's bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de visserij moeten worden vastgesteld;

overwegende dat het, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), noodzakelijk is te bepalen voor welke bestanden de verschillende, bij de verordening vastgestelde maatregelen gelden;

overwegende dat het niet nodig lijkt quota vast te stellen voor sommige bestanden die vooral voor de productie van vismeel en -olie worden bevist;

overwegende dat voor bepaalde visbestanden in de Noordzee in 1998 voor de eerste maal een TAC moet worden vastgesteld, teneinde een duurzame exploitatie van deze bestanden te garanderen;

overwegende dat, om overbevissing te voorkomen, het voor de Gemeenschap beschikbare deel van het bestand van Atlantisch-Scandinavische haring in deelgebied II en het bestand van horsmakreel in de deelgebieden II, IV en in de sectoren Vb, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII en XIV over de lidstaten zou moeten worden verdeeld, om ervoor te zorgen dat een adequaat toezicht op deze visserij plaatsvindt;

overwegende dat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 4, onder ii), van Verordening (EEG) nr. 3760/92, de vangstmogelijkheden op een zodanige wijze moeten worden verdeeld dat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten verzekerd is; dat de relatieve stabiliteit in dit geval kan worden afgeleid uit de vangsten in een recente en representatieve periode;

overwegende dat, met het oog op een beter gebruik van de quota voor haring, ansjovis, heek, blauwe wijting, makreel en schartong, overdracht van een deel van de quota van de gebieden waarvoor zij zijn toegewezen naar aangrenzende gebieden moet worden toegestaan;

overwegende dat, overeenkomstig de in artikel 2 van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de plaatselijke Regering van de Faeröer, anderzijds (3) vastgestelde procedure, de partijen overleg hebben gepleegd over hun wederzijdse visserijrechten voor 1998; dat dit overleg met succes is afgerond; dat het daardoor mogelijk is voor een aantal gezamenlijke en autonome bestanden de TAC's, het aandeel voor de Gemeenschap en de quota vast te stellen, waarvan een deel wordt toegewezen aan de Faeröer;

overwegende dat, overeenkomstig de in de artikelen 2 en 7 van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (4) vastgestelde procedure, de Gemeenschap en Noorwegen overleg hebben gepleegd over hun wederzijdse visserijrechten voor 1998; dat dit overleg nog niet met succes bekroond is en dat het daarom nog niet mogelijk is voor de gezamenlijke bestanden en, waar nodig, voor andere bestanden de TAC's, het aandeel voor de Gemeenschap en de quota vast te stellen;

overwegende dat de Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC) aanbevelingen heeft gedaan inzake TAC's voor de Oostzeebestanden van kabeljauw, zalm, haring en sprot, en het daarin aan iedere verdragsluitende partij toe te kennen aandeel; dat het dienstig is deze aanbevelingen ten uitvoer te leggen;

overwegende dat de Gemeenschap het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties heeft ondertekend, waarin principes en voorschriften voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee zijn vastgelegd;

overwegende dat de Gemeenschap in het kader van haar internationale verplichtingen meewerkt aan de instandhouding van de visbestanden in de internationale wateren; dat de mate van bevissing van de betrokken bestanden door vaartuigen uit de Gemeenschap dient te worden gezien tegen de achtergrond van de totale visserijactiviteit en van de bijdrage die de Gemeenschap tot dusver heeft geleverd voor de instandhouding van die bestanden;

overwegende dat, overeenkomstig artikel 122 van de Akte van Toetreding van 1994, voor de vangst van de in het kader van de toetreding toegewezen hoeveelheden dezelfde voorwaarden blijven gelden die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag van 1994 van toepassing waren;

overwegende dat het, met het oog op een beter economisch gebruik, noodzakelijk is dat haring uit de Oostzee bestanden wordt gebruikt voor andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie; dat de toestand van deze bestanden zo is dat, bij een goed beheer, een dergelijke maatregel geen gevaar voor het bestand oplevert;

overwegende dat in het najaar in de zuidelijke Noordzee grote hoeveelheden jonge platvis kan worden gevangen; dat voor een betere bevissing deze vis zou moeten worden beschermd;

overwegende dat de IBSFC bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden heeft aanbevolen die vanaf 1 januari 1998 door de verdragsluitende partijen moeten worden toegepast;

overwegende dat de economische rentabiliteit van de visserij op horsmakreel in de sector VIIIc en het deelgebied IX kan worden verbeterd door binnen grenzen die verenigbaar zijn met een duurzame visserij, aanvoer van kleine horsmakreel toe te staan;

overwegende dat het herstel van het haringbestand in de Noordzee vereist dat de bij Verordening (EG) nr. 1602/96 (5) vastgestelde bijzondere beheersmaatregelen worden gehandhaafd in 1998;

overwegende dat het sardinebestand in de sectoren VIIIc en IXa volgens de jongste wetenschappelijke adviezen onder de minimale biologisch aanvaardbare drempels is gedaald; dat maatregelen vereist zijn om een evenwichtige exploitatie van het sardinebestand te garanderen;

overwegende dat de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 390/97 van de Raad van 20 december 1996 (6) inzake de vaststelling van de voor 1997 geldende totaal toegestane vangsten voor bepaalde visbestanden of groepen visbestanden, alsmede bepaalde bij de visserij in acht te nemen voorschriften, in 1998 bepaalde voorwaarden voor de visserij op sprot in ICES-sector IIIa moeten worden gehandhaafd;

overwegende dat volgens wetenschappelijke adviezen de economische rentabiliteit van de visserij op tong in de ICES-sectoren IVc en VIId zonder gevaar voor het bestand kan worden verbeterd door het gebruik van staande vistuigen met een maaswijdte van 90 mm;

overwegende dat deze verordening om dwingende redenen van algemeen belang vanaf 1 februari van toepassing zal zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening worden voor bepaalde visbestanden per bestand of groep bestanden de totaal toegestane vangsten (TAC's) voor 1998 vastgesteld en tevens het voor de Gemeenschap beschikbare aandeel, de verdeling daarvan over de lidstaten en de bij het vissen op die bestanden in acht te nemen bijzondere voorschriften (7).

In deze verordening wordt onder "Skagerrak" verstaan, het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtst bij gelegen punt op de Zweedse kust.

In deze verordening wordt onder "Kattegat" verstaan, het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtst bij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen.

In deze verordening wordt onder "Noordzee" verstaan, het ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector III a dat niet onder de in dit artikel gegeven definitie van het Skagerrak valt.

Artikel 2

De TAC's voor de bestanden of groepen bestanden waarop de communautaire visserijregeling van toepassing is en het daarvan voor de Gemeenschap beschikbare aandeel worden voor 1998 vastgesteld zoals bepaald in bijlage I.

Artikel 3

De TAC's voor bijvangsten van haring in sommige visserijtakken worden voor 1998 vastgesteld zoals bepaald in bijlage II.

Artikel 4

Het voor de Gemeenschap beschikbare aandeel in de in artikel 2 bedoelde TAC's wordt voor 1998 over de lidstaten verdeeld in de vorm van de in bijlage I vermelde quota.

Deze verdeling vormt geen beletsel voor:

- het ruilen van quota op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3760/92;

- aangepaste toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (8);

- het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

- het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

- verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

Artikel 5

De bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt, de bestanden waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn en de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van de voornoemde verordening van toepassing zijn, worden voor 1998 vastgesteld zoals bepaald in bijlage III.

Artikel 6

1. Het is verboden vangsten uit bestanden waarvoor TAC's of quota zijn vastgesteld, aan boord te houden of aan te voeren, tenzij:

i) de vangsten zijn gedaan met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum niet is opgebruikt, of

ii) het aan de Gemeenschap toegewezen aandeel in de TAC (aandeel van de Gemeenschap) niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld en dat aandeel van de Gemeenschap niet is opgebruikt, of

iii) voor alle andere soorten dan haring en makreel, de vangsten bestaan uit verscheidene soorten en met netten met een maaswijdte van 32 mm of minder zijn gedaan in de gebieden 1 en 2, of van 40 mm of minder in gebied 3, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 894/97 van 29 april 1997 (9) en deze vangsten noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of

iv) voor haring, de vangsten de in lid 2 aangegeven grenzen niet overschrijden, of

v) voor makreel, het aandeel van makreel in de gemengde vangsten van makreel en horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of

vi) het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 894/97.

Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten zoals bedoeld onder iii), iv), v) en vi).

2. Wanneer in de gebieden 1 en 2, met uitzondering van het Skagerrak en het Kattegat, met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm en in gebied 3 met netten met een maaswijdte van minder dan 40 mm wordt gevist, is het verboden om vangsten die zowel uit haring als uit andere soorten bestaan aan boord te houden, behalve indien deze vangsten niet gesorteerd zijn en, voor zover zij alleen bestaan uit haring en sprot, de hoeveelheid haring niet meer bedraagt dan 10 % van het totale gewicht aan haring en sprot samen.

Wanneer in de gebieden 1 en 2 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm en in gebied 3 met netten met een maaswijdte van minder dan 40 mm wordt gevist, is het verboden om vangsten die zowel uit haring als uit andere soorten bestaan aan boord te houden, tenzij deze vangsten niet gesorteerd zijn en de hoeveelheid haring in deze uit verschillende soorten, waaronder eventueel sprot, bestaande vangsten niet meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht aan haring en andere soorten.

3. Ongeacht het bepaalde in de leden 1 en 2 is het, wanneer een in bijlage II bij deze verordening vastgesteld quotum is opgebruikt, voor vissersvaartuigen die vissen in de zone waarvoor het betreffende quotum gold, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook bestaan uit haring.

4. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 894/97.

Artikel 7

Voor het haringbestand in de Noordzee en in het oostelijke deel van het Kanaal mag tot 50 % van de quota voor de ICES-sectoren IVc en VIId worden overgedragen naar ICES-sector IVb.

De lidstaten die een quotum hebben voor het heekbestand in de gebieden IIa (EG-zone) en IV (EG-zone) en die dat quotum hebben uitgeput, mogen hoeveelheden van hun quotum voor die vissoort in de gebieden Vb (EG-zone), VI, VII, XII, XIV en VIII a, VIII b en VIII d, overdragen naar de gebieden IIa (EG-zone) en IV (EG-zone).

Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

Artikel 8

1. Het is verboden haring aan boord te houden die is gevangen van 1 tot en met 15 november 1998 in het gebied met de volgende coördinaten:

- 07° 30' westerlengte op de zuidoostkust van Ierland,

- 51° 15' noorderbreedte, 07° 30' westerlengte,

- 51° 15' noorderbreedte, 9° 00' westerlengte,

- 9° 00' westerlengte op de zuidkust van Ierland.

2. De in dit artikel omschreven gebieden en periodes kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92.

Artikel 9

In afwijking van het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2115/77 (10) is in ICES-sector IIId, met uitzondering van onderverdeling 24, en het ten westen van 16° O' gelegen gedeelte van subsector 25, de gerichte visserij op en de aanvoer van haring voor andere doeleinden dan menselijke consumptie toegestaan tot en met 31 december 1998 voor zover de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1866/86 van de Raad van 12 juni 1986 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund (11) worden nageleefd.

Artikel 10

Lidstaten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringsprogramma's bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring.

Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringsprogramma.

Artikel 11

De lidstaten gaan over tot vaststelling van bijzondere controle- en beheersmaatregelen of andere maatregelen met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:

i) bijzondere controle- en inspectieprogramma's;

ii) programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70 % is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;

iii) controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);

iv) zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.

Artikel 12

Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en telkens wanneer de Commissie zulks noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing door de bevoegde autoriteiten van de bemonsteringsprogramma's en de in de artikelen 10 en 11 nader omschreven maatregelen te verifiëren.

Artikel 13

De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de artikelen 10 en 11 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserijactiviteit een strikte beheersing van de visserijmortaliteit bij haring wordt bereikt.

Artikel 14

1. Elke aanvoer van haring gevangen in de ICES-onderverdelingen III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vangen van deze vangsten in de betroffen onderverdelingen, wordt verrekend tegen een betrokken quotum als omschreven in bijlage I bij deze verordening.

2. Elke aanvoer van haring gevangen in de ICES-onderverdelingen III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vangen van deze vangsten in de betroffen onderverdelingen, wordt verrekend tegen een betrokken quotum als omschreven in bijlage II bij deze verordening.

3. Haring aangevoerd door vaartuigen die hun activiteit uitoefenen onder de in lid 2 omschreven voorwaarden, worden niet ten verkoop voor menselijk verbruik aangeboden.

Artikel 15

In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 3, onder a), tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 894/97, geldt de uitbreiding van de zone waarin niet met boomkorren mag worden gevist voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 1998.

Artikel 16

In ICES-staten III b, c, d mag worden gevist op de volgende voorwaarden:

a) Het is verboden om van 10 juni tot en met 20 augustus 1998 in de Oostzee de Belten en de Øresund op kabeljauw te vissen.

b) Van 15 mei tot en met 31 augustus 1998 is elke visserij verboden in het gebied met de volgende coördinaten:

- 55° 30' noorderbreedte, 15° 30' oosterlengte,

- 55° 30' noorderbreedte, 16° 10' oosterlengte,

- 55° 15' noorderbreedte, 16° 10' oosterlengte,

- 55° 15' noorderbreedte, 15° 30' oosterlengte.

c) Het is verboden de volgende vissoorten die in de ondervermelde wateren en perioden zijn gevangen, aan boord te houden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Ten aanzien van de visserij op zalm (Salmo salar) en op zeeforel (Salmo trutta) gelden de volgende verbodsbepalingen:

- in de periode van 1 juni tot en met 15 september 1998 mag in deelsectoren 22 tot en met 31 geen gebruik worden gemaakt van drijfnetten of staande kieuwnetten;

- in de periode van 15 juni tot en met 30 september 1998 mag in deelsector 32 geen gebruik worden gemaakt van drijvende of staande kieuwnetten;

- in de periode van 1 april tot en met 15 november 1998 mag in de deelsectoren 22 tot en met 31 geen gebruik worden gemaakt van drijvende of verankerde beugen;

- in de periode van 1 juli tot en met 15 september 1998 mag in deelsector 32 geen gebruik worden gemaakt van drijvende of verankerde beugen.

Het gebied waar gedurende de gesloten tijd niet mag worden gevist begint vanaf 4 zeemijl gerekend vanaf de basislijnen. In deelsector 32 en in het gebied ten oosten van lengtegraad 22° 30' oosterlengte (Bengtskär vuurtoren) in de Finse territoriale wateren en visserijzone is vanaf 1 juli tot en met 15 september 1998 echter het vissen met drijvende of verankerde lijnen verboden.

Artikel 17

Onverminderd het bepaalde in artikel 10(16) van Verordening (EG) nr. 894/97 mogen vaartuigen de in de Oostzee, de Belten of de Øresund mogen vissen, in het Kattegat automatische sorteermachines aan boord hebben mits een speciaal visdocument voor dat doel is afgegeven.

In het speciaal visdocument dient vermeld te zijn voor welke soorten, zones en perioden en onder welke andere voorwaarden de sorteermachines aan boord mogen zijn en gebruikt mogen worden.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1998.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

F. BODEN

(1) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Akte van toetreding van 1994.

(2) PB L 115 van 9. 5. 1996, blz. 3.

(3) PB L 226 van 29. 8. 1980, blz. 12.

(4) PB L 226 van 29. 8. 1980, blz. 48.

(5) PB L 198 van 8. 8. 1996. blz. 1.

(6) PB L 66 van 6. 3. 1997, blz. 1.

(7) De in deze verordening genoemde ICES- en CECAF-gebieden zijn respectievelijk omschreven in de mededelingen 85/C 347/05 (PB C 347 van 31. 12. 1985, blz. 14) en 85/C 335/02 (PB C 335 van 24. 12. 1985, blz. 2) van de Commissie.

(8) PB L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2205/97 (PB L 304 van 7. 11. 1997, blz. 1).

(9) PB L 132 van 23. 5. 1997, blz. 1.

(10) PB L 247 van 28. 9. 1977, blz. 2.

(11) PB L 162 van 18. 6. 1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1821/96 (PB L 241 van 21. 9. 1996, blz. 8).

BIJLAGE I

TAC's voor 1998 per bestand en per gebied en verdeling van het aandeel van de Gemeenschap daarin over de lidstaten (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld). Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2847/93 en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Totaal toelaatbare vangst van haring die ongesorteerd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie mag worden aangevoerd (in ton levend gewicht). Alle in deze bijlage vermelde vangstbeperkingen worden beschouwd als quota in de zin van artikel 5 van deze verordening en vallen dus onder de toepassing van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2874/93, inzonderheid in de artikelen 14 en 15.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>