Home

Verordening (EG) nr. 1084/98 van de Commissie van 28 mei 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van roestvrij stalen staven uit India

Verordening (EG) nr. 1084/98 van de Commissie van 28 mei 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van roestvrij stalen staven uit India

VERORDENING (EG) Nr. 1084/98 VAN DE COMMISSIE van 28 mei 1998 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van roestvrij stalen staven uit India

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (2), inzonderheid op artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) In augustus 1997 heeft de Commissie door middel van een bericht (hierna "bericht van inleiding" genoemd) in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van roestvrij stalen staven (RSS) uit India en heeft zij een onderzoek geopend.

(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van Eurofer (Europese Vereniging van ijzer- en staalproducerende industrieën) namens de producenten in de Gemeenschap die het grootste gedeelte van de communautaire productie van RSS vervaardigen. De klacht bevatte het bewijs van dumping en daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade en werd toereikend geacht voor het inleiden van een procedure.

(3) De Commissie heeft de producenten in de Gemeenschap, de exporterende producenten en de importeurs waarvan bekend is dat zij bij deze zaak betrokken zijn, evenals de vertegenwoordigers van het uitvoerland en de indiener van de klacht er van in kennis gesteld dat de procedure werd ingeleid. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk naar voren te brengen en te verzoeken om te worden gehoord.

Een aantal exporterende producenten in India evenals enige producenten, importeurs en leveranciers in de Gemeenschap hebben hun standpunt schriftelijk bekendgemaakt. Alle belanghebbenden die binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijn een daartoe strekkend verzoek hadden ingediend, werden gehoord.

(4) De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan alle haar bekende belanghebbenden en heeft antwoord ontvangen van een aantal ondernemingen in de Gemeenschap en India.

(5) De Commissie heeft alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor haar voorlopige vaststellingen noodzakelijk achtte en heeft een onderzoek ingesteld ten kantore van de volgende ondernemingen:

a) Producenten in de Gemeenschap

- Cogne Acciai Speciali Srl, Aosta, Italië,

- Krupp Edelstahlprofil GmbH, Siegen, Duitsland,

- Rodacciai SpA, Bosisio Parrini, Italië,

- Sprint Metal Edelstahlziehereien GmbH, Hemer, Duitsland,

- Trafilerie Bedini Srl, Peschiera Borromeo, Italië,

- Ugine-Savoie SA, Ugine, Frankrijk.

Tijdens het bezoek aan Rodacciai SpA besloot deze onderneming haar medewerking te beëindigen, zodat bij het onderzoek geen rekening kon worden gehouden met de door deze onderneming verstrekte informatie.

b) Exporterende producenten in India

- Bhansali Brightbars Pvt Ltd/Bhansali Ferromet Pvt Ltd, Mumbai,

- Facor (Ferro Alloys Corp. Ltd), Nagpur,

- Grand Foundry Ltd, Mumbai,

- Isibars Ltd, Mumbai,

- Mukand Ltd, Mumbai,

- Panchmahal Steel Ltd, Baroda,

- Raajratna Metal Industries Ltd, Ahmedabad,

- Venus Wire Industries Ltd, Mumbai,

- Viraj Alloys Ltd, Mumbai.

c) Met exporterende producenten in India verbonden importeurs in de Gemeenschap

- Isibars GmbH, Düsseldorf, Duitsland,

- Mukand International Ltd, Londen, Verenigd Koninkrijk.

d) Niet met exporterende producenten in India verbonden importeurs in de Gemeenschap

- Thyssen Schulte GmbH, Dortmund, Duitsland,

- Ibero Edelstahlhandel & Co KG, Mülheim, Duitsland,

- Metaalcompagnie "Brabant", Valkenswaard, Nederland.

Bij het onderzoek werd vastgesteld dat Ibero Edelstahlhandel en Thyssen Schulte de facto verbonden waren met producenten in de Gemeenschap.

(6) Na de inleiding van de procedure verzocht de Indiase producent "Sindia Steels Ltd" om behandeling als "nieuwe exporteur" in de zin van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "de basisverordening" genoemd). De Commissie heeft vervolgens alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor haar voorlopige vaststellingen noodzakelijk achtte en heeft een onderzoek ingesteld ten kantore van deze onderneming.

(7) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 oktober 1996 tot en met 30 juni 1997 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd). Het onderzoek naar schade bestreek de periode van 1994 tot het einde van het onderzoektijdvak.

(8) Er zij aan herinnerd dat de Commissie op 30 oktober 1997 een antisubsidieonderzoek ten aanzien van hetzelfde product uit India heeft geopend (4). Dit onderzoek is nog aan de gang.

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(9) De betrokken producten zijn roestvrij stalen staven, enkel koud bewerkt of koud nabewerkt, bevattende 2,5 of meer gewichtspercenten nikkel, met cirkelvormige of andere dan cirkelvormige dwarsdoorsnede, die momenteel onder de GN-codes 7222 20 11, 7222 20 21, 7222 20 31 en 7222 20 81 zijn ingedeeld.

(10) Roestvrij staal word gekenmerkt door een hoog nikkel- en chroomgehalte en bevat soms ook molybdeen. Deze legeringen beschermen roestvrij staal tegen corrosie. RSS worden gebruik in diverse takken van industrie, zoals de automobielsector, de bouwsector, de constructiesector en de chemische industrie.

(11) Er zijn diverse soorten RSS die van elkaar afwijken in samenstelling, vorm, tolerantie en diameter. Niettemin vallen al deze soorten onder dezelfde algemene definitie van RSS omdat zij dezelfde fysieke, chemische en technische basiskenmerken hebben, voor dezelfde gebruiksdoeleinden bestemd zijn en via dezelfde distributiekanalen worden verkocht. Deze producten worden derhalve ten behoeve van dit onderzoek als een enkele categorie beschouwd.

2. Soortgelijk product

(12) De Commissie stelde vast dat de in India en in de Gemeenschap vervaardigde en verkochte RSS, enerzijds, en de uit India naar de Gemeenschap uitgevoerde RSS, anderzijds, soortgelijke producten waren in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening omdat zij dezelfde fysieke, chemische en technische kenmerken en gebruiksdoeleinden hadden.

C. DUMPING

1. Normale waarde

(13) Voor het vaststellen van de normale waarde heeft de Commissie in eerste instantie voor elke exporterende producent onderzocht of de op de binnenlandse markt van deze producent verkochte hoeveelheid van het betrokken product representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening, met andere woorden of deze verkoop meer dan 5 % van de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheid bedroeg.

(14) Vervolgens werd nagegaan of de totale verkoop op de binnenlandse markt van elk type van het product minstens 5 % van de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheid van dit type bedroeg.

Voor de producten die aan deze 5 %-norm voldeden, werd nagegaan of hiervan een voldoende hoeveelheid in het kader van normale handelstransacties als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de basisverordening werd verkocht. Wanneer, per type van het product, de omvang van de verkoop tegen prijzen die hoger waren dan de kostprijs per eenheid minstens 80 % van de totale verkoop op de binnenlandse markt bedroeg, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die daadwerkelijk werden betaald bij alle verkopen op de binnenlandse markt. Wanneer per type van het product de winstgevende transacties minder dan 80 %, doch niet minder dan 10 % van de totale verkoop op de binnenlandse markt bedroegen, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die daadwerkelijk werden betaald voor uitsluitend de producten die met winst op de binnenlandse markt werden verkocht.

Wanneer per type van het product de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid minder dan 5 % van de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheid bedroeg of wanneer op de binnenlandse markt minder dan 10 % met winst was verkocht, werd de verkoop op de binnenlandse markt van dat type van het product ontoereikend geacht in de zin van artikel 2, leden 2 en 4, van de basisverordening en werd deze verkoop derhalve buiten beschouwing gelaten. In dergelijke gevallen werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde prijzen die door andere exporterende producenten in het betrokken land werden aangerekend bij de verkoop van het overeenkomstige type van het product op de binnenlandse markt in representatieve hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties.

Wanneer de onderscheidene producttypen niet in respectieve hoeveelheden door andere exporterende producenten op de binnenlandse markt van het betrokken land waren verkocht, werd de normale waarde berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, met andere woorden op basis van alle productiekosten van de betrokken exporterende producent voor het geëxporteerde type van het product, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, administratiekosten, algemene kosten (hierna VA& A genoemd) en winst. De VA& A en de winst waren normaliter gebaseerd op de binnenlandse verkoop van die types van het soortgelijke product die de betrokken producent in representatieve hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt had verkocht. Wanneer de betrokken exporterende producent het soortgelijke product evenwel niet in representatieve hoeveelheden of in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt had verkocht, werd het bedrag voor VA& A en winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening, met andere woorden op basis van het gewogen gemiddelde van de werkelijke hoeveelheden die voor andere bij het onderzoek betrokken exporterende producenten werden vastgesteld in verband met de representatieve verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties.

(15) De productiekosten van een onderneming die het betrokken product niet op de binnenlandse markt had verkocht, werden onbetrouwbaar geacht. Dientengevolge werden overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voor de types van het product waarvoor de normale waarde moest worden berekend, de productiekosten gebaseerd op het gewogen gemiddelde van alle productiekosten van andere exporterende producenten van hetzelfde producttype, vermeerderd met een redelijk bedrag voor VA& A en winst. Het bedrag voor VA& A en winst werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening.

2. Uitvoerprijs

(16) Wanneer de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden rechtstreeks aan niet verbonden importeurs werden verkocht, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de door deze onafhankelijke afnemers werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(17) Wanneer de uitgevoerde producten werden verkocht aan importeurs in de Gemeenschap die met een exporterende producent waren verbonden, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend aan de hand van de prijzen waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan onafhankelijke afnemers werden wederverkocht. Er werden correcties aangebracht voor alle tussen de invoer en de werderverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van een redelijke marge voor VA& A en winst. De winst werd vastgesteld op basis van informatie betreffende winstmarges die werd verstrekt door de medewerkende niet verbonden importeurs van het betrokken product in de Gemeenschap, wanneer dergelijke informatie betrouwbaar werd geacht.

3. Vergelijking

(18) Teneinde een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken, werden de nodige correcties aangebracht voor verschillen waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening werden dergelijke correcties aangebracht voor invoerheffingen en indirecte belastingen, evenals voor kosten van vervoer, verzekering, op- de overslag, aanverwante kosten, kosten van verpakking, kredietverlening, commissies en omrekening van valuta.

(19) Bepaalde ondernemingen verzochten om een correctie voor de omrekening van valuta op grond van artikel 2, lid 10, onder j), van de basisverordening met het argument dat de buitenlandse valuta waarin zij hun uitvoer hadden gefactureerd tijdens het onderzoektijdvak sterk was gedevalueerd ten opzichte van de Indiase roepie.

Deze ondernemingen waren van mening dat de verkoopdatum de datum van de kooporder zou moeten zijn en dat voor de berekening van de dumping de wisselkoers van 60 dagen vóór de datum van de kooporder moest worden gebruikt.

Aangezien de betrokken ondernemingen echter geen enkel bewijsmateriaal overlegden waaruit bleek dat zij ten tijde van de kooporder voorzorgsmaatregelen hadden genomen om zich in te dekken tegen wisselkoersschommelingen, werd aangenomen dat zij dit risico impliciet hadden aanvaard. Deze eis werd derhalve voorlopig van de hand gewezen, in afwachting dat een en ander nader wordt onderzocht.

(20) Bepaalde ondernemingen verzochten om een correctie voor invoerrechten op ingevoerde grondstoffen. Dit verzoek was gebaseerd op het zogenoemde "Pass Book Scheme". Volgens deze regeling worden bij uitvoer van de eindproducten waarin de grondstoffen zijn verwerkt de verschuldigde invoerrechten gecompenseerd in de vorm van vrijstelling van invoerrechten op toekomstige importen.

Volgens artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening wordt deze correctie echter enkel toegekend indien wordt aangetoond dat de grondstoffen waarvoor invoerrechten werden betaald fysiek in het op de binnenlandse markt verkochte betrokken product zijn verwerkt en dat de invoerrechten voor het naar de Gemeenschap uitgevoerde product niet werden ingevorderd of werden terugbetaald.

(21) Een onderneming verzocht om een correctie voor verschillen in handelsstadium met het argument dat zij haar uitgevoerde producten uitsluitend aan distributeurs verkocht, maar dat zij op de binnenlandse markt zowel aan distributeurs als aan eindgebruikers leverde. Zij voerde aan dat de prijzen voor eindgebruikers op de binnenlandse markt steeds hoger waren dan die welke aan de distributeurs op de binnenlandse markt werden aangerekend.

Dit verzoek werd niet ingewilligd omdat de onderneming niet kon aantonen dat zij in de diverse handelsstadia op de binnenlandse markt steeds significant verschillende prijzen hanteerde. Meer bepaald werd vastgesteld dat voor sommige types van het product de gemiddelde prijs voor eindgebruikers op de binnenlandse markt lager was dan de gemiddelde prijs die aan distributeurs op de binnenlandse markt werd aangerekend.

4. Dumpingmarge

(22) De dumpingmarges werden overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen af fabriek in hetzelfde handelsstadium.

(23) De dumpingmarges, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, waren als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(24) Bij het onderzoek werd vastgesteld dat Bhansali Brightbars en Bhansali Ferromet verbonden ondernemingen waren. Omdat in dit geval het gevaar bestond dat, indien twee verschillende marges werden vastgesteld, deze ondernemingen de antidumpingmaatregelen zouden ontduiken door de uitvoer naar de Gemeenschap via de onderneming met de laagste dumpingmarge te doen plaatsvinden, werd besloten voor beide ondernemingen slechts één dumpingmarge, gebaseerd op de gewogen gemiddelde dumpingmarge van beide ondernemingen, vast te stellen.

(25) Voor alle betrokken exporterende producenten die de vragenlijst van de Commissie niet hadden beantwoord, noch zich anderszins kenbaar hadden gemaakt, werd de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening op basis van de beschikbare gegevens vastgesteld.

De door de medewerkende exporterende producenten verstrekte gegevens betreffende de omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap werden met de Eurostatcijfers vergeleken teneinde de mate van samenwerking bij het lopende onderzoek vast te stellen.

Aangezien de betrokkenen op ruime schaal medewerking verleenden aan dit onderzoek waren de diensten van de Commissie van oordeel dat de dumpingmarge voor de niet medewerkende ondernemingen even hoog diende te zijn als de hoogste dumpingmarge die voor de medewerkende exporterende producenten in het betrokken land werd vastgesteld, omdat er geen redenen waren om aan te nemen dat een niet medewerkende exporterende producent zijn producten met een lagere dumpingmarge zou hebben uitgevoerd dan de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld.

Deze benadering werd noodzakelijk geacht om te vermijden dat het niet verlenen van medewerking zou worden beloond en om ontduiking van de maatregel te voorkomen.

De voorlopige dumpingmarge voor de niet medewerkende exporterende producenten in India bedraagt derhalve, uitgedrukt als een percentage van de prijs franco grens Gemeenschap, 17,7 %.

(26) Wat de in overweging 6 bedoelde exporterende producent betreft, werd vastgesteld dat aan alle voorwaarden van artikel 11, lid 4, van de basisverordening voor het inleiden van een onderzoek "nieuwe exporteur" was voldaan. De Commissie concludeerde dat in dit bijzondere geval voor deze producent en voor elke onderneming die aan dezelfde voorwaarde voldeed een andere dumpingmarge diende te worden vastgesteld dan voor de niet medewerkende exporterende producenten waarvoor, wegens het feit dat zij geen medewerking verleenden en teneinde ontduiking van de maatregel te voorkomen, de hoogste dumpingmarge geldt. In het licht van het bovenstaande werd het dienstig geacht ten aanzien van deze onderneming de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de medewerkende Indiase ondernemingen, namelijk 15,5 %, toe te passen.

D. SCHADE

1. Bedrijfstak van de Gemeenschap

(27) De totale productie van de vijf communautaire producenten van RSS die de klacht hadden onderschreven en hun volledige medewerking verleenden aan de Commissie (zie overweging 5) bedraagt 45 % van de totale communautaire productie. Deze ondernemingen vormen derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap als omschreven in artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

2. Algemene opmerkingen

(28) Er zij aan herinnerd dat het onderzoektijdvak een periode van slechts negen maanden beslaat. Teneinde een deugdelijke vergelijking op jaarbasis mogelijk te maken, werden de bevindingen in verband met het onderzoektijdvak naar twaalf maanden geëxtrapoleerd (hierna "onderzoektijdvak twaalf maanden" genoemd).

3. Verbruik in de Gemeenschap

(29) Het zichtbare verbruik van RSS in de Gemeenschap in de periode januari 1994 tot juni 1997 werd vastgesteld op basis van de totale productie in de Gemeenschap vermeerderd met de totale invoer en verminderd met de totale uitvoer. De Commissie heeft hiervoor gebruik gemaakt van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap, de andere in de Gemeenschap gevestigde producenten en Eurofer verstrekte gegevens evenals van statistische gegevens van Eurostat.

(30) In de periode 1994 tot juni 1997 was het totale verbruik in de Gemeenschap als volgt: 117 039 ton in 1994, 146 025 ton in 1995, 113 448 ton in 1996 en 148 457 ton in het onderzoektijdvak twaalf maanden.

4. Omvang van de invoer en marktaandeel van de met dumping ingevoerde producten

(31) De invoer uit India vertoonde de volgende tendens: 7 597 ton in 1994, 11 170 ton in 1995, 10 329 ton in 1996 en 8 311 ton in het onderzoektijdvak twaalf maanden, hetgeen neerkomt op een algemene toename van 2 732 ton of 36 % in de periode 1994-1996.

(32) Het marktaandeel van de Indiase ondernemingen (volgens Eurostat) was voortdurend toegenomen van 6,5 % in 1994 tot 7,6 % in 1995 en 9,1 % in 1996. Dit is een toename van 40 % in de periode 1994 tot 1996. Hoewel het marktaandeel van deze ondernemingen in het onderzoektijdvak terugliep, bleef dit betrekkelijk hoog, namelijk 5,6 %.

5. Prijzen van de met dumping uit India ingevoerde producten en prijonderbieding

(33) Voor de periode 1994 tot het onderzoektijdvak werd aan de hand van Eurostat vastgesteld dat de uit India ingevoerde producten de prijzen van de communautaire bedrijfstak voortdurend onderboden. Deze analyse werd tot in bijzonderheden bevestigd voor het onderzoektijdvak.

(34) Om te bepalen of de prijzen van de medewerkende Indiase exporteurs de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak onderboden, werden de verkopen van elk van deze ondernemingen in het onderzoektijdvak aan een grondig onderzoek onderworpen. Hierbij werden per product de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet verbonden partijen vergeleken. Wanneer de producten door tussenkomst van verbonden ondernemingen werden uitgevoerd, werden de uitvoerprijzen gecorrigeerd voor de kosten die tussen de invoer en de verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer werden gemaakt. Ten behoeve van deze vergelijking werden de producten op basis van staalkwaliteit, vorm, diameter en tolerantie in verschillende types onderverdeeld.

(35) De prijs franco grens Gemeenschap, na inklaring, van de uit India uitgevoerde producten werd vastgesteld door, waar nodig, de uitvoerprijzen te corrigeren voor de kosten van vervoer en op- en overslag.

(36) De verkoopprijzen van de communautaire producenten werden gecorrigeerd voor verschillen in handelsstadium, omdat werd vastgesteld dat de Indiase producenten enkel aan handelaren verkochten, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn producten zowel aan handelaren als aan gebruikers verkocht en daarbij aanzienlijke kortingen toekende aan de eerstgenoemde. Hiertoe werden de verkoopprijzen aan eindgebruikers van de communautaire bedrijfstak verminderd met de toegekende kortingen. Bovendien werden de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak waar nodig gecorrigeerd voor transportkosten.

(37) De exporterende producenten in India verzochten om een correctie voor vermeende kwaliteitsverschillen. Deze kon evenwel niet worden toegekend omdat de chemische samenstelling van het betrokken product aan internationale normen onderworpen is. Het verzoek was bovendien slechts in algemene termen geformuleerd en bevatte geen specifieke informatie betreffende bepaalde ondernemingen, zodat een en ander niet naar behoren kon worden geverifieerd.

(38) Een door de Indiase ondernemingen ingediend verzoek om correcties voor 1. verschillend in tijdsverloop tussen de order en de levering en 2. verschillen in prijsstellingsmechanismen (de Indiase producenten verkopen hun goederen tegen vaste prijzen terwijl de communautaire producenten een systeem van basisprijzen kennen waaraan zogenoemde "legeringstoeslagen" voor nikkel, chroom en molybdeen worden toegevoegd) kon niet worden ingewilligd omdat niet werd aangetoond dat deze verschillen van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(39) Een verzoek van twee Indiase exporterende producenten om een correctie voor verschillen in betalingstermijnen kon evenmin worden ingewilligd. De Indiase exporterende producenten hadden aangevoerd dat zij - in tegenstelling tot de bedrijfstak van de Gemeenschap - betalingstermijnen hanteren waarbij de goederen ongeveer 30 dagen voor de levering betaald moeten worden. Dit is strijdig met de bevindingen van de Commissie volgens welke de betrokken producenten in India betalingstermijnen hanteren die in betaling 60 dagen na de datum van verzending voorzien. Aangezien het vervoer uit India naar de Gemeenschap in het algemeen niet meer dan 30 dagen in beslag neemt, betalen de afnemers van de Indiase producenten, evenals die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, niet vóór, maar na de levering van de goederen.

(40) Tenslotte hadden de Indiase producenten willen zien dat bij de berekening van de prijsonderbieding en de schademarges (zie overweging 75) rekening werd gehouden met de vrijstelling van het invoerrecht van 4,2 % waarvoor de betrokken producten uit India in het kader van het SAP (algemeen preferentiestelsel) in aanmerking komen. Volgens deze producenten dienen de uitvoerprijzen van de Indiase ondernemingen met 4,2 % te worden verhoogd, alsof de invoer uit India niet in aanmerking zou komen voor het SAP. Dit argument werd van de hand gewezen omdat de berekening van de prijsonderbieding gebaseerd is op de werkelijke prijzen die op de markt worden betaald. Met hypothetische rechten kan derhalve geen rekening worden gehouden. In de desbetreffende wetgeving, meer bepaald in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3281/94, is bepaald dat de toekenning van de SAP-behandeling voor de Gemeenschap geen beletsel vormt om maatregelen te nemen tegen schadeveroorzakende dumping.

(41) Uit een vergelijking van de naar behoren gecorrigeerde gewogen gemiddelde uitvoerprijzen met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak bleek dat de exporterende producenten in India de verkoopprijzen van de communautaire producenten als volgt hadden onderboden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(42) Wat de Indiase exporterende producenten Bhansali Brightbars en Bhansali Ferromet betreft, werd om de in overweging 24 uiteengezette redenen beslist voor deze ondernemingen slechts een enkele marge van onderbieding, gebaseerd op de gewogen gemiddelde marge van onderbieding van beide ondernemingen, vast te stellen.

(43) Bepaalde Indiase producenten voerden in de loop van het onderzoek het argument aan dat de berekening van de marges van onderbieding in het kader van dit onderzoek zinloos zou zijn gezien het bepaalde in een recente beschikking van de Commissie in verband met mededingingsaangelegenheden (zaak IV/35.814 - Legeringstoeslag) (5).

In deze beschikking komt de Commissie tot de conclusie dat de communautaire producenten van roestvrij stalen platte producten "in onderlinge afstemming de referentiewaarden voor de berekeningswijze van de legeringstoeslag hebben gewijzigd, welke praktijk zowel ten doel als ten gevolge had dat de normale mededinging op de gemeenschappelijke markt werd beperkt en vervalst".

Opgemerkt zij evenwel dat deze beschikking niet van toepassing is op de producten waarop dit antidumpingonderzoek betrekking heeft. RSS behoren tot de categorie van de lange producten van roestvrij staal en niet tot die van de platte producten van roestvrij staal waarop de vorengenoemde beschikking van de Commissie betrekking heeft.

De Indiase ondernemingen gingen akkoord met dit onderscheid, maar waren niettemin van mening dat deze onderlinge afspraken ook golden voor RSS. Twee van hen dienden formeel een klacht in op basis van artikel 3 van Verordening nr. 17 van de Raad (6). De Commissie beschikte in dit stadium echter niet over afdoende bewijs dat de producenten van RSS prijsafspraken hadden gemaakt voor RSS. Opgemerkt zij wat dit betreft dat de platte producten van roestvrij staal meestal door andere fabrikanten worden vervaardigd dan de roestvrij stalen staven.

Tevens werd opgemerkt dat een vergelijking van de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak had aangetoond dat de verkoopprijzen van identieke producten die in dezelfde periode aan vergelijkbare categorieën afnemers werden verkocht aanzienlijk verschilden. Voorts werd de aandacht gevestigd op het feit dat de verkoopprijzen ook in de tijd varieerden (met een neergaande tendens sedert 1995), met het gevolg dat de winstmarges van de producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigen eveneens in de tijd fluctueerden. De Commissie concludeerde dientengevolge dat, niettegenstaande de beweringen van de Indiase producenten, in dit stadium van het onderzoek er geen enkele aanwijzing was dat de berekening van de onderbiedingsmarge zinloos zou zijn.

6. Situatie van de communautaire bedrijfstak

6.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit

(44) In de periode 1994 tot juni 1997 was de totale productie van de communautaire bedrijfstak als volgt: 60 800 ton in 1994, 65 459 ton in 1995, 53 070 ton in 1996 en 66 640 ton in het onderzoektijdvak twaalf maanden.

(45) Hieruit blijkt dat de totale productie van de communautaire bedrijfstak de voorbije jaren aan schommelingen onderhevig was als gevolg van de fluctuerende vraag en door de laaggeprijsde invoer uit India. 1995 kan uit het oogpunt van, dankzij de zeer grote vraag naar het betrokken product, als een goed jaar voor de communautaire bedrijfstak worden beschouwd, doch 1996 geeft opnieuw een sterke daling van de productie te zien. Deze moet worden toegeschreven aan de teruggang van het verbruik in de Gemeenschap in 1996 en aan de zeer lage prijzen van de Indiase exporterende producenten, die de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak onderboden. Tijdens het onderzoektijdvak nam de productie van de communautaire bedrijfstak dankzij de gestegen vraag opnieuw toe, doch met lagere verkoopprijzen.

(46) Wat de ontwikkeling van de productiecapaciteit en de capaciteitsbezetting betreft, zij opgemerkt dat de communautaire bedrijfstak deze machines ook voor de vervaardiging van andere producten gebruikt. De productiecapaciteit en de capaciteitsbezetting zijn voor het betrokken product derhalve moeilijk te ramen. Het werd derhalve wenselijk geacht, wat deze twee factoren betreft, geen conclusies te trekken.

6.2. Omvang van de verkoop

(47) De communautaire bedrijfstak heeft aan niet verbonden partijen in de Gemeenschap de volgende hoeveelheden verkocht: 31 659 ton in 1994, 33 264 ton in 1995, 22 988 ton in 1996, 21 081 ton in het onderzoektijdvak en 28 108 ton in het onderzoektijdvak twaalf maanden. De verkoop aan verbonden partijen bedroeg 12 977 ton in 1994, 13 675 ton in 1995, 11 930 ton in 1996, 13 092 ton in het onderzoektijdvak en 17 456 ton in het onderzoektijdvak twaalf maanden.

(48) Geconcludeerd werd dat de verkoop aan niet verbonden partijen in de Gemeenschap en de totale verkoop aan verbonden en niet verbonden partijen in de Gemeenschap dezelfde tendens te zien gaf als de productie. De verkopen fluctueerden de voorbije jaren, waarbij 1996 een bijzonder sterke daling vertoonde. Deze tendens kon enkel worden omgebogen door aanzienlijke prijsverlagingen tijdens het onderzoektijdvak, waardoor in deze periode grotere hoeveelheden werden verkocht dan in 1996.

(49) Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een daling van de verkoop aan niet verbonden partijen met meer dan 11 % in vergelijking met 1994 en het onderzoektijdvak twaalf maanden. Hieruit bleek eveneens dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen voordeel heeft gehad van de algemene groei van de markt.

6.3. Marktaandeel

(50) Het martkaandeel van de uit India ingevoerde producten nam in de periode 1994 tot 1996 (zie hierboven) aanzienlijk toe, terwijl het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak in deze periode een dalende tendens vertoonde. Voor de verkoop aan zowel verbonden als niet verbonden partijen werd vastgesteld dat het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak, dat in 1994 nog 38,1 % bedroeg, was teruggelopen tot 32,1 % in 1995 en 30,8 % in 1996. Dit is een verlies van 19,2 %. Het marktaandeel van deze bedrijfstak bereikte zijn laagste niveau in het onderzoektijdvak, toen het slechts 30,7 % bedroeg.

(51) Het marktaandeel van de verkoop aan uitsluitend niet verbonden partijen liep sterk terug, namelijk van 27 % in 1994 tot 22,8 % in 1995 en 20,1 % in 1996. Dit is een verlies van 25,6 %. Dit marktaandeel bereikte in het onderzoektijdvak met 18,9 % zijn laagste niveau.

6.4. Verkoopprijzen

(52) De verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak vertonen sedert 1995 een dalende tendens. Teineinde verder verlies van marktaandeel te voorkomen, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen sedert 1995 met 21 % verlaagd. Uitgedrukt als een indexcijfer (1994 komt overeen met een index 100) zijn de verkoopprijzen teruggelopen van 134 in 1995 tot 126 in 1996 en 106 in het onderzoektijdvak.

6.5. Winstgevendheid

(53) Wat de winstgevendheid betreft, toonde het onderzoek aan dat alle producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen (met één uitzondering) zich in 1994 in een betere financiële situatie bevonden dan tijdens het onderzoektijdvak. De wintmarges van alle ondernemingen liepen vooral tussen 1995 en het onderzoektijdvak sterk terug en één onderneming leed tijdens het onderzoektijdvak zelfs groot verlies. De gewogen gemiddelde winstmarge in het onderzoektijdvak was, behalve voor één producent, te laag als gevolg van de gedaalde verkoopprijzen.

De index van de winstmarges vertoonde de volgende tendens: 100 in 1994, 312 in 1995, 151 in 1996 en 73 in het onderzoektijdvak.

6.6. Werkgelegenheid en voorraden

(54) Het aantal arbeidsplaatsen in de bedrijfstak van de Gemeenschap bleef betrekkelijk stabiel en liep slechts in geringe mate terug, namelijk van 602 in 1994 tot 592 tijdens het onderzoektijdvak. In bepaalde gevallen was werktijdverkorting noodzakelijk om verlies van arbeidsplaatsen te voorkomen.

(55) De voorraden namen tussen 1994 en het onderzoektijdvak met meer dan 3 000 ton toe te bedroegen aan het einde van het onderzoektijdvak 10 923 ton.

7. Conclusies

(56) Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade lijdt. De belangrijkste schadefactoren zijn de aanzienlijke prijsonderbieding door de exporterende producenten in India, de permanente druk op de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak, de onbevredigende winstgevenheid, de aanzienlijke toename van het marktaandeel van de exporterende producenten uit India in de periode 1994/1996, het overeenkomstige verlies van marktaandeel van de communautaire bedrijfstak, de daling van de verkoop en de toename van de voorraden.

E. OORZAKELIJK VERBAND

1. Gevolgen van de invoer met dumping

(57) De snelle groei van het marktaandeel van de uit India ingevoerde producten (40 % tussen 1994 en 1996) en de aanzienlijke prijsonderbieding (tot 16,3 %) vallen samen met de verslechtering van de situatie van de communautaire bedrijfstak, die vooral tot uiting komt in een verlies van marktaandeel, te lage prijzen en een onbevredigende winstmarge.

(58) De invoer met dumping uit India stelde de bedrijfstak van de Gemeenschap - na het succesvolle jaar 1995 - voor de keuze zijn prijzen te handhaven of de dumpingprijzen te volgen, met alle daaraan verbonden negatieve gevolgen voor de winstgevendheid. In 1996 trachtten sommige communautaire producenten hun verkoopprijzen te handhaven, terwijl anderen hun prijzen verlaagden. Beide strategieën hadden negatieve gevolgen voor de winstgevendheid, hetzij rechtstreeks (lagere prijzen), hetzij onrechtstreeks (daling van de verkoop, en dientengevolge, hogere vaste kosten per verkochte ton van het product). Tijdens het onderzoektijdvak hebben alle communautaire producenten hun verkoopprijzen nog verder verlaagd, hetgeen nog meer negatieve gevolgen had voor hun winstgevendheid. Hieruit blijken duidelijk de prijsgevoeligheid van deze markt en de ernstige gevolgen van de prijsonderbieding door de exporterende producenten in India.

(59) Bepaalde exporterende producenten in India voerden aan dat zij geenszins aanmerkelijke schade hadden veroorzaakt daar zij slechts aan een beperkt aantal handelaren hadden verkocht, terwijl de communautaire producenten hun producten ook verkochten aan gebruikers en handelaren die geen afnemers waren van de Indiase producenten. Dit betekent dat de concurrentie tussen de Indiase en de communautaire producten beperkt is tot slechts 35 % van de totale communautaire markt. Dit argument kan echter niet worden aanvaard omdat dit een transparante markt is die snel reageert op prijsveranderingen en omdat de Indiase producenten de mogelijkheid hebben ook aan andere afnemers in de Gemeenschap te verkopen.

2. Andere factoren

(60) De Commissie heeft bovendien onderzocht of nog andere factoren, zoals de algemene ontwikkeling van de markt, het gedrag van de communautaire bedrijfstak zelf of de invoer uit andere landen, de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade konden hebben veroorzaakt.

(61) Bepaalde Indiase producenten voerden aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap die de klacht had ingediend onefficiënt was. Zij verstigden in het bijzonder de aandacht op de geringe capaciteitsbezetting. Het werd evenwel, om de hierboven uiteengezette redenen, niet dienstig geacht de bezettingsgraad van de productiecapaciteit als bepalende schadefactor te nemen. Niettemin zij opgemerkt dat alle dalingen van de capaciteitsbezetting samen vielen met een sterke teruggang van de verkopen van de communautaire bedrijfstak en een toename van de invoer met dumping.

(62) Tijdens het onderzoek werd bovendien nagegaan of de producenten in de Gemeenschap die geen deel uitmaakten van de bedrijfstak van de Gemeenschap als omschreven in overweging 27, zich in een andere situatie bevonden dan deze bedrijfstak. Wegens gebrek aan verifieerbare informatie en rekening houdend met de transparantie van de markt voor RSS in de Gemeenschap - in het bijzonder wat de prijzen betreft - werd geconcludeerd dat de andere in de Gemeenschap gevestigde producenten vermoedelijk dezelfde ontwikkeling hadden doorgemaakt als de producenten die hun medewerking verleenden aan het onderzoek.

(63) Voorts werd vastgesteld dat de invoer uit andere landen geen beslissende invloed heeft gehad op de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat de betrokken producten in onbeduidende hoeveelheden en/of tegen hogere prijzen werden ingevoerd. Enkel de uit Rusland ingevoerde producten waren gemiddeld lager geprijsd dan die uit India, doch deze producten hadden in het onderzoektijdvak slechts een marktaandeel van 1,2 % in de Gemeenschap.

(64) Tenslotte voerden de Indiase producenten aan dat de prijzen van warmgewalste staven, die de belangrijkste grondstof zijn voor RSS, en de prijzen van RSS zelf de voorbije jaren niet dezelfde neerwaartse tendens hebben gevolgd. Dit zou volgens de vorengenoemde producenten tot problemen hebben geleid voor de niet geïntegreerde producenten, die hierdoor verplicht waren hun grondstoffen tegen hogere prijzen aan te kopen. De moeilijkheden van deze niet geïntegreerde producenten konden derhalve niet aan de invoer uit India worden toegeschreven. Deze laatste bewering was evenwel niet met het nodige bewijsmateriaal gestaafd en kon dientengevolge in dit stadium niet in aanmerking worden genomen.

3. Conclusie

(65) Gezien het samenvallen in de tijd van de prijsonderbieding, de daling van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap toegepaste verkoopprijzen en de lage winstmarges, alsmede de aanzienlijke toename van het marktaandeel van de uit India ingevoerde producten in de periode 1994/1996 (een ontwikkeling die enkel kon worden omgebogen door prijsverlagingen van de communautaire bedrijfstak) en het overeenkomstige verlies van marktaandeel van de betrokken bedrijfstak, werd geconcludeerd dat de invoer met dumping uit India als zodanig aanmerkelijke schade heeft toegebracht aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(66) De Commissie heeft overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening en teneinde na te gaan of antidumpingmaatregelen strijdig zouden zijn met de belangen van de Gemeenschap in haar geheel, onderzocht welke gevolgen het nemen of niet nemen van maatregelen zou hebben voor de belangen van de diverse betrokken partijen.

(67) Maatregelen mogen niet worden genomen wanneer de instellingen van de Gemeenschap op basis van alle informatie waarover zij beschikken, tot de duidelijke conclusie komen dat zulks niet in het belang zou zijn van de Gemeenschap.

(68) Om dit te onderzoeken heeft de Commissie vragenlijsten gezonden aan 59 gebruikers van RSS. Er weden evenwel geen met bewijsmateriaal gestaafde antwoorden ontvangen. Hieruit werd geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek vermoedelijk geen grote gevolgen zouden hebben voor de gebruikers, hetzij omdat RSS geen kostenfactor van betekenis is voor deze ondernemingen, hetzij omdat de producten waarin deze bedrijven RSS verwerken slechts een klein gedeelte van hun totale productie vertegenwoordigen. Vastgesteld werd dat een eventuele prijsverhoging als gevolg van de antidumpingmaatregelen beperkt zou zijn, gezien het grote aantal concurrerende ondernemingen in de Gemeenschap en in derde landen.

(69) Voorts werd contact opgenomen met 14 grondstoffenleveranciers van de communautaire producenten van RSS. Uit hun antwoorden bleek dat het herstel van eerlijke mededingingsvoorwaarden voor deze toeleverende bedrijven bevorderlijk zou zijn voor de productie, de verkoop, de werkgelegenheid en de winstgevendheid.

(70) Tenslotte werd aangevoerd dat maatregelen niet in het belang van de Gemeenschap konden zijn, gezien de vorengenoemde vermeende praktijken in verband met de berekening van de legeringstoeslag. Wat dit betreft wordt naar het bovenstaande commentaar verwezen. Voorts werd rekening gehouden met het feit dat geen enkele gebruiker in zijn antwoord op de vragenlijst van de Commissie heeft aangevoerd dat de aankoopprijzen van RSS voor de bedrijfstak van de Gemeenschap ongerechtvaardigd hoog zijn.

(71) Er is derhalve geen bewijs dat maatregelen niet in het belang zijn van de Gemeenschap.

G. VOORLOPIG RECHT

(72) Gezien de conclusies ten aanzien van de dumping, de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap, acht de Commissie het noodzakelijk voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen.

(73) Bij het bepalen van de omvang van deze maatregelen heeft de Commissie rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en met het recht dat noodzakelijk is om de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade weg te nemen.

(74) De Commissie is van mening dat, te dien einde, de prijzen van de met dumping ingevoerde producten moeten worden verhoogd tot een niveau waarop geen schade wordt veroorzaakt. De noodzakelijke prijsverhoging werd berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs die werd gebruikt om de prijsonderbieding vast te stellen, als omschreven in overweging 34 en volgende, met de gewogen gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, vermeerderd met een redelijke winst op de verkoop van het betrokken product. Gezien de aard van dit product achtte de Commissie een winstmarge van 5 % op de omzet toereikend.

(75) Deze vergelijking resulteerde in de hierna volgende schademarges (in verhouding tot de prijs franco grens Gemeenschap):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(76) Besloten werd voor de Indiase producenten Bhansali Brightbars en Bhansali Ferromet een enkele schademarge, gebaseerd op de gewogen gemiddelde marges van beide ondernemingen, vast te stellen.

(77) Voor de nieuwe exporteur Sindia Steels Ltd werd bij gebrek aan vergelijkbare gegevens besloten de schademarge te berekenen op basis van het gewogen gemiddelde van de schademarges van de medewerkende Indiase ondernemingen. Dit resulteerde in een schademarge van 22 %.

(78) In artikel 7, lid 2, van de basisverordening is bepaald dat het recht met de dumpingmarge moet overeenstemmen, tenzij de schademarge lager is. De medewerkende producenten worden derhalve aan de hierna volgende rechten onderworpen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor Sindia Steels Ltd dient het recht 15,5 % te bedragen.

(79) Om te vermijden dat het niet verlenen van medewerking zou worden beloond, werd het passend geacht niet medewerkende ondernemingen het hoogste recht op te leggen dat werd vastgesteld, namelijk 17,7 %.

H. SLOTBEPALING

(80) Ten behoeve van een goed bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn kenbaar hebben gemaakt hun standpunt schriftelijk naar voren kunnen brengen en kunnen verzoeken om te worden gehoord. Voorts dient te worden bepaald dat de bevindingen in het kader van deze verordening een voorlopig karakter dragen en kunnen worden gewijzigd indien wordt besloten een definitief recht op te leggen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van roestvrij stalen staven, enkel koud bewerkt of koud nabewerkt, bevattende 2,5 of meer gewichtspercenten nikkel, met een cirkelvormige of andere dwardsdoorsnede, vallende onder de GN-codes 7222 20 11, 7222 20 21, 7222 20 31 en 7222 20 81, van oorsprong uit India.

2. Het recht dat wordt toegepast op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.

4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn kenbaar hebben gemaakt hun standpunt schriftelijk naar voren brengen en verzoeken om mondeling door de Commissie te worden gehoord binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Belanghebbenden kunnen overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening commentaar geven op de toepassing daarvan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1 van deze verordening is van toepassing gedurende een periode van zes maanden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 mei 1998.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB L 128 van 30. 4. 1998, blz. 18.

(3) PB C 264 van 30. 8. 1997, blz. 2.

(4) PB C 328 van 30. 10. 1997, blz. 16.

(5) Beschikking van de Commissie van 21 januari 1998 (PB L 100 van 1. 4. 1998, blz. 55).

(6) PB 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.