Verordening (EG) nr. 2744/98 van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 355/94 en tot verlenging van de tijdelijke afwijkende maatregel voor Duitsland en Oostenrijk
Verordening (EG) nr. 2744/98 van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 355/94 en tot verlenging van de tijdelijke afwijkende maatregel voor Duitsland en Oostenrijk
VERORDENING (EG) Nr. 2744/98 VAN DE RAAD van 14 december 1998 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 355/94 en tot verlenging van de tijdelijke afwijkende maatregel voor Duitsland en Oostenrijk
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 28,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat artikel 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 355/94 van de Raad van 14 februari 1994 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (4), voorziet in de toepassing van een tijdelijke afwijking voor de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk tot en met 31 december 1997, welke afwijking de toepassing beoogt van een drempelwaarde van 75 ecu voor de vrijstelling die geldt voor goederen die worden ingevoerd door reizigers die het grondgebied van Duitsland en Oostenrijk binnenkomen via andere landgrenzen dan die met de overige lidstaten of met de EVA-landen dan wel, voorzover van toepassing, via de kustvaart vanuit de genoemde landen;
Overwegende dat aldus rekening wordt gehouden met de economische moeilijkheden die onder de bovengenoemde omstandigheden kunnen worden veroorzaakt door de bedragen van de vrijstelingen die van toepassing zijn op de invoer van goederen in de Gemeenschap door reizigers;
Overwegende dat de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk bij brieven van 24 juni en van 23 juli 1997 hebben verzocht om een verlenging van de afwijkende maatregel van artikel 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 355/94; dat dit verzoek berust op de constatering dat de economische moeilijkheden die tot de vaststelling van Verordening (EG) nr. 355/94 en Verordening (EG) nr. 3316/94 hebben geleid, zich nog altijd voordoen en zelfs toenemen;
Overwegende dat de door beide lidstaten geschetste situatie in aanmerking moet worden genomen;
Overwegende dat een verlenging van deze afwijkende maatregel evenwel gepaard moet gaan met de vaststelling van een uiterste datum waarop de drempel van de vrijstelling die door Duitsland en Oostenrijk wordt toegepast, wordt gelijkgeschakeld met de drempel die op die datum in de overige lidstaten van kracht is, met de verhoging, vanaf heden, van de drempel die voor deze twee lidstaten geldt teneinde concurrentieverstoringen te beperken, alsmede met de verbintenis van deze lidstaten om de genoemde drempel geleidelijk en in onderling overleg te verhogen zodat deze op 1 januari 2003 met de communautaire drempel wordt gelijkgeschakeld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 355/94 wordt vervangen door:
"Voor de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk is deze verordening van toepassing met ingang van 1 januari 2003 voor goederen die worden ingevoerd door reizigers die het Duitse en het Oostenrijkse grondgebied betreden via andere landgrenzen dan die met de overige lidstaten of met de EVA-landen, dan wel, voorzover van toepassing, via de kustvaart vanuit de genoemde landen.
Deze lidstaten passen echter met ingang van 1 januari 1999 een vrijstelling toe die niet lager mag zijn dan 100 ecu op de invoer door de in de tweede alinea bedoelde reizigers. Zij gaan gezamenlijk over tot een geleidelijke verhoging van dit bedrag teneinde uiterlijk op 1 januari 2003 de in de Gemeenschap toepasselijke drempel op genoemde invoer toe te passen.".
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1998.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 1998.
Voor de Raad
De Voorzitter
W. MOLTERER
(1) PB C 273 van 2. 9. 1998, blz. 10.
(2) Advies uitgebracht op 3 december 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(3) Advies uitgebracht op 15 oktober 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(4) PB L 46 van 18. 2. 1994, blz. 5. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3316/94 (PB L 350 van 31. 12. 1994, blz. 12).