1999/23/EG: Beschikking van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (1998-2002)
1999/23/EG: Beschikking van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (1998-2002)
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector (1998-2002) (1999/23/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),
(1) Overwegende dat energie, met het oog op het concurrentievermogen van de bedrijven in de Gemeenschap, de continuïteit van de voorziening en de bescherming van het milieu, een belangrijk gebied is waarop de Gemeenschap internationaal actief dient te zijn;
(2) Overwegende dat de Gemeenschap zich door haar toetreding tot het Kaderverdrag van de Verenigde Naties inzake het Energiehandvest en het Raamverdrag inzake klimaatverandering ertoe heeft verbonden om de samenwerking op energiegebied voort te zetten;
(3) Overwegende dat in de conclusies van de Raad van 18 november 1992 over de hoofdlijnen voor samenwerking op het gebied van schone en efficiënte energietechnologie met de ontwikkelingslanden onderstreept wordt dat de uitvoering van een doeltreffend energiebeleid een fundamenteel doel is van de samenwerking met alle ontwikkelingslanden op energiegebied;
(4) Overwegende dat de ontwikkelingen op energiegebied in de Gemeenschap, zoals wordt beklemtoond in de resolutie van de Raad van 8 juli 1996 betreffende het witboek "Een energiebeleid voor de Europese Unie" (4), in toenemende mate worden beïnvloed door externe ontwikkelingen en dat er derhalve naar moet worden gestreefd dat de Gemeenschap jegens derde landen een samenhangende en consequente aanpak ontwikkelt betreffende energiezaken;
(5) Overwegende dat de Gemeenschap in het kader van diverse programma's internationale activiteiten op energiegebied ontplooit; dat de coördinatie van die activiteiten met het oog op de consistentie ervan moet worden versterkt;
(6) Overwegende dat de Commissie, om te waarborgen dat de communautaire steun efficiënt wordt gebruikt en overlappingen worden voorkomen, erop zal toezien dat de projecten vooraf grondig worden beoordeeld en de voortgang en het resultaat van de gesteunde projecten stelselmatig worden getoetst en geëvalueerd;
(7) Overwegende dat de coördinatie van de communautaire instrumenten voor internationale actie in de energiesector en andere soortgelijke internationale programma's moet worden versterkt;
(8) Overwegende dat de hoofddoelstellingen van dit programma wegens de omvang ervan het best op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt;
(9) Overwegende dat er een specifiek wettelijk instrument moet worden vastgesteld voor de activiteiten van de Gemeenschap in het kader van de internationale samenwerking op het gebied van energie;
(10) Overwegende dat daarom in het kader van het bij Beschikking 1999/21/EG, Euratom vastgestelde meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) (5) een specifiek programma moet worden opgezet ter bevordering van de internationale samenwerking op energiegebied; dat dit specifieke programma in de plaats moet komen van Verordening (EG) nr. 701/97 van de Raad van 14 april 1997 tot vaststelling van een programma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector - Synergy-programma (6);
(11) Overwegende dat politieke betrekkingen en handelsbetrekkingen volgens de resolutie van 8 juli 1996 fundamentele componenten van het energiebeleid zijn, en de maatregelen van de Gemeenschap voor internationale samenwerking op energiegebied derhalve doelmatiger in haar externe beleid in zijn geheel dienen te worden geïntegreerd;
(12) Overwegende dat de samenwerking op energiegebied uit hoofde van dit programma gericht moet zijn op de verbetering van het concurrentievermogen van de bedrijven in de Gemeenschap, de bestendiging van de energievoorziening, de bevordering van duurzame ontwikkeling en verbetering van de energie-efficiëntie; dat die samenwerking kan worden uitgevoerd door medewerking aan en medefinanciering van projecten;
(13) Overwegende dat die samenwerking verankerd zou moeten worden in een indicatief programma en daarvoor overeenkomsten met de betrokken landen of met internationale netten van studie- en onderzoekcentra kunnen worden gesloten;
(14) Overwegende dat, aangezien het hier gaat om externe samenwerking, daarvoor de bijzondere bepalingen gelden van titel IX van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (7);
(15) Overwegende dat in deze beschikking voor de volledige looptijd van dit programma een referentiebedrag in de zin van punt 2 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 (8) wordt opgenomen, zonder dat daardoor de in het Verdrag omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit worden aangetast; dat er rekening mee moet worden gehouden dat tijdens de looptijd van dit programma nieuwe financiële vooruitzichten worden bepaald;
(16) Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze beschikking niet voorziet in andere bevoegdheden dan die van artikel 235,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor de periode 1998-2002 wordt door de Gemeenschap binnen het bestek van het meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector een specifiek programma uitgevoerd ter versterking van de internationale samenwerking op energiegebied, hierna "Synergy-programma" genoemd.
2. Naast de prioritaire doelstellingen, genoemd in artikel 1, lid 2, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom, heeft het Synergy-programma de volgende doelstellingen:
- het verlenen van steun aan derde landen bij het bepalen, het uitwerken en het uitvoeren van het energiebeleid;
- de bevordering van industriële samenwerking tussen de Gemeenschap en derde landen in de energiesector.
Artikel 2
1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het Synergy-programma beloopt 15 miljoen ECU. Van dit bedrag is 6 miljoen ECU bestemd voor de periode 1998-1999.
Het financiële referentiebedrag voor de periode 2000-2002 zal worden herzien indien het bedrag van 9 miljoen ECU niet strookt met de financiële vooruitzichten voor de periode 1998-1999.
2. De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.
Artikel 3
1. Om de doelstellingen van artikel 1 te verwezenlijken draagt de Gemeenschap met name bij tot de financiering van de volgende activiteiten:
- advies en opleiding op het gebied van energiebeleid;
- analyses en prognoses inzake energie;
- versterking van de dialoog over en uitwisseling van informatie inzake het energiebeleid, met name via de organisatie van conferenties en seminars;
- steun aan regionale grensoverschrijdende samenwerking;
- verbetering van het kader voor de industriële samenwerking op energiegebied.
Voor onderzoeks-, ontwikkelings- en demonstratieprojecten kan geen financiële steun worden verleend.
2. De Commissie wordt voor de uitvoering van het Synergy-programma bijgestaan door het comité van artikel 4 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.
3. De samenwerking dekt tevens de kosten van de voorbereiding en uitvoering van, het toezicht op en de beoordeling van deze activiteiten alsmede de kosten in verband met voorlichting.
Artikel 4
1. De Gemeenschapsbijdrage kan verleend worden in de vorm van niet-terugvorderbare steun die in tranches wordt uitgekeerd naarmate de uitvoering van de projecten vordert.
2. Om overlappingen te voorkomen wordt pas tot financiering in het kader van het Synergy-programma besloten nadat gebleken is dat de betrokken activiteiten niet in het kader van andere Gemeenschapsprogramma's kunnen worden gefinancierd.
3. In de financieringsbesluiten en in elk contract dat daaruit voortvloeit, wordt onder andere uitdrukkelijk bepaald dat de begunstigden akkoord gaan met controle door de Commissie en de Rekenkamer, die zo nodig ter plaatse wordt verricht.
Artikel 5
1. Op basis van het indicatieve programma in de bijlage wordt een actieprogramma vastgesteld volgens de procedure van artikel 4 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom. Dit actieprogramma bevat een lijst met de belangrijkste te financieren projecten op de gebieden die ter indicatie in artikel 3 van deze beschikking worden genoemd. De inhoud van het actieprogramma wordt zo vastgesteld dat de lidstaten over voldoende relevante informatie beschikken om het in artikel 3, lid 2, van deze beschikking bedoelde comité in staat te stellen zijn advies uit te brengen.
2. Er kunnen specifieke overeenkomsten met derde landen en met internationale organisaties worden gesloten, waarin de hoofdlijnen voor de samenwerking met de betrokken landen en de procedures voor het overleg over het verloop van het actieprogramma worden vastgelegd.
3. Er kunnen tevens contracten worden gesloten met internationale netten van studie- en onderzoekscentra, waarin de bijdrage van deze netten tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma wordt vastgelegd.
Artikel 6
1. De Commissie voert de werkzaamheden uit overeenkomstig het in artikel 5 bedoelde actieprogramma.
2. Opdrachten voor diensten worden in het algemeen gegund via een niet-openbare aanbesteding overeenkomstig artikel 118 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.
Opdrachten kunnen onderhands worden gegund wanneer het gaat om bedragen van minder dan 50 000 ECU.
Opdrachten voor leveringen die nodig zijn als aanvulling op opdrachten voor diensten en die binnen de doelstellingen van het Synergy-programma blijven, worden gegund via een openbare aanbesteding, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement.
De aanbestedingen en de opdrachten zijn onder gelijke voorwaarden toegankelijk voor alle natuurlijke en rechtspersonen in de lidstaten en de begunstigde derde landen.
Deelname door natuurlijke en rechtspersonen uit andere landen kan voor de duur van de projecten die uit de voor deze acties bestemde kredieten worden gefinancierd, incidenteel door de Commissie worden toegestaan, indien voor de betrokken programma's of projecten specifieke vormen van hulp nodig zijn die juist in die landen verkregen kan worden, op voorwaarde van wederkerige behandeling door die landen.
3. Belastingen, te betalen rechten en de aankoop van onroerend goed worden niet door de Gemeenschap gefinancierd.
4. Bij cofinanciering kan de deelname van bedrijven uit de betrokken derde landen aan aanbestedingen en onderhandse opdrachten incidenteel door de Commissie worden toegestaan. De Commissie legt daarover verantwoording af in de in artikel 8 bedoelde evaluatie.
Artikel 7
1. De Commissie en de lidstaten zorgen voor een goede coördinatie van de activiteiten voor technische hulp die in de begunstigde derde landen door de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten worden uitgevoerd, waarbij wordt uitgegaan van de informatie die door de lidstaten wordt meegedeeld.
2. Coördinatie en samenwerking met internationale financiële instellingen en andere financiers worden gestimuleerd.
3. De Commissie onderzoekt de verschillende mogelijkheden om cofinanciering uit het Synergy-programma, de bilaterale medewerking van de lidstaten, de programma's van andere internationale organisaties en andere programma's van de Gemeenschap te bevorderen. Om overlappingen te voorkomen zorgt zij er met name voor dat de bijdragen van het Synergy-programma en de andere communautaire instrumenten voor internationale samenwerking op energiegebied zo goed mogelijk worden gecoördineerd. Ook zorgt zij ervoor overlappingen tussen het Synergy-programma en enig ander programma of initiatief van andere internationale organisaties op het gebied van energie te voorkomen.
Artikel 8
De bestudering en de interne en externe evaluatie van de uitvoering van het Synergy-programma geschieden in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 van Beschikking 1999/21/EG, Euratom.
Artikel 9
Deze beschikking vervangt Verordening (EG) nr. 701/97.
Artikel 10
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 14 december 1998.
Voor de Raad
De Voorzitter
W. MOLTERER
(1) PB C 328 van 26. 10. 1998.
(2) PB C 214 van 10. 7. 1998, blz. 44.
(3) PB C 315 van 13. 10. 1998, blz. 1.
(4) PB C 224 van 1. 8. 1996, blz. 1.
(5) Zie bladzijde 16 van dit Publicatieblad.
(6) PB L 104 van 22.4.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2598/97 (PB L 351 van 23.12.1997, blz. 16).
(7) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2444/97 (PB L 340 van 11.12.1997, blz. 1).
(8) PB C 102 van 4. 4. 1996, blz. 4.
BIJLAGE
INDICATIEF ACTIEPROGRAMMA
Bij de uitvoering van het Synergy-programma en de vaststelling van het actieprogramma wordt rekening gehouden met de richtsnoeren die in deze bijlage worden aangegeven.
Het Synergy-programma heeft ten doel bij te dragen tot de verwezenlijking van de energiedoelstellingen van de Gemeenschap die zijn genoemd in artikel 1, van Beschikking 1999/21/EG, Euratom, te weten:
- continuïteit van de voorziening,
- concurrentievermogen,
- milieubescherming.
Elk van deze doelstellingen vertoont een belangrijke externe dimensie. Uit hoofde van het Synergy-programma worden maatregelen uitgevoerd die in overeenstemming zijn met de doelstellingen ervan en wordt gezorgd voor nauwere coördinatie met de andere internationale samenwerkingsactiviteiten inzake energiebeleid die elders in de Gemeenschap plaatsvinden.
I. VORMEN VAN SAMENWERKING DIE AANSLUITEN OP DE ENERGIEDOELSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP
A. Acties die tot alle drie doelstellingen behoren:
- advies over het energiebeleid aan derde landen;
- bevordering van energie-efficiëntie in derde landen;
- ontwikkeling van plaatselijke en in het bijzonder van duurzame energiebronnen;
- bevordering van de regionale integratie op energiegebied;
- acties ter bevordering van de samenhang bij de uitvoering van de programma's van de Gemeenschap in bepaalde regio's (bv. de Zwarte Zee, de Kaspische Zee, het Middellandse-Zeegebied, de Oostzee, de Barentszzee en de Perzische Golf).
B. Concurrentievermogen:
- steun voor de ontwikkeling van de samenwerking ter versterking van de positie van Europese actoren op interessante markten in de energiesector, met name in Azië en Latijns-Amerika;
- advies aan derde landen over de ordening van de energiesector;
- steun voor de liberalisering en de openstelling van de energiesector en hulp aan derde landen bij de opstelling van hun energiebeleid in deze nieuwe situatie, met name overeenkomstig het Verdrag inzake het Energiehandvest;
- bevordering van meer investeringen door Europese bedrijven in de energiesector in derde landen.
C. Continuïteit van de voorziening:
- dialoog met de energieproducerende en -exporterende landen: de Golfstaten, de Kaspische Zee, Rusland en de producerende landen in Amerika, Azië en Afrika;
- bevordering van de dialoog tussen de Europese Gemeenschap en de landen die het Verdrag inzake het Energiehandvest hebben ondertekend, met name de energiedoorvoerlanden en de transitlanden die zelf energie produceren, door bij te dragen tot de uitvoering van de bepalingen van het Verdrag inzake het Energiehandvest;
- deelname aan en ondersteuning van de werkzaamheden van internationale energieorganen: ministerconferenties, conferenties van producenten/verbruikers, Internationaal Energieagentschap;
- ondersteuning van het scheppen van een positief investeringsklimaat in derde landen voor de productie en doorvoer van energie, in overeenstemming met het internationaal recht, met name het Verdrag inzake het Energiehandvest en de in WTO-verband overeengekomen regels.
D. Milieubescherming:
- opleidingsactiviteiten om degenen die in derde landen in de energiesector het beleid bepalen en er werkzaam zijn, milieubewust te maken;
- verspreiding van de communautaire ervaring en informatie op het gebied van energie en milieu;
- bevordering van de toepassing van schone technieken, in het bijzonder voor de verbranding van steenkool in landen met een groot verbruik zoals China, rekening houdend met de gevolgen voor het energiebeleid;
- intensivering en ondersteuning van inspanningen om derde landen bij hun energiebeleid en de energieplanning meer rekening te doen houden met milieuaspecten;
- aanmoediging en ondersteuning van derde landen bij de planning en uitvoering van het nationaal beleid inzake energiebevoorrading en -gebruik strokende met de heersende milieusituatie.
II. GEOGRAFISCHE PRIORITEITEN EN CONSISTENTIE MET DE PROGRAMMA'S INZAKE INTERNATIONALE SAMENWERKING VAN DE GEMEENSCHAP
A. Rol en prioritaire doelstellingen:
In de internationale betrekkingen op energiegebied behelst het Synergy-programma dat:
- de samenwerking op energiegebied met derde landen wordt bevorderd,
- bij de acties inzake samenwerking met derde landen welke in het kader van andere communautaire programma's worden uitgevoerd, met de doelstellingen van Synergy rekening wordt gehouden,
- wordt bijgedragen tot het ontstaan van projecten op energiegebied die met middelen van andere communautaire samenwerkingsinstrumenten worden gefinancierd.
B. Prioritaire regio's:
Het Synergy-programma wordt toegespitst op de regio's die voor de externe betrekkingen van de Gemeenschap prioritair zijn en draagt bij tot het verwezenlijken van bepaalde prioriteiten in deze betrekkingen.
Het Synergy-programma is bij voorrang gericht op de volgende regio's:
- Midden- en Oost-Europa;
- Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS);
- Middellandse-Zeelanden;
- Latijns-Amerika: nadruk op Mercosur, Chili, Mexico en Venezuela;
- Azië: China, India en ASEAN;
- Afrika.