Home

1999/270/EG: Beschikking van de Commissie van 2 december 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1998 (Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 4026) (Voor de EER relevante tekst)

1999/270/EG: Beschikking van de Commissie van 2 december 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1998 (Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 4026) (Voor de EER relevante tekst)

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 december 1998

betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1998

(Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 4026)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(1999/270/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de lidstaten ten behoeve van de kolenindustrie(1), inzonderheid op artikel 2, lid 1, en op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

I

Bij brief van 28 oktober 1997 heeft Duitsland de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS in kennis gesteld van de steunmaatregelen die het voornemens is voor het jaar 1998 ten behoeve van de steenkoolindustrie te nemen. Bij brieven van 26 maart 1998, 28 april 1998, 27 augustus 1998, 23 oktober 1998 en 4 november 1998 heeft Duitsland de door de Commissie gevraagde aanvullende informatie verstrekt.

Bij brief van 26 maart 1998 heeft Duitsland overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS de nieuwe richtsnoeren voor het steenkoolbeleid tot het jaar 2002 meegedeeld, die het plan wijzigen, waarover de Commissie in haar Beschikking 94/1070/EGKS(2) betreffende de steunmaatregelen voor 1994 gunstig advies heeft uitgebracht, hierna het "herstructureringsplan 1994" genoemd.

Overeenkomstig Beschikking nr. 3632/93/EGKS brengt de Commissie in de eerste plaats advies uit over de verenigbaarheid van het plan voor modernisering, rationalisering en herstructurering van de kolenindustrie en voor buitenbedrijfstelling in deze industrie met de algemene en specifieke doelstellingen van genoemde beschikking.

In de tweede plaats neemt zij overeenkomstig die beschikking een besluit over de volgende financiële maatregelen voor 1998:

a) steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 van de beschikking ten bedrage van 5171 miljoen DEM;

b) steun voor buitenbedrijfstelling overeenkomstig artikel 4 van de beschikking ten bedrage van 3164 miljoen DEM;

c) steun overeenkomstig artikel 3 van de beschikking ten bedrage van 81 miljoen DEM voor het behoud van het ondergronds werkende personeel ("Bergmannsprämie");

d) steun overeenkomstig artikel 5 van de beschikking ten bedrage van 1011 miljoen DEM ter dekking van buitengewone lasten ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG, Preussag Anthrazit GmbH en Sophia Jacoba GmbH; deze steun omvat:

- steun ten bedrage van 161 miljoen DEM ter dekking van bijkomende afwateringskosten in het raam van de herstructureringsmaatregelen ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit GmbH;

- steun ten bedrage van 850 miljoen DEM ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Sophia Jacoba GmbH, die het voor deze ondernemingen mogelijk maakt de kosten te dekken die uit de herstructurering van de kolenindustrie voortvloeien of die daaruit zijn voortgevloeid en geen verband houden met de lopende productie (lasten uit het verleden).

De door Duitsland ten behoeve van de steenkoolindustrie geplande financiële maatregelen voldoen aan artikel 1, lid 1, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS. De Commissie moet derhalve overeenkomstig artikel 9, lid 4, van die beschikking deze maatregelen aan de algemene doelstellingen en criteria van artikel 2 en de specifieke criteria van de artikelen 3 en 4 van genoemde beschikking toetsen en nagaan of zij verenigbaar zijn met de werking van de gemeenschappelijke markt. Voorts beoordeelt de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de beschikking of de aangemelde maatregelen met het ingediende plan voor modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling verenigbaar zijn.

Op 20 juli 1998 heeft de steenkoolproducent RJB Mining Plc, een onderneming in de zin van artikel 80 van het EGKS-Verdrag, bij het gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen tegen de beschikking van de Commissie van 10 juni 1998 betreffende steunmaatregelen van Duitsland ten behoeve van de kolenindustrie in 1997(3), beroep ingesteld.

II

Op 13 maart 1997 zijn de Bondsregering, de deelstaatregering van Noordrijn-Westfalen en die van Saarland alsook de mijnbouwondernemingen en de vakbonden op het gebied mijnbouw en elektriciteitsproductie het in het kader van artikel 8, lid 4, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS het eens geworden over de nieuwe richtsnoeren voor de Duitse steenkoolindustrie in de periode 1998-2005.

Deze overeenkomst voorziet in een gestage inkrimping van de jaarlijkse productie tot 37 miljoen ton steenkoolequivalent (tse) in het jaar 2002 en een vermindering van het personeelsbestand met 30000 tot in totaal 56000 werknemers, de nevenactiviteiten inbegrepen. Voor de productie zorgen dan nog twaalf mijnen. Hoewel de planning betrekking heeft op de periode tot 2005, blijven de in november 1997 vastgestelde afzonderlijke maatregelen slechts geldig tot het tijdstip waarop de geldigheidsduur van Beschikking nr. 3632/93/EGKS verstrijkt. De kostenontwikkeling, de prijzen van importkolen en vooral de afzetmogelijkheden kunnen niet met voldoende zekerheid worden voorspeld om het tempo van de op grond daarvan vereiste buitenbedrijfstelling in deze sector nauwkeurig te kunnen vastleggen.

De Commissie heeft het plan voor modernisering, rationalisering, herstructurering en buitenbedrijfstelling onderzocht op het niveau van de afzonderlijke productie-eenheden van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit GmbH.

Plan voor modernisering, rationalisering en herstructurering van de kolenindustrie en buitenbedrijfstelling in de kolenindustrie voor de periode 1998-2002

De mijnbouwplanning die ten grondslag ligt aan de plannen voor modernisering, rationalisering en herstructurering van de Duitse kolenindustrie en voor buitenbedrijfstelling in deze industrie, gaat van de volgende doelstellingen uit:

- optimaal gebruik van de geringere financiële middelen,

- productie- en kostenvermindering,

- volgens de huidge planing, behoud van de toegang tot de belangrijkste productie-eenheden en mogelijkheid van een verschuiving naar het noorden,

- het garanderen van tijdige en aan kwaliteitsnormen beantwoordende aflevering bij de klanten,

- bij sociaal contract geregelde personeelsafvloeiing met vermijding van gedwongen ontslagen,

- in aanmerkingneming van de regionale gevolgen van de maatregelen.

Voor het verwezenlijken van deze doelstellingen werd de situatie van de mijnen van de ondernemingen aan de hand van de volgende criteria beoordeeld:

- omvang van de reserves,

- kwaliteit van de kolen,

- kosten.

Deze uniforme criteria moeten een objectieve beoordeling van de huidige situatie en de toekomstige ontwikkeling van de productie-eenheden mogelijk maken. Op deze basis hebben de betrokken ondernemingen de Commissie de volgende informatie verstrekt.

Herstructurering van de productie-eenheden van de RAG Aktiengesellschaft

A. Sluitingsmaatregelen

- Het Emscherbekken met de mijnen Hugo/Consolidation en Ewald/Schlägel & Eisen

- Het Lippebekken met de mijnen Fürst Leopold/Wulfen en Westerholt

- Het gebied Oost met de mijnen Haus Aden/Monopol en Heinrich Robert

- De mijn Westfalen

1. Het Emscherbekken met de mijnen Hugo/Consolidation en Ewald/Schlägel & Eisen

In de genoemde gebieden werd als eerste maatregel reeds op 1 juli 1997 met de vorming van het samenwerkingsverband Ewald/Hugo tot reorganisatie van het Emscherbekken besloten.

Hierbij gaat het om de laatste fase van een meerfasig herstructureringsproces, dat dit mijnbouwgebied sinds de oprichting van de ondernming RAG Aktiengesellschaft heeft gekend.

Volgens de planning zal de mijn Ewald/Hugo vóór 23 juli 2002 worden gesloten. Tegen dat tijdstip zullen de kwalitatief goede cokeskolen van deze winplaats volledig zijn ontgonnen. Het Emscherbekken wordt als mijnbouwgebied dan definitief gesloten.

In 1997 bedroeg de productie 4,4 miljoen tse en het aantal werknemers 6832.

2. Het Lippebekken met de mijnen Fürst Leopold/Wulfen en Westerholt

In het Lippebekken zijn de volgende maatregelen gepland:

a) op 1 april 1998 werden de mijnen Fürst Leopold/Wulfen en Westerholt in het samenwerkingsverband Lippe samengebracht. De productie-eenheid Fürst Leopold zal tot de voltooiing van de productietechnische combinatie in het jaar 2001 behouden blijven;

b) tot het jaar 2001 wordt de productie in het gebied Fürst Leopold/Wulfen geleidelijk afgebouwd met de volledige ontginning van de economisch winbare voorraden en het uitputten van de exploitatievelden. Door het opgeven van schachten en de daarmee verbonden bovengrondse installaties wordt de infrastructuur boven- en ondergronds geoptimaliseerd. De resterende productie zal in de productie-eenheid Westerholt worden geconcentreerd.

In 1997 bedroeg de productie 4,9 miljoen tse en het aantal werknemers 6035.

3. Gebied Oost met de mijnen Haus Aden/Monopol en Heinrich Robert

Voor dit gebied zijn de volgende maatregelen gepland:

a) op 1 april 1998 werden de mijnen Haus Aden/Monopol en Heinrich Robert in het samenwerkingsverband Oost samengebracht, terwijl het noordelijke kolenveld Haus Aden werd opgegeven. Tot het jaar 2000 blijft voor het exploitatieveld Monopol de productie-eenheid Haus Aden behouden;

b) in het jaar 2000 wordt na het totstandbrengen van de ondergrondse verbinding de productie in de exploitatievelden Haus Aden/Monopol en Heinrich Robert in de productie-eenheid Heinrich Robert geconcentreerd. Daarbij worden tevens gedeelten van exploitatievelden opgegeven en schachten en bovengrondse installaties gesloten.

Door deze maatregel wordt de cokeskolenproductie in het oostelijke gebied veilig gesteld, terwijl de optie van een verschuiving naar het noorden behouden blijft.

In 1997 bedroeg de productie 5 miljoen tse en het aantal werknemers 6857.

4. Westfalenmijn:

De Westfalenmijn wordt in het jaar 2000 gesloten. Tot dat tijdstip wordt de productie-eenheid economisch optimaal benut. De reeds ingeleide "afroomfase" leidt dan ook tot lagere kosten.

In 1997 bedroeg de productie 2,5 miljoen tse en het aantal werknemers 2809.

B. Andere maatregelen

Buiten de genoemde maatregelen, die betrekking hebben op een definitieve vermindering van de productiecapaciteit, wordt in alle overige installaties het moderniserings-, herstructurerings- en rationaliseringsproces voortgezet. Daarmee worden extra kostenbesparingen beoogd.

Friedrich Heinrich/Rheinland-mijn

Nadat de vereniging van beide productie-eenheden in de eerste helft van de jaren negentig met de sanering van de infrastructuur en de sloop of het gebruik voor andere doeleinden van niet meer benodigde bovengrondse installaties werd voltooid, werd de productiviteit door verdere rationaliseringsmaatregelen nog aanzienlijk opgevoerd.

Door concentratie op de meest rendabele exploitatievelden en de daarmee samenhangende voortdurende stijging van de productie per winplaats kon het aantal bedrijfsketens worden verminderd. Dankzij verdere optimalisering van de daarop aansluitende gebieden is de mijn thans een van de mijnen die het kleinste tekort vertonen.

In 1997 bedroeg de productie 3,7 miljoen tse en het aantal werknemers 4117.

Niederbergmijn

Ondanks de daling van de productie kon de Niederbergmijn in de afgelopen jaren op een uit het oogpunt van de vermindering van de productiekosten positieve ontwikkeling wijzen. Verdere rationaliseringsmaatregelen zullen de situatie van de mijn stabiliseren. In 1997 bedroeg de productie 2,2 miljoen tse en het aantal werknemers 2424.

Walsummijn

De Walsummijn behoort tot de productieve mijnen van de onderneming met ruime voorraden. Door een gerichte keuze van de ontginningslagen en bepaalde technische maatregelen moet het mogelijk zijn de bedrijfsproblemen van voorbijgaande aard in met de ontginning te overwinnen en de productiecapaciteit veilig te stellen. In 1997 bedroeg de productie 2,9 miljoen tse en het aantal werknemers 3802.

Lohberg/Osterfeld-mijn

Hoewel momenteel rationaliseringsmaatregelen op de kosten- en productiegegevens van deze productie-eenheid drukken, produceert de Lohberg/Osterfeld-mijn hoogwaardige cokeskolen. De mijn bevindt zich in een consolideringfase en binnenkort zal de dure ondergrondse infrastructuur, die nog uit de vereniging met de vroegere Osterfeldmijn voortvloeit, zijn gesaneerd. In 1997 bedroeg de productie 2,9 miljoen tse en het aantal werknemers 4262.

Prosper Haniel-mijn

De productiekosten van de Prosper Haniel-mijn behoorden in de afgelopen jaren tot de laagste van de onderneming. In de komende jaren worden nog verdere resultaten van de lopende rationalisering verwacht. In 1997 bedroeg de productie 3,7 miljoen tse en het aantal werknemers 4078.

Auguste Victoria-mijn

De Auguste Victoria-mijn behoort tot de productieve mijnen van de onderneming met ruime voorraden. Na de verkoop daarvan door BASF in 1992 en de volledige integratie in de mijnbouwafdeling van de onderneming in 1996 werd het aanwezige rationaliseringspotentieel ontsloten. Deze in zijn geheel genomen positieve ontwikkeling wordt wegens geologische moeilijheden van voorbijgaande aard ongunstig beïnvloed. In 1997 bedroeg de productie 3,1 miljoen tse en het aantal werknemers 4173.

Blumenthal/Haard-mijn

De Blumenthal/Haard-mijn wordt thans eveneens met productieproblemen van geologische aard geconfronteerd. De daaruit voortvloeiende productieverliezen leiden tot een duidelijke kostenstijging die van voorbijgaande aard is. Door een concentratie van de exploitatievelden in samenhang met een later tot stand te brengen verbinding voor de nog bestaande optie van een verschuiving nar het noorden, kunnen de kosten een voortgezette daling vertonen. In 1997 bedroeg de productie 3,3 miljoen tse en het aantal werknemers 4447.

C. Resultaten van de geplande maatregelen

De vermelde maatregelen hebben tot gevolg dat het aantal arbeidsplaatsen in de gehele mijnbouwafdeling van de onderneming met ongeveer 44500 eenheden daalt, van gemiddeld 89500 in 1992 tot 45000 in 2002. Jaarlijks komt dit neer op een afvloeiing van rond 4500 werknemers. Vergeleken met het herstructureringsplan van 1994 betekent dit een extra inkrimping met 14500 arbeidsplaatsen tot het jaar 2002. De thans geplande ontwikkeling van de personeelssterkte is gebaseerd op een productiviteitsstijging van 4 % per jaar. In 1997 bedroeg het aantal werknemers 60820.

De vermindering van de productiekosten zal, uitgedrukt in prijzen van 1992, tot het jaar 2002 met ongeveer 37 DEM/tse meer dan dubbbel zo hoog uitvallen als het in het herstructureringsplan van 1994 vermelde cijfer (16 DEM/tse). Tot 31 december 1997 zijn de werkelijke kosten met 21 DEM/tse verminderd.

De productie moet van 47,6 miljoen tse in 1992 worden teruggebracht tot 30,1 miljoen tse in 2002. Tegenover het herstructureringsplan 1994 betekent dit een extra productievermindering in deze periode van 8,2 miljoen tse. In 1997 bedroeg de productie 38,7 miljoen tse.

Herstructurering van de productie-eenheden van de onderneming Saarbergwerke AG

De overeenkomst over de nieuwe richtsnoeren voor de Duitse steenkoolindustrie van 13 maart 1997 zal tot een verdere productie-inkrimping leiden en in het jaar 2000 zal een productie-eenheid van de onderneming moeten worden gesloten.

A. Sluitingsmaatregelen

Göttelborn/Reden-mijn

Ondanks aanzienlijke investeringen in de periode 1990-1995 voor de samenvoeging van de mijnen Reden, Göttelborn en Camphausen moet de productie-eenheid wegens moeilijkheden van geologische aard in het jaar 2000 worden gesloten.

In 1997 bedroeg de productie 1,9 miljoen tse en het aantal werknemers 2899.

B. Andere maatregelen

Ensdorfmijn

Dankzij het in het begin van de jaren negentig gestarte programma tot modernisering van deze productie-eenheid kon een hoge productiviteit in stand worden gehouden. De Ensdorfmijn was van oudsher de productiefste Duitse mijn en kan wellicht in de hier onderzochte periode zijn productiecapaciteit behouden. De omstandigheden zijn er gunstig voor en worden op middellange termijn door voortdurende productiviteitsverbeteringen gewaarborgd. In 1997 bedroeg de productie 2,5 miljoen tse en het aantal werknemers 2231.

Warndt/Luisenthal-mijn

De mijn zal naar verwachting zijn productiecapaciteit verhogen, doordat:

- eind 1999 twee exploitatievelden worden afgestoten en

- in de toekomstige exploitatievelden nieuwe ontginningstechnieken tot aanzienlijke optimalisering zullen leiden.

In 1997 bedroeg de productie 2,2 miljoen tse en het aantal werknemers 3504.

C. Resultaten van de geplande maatregelen

De personeelssterkte wordt van 18671 werknemers teruggebracht tot 8478 in 2002, hetgeen overeenkomt met een verlies van 10193 arbeidsplaatsen. Tegenover het herstructureringsplan van 1994 betekent dit een extra inkrimping van 6000 arbeidsplaatsen in 2002. In 1997 bedroeg het aantal werknemers 14220.

De vermindering van de productiekosten zal met 100 DEM/tse, uitgedrukt in prijzen van 1992, in 2002 40 DEM/tse hoger uitvallen dan de doelstelling van het herstructureringsplan van 1994. Op 31 december 1997 waren de werkelijke kosten met 44 DEM/tse verminderd.

De productiecapaciteit wordt van ongeveer 8 miljoen tse in 1992 teruggebracht tot 5,1 miljoen tse in 2002; tegenover het plan van 1994 is dit een verdere inkrimping van 2,2 miljoen tse. In 1997 bedroeg de productie 6,7 miljoen tse.

Herstructurering van de productie-eenheden van Preussag Anthrazit GmbH

De onderneming houdt voor de periode 1998-2002 vooralsnog rekening met een degressieve kostenontwikkeling. Tegenover de voor deze periode in augustus 1994 ingediende planning werd de productie echter ingevolge een teruglopende afzetontwikkeling naar beneden toe bijgesteld (van 2,05 miljoen tse/jaar tot ongeveer 1,7 miljoen tse/jaar). Op basis van de inmiddels bereikte ontwikkeling in de mijnbouw is de onderneming van mening dat een duidelijke verbetering van de productiviteit en dus ook een bepaalde vermindering van de productiekosten mogelijk zijn. In 1997 bedroeg de productie 1,7 miljoen tse.

De grondslag voor deze verbetering werd gelegd door de uitvoering van het in 1990 opgestelde saneringsplan.

- Dit plan omvat de volgende maatregelen:

- omschakeling van de voorwaartse op een achterwaartse winningmethode. De daartoe vereiste voorbereidende werkzaamheden (het drijven van winninggalerijen) werden voor het grootste gedeelte van 1991 tot 1994 uitgevoerd en in de volgende twee jaar tot de gewenste grootte uitgebouwd. Dankzij deze omschakeling kan de gehele pijlerproductie door middel van de achterwaartse winningmethode geschieden;

- het aanbrengen van krachtigere installaties op de winplaatsen en voor het drijven van galerijen. Deze verbetering is zo goed als voltooid;

- aanpassing van de infrastructuur aan de geringere productiehoeveelheid en consolidering daarvan. Dit proces, dat veeleer van de "lay-out" van de mijn afhankelijk is, is reeds ver gevorderd en kan van invloed zijn op de omvang van de vaste kosten;

- het aantal werknemers wordt van 4024 in 1992 teruggebracht tot 2667 in 2002. Dit komt overeen met een inkrimping van 33 %, in plaats van ongeveer 25 % volgens het herstructureringsplan van 1994. In 1997 telde de productie-eenheid 2757 werknemers.

III

Volgens het door Duitsland ingediende plan zal de vermindering van de overheidssteun tot een gestage teruggang van de steenkoolproductie leiden. De steenkoolproductie moet van 47 miljoen tse in 1997 tot 37 miljoen tse in 2002 worden teruggebracht. Hoewel een zekere vermindering van de gemiddelde productiekosten in de Duitse steenkoolindustrie kan worden vastgesteld en rekening houdend met artikel 3, lid 3, van Beschikking nr. 3632/EGKS, zijn de productiekosten, uitgedrukt in constante prijzen van 1992, nog steeds hoog, daar zij in 2002 waarschijnlijk nog 242 DEM/tse zullen bedragen tegenover 288 DEM/tse in 1992. Ten opzichte van het plan van 1994, dat op een kostendaling van 28 DEM/tse uitkwam, ligt de thans geplande vermindering van 46 DEM/tse duidelijk hoger. De prijzen op de wereldmarkt zullen op rond 80 DEM/tse ton waarschijnlijk relatief stabiel blijven, waardoor de ongunstige verhouding tussen ingevoerde kolen en Duitse steenkool in wezen zal blijven bestaan.

De productie moet, vergeleken met 48 miljoen tse volgens het herstructureringsplan van 1994, in 2002 tot 37 miljoen tse worden teruggebracht.

Het aantal werknemers moet in 2002 tot ongeveer 56000 zijn teruggebracht in plaats van tot 82400 volgens het plan van 1994.

Op grond van het bovenstaande kan worden geconstateerd dat een duidelijke vermindering van de steun in wezen door middel van maatregelen tot beperking van de productie kan worden bewerkstelligd.

Duitsland moet derhalve bij de uitvoering van het plan voor de periode 1998-2002 nagaan hoe de productiekosten van de ondernemingen die staatssteun overeenkomstig artikel 3 van de beschikking ontvangen, zich ontwikkelen. Duitsland verbindt zich ertoe, mocht de beoogde realistische trendmatige daling niet worden bereikt, de Commissie de vereiste corrigerende maatregelen voor te stellen alsook een herziening van de indeling van de productie-eenheden overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Beschikking nr. 3632/EGKS.

De Commissie heeft bij de beoordeling van het plan ermee rekening gehouden dat de sociale en regionale gevolgen van de teruglopende ontwikkeling in de steenkoolindustrie in Duitsland zoveel mogelijk moeten worden afgezwakt.

Op grond van het bovenstaande is de Commissie van mening dat het door Duitsland ingediende plan met de doelstellingen en criteria van Beschikking nr. 3632/93/EGKS verenigbaar is.

IV

De steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 ten bedrage van 5171 miljoen DEM is bestemd voor de productie-eenheden van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit GmbH, Dr. Arnold Schäfer GmbH en Merchweiler GmbH.

In het geval van de RAG Aktiengesellschaft wordt de steun verleend ten behoeve van de productie-eenheden Friedrich Heinrich/Rheinland, Niederberg, Walsum, Lohberg/Osterfeld, Prosper/Haniel, Westerholt, Auguste Victoria, Blumenthal/Haard en Heinrich Robert. Bij de Saarbergwerke AG is de maatregel bestemd voor de productie-eenheden Ensdorf en Warndt/Luisenthal. In het geval van Preussag Anthrazith GmbH komt de steun ten goede van de productie-eenheid Ibbenbüren.

Deze steun ten bedrage van 5171 miljoen DEM is bedoeld om het verschil te compenseren tussen de productiekosten en de verkoopprijs die de contractpartijen vrij hebben bepaald op basis van de op de wereldmarkt genoteerde prijzen voor steenkool van soortgelijke kwaliteit uit derde landen.

Volgens de door Duitsland verstrekte gegevens en met inachtneming van artikel 3, lid 3, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS liggen de gemiddelde productiekosten van de productie-eenheden die onder artikel 3 vallen, tegen prijzen van 1992, in 1997 in werkelijkheid 5,4 % lager dan in 1995; zij bedragen 253 DEM/tse respectievelijk 268 DEM/tse.

Bij de beoordeling van de steun voor de bedrijfsvoering, zoals bedoeld in artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, heeft de Commissie rekening gehouden met de noodzaak de sociale en regionale gevolgen van de herstructurering van de steenkoolindustrie in reeds door meer dan gemiddelde structurele werkloosheid getroffen regio's zoveel mogelijk af te zwakken.

Het werkloosheidspercentage in de kolenbekkens van het Roergebied ligt met ongeveer 15 % (district Duisburg 15,8 %, Recklinghausen 13,7 % en Gelsenkirchen 16,4 %) ver boven het West-Duitse gemiddelde dat 9,7 % bedraagt. Ook in Saarland is de werkloosheid in de steenkoolgebieden gemiddeld hoog (Saarbrücken 13,9 %, Saarlouis 11 %).

De steenkoolregio's zijn bovendien gebieden die onder de Europese regionale ontwikkeling vallen (doelstelling 2, regio's waar de industrie in verval is) en tevens gebieden die voor steunmaatregelen van de staten in de zin van artikel 92, lid 3, punt c), van het EG-Verdrag in aanmerking komen.

Op grond van de door Duitsland verstrekte gegevens en de door Duitsland aangegane verplichtingen (zie deel VIII van de onderhavige beschikking) is de voor 1998 geplande steun verenigbaar met Beschikking nr. 3632/92/EGKS, en met name met de artikelen 2 en 3 ervan.

V

De steun ten bedrage van 3164 miljoen DEM voor buitenbedrijfstelling, zoals bedoeld in artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, moet het verschil tussen de productiekosten en de op basis van de op de wereldmarkt genoteerde prijzen voor steenkool van soortgelijke kwaliteit uit derde landen vrij bepaalde verkoopprijs compenseren. Binnen de onderneming RAG Aktiengesellschaft komt de steun aan de productie-eenheden Fürst Leopold/Wulfen, Ewald/Hugo, Haus Aden/Monopol en Westfalen ten goede. In het geval van de onderneming Saarbergwerke AG is de maatregel voor de productie-eenheid Göttelborn/Reden bestemd.

Deze steun heeft betrekking op een programma voor volledige of gedeeltelijke sluiting van de genoemde productie-eenheden.

De bedoelde sluitingen vormen een onderdeel van de overeenkomst van 13 maart 1997, die tussen 1998 en 2002 tot een vermindering van de productiecapaciteit met 10 miljoen ton (21 % van de totale productiecapaciteit) en tot een verlies van 30000 arbeidsplaatsen zal leiden.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EKGS worden de productie-eenheden Göttenborn/Reden, Ewald/Hugo en Westfalen vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van genoemde beschikking volledig gesloten. Door het samenvoegen van productie-eenheden zal het tot gedeeltelijke sluitingen komen, die vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van die beschikking tot een permanente en naar verwachting aanzienlijke capaciteitsvermindering zullen leiden. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, tweede streepje, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS draagt deze steun bij tot de oplossing van de sociale en regionale problemen die uit de gedeeltelijke of gehele buitenbedrijfstelling van productie-eenheden voortvloeien.

De van 1992 tot 1998 te noteren productievermindering zou volgens de door Duitsland verstrekte gegevens 22 % moeten bedragen. De voor het jaar 1998 geplande steun is verenigbaar met Beschikking nr. 3632/93/EGKS, en met name met de artikelen 2 en 4 ervan.

VI

De steun ten bedrage van 81 miljoen DEM voor de financiering van de premies voor mijnwerkers van de Duitse kolenindustrie ("Bergmannsprämien"), die 10 DEM per ploegendienst ondergronds bedragen, moet een stimulans voor geschoold personeel vormen om ondergronds te werken en de rationalisering van de productie bevorderen. Uit de kennisgeving van Duitsland blijkt dat deze steun voor de mijnwerkers een financieel voordeel vormt. Hoewel de premie geen bestanddeel van de productiekosten van de kolenmijnondernemingen vormt, verlicht de steun mede de loonkosten van de ondernemingen. Het gaat derhalve om een steunmaatregel die toetsing behoeft in het licht van artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS.

De geplande steunmaatregel moet ertoe bijdragen de productiviteit zoveel mogelijk te verhogen en vergemakkelijkt daardoor de herstructurering en rationalisering van de steenkoolindustrie. Hij draagt zodoende ook bij tot de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, eerste streepje, genoemde doelstelling, namelijk verdere vooruitgang, in het licht van de kolenprijzen op de wereldmarkt, in de richting van economische rentabiliteit teneinde tot een degressie van de steunmaatregelen te komen.

Bij de beoordeling van de steunmaatregel heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 1, tweede streepje, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS rekening gehouden met de noodzaak de sociale en regionale gevolgen van de herstructurering zoveel mogelijk af te zwakken.

De steun draagt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de beschikking bij tot een lichte verbetering van het ontoereikende concurrentievermogen van de betrokken ondernemingen, aangezien de dankzij het behoud van geschoold ondergronds personeel bereikte productiviteitsstijging tot een verlaging van de productiekosten leidt.

Duitsland garandeert dat deze steun samen met de overige steun voor de lopende productie voor geen enkele onderneming of voor geen enkele productie-eenheid meer zal bedragen dan het verschil tussen de productiekosten en de te verwachten winsten.

In het licht van het bovenstaande en op grond van de door Duitsland verstrekte informatie is de voor 1998 geplande steun verenigbaar met de doelstellingen van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, en met name met de artikelen 2 en 3 ervan.

VII

De steun ter dekking van buitengewone lasten, zoals bedoeld in artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS, ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit BmbH in Sophia Jacoba GmbH bedraagt 1011 miljoen DEM.

Deze financiële maatregel omvat in de eerste plaats een steunbedrag van 161 miljoen DEM ter dekking van buitengewone lasten ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit GmbH.

Deze steun dient ter dekking van extra afwateringskosten voor bedrijven die in het kader van de herstructureringsmaatregelen werden gesloten en die zich in de nabijheid van actieve mijninstallaties bevinden. Daar in de gesloten mijnen niet of slechts in beperkte mate wordt afgewaterd, vloeit water, dat geenszins aan de bestaande productie is gebonden, naar de in de nabijheid gelegen actieve productie-eenheid, hetgeen extra kosten veroorzaakt. Dit water moet bovendien worden gezuiverd.

Deze uitdrukkelijk in punt I, onder i), en in punt II, onder b), van de bijlage bij Beschikking nr. 3632/93/EGKS vermelde steun die geen verband houdt met de lopende productie, dekt door de herstructurering veroorzaakte uitgaven voor de watervoorziening en de lozing van afvalwater. Overeenkomstig artikel 5 van de beschikking mag deze steun niet hoger zijn dan de kosten.

De Commissie heeft de overeenkomsten tussen de overheid en de ondernemingen alsook, in het raam van een audit, de gegevens betreffende de kosten gecontroleerd en vastgesteld dat de steunbedragen de vastgelegde middelen niet overschrijden.

De daardoor mogeljik geworden ontlasting van de betrokken ondernemingen vermindert hun gebrek aan financieel evenwicht en stelt deze inn staat hun activiteiten voort te zetten. De steun voldoet bijgevolg aan de in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS genoemde doelstellingen.

Deze financiële maatregel omvat in de tweede plaats steun ter dekking van buitengewone lasten ten bedrage van 850 miljoen DEM ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Sophia Jacoba GmbH.

Deze steun moet de kosten dekken die uit de herstructurering van de kolenindustrie voortvloeien of die daaruit zijn voortgevloeid en geen verband houden met de lopende productie (lasten uit het verleden).

Deze steun is het resultaat van besluiten die in het raam van de "Kolenronde"van 11 november 1991 zijn genomen na onderhandelingen tussen de mijnbouwondernemingen, de elektriciteitsproducenten, de Bondsregering, de regering van de deelstaat Noordrijn-Westfalen en die van de deelstaat Saarland en de vakbonden in de sectoren mijnbouw en elektricieitsproductie.

De steun dient ter dekking van de volgende kosten, met uitzondering van de door de staat als bijzondere bijdrage in de zin van artikel 56 van het EGKS-Verdrag gedragen kosten voor sociale vergoedingen: lasten in verband met de betaling van de sociale uitkeringen die het gevolg zijn van de pensionering van werknemers voraleer deze de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, andere uitzonderlijke uitgaven voor werknemers die ingevolge herstructureringen en rationaliseringen hun baan hebben verloren, uitbetaling van pensioenen en schadeloosstellingen buiten het wettelijke systeem aan werknemers die ingevolge herstructureringen en rationaliseringen hun baan hebben verloren en aan hen die daarop vóór de herstructureringen recht hadden, gratis kolenleveringen aan werknemers die ingevolge herstructureringen en rationaliseringen hun baan hebben verloren en aan hen die daarop vóór de herstructureringen recht hadden. In technisch en financieel opzicht dient de steun ter dekking van bijkomende beveiligingswerkzaamheden ondergronds die het gevolg zijn van herstructureringen, alsook van uitzonderlijke intrinsieke waardeverminderingen, voorzover deze uit de herstructurering van de ondernemingen voortvloeien.

Deze steun ter dekking van de uitdrukkelijk in punt I, onder a), b), c), d), f) en k), van de bijlage bij Beschikking nr. 3632/93/EGKS vermelde kosten mag, om aan artikel 5 van genoemde beschikking te voldoen, de bedoelde kosten niet overschrijden.

De Commissie heeft de gegevens betreffende de kosten in het raam van een audit gecontroleerd en vastgesteld dat de steunbedragen niet hoger zijn dan de vastgelegde middelen.

De daardoor mogelijk geworden ontlasting van de betrokken ondernemingen vermindert hun gebrek aan financieel evenwicht en stelt deze in staat hun activiteiten voort te zetten. De steun voldoet bijgevolg aan de in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS genoemde doelstellingen.

VIII

Het doel is de steun tot een minimum terug te brengen; indien men verder het door Duitsland gehuldigde beginsel volgt dat steun slechts voor de afzet van steenkolen aan de elektriciteitsproducenten en aan de ijzer- en staalindustrie in de Gemeenschap mag worden verleend, verbindt Duitsland zich ertoe de voor de industrie en huisbrand bestemde productie tegen prijzen (nettoprijzen zonder vergoedingen) te verkopen die de productiekosten dekken.

De Commissie neemt er kennis van dat Duitsland in het raam van verordeningen ("Verordnungen") de maatregelen treft die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de krachtens deze beschikking toegekende steun niet meer bedraagt dan het verschil tussen de productiekosten en de op basis van de op de wereldmarkt genoteerde prijzen door de contractpartijen vrij overeengekomen verkoopprijs voor de afzet aan steenkoolverbruikende ondernemingen. De steunbedragen per ton lopende productie mogen niet ertoe leiden dat de prijzen voor kolen uit de Gemeenschap lager zijn dan die voor kolen van gelijkwaardige kwaliteit uit derde landen. Voorts ziet Duitsland erop toe dat de steun geen concurrentievervalsing en geen discriminatie tussen kolenproducenten en tussen afnemers en verbruikers van kolen in de Gemeenschap veroorzaakt.

Duitsland verbindt zich ertoe, overeenkomstig artikel 86 van het EGKS-Verdrag, de steun in de vereiste mate te beperken, met inachtneming van sociale en regionale overwegingen in verband met de teruggang van de steenkoolwinning in de Gemeenschap, en erop toe te zien dat deze steun rechtstreeks noch onrechtstreeks een economisch voordeel voor een andere activiteit dan voor de steenkoolproductie oplevert, bijvoorbeeld voor industriële activiteiten in verband met de productie of omzetting van steenkool uit de Gemeenschap.

Voorts wijst de Commissie Duitsland erop dat een essentieel kenmerk van de steunregeling wordt gevormd door het feit dat de steun in elk geval aan het communautaire belang moet beantwoorden en de werking van de gemeenschappelijke markt niet mag verstoren.

Teneinde de Commissie in staat te stellen na te gaan of de productie-eenheden die steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ontvangen, daadwerkelijk een trendmatige daling van de productiekosten naar de maatstaf van de op de wereldmarkt genoteerde prijzen teweegbrengen, verbindt Duitsland zich ertoe de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 september de productiekosten voor het afgelopen jaar alsmede alle in artikel 9 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS bedoelde gegevens mede te delen. Wanneer de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS niet kunnen worden vervuld, stelt Duitsland de Commissie corrigerende maatregelen voor alsook een herziening van de indeling van de productie-eenheden overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de beschikking.

Krachtens artikel 3, lid 1, tweede streepje, en artikel 9, leden 2 en 3, van Beschikking nr. 3632/93/EGKS moet de Commissie de voor de lopende productie toegekende steun aan de doelstellingen van de artikelen 3 en 4 van genoemde beschikking toetsen. Duitsland deelt derhalve uiterlijk 30 september 1999 de in 1998 werkelijk uitgekeerde bedragen alsook eventuele aanpassingen van de oorspronkelijk vermelde bedragen mede. Duitsland stelt naar aanleiding van dit jaarlijkse overzicht alle informatie ter beschikking die voor het toezicht op de nakoming van de in de genoemde artikelen vastgstelde criteria zijn vereist.

Bij de goedkeuring van de steunmaatregelen heeft de Commissie rekening gehouden met de noodzaak de sociale en regionale gevolgen van de herstructurering zoveel mogelijk af te zwakken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Duitsland wordt gemachtigd ten gunste van de steenkoolindustrie de volgende maatregelen te nemen:

a) steun voor de bedrijfsvoering overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 5171 miljoen DEM;

b) steun voor buitenbedrijfstelling overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 3164 miljoen DEM;

c) steun overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 81 miljoen DEM voor het behoud van het ondergrondse personeel ("Bergmannsprämie");

d) steun overeenkomstig artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 161 miljoen DEM ter dekking van buitengewone lasten ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Preussag Anthrazit GmbH;

e) steun overeenkomstig artikel 5 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS ten bedrage van 850 miljoen DEM ter dekking van buitengewone lasten ten behoeve van de ondernemingen RAG Aktiengesellschaft, Saarbergwerke AG en Sophia Jacoba GmbH, die deze ondernemingen in staat stelt de kosten te dekken die uit de herstructurering van de kolenindustrie voortvloeien of die daaruit zijn voortgevloeid en geen verband houden met de lopende productie.

Artikel 2

Duitsland verbindt zich ertoe overeenkomstig artikel 86 van het EGKS-Verdrag alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen om de voor Duitsland uit deze beschikking voortvloeiende verplichtingen na te komen. Duitsland ziet erop toe dat de goedgekeurde steun uitsluitend voor de genoemde doelstellingen wordt gebruikt en draagt ervoor zorg dat steun voor alle geschrapte, te hoog geraamde of oneigenlijk gebruikte uitgaven voor in deze beschikking genoemde posten aan Duitsland wordt terugbetaald.

Artikel 3

Duitsland deelt uiterlijk op 30 september 1999 de bedragen mede die in het kolenjaar 1998 daadwerkelijk werden uitgekeerd en verstrekt de in artikel 9 van Beschikking nr. 3632/93/EGKS bedoelde gegevens.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 2 december 1998.

Voor de Commissie

Christos PAPOUTSIS

Lid van de Commissie

(1) PB L 329 van 30.12.1993, blz. 12.

(2) PB L 385 van 31.12.1994, blz. 18.

(3) Zaak T-110/98, PB C 299 van 26.9.1998, blz. 38.