1999/314/EG: Beschikking van de Commissie van 9 april 1999 inzake de vragenlijst over Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken [kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 856] (Voor de EER relevante tekst)
1999/314/EG: Beschikking van de Commissie van 9 april 1999 inzake de vragenlijst over Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken [kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 856] (Voor de EER relevante tekst)
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 9 april 1999
inzake de vragenlijst over Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 856)
(Voor de EER relevante tekst)
(1999/314/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken(1), inzonderheid artikel 19, lid 4,
Gelet op Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied(2),
Overwegende dat de lidstaten krachtens artikel 19, lid 4, van Richtlijn 96/82/EG om de drie jaar verslag moeten uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn; dat dit verslag moet worden opgesteld aan de hand van een door de Commissie in overeenstemming met de in artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG beschreven procedure op te stellen vragenlijst of schema;
Overwegende dat de driejarige periode het tijdvak 2000 tot en met 2002 zou moeten bestrijken;
Overwegende dat de in deze beschikking beoogde maatregelen in overeenstemming zijn met het door het comité van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG uitgebrachte advies,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De vragenlijst in de bijlage wordt goedgekeurd.
Artikel 2
De lidstaten stellen aan de hand van de vragenlijst in de bijlage een verslag op over het tijdvak 2000 tot en met 2002.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 april 1999.
Voor de Commissie
Ritt BJERREGAARD
Lid van de Commissie
(1) PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.
(2) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.
BIJLAGE
Vragenlijst over Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso II)
Opmerkingen vooraf
Deze vragenlijst is opgesteld om de lidstaten en de Commissie te helpen bij de in artikel 19 van Richtlijn 96/82/EG voorgeschreven gegevensuitwisseling. Met name moeten de lidstaten krachtens artikel 19, lid 4, van de richtlijn bij de Commissie een driejaarlijks verslag indienen voor de onder de artikelen 6 en 9 vallende (primair beoogde) inrichtingen.
Van de lidstaten wordt verwacht dat zij één verslag overleggen voor elke driejarige periode, en dit uiterlijk negen maanden na het verstrijken van het rapportagetijdvak in kwestie. In het verslag zal elk jaar van de rapportageperiode afzonderlijk moeten worden behandeld. Het verslag over de periode 1997-1999 moet vóór eind september 2000 worden ingediend.
1. Algemene informatie
Totaal aantal onder artikel 6 en 9 vallende (primair beoogde) inrichtingen.
2. Veiligheidsrapporten
a) Totaal aantal inrichtingen die, als bepaald in artikel 9, veiligheidsrapporten hebben ingediend.
b) Totaal aantal inrichtingen waarvan veiligheidsrapporten door de bevoegde autoriteiten zijn onderzocht, waarna de in artikel 9, lid 4, bedoelde conclusies aan de exploitant zijn meegedeeld.
3. Noodplannen
a) Hoeveel inrichtingen hebben interne noodplannen, als vereist bij artikel 11, lid 1, onder a)?
b) Hoeveel exploitanten hebben de bevoegde autoriteiten in het bezit gesteld van de noodzakelijke gegevens, zodat zij een extern noodplan kunnen opstellen, als bepaald in artikel 11, lid 1, onder b)?
c) Voor hoeveel inrichtingen zijn door de aangewezen autoriteiten, als vereist in artikel 11, lid 1, onder c), externe noodplannen opgesteld?
d) In hoeveel gevallen hebben de bevoegde autoriteiten, op grond van de in het veiligheidsrapport verschafte informatie, besloten dat de vereiste om een extern noodplan op te stellen niet van toepassing is, als bepaald in artikel 11, lid 6?
4. Domino-effect
a) Hoeveel inrichtingen of groepen inrichtingen zijn aangewezen waarvoor de waarschijnlijkheid en de mogelijkheid, dan wel de gevolgen van een zwaar ongeval groter kunnen zijn ten gevolge van de ligging en de nabijheid van die inrichtingen, als bedoeld in artikel 8, lid 1, betreffende het domino-effect?
b) In hoeveel van deze gevallen is toereikende informatie uitgewisseld, als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a)?
c) In hoeveel van deze gevallen zijn voorzieningen getroffen voor samenwerking met het oog op de voorlichting van de bevolking, en bij het verstrekken van informatie aan de bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder b)?
5. Ruimtelijke ordening
Hoeveel primair beoogde inrichtingen zijn in aanmerking genomen bij de uitstippeling van het beleid inzake de bestemming of het gebruik van grond, als bedoeld in artikel 12, lid 1?
6. Informatie over veiligheidsmaatregelen
a) Over hoeveel inrichtingen is het publiek geïnformeerd, als bedoeld in artikel 13, lid 1?
b) In hoeveel gevallen hebben de lidstaten aan andere lidstaten voldoende gegevens verstrekt om deze in staat te stellen noodplannen voor te bereiden, als vereist in artikel 13, lid 2?
c) In hoeveel gevallen hebben de lidstaten aan andere lidstaten gegevens verstrekt betreffende inrichtingen die geen gevaar voor zware ongevallen buiten de grenzen van het bedrijfsterrein opleveren, als vereist in artikel 13, lid 3?
d) Hoeveel veiligheidsrapporten zijn ter beschikking van het publiek gesteld, als vereist in artikel 13, lid 4?
7. Exploitatieverbod
In hoeveel gevallen hebben de lidstaten de exploitatie of de inbedrijfstelling verboden van de in artikel 9 bedoelde inrichtingen, installaties of opslagplaatsen, als beschreven in artikel 17, lid 1?
8. Inspectie
a) Hoeveel primair beoogde inrichtingen zijn aan inspecties onderworpen, als bedoeld in artikel 18, lid 1?
b) Hoeveel primair beoogde inrichtingen zijn onderworpen aan:
- een inspectieprogramma op basis van systematisch onderzoek?
- een inspectieprogramma gebaseerd op ten minste een om de twaalf maanden uit te voeren inspectie ter plaatse?