Home

1999/750/EG: Beschikking van de Commissie van 3 november 1999 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3542)

1999/750/EG: Beschikking van de Commissie van 3 november 1999 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3542)

1999/750/EG: Beschikking van de Commissie van 3 november 1999 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3542)

Publicatieblad Nr. L 299 van 20/11/1999 blz. 0033 - 0035


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 1999

tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3542)

(1999/750/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/53/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 14, lid 1,

Gezien het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek,

(1) Overwegende dat op grond van Richtlijn 77/93/EEG andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, vanwege het gevaar voor insleep van exotische aardappelziekten met een fytosanitair risico voor de Gemeenschap in beginsel niet in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht;

(2) Overwegende dat de Commissie bij de Beschikkingen 93/159/EEG(3), 95/95/EG(4) en 96/112/EG(5) sommige lidstaten heeft gemachtigd voor aardappelen bestemd voor menselijke consumptie van oorsprong uit Zuid-Afrika, respectievelijk in het seizoen 1993, 1995 en 1996, afwijkingen van deze regel toe te staan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, en de daartoe bij Beschikking 98/688/EG(6) voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, in het seizoen 1999 gemachtigd heeft;

(3) Overwegende dat op de monsters van de krachtens de Beschikkingen 93/159/EEG, 96/112/EG en 98/688/EG ingevoerde aardappelen geen ziekten of plagen zijn aangetroffen en dat om technische redenen geen aardappelen zijn ingevoerd op grond van Beschikking 95/95/EG;

(4) Overwegende dat aangenomen wordt dat Zuid-Afrika alle nodige technische informatie beschikbaar stelt om in de toekomst de fytosanitaire status van de aardappelteelt in Zuid-Afrika te beoordelen, en meer in het bijzonder gegevens verstrekt over de op gezette tijden verrichte controles op de invoer en de afzet van poot- en consumptieaardappelen in Zuid-Afrika door volgens wetenschappelijk erkende methoden representatieve monsters te onderzoeken en te testen op Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., Ralstonia solanacearum (Smith) Smith en potato spindle tuber viroid, alsmede de resultaten van dat onderzoek en die proeven meedeelt;

(5) Overwegende dat de omstandigheden op grond waarvan de machtiging is verleend, nog steeds bestaan;

(6) Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De lidstaten worden gemachtigd om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen, van oorsprong uit Zuid-Afrika, afwijkingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan wat betreft de in bijlage III, deel A, punt 12, bij die richtlijn vastgestelde verbodsbepalingen, mits aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

2. Behalve aan de in de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 77/93/EEG vastgestelde eisen voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen moet aan de volgende specifieke voorwaarden worden voldaan:

a) het moet om andere dan voor opplant bestemde aardappelen gaan;

b) de aardappelen moeten rechtstreeks zijn geteeld uit pootgoed dat is gecertificeerd overeenkomstig de Zuid-Afrikaanse regeling inzake certificering van pootaardappelen of uit pootgoed dat in een van de lidstaten is gerectificeerd en uitsluitend uit een van de lidstaten in Zuid-Afrika is ingevoerd, dan wel uit pootgoed dat gecertificeerd is in een ander land waaruit invoer van pootaardappelen in de Gemeenschap niet verboden is overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 77/93/EEG;

c) de aardappelen moeten zijn geteeld in bepaalde gebieden waar het organisme Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi el al., voorzover bekend is, niet voorkomt;

d) de aardappelen moeten zijn behandeld met machines die uitsluitend voor die aardappelen worden gebruikt, of die na gebruik voor andere doeleinden op adequate wijze zijn gedesinfecteerd;

e) de aardappelen moeten zijn verpakt in nieuwe zakken of in adequaat gedesinfecteerde recipiënten; op elke zak of elk recipiënt moet een officieel etiket zijn aangebracht met de in bijlage bedoelde informatie;

f) de aardappelen moeten van aarde, bladeren en andere plantenresten zijn ontdaan voordat zij worden uitgevoerd;

g) de voor de Gemeenschap bestemde aardappelen dienen vergezeld te gaan van een fytosanitair certificaat dat in Zuid-Afrika is afgegeven overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van Richtlijn 77/93/EEG op basis van het onderzoek bedoeld in die richtlijn, waarbij in het bijzonder is nagegaan of zij vrij zijn van het onder c) vermelde schadelijke organisme.

Op het certificaat

- moet in het vak "Aanvullende verklaring" de volgende vermelding zijn aangebracht. "Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 1999/750/EG vastgestelde voorwaarden.";

h) de aardappelen moeten worden ingevoerd via de plaatsen van binnenkomst op het grondgebied van een lidstaat, die door deze lidstaat zijn aangewezen met het oog op de toepassing van deze afwijkende regeling. Deze plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de voor elke plaats bevoegde officiële instantie als bedoeld in Richtlijn 77/93/EEG moeten lang genoeg van tevoren door de lidstaten aan de Commissie worden gemeld en moeten aan de overige lidstaten op hun verzoek worden meegedeeld. In de gevallen waarin de betrokken producten in een andere lidstaat dan die welke van deze afwijkende regeling gebruikmaakt, in de Gemeenschap worden binnengebracht, stellen de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die van deze afwijkende regeling gebruikmaakt, op de hoogte en werken zij met deze instanties samen, om te garanderen dat de bepalingen van deze beschikking in acht genomen worden;

i) de importeur dient, voordat hij de producten binnenbrengt, officieel in kennis te zijn gesteld van de onder a) tot en met l) vastgestelde voorwaarden; de importeur moet elke invoer in de Gemeenschap lang genoeg van tevoren melden aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst en deze lidstaat stuurt de gemelde gegevens onverwijld aan de Commissie door; het gaat daarbij om de volgende gegevens:

- het soort materiaal,

- de hoeveelheid,

- de datum waarop de invoer zal plaatsvinden, en de bevestiging van de plaats van binnenkomst.

De importeur deelt alle bijzonderheden over wijzigingen in de bovenbedoelde voorafgaande kennisgeving, bij voorkeur zodra deze bekend zijn en in ieder geval vóór de invoer, aan de verantwoordelijke officiële instanties van de eigen lidstaat mee, die deze wijzigingen onverwijld doorzendt aan de Commissie;

j) de overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG en het bepaalde in deze beschikking te verrichten controles, met inbegrip van tests, worden uitgevoerd door de in die richtlijn bedoelde verantwoordelijke officiële instanties. De fytosanitaire controles worden uitgevoerd door de lidstaat die van deze afwijkende regeling gebruikmaakt. Bij deze fytosanitaire controles moet die lidstaat ook onderzoek op alle andere schadelijke organismen verrichten. Onverminderd het bepaalde in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, eerste mogelijkheid, van die richtlijn bepaalt de Commissie in hoeverre de in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, tweede mogelijkheid, van die richtlijn bedoelde inspecties overeenkomstig artikel 19 bis, lid 5, onder c), van die richtlijn in het inspectieprogramma worden geïntegreerd;

k) de aardappelen mogen uitsluitend zijn verpakt en omgepakt op bedrijven die door de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties zijn erkend en geregistreerd;

l) de aardappelen moeten zijn verpakt of omgepakt in gesloten verpakkingen die rechtstreeks kunnen worden geleverd aan detailhandelaren en eindverbruikers en die niet meer dan het in de lidstaat van invoer gebruikelijke gewicht aan aardappelen bevatten, met een maximum van 25 kilogram; op de verpakking moet het registratienummer van het onder k) bedoelde bedrijf en de Zuid-Afrikaanse oorsprong van de aardappelen worden vermeld;

m) de lidstaten die van deze afwijkende regeling gebruikmaken, moeten, eventueel in samenwerking met de lidstaat van binnenkomst, ervoor zorgen dat voor elke partij van 50 ton of minder die op grond van deze beschikking wordt ingevoerd, ten minste twee monsters van 200 knollen worden genomen voor officieel onderzoek op Ralstonia solanacearum en Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus overeenkomstig de voor de Gemeenschap vastgestelde methoden voor de opsporing en de diagnose van Ralstonia solancearum en Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus; wanneer besmetting vermoed wordt, moeten de partijen apart onder officieel toezicht worden gehouden en mogen ze niet in de handel worden gebracht of gebruikt, totdat vast is komen te staan dat bij dit onderzoek geen Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus of Ralstonia solanacearum is aangetroffen.

Artikel 2

Telkens wanneer de lidstaten gebruikmaken van deze machtiging, delen zij dit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, onder i), bedoelde kennisgeving mee aan de andere lidstaten en de Commissie. Zij doen de Commissie en de andere lidstaten vóór 1 september 2000 gegevens toekomen over de op grond van deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het in artikel 1, lid 2, onder m), bedoelde officiële onderzoek; aan de Commissie wordt een kopie van elk fytosanitair certificaat toegezonden.

Artikel 3

1. Artikel 1 is van toepassing van 1 december 1999 tot en met 30 juni 2000.

2. Deze beschikking wordt ingetrokken indien blijkt dat de bij artikel 1, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet toereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen te voorkomen, of niet in acht genomen zijn.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 november 1999.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie

(1) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20.

(2) PB L 142 van 5.6.1999, blz. 29.

(3) PB L 67 van 19.3.1993, blz. 24.

(4) PB L 79 van 4.4.1995, blz. 19.

(5) PB L 27 van 3.2.1996, blz. 26.

(6) PB L 324 van 2.12.1998, blz. 37.

BIJLAGE

Op het etiket te vermelden informatie

(als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder e))

1. Naam van de instantie die het etiket afgeeft.

2. Naam van de organisatie van exporteurs.

3. Vermelding "Niet voor opplant bestemde aardappelen uit Zuid-Afrika".

4. Ras.

5. Productiegebied en/of -plaats.

6. Grootte.

7. Aangegeven nettogewicht.

8. Vermelding "In overeenstemming met de EG-voorschriften van Beschikking 1999/750/EG"

9. Een stempel of gedrukt zegel van de plantenziektekundige dienst van Zuid-Afrika.