Verordening (EG) nr. 1064/1999 van de Raad van 21 mei 1999 houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Europese Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98
Verordening (EG) nr. 1064/1999 van de Raad van 21 mei 1999 houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Europese Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98
VERORDENING (EG) Nr. 1064/1999 VAN DE RAAD
van 21 mei 1999
houdende een verbod op vluchten tussen het grondgebied van de Europese Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1901/98
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 301,
Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 1999/318/GBVB van 10 mei 1999, door de Raad bepaald op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake bijkomende beperkende maatregelen tegen de Federale Republiek Joegoslavië(1),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Overwegende dat de voortdurende schendingen van resoluties van de VN-Veiligheidsraad door de regering van de Federale Republiek Joegoslavië en de regering van de Republiek Servië, en het extreme en crimineel onverantwoordelijke beleid dat zij blijven voeren met inbegrip van repressie tegen hun eigen burgers ernstige schendingen vormen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht;
(2) Overwegende dat vluchten tussen het grondgebied van de Gemeenschap en het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië daarom moeten worden verboden;
(3) Overwegende dat deze maatregel onder het toepassingsgebied van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt;
(4) Overwegende dat derhalve, vooral ter voorkoming van concurrentiedistorsies, communautaire wetgeving nodig is voor de uitvoering van deze maatregel, voorzover het grondgebied van de Gemeenschap daarbij betrokken is; dat voor de toepassing van deze verordening het grondgebied van de Gemeenschap wordt geacht het grondgebied te omvatten van de lidstaten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden;
(5) Overwegende dat toestemming dient te worden verleend voor noodlandingen en het daaropvolgende opstijgen van vliegtuigen, en te voorzien in uitzonderingen voor vluchten om strikt humanitaire redenen;
(6) Overwegende dat de Commissie en de lidstaten elkaar in kennis dienen te stellen van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en van andere ter zake dienende gegevens waarover zij in verband met deze verordening beschikken;
(7) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1901/98(2), kan worden ingetrokken, aangezien deze verordening onder meer een verbod vaststelt op vluchten van Joegoslavische luchtvaartmaatschappijen, zulks zonder afbreuk te doen aan de nationale voorschriften tot vaststelling van sancties ingeval de bepalingen daarvan worden geschonden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt een verbod ingesteld op het opstijgen of landen op het grondgebied van de Europese Gemeenschap van:
a) vliegtuigen die direct of indirect worden geëxploiteerd door een Joegoslavische luchtvaartonderneming, dat wil zeggen een luchtvaartonderneming die haar hoofdzetel of maatschappelijke zetel in de Federale Republiek Joegoslavië heeft;
b) vliegtuigen die in de Federale Republiek Joegoslavië zijn geregistreerd, tenzij die vliegtuigen zich in de Europese Gemeenschap op wettige wijze bevinden op de dag waarop deze verordening in werking treedt;
c) alle civiele vliegtuigen, dat wil zeggen vliegtuigen die om commerciële of particuliere redenen worden geëxploiteerd, indien zij op het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië zijn opgestegen of daar moeten landen.
Artikel 2
1. Alle exploitatievergunningen voor lijndiensten tussen een plaats op het grondgebied van de Gemeenschap en een plaats in de Federale Republiek Joegoslavië worden hierbij ingetrokken, en er worden geen nieuwe exploitatievergunningen voor die diensten afgegeven.
2. Alle vergunningen voor chartervluchten, hetzij individuele hetzij reeksen vluchten, tussen een plaats op het grondgebied van de Gemeenschap en een plaats in de Federale Republiek Joegoslavië worden hierbij ingetrokken, en er worden geen nieuwe vergunningen voor dergelijke vluchten afgegeven.
3. Er worden geen nieuwe exploitatievergunningen afgegeven of bestaande vergunningen verlengd waardoor vliegtuigen die in de Federale Republiek Joegoslavië zijn geregistreerd of die door Joegoslavische luchtvaartondernemingen worden geëxploiteerd, in staat worden gesteld naar of van luchthavens in de Gemeenschap te vliegen.
Artikel 3
1. Artikel 1 is niet van toepassing op noodlandingen of het daaropvolgende opstijgen van vliegtuigen.
2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 en 2 mogen de bevoegde instanties van de lidstaten per geval en met inachtneming van de overlegprocedure van lid 3 toestaan dat civiele vliegtuigen opstijgen of landen op het grondgebied van de Gemeenschap, indien aan deze instanties afdoende bewijzen worden verstrekt dat de vlucht naar of van het grondgebied van de Federale Republiek Joegoslavië strikt humanitaire doeleinden heeft.
3. De bevoegde instanties van een lidstaat die zinnens zijn overeenkomstig lid 2 toestemming te verlenen voor het opstijgen of landen van een vliegtuig, stellen de bevoegde instanties van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de gronden waarop zij dat wensen te doen.
Indien een lidstaat of de Commissie binnen een werkdag na ontvangst van genoemde kennisgeving aan de andere lidstaten of de Commissie afdoende bewijzen heeft verstrekt dat de voorgenomen vlucht niet voor de vermelde humanitaire doeleinden is bestemd, belegt de Commissie binnen een werkdag na ontvangst van die bewijzen een bijeenkomst met de lidstaten om overleg over de desbetreffende bewijzen te plegen.
De lidstaat die zinnens is toestemming te verlenen voor het opstijgen of landen van een vliegtuig neemt alleen dan een belsuit over deze toestemming wanneer er geen bezwaren zijn gemaakt of nadat het overleg over de afdoende bewijzen in de door de Commissie belegde bijeenkomst heeft plaatsgevonden. Ingeval na die bijeenkomst toestemming wordt verleend, stelt de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de gronden waarop zijn besluit om toestemming te verlenen is gebaseerd.
Artikel 4
Geen enkele bepalingen van deze verordening mag worden uitgelegd als een beperking van bestaande rechten met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde vliegtuigen met uitzondering van het recht om in de Gemeenschap te landen of het recht om in de Gemeenschap op te stijgen.
Artikel 5
Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan aanverwante activiteiten die direct of indirect tot doel of tot gevolg hebben dat de bepalingen van de artikelen 1 of 2 worden omzeild.
Artikel 6
Elke lidstaat bepaalt welke straffen worden opgelegd wanneer de bepalingen van deze verordening worden overtreden. Deze straffen dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.
In afwachting dat eventueel daartoe de noodzakelijke voorschriften worden vastgesteld, worden de straffen die bij overtreding van de bepalingen van deze verordening moeten worden opgelegd, door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1901/98.
Artikel 7
De Commissie en de lidstaten houden elkaar op de hoogte van de maatregelen die krachtens deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken, bijvoorbeeld overtreding en handhavingsproblemen, uitspraken van nationale rechtbanken of besluiten van betrokken internationale fora.
Artikel 8
1. De Commissie stelt op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens een lijst op van de in artikel 3 bedoelde bevoegde instanties. Zij maakt die lijst en de wijzigingen daarop bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
2. De Commissie stelt op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens een lijst op van de in de Federale Republiek Joegoslavië geregistreerde vliegtuigen die zich overeenkomstig artikel 1, onder b), op wettige wijze in de Europese Gemeenschap bevinden. Zij maakt die lijst bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 9
Verordening (EG) nr. 1901/98 wordt ingetrokken en vervangen door de bepalingen van deze verordening.
Artikel 10
Deze verordening is van toepassing
a) op het grondgebied van de Gemeenschap met inbegrip van haar luchtruim,
b) op alle vliegtuigen of vaartuigen die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen,
c) op alle zich elders bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn, en
d) op alle volgens het recht van een lidstaat geregistreerde of opgerichte lichamen.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 mei 1999.
Voor de Raad
De voorzitter
H. WIECZOREK-ZEUL
(1) PB L 123 van 13.5.1999, blz. 1.
(2) PB L 248 van 8.9.1998, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/1999 van de Raad (PB L 23 van 30.1.1999, blz. 6).