Home

Verordening (EG) nr. 1826/1999 van de Commissie van 23 augustus 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 929/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht en een voorlopig compenserend recht op de invoer van gekweekte Atlantische zalm van oorsprong uit Noorwegen, tot wijziging van Besluit 97/634/EG tot aanvaarding van verbintenissen die in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedures betreffende deze zalm waren aangeboden en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 772/1999 van de Raad tot instelling van definitieve antidumpingrechten en compenserende rechten op de invoer van deze zalm

Verordening (EG) nr. 1826/1999 van de Commissie van 23 augustus 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 929/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht en een voorlopig compenserend recht op de invoer van gekweekte Atlantische zalm van oorsprong uit Noorwegen, tot wijziging van Besluit 97/634/EG tot aanvaarding van verbintenissen die in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedures betreffende deze zalm waren aangeboden en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 772/1999 van de Raad tot instelling van definitieve antidumpingrechten en compenserende rechten op de invoer van deze zalm

VERORDENING (EG) Nr. 1826/1999 VAN DE COMMISSIE

van 23 augustus 1999

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 929/1999 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht en een voorlopig compenserend recht op de invoer van gekweekte Atlantische zalm van oorsprong uit Noorwegen, tot wijziging van Besluit 97/634/EG tot aanvaarding van verbintenissen die in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedures betreffende deze zalm waren aangeboden en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 772/1999 van de Raad tot instelling van definitieve antidumpingrechten en compenserende rechten op de invoer van deze zalm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98(2), inzonderheid op artikel 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(3), inzonderheid op artikel 13,

Na raadpleging van het raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) Op 31 augustus 1996 heeft de Commissie door middel van twee afzonderlijke berichten in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure(4) en van een antisubsidieprocedure(5) betreffende de invoer van gekweekte Atlantische zalm uit Noorwegen.

(2) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van definitieve conclusies noodzakelijk achtte, verzameld en onderzocht. Bij dit onderzoek kwam vast te staan dat definitieve antidumpingmaatregelen en definitieve compenserende maatregelen moesten worden genomen om een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van dumping en subsidiëring. Alle betrokkenen werden van de resultaten van het onderzoek in kennis gesteld en kregen de gelegenheid hierover opmerkingen te maken.

(3) Op 26 september 1997 heeft de Commissie bij Besluit 97/634/EG(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 929/1999(7), verbintenissen aanvaard die in het kader van de twee bovengenoemde procedures waren aangeboden door de in de bijlage bij dat besluit vermelde exporteurs en heeft zij het onderzoek ten aanzien van die exporteurs beëindigd.

(4) Op dezelfde dag heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1890/97(8) en bij Verordening (EG) nr. 1891/97(9) een antidumpingrecht respectievelijk een compenserend recht ingesteld op de invoer van gekweekte Atlantische zalm uit Noorwegen. Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van genoemde verordeningen waren deze rechten niet van toepassing op gekweekte Atlantische zalm die afkomstig was van exporteurs van wie een verbintenis was aanvaard.

(5) In bovengenoemde verordeningen zijn alle definitieve bevindingen en conclusies over alle aspecten van de onderzoeken uiteengezet. Daar de vorm van de rechten werd herzien, werden de Verordening (EG) nr. 1890/97 en 1891/97 vervangen door Verordening (EG) nr. 772/1999, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1003/1999(10).

B. VOORLOPIGE MAATREGELEN DIE BIJ VERORDENING (EG) nr. 929/1999 WERDEN INGESTELD (OVERWEGING 29 EN VOLGENDE)

(6) Indien niet elk kwartaal binnen de gestelde termijn (behoudens overmacht) een verslag wordt ingediend dat gegevens bevat over de gehele verkoop aan de eerste niet-gelieerde afnemer in de Gemeenschap, zal dit volgens de verbintenis worden beschouwd als een schending van de verbintenis evenals het niet-nakomen van de verplichting de verschillende aanbiedingsvormen van het betrokken product (namelijk schoongemaakt, met kop enz.) in de Gemeenschap niet tegen een lagere prijs te verkopen dan de in de verbintenis vermelde minimumprijs.

(7) Een Noorse onderneming had het verslag over het derde kwartaal van 1998 niet binnen de voorgeschreven termijn ingediend. Voorts had de Commissie redenen om aan te nemen dat een andere Noorse exporteur het betrokken product in de Gemeenschap tegen een lagere prijs had verkocht dan de in de verbintenis vermelde minimumprijs, terwijl twee andere Noorse ondernemingen in hun kwartaalverslagen misleidende gegevens leken te hebben verstrekt ten aanzien van de identiteit van de exporteur en de aard van de verkoop.

(8) De Commissie had daarom redenen om aan te nemen dat deze vier ondernemingen hun verbintenis hadden geschonden en stelde derhalve, bij Verordening (EG) nr. 929/1999, een voorlopig antidumpingrecht en een voorlopig compenserend recht in op gekweekte Atlantische zalm, ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0304 10 13, ex 0303 22 00 en ex 0304 20 13, van oorsprong uit Noorwegen, die door deze ondernemingen werd uitgevoerd.

(9) Bij dezelfde verordening (hierna "de voorlopige verordening" genoemd) heeft de Commissie de namen van de vier betrokken ondernemingen geschrapt in de bijlage bij Besluit 97/634/EG, waarin de ondernemingen zijn vermeld waarvan verbintenissen zijn aanvaard.

C. PROCEDURE VOLGENDE OP DE INSTELLING VAN DE VOORLOPIGE RECHTEN

(10) De vier Noorse ondernemingen waarop de voorlopige rechten van toepassing waren, werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze voorlopige rechten waren ingesteld. Voorts werden deze ondernemingen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en een onderhoud aan te vragen.

(11) Binnen de in de voorlopige verordening gestelde termijn hebben de vier betrokken Noorse ondernemingen schriftelijk opmerkingen doen toekomen. Na ontvangst van deze opmerkingen heeft de Commissie alle gegevens die zij in het kader van een definitieve vaststelling van de kennelijke schendingen van de verbintenis nodig had, ingewonnen en gecontroleerd. Eén van de vier ondernemingen waarop de voorlopige rechten van toepassing waren, werd op haar verzoek gehoord.

(12) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de betrokkenen zijn in overweging genomen en de definitieve bevindingen werden op grond daarvan zonodig gewijzigd.

D. DEFINITIEVE BEVINDINGEN - INTREKKING VAN DE VOORLOPIGE RECHTEN VOOR EEN ONDERNEMING

(13) Een Noorse exporteur, Atlantic Seafood A/S, wiens kwartaalverslag na de gestelde termijn bij de Commissie was binnengekomen, verklaarde dat hij technische problemen had gehad met het systeem voor het verzenden van elektronische berichten die hij niet kon verhelpen. De "internet provider" van deze exporteur heeft deze verklaring bevestigd.

(14) Na de aanvullende bewijsstukken te hebben onderzocht die deze onderneming na de instelling van de voorlopige rechten heeft toegezonden, is de Commissie ervan overtuigd dat deze onderneming door overmacht niet in staat was geweest het verslag op tijd in te zenden. De Commissie is derhalve van oordeel dat Verordening (EG) nr. 929/1999 ten aanzien van deze onderneming moet worden ingetrokken en dat de eventueel geïnde voorlopige rechten moeten worden vrijgegeven.

E. DEFINITIEVE BEVINDINGEN - INBREUK OP DE VERBINTENISSEN DOOR DRIE ONDERNEMINGEN

(15) Ten aanzien van een andere onderneming, Myre Sjømat AS, werden bij Verordening (EG) nr. 929/1999 voorlopige maatregelen genomen omdat er aanwijzingen waren dat zij de minimuminvoerprijs niet in acht had genomen. Nadat de voorlopige maatregelen waren genomen, beweerde de onderneming dat enkele transacties die in het kwartaalverslag voor de betrokken periode onder de "aanbiedingsvorm g" (filet of delen daarvan) waren vermeld en waarvan de prijs onder de minimuminvoerprijs lag, in feite onder de "aanbiedingsvorm e" (afsnijdsels) vermeld hadden moeten worden en de verkoopprijs zou dan boven de minimuminvoerprijs voor "aanbiedingsvorm e" hebben gelegen. Deze onderneming zou dus niet in strijd met de verbintenis hebben gehandeld. Voorts zou een andere verkooptransactie onder de minimuminvoerprijs van "aanbiedingsvorm g" geen commerciële transactie betreffen, maar de verkoop van een goedkoop monster.

(16) Op verzoek van de Commissie heeft deze onderneming bewijsstukken in verband met deze beweringen toegezonden. Wat de verkoop betreft die onder de "aanbiedingsvorm g" was opgegeven, maar die in werkelijkheid op "aanbiedingsvorm e" betrekking zou hebben, is de Commissie ervan overtuigd dat het hier inderdaad om afsnijdsels ging en dat de onderneming zich aan de minimuminvoerprijs voor afsnijdsels heeft gehouden.

Wat de verkoop van goedkope monsters betreft, dient te worden opgemerkt dat de verbintenis voldoende flexibel is om in een dergelijke verkoop beneden de minimuminvoerprijs te voorzien, maar dat de verbintenis daarop toch ook van toepassing is. Deze laaggeprijsde verkoop had daarom moeten worden meegerekend bij de berekening van de gemiddelde verkoopprijs voor de betrokken aanbiedingsvorm in het betrokken kwartaal. Indien dit wordt gedaan, is de gemiddelde verkoopprijs voor "aanbiedingsvorm g" in dat kwartaal duidelijk lager dan de toepasselijke minimuminvoerprijs.

Bovendien is het zo dat Myre Sjømat AS niet alleen de minimuminvoerprijs in het derde kwartaal van 1998 niet in acht heeft genomen, maar het verslag ook te laat heeft toegezonden. Verslagen over de twee daaropvolgende kwartalen zijn ook te laat of in het geheel niet aangekomen, zonder dat hiervoor een bevredigende verklaring werd gegeven.

Gezien het bovenstaande werd geoordeeld dat ten aanzien van deze onderneming definitieve rechten dienen te worden ingesteld.

(17) Brødrene Eilertsen A/S, één van de twee ondernemingen die misleidende gegevens leken te hebben verstrekt over de identiteit van de exporteur in de zin van de verbintenis en de identiteit en de aard van de goederen, stelde dat zij inderdaad de "exporteur" was en dat de Noorse onderneming namens welke zij gehandeld leek te hebben (en die geen door de Noorse autoriteiten afgegeven uitvoervergunning zou hebben en waarvan de Commissie evenmin een verbintenis had aanvaard), in feite de Eilertsen's agent was. Brødrene Eilertsen A/S stelde dat zij als de "exporteur" moest worden beschouwd daar zij voor de afwikkeling met de douane en de vervoerondernemingen zorgde en voor de betaling van de douanerechten en de regeling van kredietfaciliteiten in Noorwegen en de Gemeenschap.

(18) De onderneming bevestigde echter dat de geldstroom niet in overeenstemming was met de aankoop/verkoopfactuurstroom en dat de andere Noorse onderneming voor de meeste exporttransacties orders ontving van afnemers in de Gemeenschap, de verantwoordelijkheid droeg voor de financiering van de verkoop en, het belangrijkste van al, de betaling voor de zending rechtstreeks van de afnemers ontving. Brødrene Eilertsen A/S beweerde dat dit normale handelspraktijken waren en dat zij niet opzettelijk beneden de minimuminvoerprijs had verkocht of de verbintenis had geschonden.

(19) De Commissie heeft alle argumenten onderzocht. Deze deden echter geen afbreuk aan het feit dat de onderneming facturen heeft opgemaakt voor niet-gelieerde afnemers in de Gemeenschap, maar de betalingen nooit heeft ontvangen. Dit soort zakenpraktijken wordt als niet verenigbaar beschouwd met de verplichtingen die uit de verbintenis voortvloeien, daar de onderneming niet in staat is na te gaan of het factuurbedrag daadwerkelijk door de afnemer wordt betaald en of dit niet beneden de minimuminvoerprijs ligt. Zij kon er niet op toezien of de werkelijk betaalde prijzen in overeenstemming waren met de voorwaarden van de verbintenis wat de minimuminvoerprijzen betrof. Om deze redenen kan Brødrene Eilertsen A/S niet als een exporteur in de zin van de verbintenis worden beschouwd.

(20) Hieruit volgt ook dat de onderneming, door het toezenden van kwartaalverslagen over haar "verkoop" naar de Gemeenschap die slechts als hypothetisch kan worden beschouwd (daar slechts de factuurbedragen zijn vermeld en niet, in strijd met de voorwaarden van de verbintenis, de werkelijke waarde van de onderliggende financiële transacties), de Commissie heeft misleid ten aanzien van haar ware functie en haar vermogen om de verbintenis in acht te nemen alsmede ten aanzien van de ware aard van de verkoop en de werkelijke prijzen waartegen deze plaatsvond. Indien de Commissie van deze feiten eerder op de hoogte was geweest, had zij de aangeboden verbintenis afgewezen of ingetrokken.

(21) De Commissie kan verbintenissen slechts aanvaarden indien zij ervan overtuigd is dat toezicht kan worden uitgeoefend op de naleving ervan, hetgeen duidelijk niet het geval is indien een onderneming als Brødrene Eilertsen A/S geen toezicht kan uitoefenen over (of zelfs geen weet heeft van) de prijs die de afnemer in de Gemeenschap uiteindelijk rechtstreeks aan de leverancier in Noorwegen betaalt. De aanvaarding van de verbintenis van Brødrene Eilertsen A/S dient derhalve te worden ingetrokken en er dienen definitieve rechten te worden ingesteld.

(22) De andere onderneming die misleidende informatie leek te hebben verstrekt ten aanzien van de identiteit van de exporteur, Arne Mathisen A/S, bevestigde dat de geldstroom van een bepaalde leverancier in Noorwegen, een exporteur zonder verbintenis, niet in overeenstemming was met de aankoop/verkoopfactuurstroom. Zij had een commerciële regeling getroffen met deze Noorse leverancier en haar enige afnemer in de Gemeenschap (die banden had met die Noorse leverancier) volgens welke Arne Mathisen A/S van de importeur het verschil zou ontvangen tussen de aankoopprijs van de door de gelieerde onderneming geleverde goederen en de wederverkoopprijs die de importeur ontvangt, om zodoende op bankkosten te besparen. Deze verkoop maakte een belangrijk deel uit van de totale export van Arne Mathisen A/S.

(23) De onderneming verklaarde dat zij als exporteur optrad omdat zij wettelijk over de goederen kon beschikken, het commerciële risico droeg en het vervoer naar de Gemeenschap regelde. Arne Mathisen A/S stelde voorts dat de ontvangst van uitsluitend het verschil tussen de aankoopprijs en de wederverkoopprijs een normale handelspraktijk was. Voorts zouden de wederverkoopprijzen van goederen die door bedoelde importeur in de Gemeenschap van Arne Mathisen A/S waren gekocht tijdens een controle in november 1998 ten kantore van de importeur zijn geverifieerd, waarbij was gebleken dat de prijzen hoger waren dan de minimuminvoerprijzen. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou daarom geen schade hebben geleden door bedoelde verkoop door Arne Mathisen A/S.

(24) Deze onderneming verklaarde voorts dat zij geen zalm meer heeft betrokken van de onderneming in Noorwegen die banden heeft met haar afnemer in de Gemeenschap, nadat de verbintenis (en de daarmee overeenstemmende Noorse wetgeving) eind november 1998 werd gewijzigd waardoor het onder meer verboden werd zalm te betrekken van Noorse exporteurs van wie geen verbintenis was aanvaard.

(25) Ten aanzien van het argument betreffende de ontvangst van een "netto"-bedrag van de afnemer in de Gemeenschap, zijn de overwegingen en conclusies van de Commissie die in de overwegingen 19 en volgende zijn uiteengezet, ook van toepassing op Arne Mathisen A/S. Ook zij wordt geacht hypothetische verkoopverslagen te hebben toegezonden en de Commissie te hebben misleid over haar werkelijke functie en vermogen de verbintenis na te komen.

(26) Zolang zij geen zeggenschap had over de samenstelling van de prijzen, is het irrelevant of Arne Mathisen A/S bijkomende verplichtingen inzake de verkoop op zich heeft genomen. In tegenstelling tot eerdere verklaringen heeft Arne Mathisen A/S bovendien nu toegegeven dat zij op de hoogte was van de banden tussen de betrokken Noorse leverancier en haar enige afnemer in de Gemeenschap. Hieruit volgt dat Arne Mathisen A/S geweten moet hebben dat de prijzen en geldstroom tussen beide ondernemingen slechts fictief waren, daar het in wezen slechts om interne verrekenprijzen ging tussen gelieerde bedrijven.

(27) Het argument dat de wederverkoopprijs van de niet-gelieerde afnemer in de Gemeenschap boven de minimuminvoerprijs moet hebben gelegen en daarom geen schade kan hebben veroorzaakt, gezien het controlebezoek van de Commissie, is een geheel andere kwestie dan de kwestie of Arne Mathisen A/S de verbintenis is nagekomen of niet.

(28) Om vast te stellen dat de wederverkoopprijzen geen nadelige gevolgen hadden, zoals Arne Mathisen A/S beweert, zou het nodig zijn geweest het onderzoek uit te breiden tot de gelieerde partijen van die importeur in Noorwegen en de Gemeenschap. Voorts is het volgens artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 niet vereist nadelige gevolgen te constateren om te kunnen vaststellen dat de uit de verbintenis voortvloeiende verplichtingen niet zijn nagekomen en om de aanvaarding van de verbintenis in te trekken. Ten slotte is het irrelevant of Arne Mathisen A/S de zalm niet meer van de Noorse leveranciers betrekt die banden had met haar afnemer in de Gemeenschap daar, als in overweging 24 vermeld, het betrekken van zalm uit deze bron in november 1998 werd verboden. Op dat tijdstip was Arne Mathisen A/S haar verbintenis reeds voor vijf achtereenvolgende verslagkwartalen niet nagekomen. De aanvaarding van de door Arne Mathisen A/S aangeboden verbintenis dient derhalve te worden ingetrokken en definitieve rechten dienen te worden ingesteld.

(29) Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was, hetzij de voor hen geldende voorlopige maatregelen in te trekken en hen op de lijst te plaatsen van ondernemingen waarvan verbintenissen waren aanvaard, hetzij haar aanvaarding van de verbintenis in te trekken en de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht en een definitief compenserend recht in te stellen en de bij wijze van zekerheid voorlopig geheven rechten definitief in te vorderen. De ondernemingen werden in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken. Deze opmerkingen werden onderzocht en de bevindingen werden op grond daarvan zo nodig gewijzigd.

(30) Naast deze verordening heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van de Raad ingediend tot instelling van een definitief antidumpingrecht en een definitief compenserend recht op gekweekte Atlantische zalm uit Noorwegen, uitgevoerd door de drie ondernemingen die onderworpen blijven aan het voorlopige recht dat bij Verordening (EG) nr. 929/1999 werd ingesteld, namelijk Myre Sjømat AS, Brødrene Eilertsen A/S en Arne Mathisen A/S.

F. NIEUWE SCHENDINGEN VAN DE VERBINTENISSEN

(31) Zoals boven vermeld, moeten alle exporteurs van wie verbintenissen zijn aanvaard, elk kwartaal een verslag bij de Commissie indienen over hun verkoop van het betrokken product naar de Gemeenschap en moeten zij minimumprijzen voor de verschillende aanbiedingsvormen van het betrokken product in acht nemen.

(32) Bij het nazien van de verslagen over het vierde kwartaal van 1998 bleek dat een exporteur, Norfra Eksport AS, een bepaalde aanbiedingsvorm van zalm beneden de in de verbintenis genoemde minimumprijs naar de Gemeenschap had verkocht.

(33) De onderneming werd in de gelegenheid gesteld een eventuele onjuiste vermelding in het verslag te corrigeren en opmerkingen te maken over een eventuele onjuiste beoordeling door de Commissie.

(34) De onderneming antwoordde dat zij niet geweten had dat zij de minimumprijs per aanbiedingsvorm in acht moest nemen. Zij was ervan uitgegaan dat zij de verkoop beneden de minimumprijs van een aanbiedingsvorm kon compenseren door de verkoop boven de minimumprijs van een andere aanbiedingsvorm. De onderneming beweerde dezelfde werkwijze te hebben toegepast in haar verslag over het derde kwartaal van 1997 waarover de Commissie geen opmerkingen had gemaakt. De onderneming had daaruit opgemaakt dat zij de voorwaarden van de verbintenis juist had geïnterpreteerd en dat haar verkoopprijzen hiermee in overeenstemming waren.

(35) De Commissie kan het eerste argument niet aanvaarden, daar zij van oordeel is dat uit de tekst van de door de onderneming ondertekende verbintenis duidelijk blijkt dat de minimumprijzen per aanbiedingsvorm in acht moeten worden genomen. Voorts heeft de Commissie de exporteurs voorgeformatteerde computerbestanden doen toekomen als onderdeel van de verslagprocedure. Deze bestanden zijn zo opgesteld dat duidelijk blijkt dat de prijzen per aanbiedingsvorm moeten worden vermeld (en per aanbiedingsvorm worden gecontroleerd) en geven geen gemiddelde van alle aanbiedingsvormen.

(36) Wat de opmerking betreft dat de Commissie de onderneming in het verleden niet heeft laten weten dat zij de verbintenis onjuist heeft geïnterpreteerd, wijst de Commissie erop dat zij in mei 1998, in een schrijven aan de Noorse Raad voor de Uitvoer van Zeeproducten ter verduidelijking van een aantal technische kwesties, duidelijk heeft gesteld dat de minimumprijzen per aanbiedingsvorm zouden worden gecontroleerd. Bevestigd werd dat Norfra Eksport AS een kopie van dit schrijven had ontvangen.

(37) Bij het nazien van de verslagen over het eerste kwartaal van 1999 bleek voorts dat een andere exporteur, Janas AS, een aanbiedingsvorm van zalm in de Gemeenschap beneden de in de verbintenis vermelde minimumprijs had verkocht. De onderneming werd in de gelegenheid gesteld een eventuele onjuiste vermelding in het verslag te corrigeren en opmerkingen te maken over een eventuele onjuiste beoordeling door de Commissie. De Commissie heeft van deze onderneming echter geen bevredigend antwoord ontvangen binnen de daartoe gestelde termijn, zodat de Commissie ervan uit is gegaan dat haar voorlopige beoordeling juist was.

(38) Van een andere exporteur, Vie de France Norway AS, werd over het eerste kwartaal van 1999 binnen de gestelde termijn geen verslag ontvangen, ondanks het feit dat 24 uur vóór het verstrijken van de termijn een herinnering werd toegezonden. De onderneming werd vervolgens gevraagd of zij kon laten weten waarom zij haar verslag niet op tijd had ingezonden. Er werd echter geen uitleg ontvangen.

(39) De Commissie heeft daarom redenen om aan te nemen dat Norfra AS, Janas AS en Vie de France Norway AS hun verbintenissen niet nakomen.

G. VOORLOPIGE MAATREGELEN NAAR AANLEIDING VAN DE KENNELIJKE SCHENDINGEN VAN DE VERBINTENISSEN

(40) Gezien het bovenstaande wordt geoordeeld dat voorlopige rechten moeten worden ingesteld op zalm afkomstig van deze drie ondernemingen, in afwachting van een nader onderzoek naar deze kennelijke schendingen van de verbintenissen.

(41) Overeenkomstig artikel 8, lid 10, van Verordening (EG) nr. 384/96 en artikel 13, lid 10, van Verordening (EG) nr. 2067/97, moet het antidumpingrecht en het compenserende recht worden vastgesteld op grond van de beste informatie die beschikbaar is.

(42) In dit verband en gelet op overweging 107 van Verordening (EG) nr. 1890/97 en overweging 149 van Verordening (EG) nr. 1891/97, wordt het dienstig geacht een voorlopig antidumpingrecht en een voorlopig compenserend recht in te stellen dat in vorm en hoogte gelijk is aan de rechten die bij Verordening (EG) nr. 772/1999 werden ingesteld.

H. SLOTOVERWEGING BETREFFENDE DE INSTELLING VAN VOORLOPIGE RECHTEN

(43) In het belang van een behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord.

I. NIEUWE EXPORTEURS

(44) Na de instelling van een definitief antidumpingrecht en compenserend recht hebben verscheidene Noorse ondernemingen die beweerden nieuwe exporteurs te zijn, de Commissie verbintenissen aangeboden.

(45) Vier van deze ondernemingen, F. Uhrenholt Seafood Norway AS, Mesan Seafood AS, Polaris Seafood AS en Scanfish AS, konden aantonen dat zij het betrokken product niet naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd tijdens de onderzoekperiode die tot de instelling van het thans geldende antidumpingrecht en compenserende recht heeft geleid (hierna "de oorspronkelijke onderzoekperiode" genoemd). De ondernemingen konden voorts aantonen dat zij geen banden hadden met één van de ondernemingen in Noorwegen waarop het antidumpingrecht en compenserende recht van toepassing zijn en dat zij het betrokken product ofwel eerst na de oorspronkelijke onderzoekperiode naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd ofwel een onherroepelijke contractuele verplichting zijn aangegaan een beduidende hoeveelheid van het betrokken product naar de Gemeenschap uit te voeren.

(46) De aangeboden verbintenissen bevatten dezelfde voorwaarden als de verbintenissen die eerder door andere Noorse ondernemingen zijn aangeboden die gekweekte Atlantische zalm van oorsprong uit Noorwegen uitvoeren. De Commissie is van oordeel dat de aanvaarding van de door deze exporteurs aangeboden verbintenissen voldoende zal zijn om een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van dumping en subsidiëring.

(47) Daar de exporteurs hebben aangeboden de Commissie regelmatig gedetailleerde verslagen te doen toekomen over hun uitvoer naar de Gemeenschap, wordt geconcludeerd dat de Commissie daadwerkelijk toezicht op de naleving van de verbintenissen kan uitoefenen.

(48) De door deze ondernemingen aangeboden verbintenissen worden derhalve aanvaardbaar geacht. De ondernemingen zijn in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen waarop de aanvaarding van de verbintenissen is gebaseerd. Het raadgevend comité werd geraadpleegd en heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Derhalve dient, op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 772/1999, de bijlage bij die verordening te worden gewijzigd zodat de vrijstelling van het antidumpingrecht en compenserende recht ook voor deze ondernemingen geldt.

J. NAAMSWIJZIGING

(49) Ten slotte hebben twee andere Noorse exporteurs, Herøy Filetfabrikk AS en SL Fjordgruppen AS, de Commissie laten weten dat de namen van hun ondernemingen waren gewijzigd in Atlantis Filetfabrikk AS respectievelijk Fjord Seafood Leines AS. De Commissie is derhalve nagegaan of er wijzigingen waren in de structuur van de ondernemingen die een nader onderzoek naar de wenselijkheid van de handhaving van de verbintenissen rechtvaardigden, doch dit bleek niet het geval te zijn. De namen van deze ondernemingen dienen derhalve gewijzigd te worden in de bijlage bij Besluit 97/634/EG.

K. WIJZIGING VAN DE BIJLAGE BIJ BESLUIT 97/634/EG

(50) De bijlage bij Besluit 97/634/EG die de lijst bevat van ondernemingen waarvan in het kader van onderhavige antidumping- en antisubsidieprocedure verbintenissen zijn aanvaard, dient te worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de wederopneming van Atlantic Seafood A/S in die lijst, voor welke onderneming het besluit tot instelling van voorlopige rechten dient te worden ingetrokken, en de opneming van F. Uhrenholt Seafood Norway AS, Mesan Seafood AS, Polaris Seafood AS en Scanfish AS op die lijst en de naamswijziging van Herøy Filetfabrikk AS in Atlantis Filetfabrikk AS en van SL Fjordgruppen AS in Fjord Seafood Leines AS.

(51) Duidelijkheidshalve dient een bijgewerkte versie van deze lijst, waarin alle exporteurs zijn vermeld waarvoor verbintenissen gelden, in de bijlage te worden opgenomen.

L. WIJZIGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 929/1999

(52) Zoals eerder vermeld heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 772/1999, de vorm van het antidumpingrecht gewijzigd in een variabel recht dat gebaseerd is op de minimuminvoerprijzen van de verschillende aanbiedingsvormen van gekweekte Atlantische zalm uit Noorwegen. Voor elk van deze aanbiedingsvormen werden nieuwe Taric-codes ingevoerd.

(53) Bij Verordening (EG) nr. 929/1999 werden voorlopige maatregelen genomen ten aanzien van de vier in bijlage II bij die verordening vermelde ondernemingen. In artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening wordt echter nog steeds verwezen naar de Taric-codes die bij Verordening (EG) nr. 772/1999 waren vervangen. Voorts zijn de verwijzingen naar de aanvullende Taric-code 8900 in artikel 2, lid 2, onder a), en artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 929/1999 overbodig. Deze artikelen van Verordening (EG) nr. 929/1999 dienen derhalve te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het voorlopige antidumpingrecht en het voorlopige compenserende recht die bij Verordening (EG) nr. 929/1999 werden ingesteld op gekweekte (andere dan wilde) Atlantische zalm ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00 (Taric-codes: 0302 12 00*21, 0302 12 00*22, 0302 12 00*23 en 0302 12 00*29), ex 0303 22 00 (Taric-codes: 0303 22 00*21, 0303 22 00*22, 0303 22 00*23 en 0303 22 00*29), ex 0304 10 13 (Taric-codes: 0304 10 13*21 en 0304 10 13*29) en ex 0304 20 13 (Taric-codes: 0304 20 13*21 and 0304 20 13*29), van oorsprong uit Noorwegen en uitgevoerd door Atlantic Seafood A/S (verbintenis nr. 24, aanvullende Taric-code 8122) worden hierbij ingetrokken.

2. Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 929/1999 wordt vervangen door bijlage I bij onderhavige verordening.

3. De bedragen die Atlantic Seafood A/S, uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 929/1999 ingestelde voorlopige antidumpingrecht en compenserende recht, eventueel als zekerheid heeft gesteld, worden vrijgegeven.

Artikel 2

1. a) Er wordt een voorlopig compenserend recht en een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van op gekweekte (andere dan wilde) Atlantische zalm, ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00 (Taric-codes: 0302 12 00*21, 0302 12 00*22, 0302 12 00*23 en 0302 12 00*29), ex 0303 22 00 (Taric-codes: 0303 22 00*21, 0303 22 00*22, 0303 22 00*23 en 0303 22 00*29), ex 0304 10 13 (Taric-codes: 0304 10 13*21 en 0304 10 13*29) en ex 0304 20 13 (Taric-codes: 0304 20 13*21 en 0304 20 13*29), van oorsprong uit Noorwegen, die door de in de in bijlage II bij deze verordening vermelde ondernemingen is uitgevoerd.

b) Deze rechten zijn niet van toepassing op wilde Atlantische zalm (Taric-codes: 0302 12 00*11, 0304 10 13*11, 0303 22 00*11 en 0304 20 13*11). Onder wilde Atlantische zalm wordt voor de toepassing van deze verordening Atlantische zalm verstaan waarvan, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van aanlanding, aan de hand van door de belanghebbenden te overleggen douane- en vervoerdocumenten, kan worden aangetoond dat hij op zee gevangen is.

2. a) Het compenserende recht, dat wordt toegepast op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 3,8 %.

b) Het antidumpingrecht, dat wordt toegepast op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 0,32 EUR per kilogram netto productgewicht. Indien de prijs franco grens Gemeenschap, met inbegrip van het compenserende recht en het antidumpingrecht, echter lager is dan de in lid 3 bedoelde minimumprijs, is het te heffen antidumpingrecht het verschil tussen die minimumprijs en de prijs franco grens Gemeenschap, met inbegrip van het compenserende recht.

3. Voor de toepassing van lid 2 zijn de volgende minimumprijzen van toepassing per kilogram netto productgewicht:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 3

De namen van de volgende ondernemingen worden toegevoegd aan de lijst in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 772/1999 waarin de ondernemingen zijn vermeld die van het definitieve antidumpingrecht en het definitieve compenserende recht zijn vrijgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 4

De bijlage bij Besluit 97/634/EG wordt vervangen door bijlage III bij onderhavige verordening.

Artikel 5

1. Artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 929/1999 komt als volgt te luiden: "Er wordt een voorlopig compenserend recht en een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van op gekweekte (andere dan wilde) Atlantische zalm, ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00 (Taric-codes: 0302 12 00*21, 0302 12 00*22, 0302 12 00*23 en 0302 12 00*29), ex 0303 22 00 (Taric-codes: 0303 22 00*21, 0303 22 00*22, 0303 22 00*23 en 0303 22 00*29), ex 0304 10 13 (Taric-codes: 0304 10 13*21 en 0304 10 13*29) en ex 0304 20 13 (Taric-codes: 0304 20 13*21 en 0304 20 13*29), van oorsprong uit Noorwegen, die door de in de in bijlage II bij deze verordening vermelde ondernemingen is uitgevoerd."

2. Artikel 2, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 929/1999 komt als volgt te luiden: "Het compenserende recht, dat wordt toegepast op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 3,8 %."

3. Artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 929/1999 komt als volgt te luiden: "Het antidumpingrecht, dat wordt toegepast op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt 0,32 EUR per kilogram netto productgewicht. Indien de prijs franco grens Gemeenschap, met inbegrip van het compenserende recht en het antidumpingrecht echter lager is dan de in lid 3 bedoelde minimumprijs, is het te heffen antidumpingrecht het verschil tussen die minimumprijs en de prijs franco grens Gemeenschap, met inbegrip van het compenserende recht."

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 augustus 1999.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18.

(3) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

(4) PB C 253 van 31.8.1996, blz. 18.

(5) PB C 253 van 31.8.1996, blz. 20.

(6) PB L 267 van 30.9.1997, blz. 81.

(7) PB L 115 van 4.5.1999, blz. 13.

(8) PB L 267 van 30.9.1997, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 772/1999 (PB L 101 van 16.4.1999, blz. 1).

(9) PB L 267 van 30.9.1997, blz. 19. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 772/1999.

(10) PB L 123 van 13.5.1999, blz. 19.

BIJLAGE I

Ondernemingen waarop het bij Verordening (EG) nr. 929/1999 ingestelde voorlopige antidumpingrecht en compenserende recht van toepassing zijn

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Ondernemingen waarvoor de bij artikel 2 van deze verordening ingestelde voorlopige rechten gelden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

BIJLAGE BIJ BESLUIT 97/634/EG

Lijst van de 112 ondernemingen waarvan verbintenissen worden aanvaard, bijgewerkt op 25 augustus 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>