2000/24/EG: Besluit van de Raad van 22 december 1999 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika)
2000/24/EG: Besluit van de Raad van 22 december 1999 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika)
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 december 1999
tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika)
(2000/24/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Europees Parlement(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Europese Raad heeft op 15 en 16 december 1995 te Madrid het belang bevestigd van de Europese Investeringsbank, hierna "EIB" genoemd, als instrument van samenwerking tussen de Gemeenschap en Latijns-Amerika, en heeft de EIB verzocht haar activiteiten in de regio te intensiveren; deze projecten dienen van belang te zijn voor zowel de Gemeenschap als de betrokken landen.
(2) De Europese Raad heeft op 21 en 22 juni 1996 te Florence verklaard verheugd te zijn over de resultaten van de Aziatisch-Europese topontmoeting, die een keerpunt in de betrekkingen tussen de twee werelddelen vormt.
(3) De Europese Raad heeft op 16 en 17 juni 1997 te Amsterdam zijn voldoening uitgesproken over de conclusies van de tweede Europees-mediterrane conferentie van 15 en 16 april 1997 te Valletta (Malta), waar de in 1995 in Barcelona overeengekomen beginselen en doelstellingen zijn bevestigd.
(4) De Europese Raad heeft op 12 en 13 december 1997 te Luxemburg het proces van de uitbreiding met de landen van Midden- en Oost-Europa en Cyprus op gang gebracht.
(5) De Europese Raad heeft op 15 en 16 juni 1998 te Cardiff verklaard verheugd te zijn over de inspanningen die Zuid-Afrika zich getroost om zijn economie te moderniseren en in het werelhandelsstelsel te integreren.
(6) De huidige programma's van de EIB voor de verstrekking van leningen aan Midden- en Oost-Europa, het Middellandse-Zeegebied, Azië en Latijns-Amerika en de Republiek Zuid-Afrika op grond van Besluit 97/256/EG(3) lopen ten einde; dit is ook het geval met de kredietverlening die geregeld is bij het Protocol betreffende financiële samenwerking met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, overeenkomstig Besluit 98/348/EG(4).
(7) De Raad van de EIB verzocht activiteiten te starten in Bosnië-Herzegovina; deze activiteiten kunnen worden voortgezet indien een positief verslag wordt uitgebracht, zoals bepaald in Besluit 98/729/EG(5).
(8) Hoewel de samenwerkingsovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië sinds de aanneming van Besluit 97/256/EG onder Midden- en Oost-Europa vallen, moet het totaal aan leningen van de EIB voor kandidaat-lidstaten in die regio worden verhoogd vanwege het belang van de pretoetredingsfaciliteit die de Bank wil creëren voor EIB-leningen voor projecten in die landen waarvoor geen garantie van de Gemeenschapsbegroting of de lidstaten geldt.
(9) De EIB moet er tegen die achtergrond voor zorgen dat met haar gegarandeerde leningen, binnen het mandaat betreffende Midden- en Oost-Europa, in het bijzonder projecten gefinancierd worden in landen waar minder projecten zich voor financiering uit de pretoetredingsfaciliteit lenen, of in landen die geen kandidaat-lidstaat zijn.
(10) De samenwerkingsovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en onderscheidenlijk Nepal, de Democratische Volksrepubliek Laos en Jemen zijn op 1 juni 1996 respectievelijk 1 december 1997 en 1 juli 1998 in werking getreden; de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zuid-Korea is op 28 oktober 1996 ondertekend; Nepal, Jemen, de Democratische Volksrepubliek Laos en Zuid-Korea zouden in aanmerking moeten komen voor financiering van de EIB in het kader van haar mandaat voor Azië en Latijns-Amerika.
(11) Het is passend om in de leningsprogramma's een aantal verbeteringen aan te brengen met betrekking tot de duur en de geografische werkingssfeer; het is passend het percentage voor de globale garantie alsmede het leningspercentage waarvoor de EIB het commerciële risico uit niet-soevereine garanties moet dekken, aan te passen.
(12) De Raad verzoekt de EIB haar kredietverlening ten behoeve van investeringsprojecten in deze landen voort te zetten en verleent haar daartoe de bij dit besluit vastgestelde garantie.
(13) De Commissie heeft in overleg met de EIB in juni 1996 een voorstel bij de Raad ingediend voor een nieuwe garantieregeling voor de kredietverlening van de EIB in derde landen.
(14) De Raad heeft op 2 december 1996 de conclusies goedgekeurd inzake een nieuwe garantieregeling voor EIB-leningen aan derde landen, gebaseerd op het beginsel van een globale garantie waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen regio's en projecten, en een regeling voor de scheiding van de risico's is aanvaard; de EIB dient er in verband met deze scheiding van de risico's voor te zorgen dat derde partijen afdoende niet-soevereine garanties bieden voor de commerciële risico's, terwijl de garantie van de Gemeenschapsbegroting in een dergelijk geval alleen de politieke risico's die verband houden met de niet-overdracht van deviezen, onteigening, oorlog en binnenlandse onlusten dekt.
(15) De garantieregeling mag geen afbreuk doen aan de uitstekende kredietwaardigheid van de EIB.
(16) Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999(6) zijn het streefbedrag en het voorzieningspercentage voor het Garantiefonds voor leningen als vastgesteld bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94(7) herzien.
(17) De financiële vooruitzichten voor 2000-2006 voorzien volgens het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotinsprocedure(8) in een maximale reserve voor garanties op leningen in de Gemeenschapsbegroting van 200 miljoen EUR per jaar.
(18) De kredietverlening door de EIB aan de in aanmerking komende landen moet, in overeenstemming met de gebruikelijke criteria en procedures van de EIB, met inbegrip van passende controlemaatregelen, en met de desbetreffende regels en procedures in verband met de controle door de Rekenkamer en het OLAF, zodanig beheerd worden dat de communautaire beleidsmaatregelen worden ondersteund en de coördinatie met de andere financiële instrumenten van de Gemeenschap wordt verbeterd; er vindt regelmatig overleg plaats tussen de EIB en de Commissie om de prioriteiten en activiteiten in die landen te coördineren en om na te gaan of er vorderingen zijn gemaakt in de verwezenlijking van de relevante beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap; de Raad van bewind van de EIB is verantwoordelijk voor de vaststelling en de periodieke herziening van de operationele doelstellingen en de beoordeling van de verwezenlijking daarvan; in de kredietverlening door de EIB aan de kandidaat-lidstaten moeten met name de prioriteiten die zijn vastgelegd in de toetredingspartnerschappen tussen de Gemeenschap en deze landen tot uitdrukking komen; de transparantie van de EIB moet in het kader van dit besluit aanzienlijk verbeterd worden.
(19) Met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit zal de garantie van de Gemeenschap voor de speciale aardbevingsfaciliteit voor Turkije, verleend bij Besluit 1999/786/EG(9), de vorm krijgen van een uitbreiding van de algemene garantie van de Gemeenschap als vervat in het onderhavige besluit.
(20) De EIB en de Commissie zullen de procedures voor de verlening van de garantie vaststellen.
(21) Alleen artikel 308 van het Verdrag behelst bevoegdheden voor de vaststelling van dit besluit,
BESLUIT:
Artikel 1
1. De Gemeenschap verleent de EIB een globale garantie voor gevallen waarin de EIB betalingen niet ontvangt die haar verschuldigd zijn uit hoofde van leningen welke overeenkomstig de gebruikelijke criteria van de EIB en ter ondersteuning van de relevante externe beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap zijn verstrekt voor investeringsprojecten in landen van Midden- en Oost-Europa, het Middellandse-Zeegebied, Azië en Latijns-Amerika, en in de Republiek Zuid-Afrika.
Deze garantie is beperkt tot 65 % van het totale bedrag van de uitstaande kredieten, plus alle daarmee verband houdende bedragen. Voor het totaal van de uitstaande kredieten geldt een maximum van 18410 miljoen EUR, dat als volgt is onderverdeeld:
- Midden- en Oost-Europa:
8680 miljoen EUR
- Middellandse-Zeelanden:
6425 miljoen EUR
- Latijns-Amerika en Azië:
2480 miljoen EUR
- Republiek Zuid-Afrika:
825 miljoen EUR
Dit maximum heeft betrekking op een periode van 7 jaar die ingaat op 1 februari 2000 voor de landen in Midden- en Oost-Europa, het Middellandse-Zeegebied en Latijns-Amerika en Azië, en op 1 juli 2000 voor de Republiek Zuid-Afrika. De periode eindigt voor alle regio's op 31 januari 2007.
De Commissie zal uiterlijk op 31 januari 2004, of zes maanden voor de inwerkingtreding van een nieuw toetredingsverdrag, verslag uitbrengen over de toepassing van dit besluit, en, indien nodig, voorstellen voor wijziging van dit besluit indienen. De Raad zal eventuele voorstellen vanaf 1 augustus 2004 of de datum van de inwerkingtreding van een nieuw toetredingsverdrag bespreken en aannemen.
Indien bij het verstrijken van de periode van de gegarandeerde kredietverlening op 31 januari 2007, het bedrag van de door de EIB verstrekte leningen niet de in de tweede alinea genoemde totale bedragen bereikt heeft, wordt die periode automatisch één keer met zes maanden verlengd.
2. Tot de in lid 1 genoemde landen behoren:
- in Midden- en Oost-Europa: Albanië, Bosnië, Herzegovina, Bulgarije, Tsjechische Republiek, Estland, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowaakse Republiek en Slovenië;
- in het Middellandse-Zeegebied: Algerije, Cyprus, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Syrië, Tunesië, Turkije, Gazastrook en Westelijke Jordaanoever;
- in Latijns-Amerika: Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, El Salvador, Uruguay en Venezuela;
- in Azië: Bangladesh, Brunei, China, India, Indonesië, Laos, Macau, Maleisië, Mongolië, Nepal, Pakistan, Filipijnen, Singapore, Zuid-Korea, Sri Lanka, Thailand, Vietnam en Jemen;
- de Republiek Zuid-Afrika.
3. De EIB wordt verzocht ernaar te streven het commerciële risico van haar totale kredietverlening uit hoofde van dit besluit zo veel mogelijk op basis van een indivudueel regionaal mandaat voor 30 % te dekken met andere dan staatsgaranties. Dit percentage moet, voorzover de marktomstandigheden dat toelaten, worden opgevoerd.
Artikel 2
Eenmaal per jaar stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de verstrekte leningen en van de vooruitgang die geboekt is bij de in artikel 1, lid 3, bedoelde risicodeling; tegelijkertijd legt zij een beoordeling over van de werking van de regelingen en van de coördinatie tussen de financiële instellingen die in het betrokken gebied werkzaam zijn. De informatie van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad behelst onder meer een beoordeling van de vraag in hoeverre de uit hoofde van dit besluit verstrekte lening bijdraagt aan de verwezenlijking van de relevante externe beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap; daarbij moet rekening worden gehouden met de door de EIB voor leningen uit hoofde van dit besluit vast te stellen operationele doelstellingen en criteria om de realisatie daarvan te toetsen.
Hiertoe doet de EIB de dienstige informatie aan de Commissie toekomen.
Artikel 3
De EIB en de Commissie stellen de voorwaarden vast waarop de garantie wordt verleend.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Gedaan te Brussel, 22 december 1999.
Voor de Raad
De voorzitter
K. HEMILÄ
(1) PB C 145 van 26.5.1999, blz. 10.
(2) Advies uitgebracht op 19 november 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(3) PB L 102 van 19.4.1997, blz. 33. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/729/EG (PB L 346 van 22.12.1998, blz. 54).
(4) PB L 155 van 29.5.1998, blz. 53.
(5) PB L 346 van 22.12.1998, blz. 54.
(6) PB L 139 van 2.6.1999, blz. 1.
(7) PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1.
(8) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
(9) PB L 308 van 3.12.1999, blz. 35.