2000/68/EG: Beschikking van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 5004) (Voor de EER relevante tekst)
2000/68/EG: Beschikking van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 5004) (Voor de EER relevante tekst)
2000/68/EG: Beschikking van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 5004) (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 023 van 28/01/2000 blz. 0072 - 0075
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 22 december 1999
houdende wijziging van Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen
(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 5004)
(Voor de EER relevante tekst)
(2000/68/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen(1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 8, punt 1,
Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen(2), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 4, lid 4, onder ii),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij Beschikking 93/623/EEG(3) heeft de Commissie het identificatiedocument (paspoort) vastgesteld dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen.
(2) Teneinde te garanderen dat elk dier permanent kan worden geïdentificeerd, moet Beschikking 93/623/EEG worden gewijzigd door opneming van een voor het leven toegekend nummer.
(3) Overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder ii), van Richtlijn 90/426/EEG moeten als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen bij elke verplaatsing worden geïdentificeerd volgens een door de Commissie vast te stellen identificatiemethode.
(4) Bepaalde elementen van de informatie die moet worden verstrekt op grond van Beschikking 93/623/EEG kunnen ook worden gebruikt voor de identificatie van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen.
(5) Als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen en geregistreerde paardachtigen kunnen op een bepaald moment in hun leven een bestemming krijgen als slachtdier voor menselijke consumptie, als omschreven in artikel 2, onder d), van Richtlijn 90/426/EEG.
(6) De toediening van diergeneesmiddelen aan paardachtigen valt onder toepassing van Richtlijn 81/851/EEG van de Raad van 25 september 1981 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/40/EEG(5).
(7) Krachtens artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1308/1999(7), is het, met ingang van 1 januari 2000, in de Gemeenschap verboden geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die niet in bijlage I, II of III opgenomen farmacologisch werkzame substanties bevatten, aan voedselproducerende dieren toe te dienen, zonder enige uitzondering. Bijgevolg mag bij de medische behandeling van paardachtigen uitsluitend gebruik worden gemaakt van geneesmiddelen die farmacologisch werkzame stoffen bevatten die zijn opgenomen in bijlage I, II of III van die verordening.
(8) De Commissie is voornemens artikel 1 van Richtlijn 81/851/EEG te wijzigen teneinde daarin een definitie op te nemen van voedselproducerende dieren en te voorzien in de mogelijkheid dat een uitzondering wordt toegestaan voor bepaalde groepen van die dieren, voorzover de in die groepen opgenomen dieren voldoende worden geïdentificeerd en gecontroleerd. Duidelijk geïdentificeerde paardachtigen waarvoor in het identificatiedocument speciaal is vermeld dat zij niet bestemd zijn om te worden geslacht, noch bestemd om te worden geslacht onder gecontroleerde omstandigheden overeenkomstig de communautaire wetgeving, komen voor een dergelijke uitzondering in aanmerking.
(9) In zijn vergadering van 9-11 november 1999 heeft het Wetenschappelijk Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik het door de Commissie ingediende verzoek in overweging genomen om een geschikte algemene wachttijd aan te geven voor stoffen die niet zijn opgenomen in de bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 2377/90, en heeft het een wachttijd van ten minste zes maanden aanbevolen.
(10) De bepalingen van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees(8), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/23/EG(9), zijn van toepassing op vlees van eenhoevigen. Krachtens die richtlijn moeten slachtdieren zo worden geïdentificeerd dat de bevoegde autoriteiten de oorsprong ervan kunnen bepalen. Krachtens artikel 7, lid 3, van Richtlijn 90/426/EEG dient de officiële dierenarts van het slachthuis in een register het identificatienummer of het identificatiedocumentnummer van de geslachte paardachtigen aan te tekenen.
(11) Krachtens Richtlijn 64/433/EEG moet de officiële dierenarts bij de keuring vóór het slachten letten op eventuele tekenen die erop wijzen dat aan de dieren stoffen met een farmacologische werking zijn toegediend, dan wel dat de dieren andere stoffen hebben verbruikt die het vlees schadelijk voor de gezondheid van de mens kunnen maken.
(12) Voor de invoer van paardachtigen moeten de voorwaarden gelden die zijn vastgesteld bij Richtlijn 90/426/EEG en inzonderheid bij de Beschikking 93/196/EEG(10) en 93/197/EEG(11) van de Commissie.
(13) Het identificatiedocument voor geregistreerde paardachtigen moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(14) Voorts moet, op basis van het identificatiedocument voor geregistreerde paardachtigen, het identificatiedocument voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen worden vastgesteld.
(15) Teneinde de lidstaten in de gelegenheid te stellen de voorgestelde maatregelen ten uitvoer te leggen, dient in een overgangsperiode te worden voorzien.
(16) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Zoötechnisch Comité en het Permanent Veterinair Comité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 93/623/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. In deel II - A van de algemene bepalingen van het paspoort wordt een punt 6 ingevoegd, luidende:
"6. Hoofdstuk IX
Medische behandeling
Deel I en deel II of deel III van dit hoofdstuk moeten naar behoren worden ingevuld overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde instructies.".
2. Er wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige beschikking.
Artikel 2
1. Het identificatienummer dat is opgenomen in hoofdstuk II, punt 1, van het bij Beschikking 93/623/EEG vastgestelde identificatiedocument, geldt als het voor het leven toegekende nummer van het dier, dat moet worden behouden of waarnaar moet worden gewezen telkens als de bevoegde autoriteiten de registratiegegevens voor het betrokken dier wijzigen.
2. Het in lid 1 bedoelde identificatienummer is het identificatienummer als bedoeld in artikel 7, lid 3, van Richtlijn 90/426/EEG.
Artikel 3
Het identificatiedocument waarvan als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen bij elke verplaatsing vergezeld moeten gaan, bevat ten minste de informatie die is vervat in de hoofdstukken I, II, III, IV en IX van het bij Beschikking 93/623/EEG vastgestelde identificatiedocument.
Artikel 4
De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk vanaf 1 juli 2000 alle geregistreerde paardachtigen en alle als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen vergezeld gaan van het identificatiedocument als bedoeld in respectievelijk artikel 1 en artikel 3, behalve wanneer, in verband met verplicht in het in artikel 1 bedoelde hoofdstuk op te nemen vermeldingen, dat hoofdstuk van het document onverwijld vóór die datum moet worden afgegeven.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 december 1999.
Voor de Commissie
David BYRNE
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.
(3) PB L 298 van 3.12.1993, blz. 45.
(4) PB L 317 van 6.11.1981, blz. 1.
(5) PB L 214 van 24.8.1993, blz. 31.
(6) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.
(7) PB L 156 van 23.6.1999, blz. 1.
(8) PB 121 van 29.7.1964, blz. 2012/64.
(9) PB L 243 van 11.10.1995, blz. 7.
(10) PB L 86 van 6.4.1993, blz. 7.
(11) PB L 86 van 6.4.1993, blz. 16.
BIJLAGE
"HOOFDSTUK IX
>PIC FILE= "L_2000023NL.007402.EPS">
>PIC FILE= "L_2000023NL.007501.EPS">"