2000/667/EG: Besluit van de Commissie van 20 oktober 2000 tot beëindiging van de onderzoekprocedure in verband met wijzigingen door de Verenigde Staten van Amerika van hun oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3070)
2000/667/EG: Besluit van de Commissie van 20 oktober 2000 tot beëindiging van de onderzoekprocedure in verband met wijzigingen door de Verenigde Staten van Amerika van hun oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3070)
Besluit van de Commissie
van 20 oktober 2000
tot beëindiging van de onderzoekprocedure in verband met wijzigingen door de Verenigde Staten van Amerika van hun oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen
(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3070)
(2000/667/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 356/95(2), inzonderheid op artikel 11, lid 1,
Na raadpleging van het raadgevend comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. ACHTERGROND VAN DE PROCEDURE
(1) Op 11 oktober 1996 heeft Federtessile (de Italiaanse textielfederatie) namens het verbond van de Italiaanse zijde-industrie en het verbond van de Italiaanse textielveredelingsindustrie en hun leden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3286/94 (hierna "de verordening" genoemd) een klacht ingediend over de nieuwe Amerikaanse oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen, zoals voorzien in de "Uruguay Round Agreements Act" die in juli 1995 door het Amerikaanse Congres is goedgekeurd.
(2) De klager betoogde dat de wijzigingen die de Verenigde Staten in hun wetgeving inzake de oorsprongsregels voor textielproducten hebben doorgevoerd, een belemmering voor het handelsverkeer vormden in de zin van artikel 2, lid 1, van de verordening. De klager verwees in het bijzonder naar twee overeenkomsten die aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna "de WTO-overeenkomst") zijn gehecht, namelijk artikel 4, lid 2, van de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten en artikel 2, onder b) en c), van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels. De klager voerde aan dat ongebleekte weefsels uit derde landen die in de Gemeenschap werden geverfd en bedrukt en daar verder werden afgewerkt, op grond van de nieuwe oorsprongsregels niet langer als van oorsprong uit de Gemeenschap werden beschouwd. Op grond van de vroegere Amerikaanse wetgeving, dat wil zeggen tot juli 1995, werden deze producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd. Volgens de nieuwe regels van 1995 werden bepaalde geweven stoffen, zijden zakdoeken en sjaals beschouwd als van oorsprong uit het land waar de basisstof was geweven of gebreid, ongeacht iedere bewerking die hij nadien onderging.
(3) De klager stelde dat deze wijziging een bedreiging vormde voor de communautaire export van textielproducten. Deze kwam immers niet meer in aanmerking voor de vrije toegang tot de Amerikaanse markt die hij voordien had, maar werd onderworpen aan de eventuele kwantitatieve beperkingen die de Verenigde Staten hanteerden ten aanzien van het derde land waar de ongebleekte stof (d.w.z. het weefsel dat nadien in de Gemeenschap afwerkingsbehandelingen onderging) werd geweven. Daarnaast wees de klager ook op de gevolgen van de wijzigingen voor de etikettering van communautaire producten die naar de Verenigde Staten werden uitgevoerd. Zo konden bijvoorbeeld zijden sjaals van Chinese weefsels die in Italië werden verwerkt, niet meer worden verkocht met de vermelding "made in Italy", maar moesten zij een etiket "made in China" dragen, in sommige gevallen juist naast de merknaam. Dit etiketteringvoorschrift had onmiskenbare gevolgen voor het imago van het merk, zo betoogde de klager, met name omdat de producten van de Europese Gemeenschap in de Verenigde Staten behoorden tot de categorie van producten van hoge kwaliteit en hoge waarde.
(4) Na onderzoek van de ontvankelijkheid van de klacht besloot de Europese Commissie dat de klacht voldoende bewijsmateriaal omvatte om krachtens de verordening een procedure in te leiden. De Europese Commissie was van oordeel dat het op grond van artikel 4, lid 2, van de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten mogelijk was een actie in te stellen ten behoeve van alle communautaire textielproducenten van wie de producten bij uitvoer naar de Verenigde Staten aan de kwantitatieve beperkingen die de Verenigde Staten ten aanzien van de vezelproducerende landen hanteerden, onderworpen werden of dreigden te worden. Er is uitdrukkelijk rekening gehouden met deze situatie in artikel 4, lid 2, van de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten, die onder meer bepaalt dat de invoering van wijzigingen aan regels betreffende de uitvoering of het beheer van de beperkingen die op grond van deze overeenkomst zijn meegedeeld of worden toegepast, geen nadelige invloed mag hebben op de toegangsmogelijkheden waarover een lid beschikt noch de handel in textielproducten mag verstoren.
(5) De Commissie was ook van oordeel dat een groot deel van het probleem te maken had met de verplichting om de producten in kwestie te etiketteren als van oorsprong uit het land waar het ongebleekte weefsel werd vervaardigd, in plaats van de Europese Gemeenschap of een van haar lidstaten. Deze praktijk kon ertoe leiden dat de Amerikaanse consument zich van de uit de Gemeenschap ingevoerde textielproducten in kwestie afkeerde omdat hij deze niet meer als zodanig herkende. Daarom was de Commissie van oordeel dat de actie ook moest steunen op de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, omdat artikel 2 daarvan bepaalt dat oorsprongsregels niet rechtstreeks of onrechtstreeks mogen worden gebruikt om handelsdoeleinden te bereiken, en dat zij zelf de internationale handel niet mogen beperken, vervalsen of verstoren.
(6) Om deze redenen heeft zij op 22 november 1996(3) een onderzoekprocedure ingeleid.
B. DE INLEIDING VAN EEN GESCHILLENBESLECHTINGSPROCEDURE BIJ DE WERELDHANDELSORGANISATIE
(7) Na de publicatie van het bericht van inleiding van de procedure is de Commissie met een onderzoek begonnen om haar juridische analyse af te ronden en nauwkeurig vast te stellen in welke mate de uitvoer van textielproducten uit de Gemeenschap door de nieuwe Amerikaanse regels nadelig werd beïnvloed. In maart 1997 bleek dat de tot dusver door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens al voldoende bewijs leverden dat er bepaalde nadelige effecten voor de handel waren en dat deze mogelijk zouden toenemen.
(8) Bovendien was uit het veelvuldige overleg dat vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Verenigde Staten hadden gepleegd voor en na de inleiding van de onderzoekprocedure, teneinde een bevredigende oplossing voor het probleem te vinden, naar voren gekomen dat alleen door een nieuwe wijziging in de Amerikaanse wetgeving betreffende de oorsprongsregels voor textielproducten de communautaire exporteurs opnieuw zekerheid zouden krijgen. De Europese Commissie was daarom van mening dat, zolang het Amerikaanse Congres een dergelijke wetswijziging niet in overweging nam, verder overleg met de Amerikaanse regering geen bevredigende definitieve resultaten zou opleveren, omdat deze niet de bevoegdheid heeft zulke verbintenis aan te gaan.
(9) Tenzij bij het Amerikaanse Congres een voorstel tot wijziging van de Amerikaanse oorsprongsregels voor textielproducten werd ingediend om de desbetreffende wetgeving volledig in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van de Verenigde Staten in het kader van de Uruguayronde, vereiste het belang van de Gemeenschap een snel optreden van de Commissie tegen de Verenigde Staten via een officiële procedure.
(10) Op 4 maart 1997 is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(4) een besluit van de Commissie verschenen betreffende de opening van een WTO-geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 14 van de verordening.
(11) Op 22 mei 1997 heeft de Europese Gemeenschap op grond van artikel 4 van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, artikel 8, lid 4, van de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten, artikel 7 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, artikel 14, lid 1, van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT-overeenkomst) en artikel XXII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 ("GATT 1994") verzocht om consultaties met de Verenigde Staten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WT/DS85/1) over de wijziging in de Amerikaanse oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen.
(12) In het verzoek om consultatie werd er in de eerste plaats op gewezen dat artikel 2, lid 4, van de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten bepaalt dat er geen nieuwe beperkingen ten aanzien van producten of leden worden ingevoerd. Artikel 4, lid 2, van dezelfde overeenkomst bepaalt dat de invoering van wijzigingen in de uitvoering en het beheer van de beperkingen die aan de WTO zijn meegedeeld, het evenwicht tussen rechten en plichten van de leden niet mag verstoren, geen nadelige invloed mag hebben op de toegangsmogelijkheden waarover een lid beschikt of de volledige benutting daarvan verstoren noch de handel op grond van deze overeenkomst mag verstoren. In dit opzicht was de Europese Gemeenschap de mening toegedaan dat de wijziging van de Amerikaanse oorsprongsregels van 1995 juist die effecten sorteerde en dat de Verenigde Staten overleg hadden moeten plegen met de Europese Gemeenschap voordat zij dergelijke wijzigingen invoerden, in overeenstemming met artikel 4, lid 4, van de overeenkomst.
(13) In het verzoek om consultaties werd voorts een vraagteken geplaatst bij de verenigbaarheid van de bovengenoemde wijzigingen in de Amerikaanse oorsprongsregels met artikel 2 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, dat disciplines omvat die een lid in acht moet nemen wanneer hij zijn oorsprongsregels in de overgangsperiode wijzigt. Deze disciplines schrijven onder meer voor dat de oorsprongsregels niet rechtstreeks of onrechtstreeks mogen worden gebruikt als instrumenten om handelsdoeleinden te bereiken, dat zij zelf de internationale handel niet mogen beperken, vervalsen of verstoren, en dat zij op een consequente, eenvormige, onpartijdige en redelijke wijze moeten worden toegepast. De Europese Gemeenschap heeft verklaard dat zij van mening was dat de Amerikaanse oorsprongsregels van 1995 niet in overeenstemming waren met deze bepalingen.
(14) Ten slotte verklaarde de Europese Gemeenschap in haar verzoek om consultaties dat de Amerikaanse eisen inzake de vermelding van het land van oorsprong overeenkwamen met een technisch voorschrift, zoals gedefinieerd in bijlage I bij de TBT-overeenkomst, en dat zij in de vorm waarin zij sinds de wijzigingen in de Amerikaanse oorsprongsregels werden toegepast, de ingevoerde communautaire producten geen aan de binnenlandse producten gelijkwaardige behandeling garandeerden; dit verschil in behandeling was niet verenigbaar met artikel III van GATT 1994 en artikel 2 van de TBT-overeenkomst.
C. VOORTZETTING VAN HET ONDERZOEK
(15) Ondertussen werd het onderzoek voortgezet om met grotere nauwkeurigheid vast te stellen wat de gevolgen van de Amerikaanse praktijken voor de uitvoer van de betrokken producten uit de Gemeenschap waren.
(16) Op 28 mei 1997 is de lidstaten van de Europese Gemeenschap een verslag van het onderzoek toegezonden. Uit de bij het onderzoek gedane vaststellingen is gebleken dat de nieuwe Amerikaanse oorsprongsregels die op 1 juli 1996 werden ingevoerd, in strijd waren met artikel 2, lid 4, en artikel 4, lid 2, van de WTO-overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten, artikel 2 van de WTO-overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, artikel 2 van de TBT-overeenkomst en artikel III van GATT 1994. De Commissie was van oordeel dat de invoering van dit systeem nadelige gevolgen had voor de uitvoer van de Gemeenschap naar de Verenigde Staten van geverfde en bedrukte weefsels en daaruit vervaardigde vlakke producten (zoals sjaals, beddengoed, tafellinnen, zadoeken, enz.) en dat met name Italië benadeeld werd.
D. VIA ONDERHANDELINGEN OVEREENGEKOMEN OPLOSSING VOOR HET GESCHIL
(17) De WTO-geschillenbeslechtingsprocedure is op 15 juli 1997 opgeschort omdat het ernaar uitzag dat er een regeling voor het geschil was getroffen, die was vastgelegd in een proces-verbaal tussen beide partijen van diezelfde datum. In dit proces-verbaal verklaarde de Amerikaanse regering dat zij een wetswijziging zou bewerkstelligen waarbij voor de betrokken textielproducten opnieuw de oorsprongsregels van vóór de Uruguay Round Agreements Act zouden gelden. De voorzitter van het WTO-geschillenbeslechtingsorgaan werd op 11 februari 1998 van deze regeling in kennis gesteld. Helaas zijn de Verenigde Staten de verplichtingen die in deze kennisgeving werden genoemd, niet nagekomen. De Europese Gemeenschap was derhalve van mening dat de kwestie nog steeds niet verenigbaar was met de verplichtingen van de Verenigde Staten uit hoofde van de WTO-regels.
(18) Op 25 november 1998 werd derhalve een nieuw verzoek om WTO-consultaties ingediend (WT/DS151/1). Op 15 januari 1999 hebben consultaties plaatsgevonden in Genève in aanwezigheid van El Salvador, Honduras, Hongkong (China), India, Japan, Pakistan en Zwitserland. Zij hebben evenwel niet geleid tot een beslechting van het geschil.
(19) In verdere bilaterale onderhandelingen zijn de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap het uiteindelijk eens geworden over een oplossing voor het geschil en beide partijen hebben op 16 april 1999 een tweede proces-verbaal ondertekend. In dit nieuwe compromis werd nota genomen van het feit dat het proces-verbaal van 1997 niet tot een snelle oplossing van het geschil had geleid en dat om die reden werd overeengekomen het proces-verbaal van 1997 te wijzigen. Krachtens de nieuwe regeling was de Amerikaanse regering ertoe gehouden een wetsvoorstel in te dienen om de oorsprongsvoorwaarden in sectie 334 van de Uruguay Round Agreements Act te wijzigen waardoor bepaalde weefsels en artikelen ook aan het verven, bedrukken en twee of meer afwerkingsbehandelingen oorsprong konden ontlenen. Er werd met name overeengekomen dat 1. de Amerikaanse regering bij het Congres het aan het proces-verbaal gehechte wetsvoorstel zou indienen met wijzigingen op de in 19 U.S.C. 3592 vastgelegde Amerikaanse oorsprongsregels en haar uiterste best zou doen om dit voorstel onverwijld door het Congres te laten aannemen, en dat 2. nieuwe vergunningsregels zouden bepalen dat een vergunning voor één enkele invoer kan worden gebruikt voor meerdere zendingen van uit de Gemeenschap uitgevoerde textielproducten van katoen of van vezelmengsels met 16 of meer gewichtspercenten katoen, of van producten van katoen wanneer deze in de Gemeenschap worden verwerkt uit weefsels die zijn geverfd en bedrukt in de Gemeenschap en daar twee of meer afwerkingsbehandelingen hebben ondergaan.
(20) Ter uitvoering van punt 2 van het proces-verbaal heeft de Amerikaanse regering in het Federal Register van 6 december 1999 (Vol. 64 No. 233/Notices) een "Amendment of Export Visa and Quota Requirements for Certain Textile Products Produced and Manufactured in All Countries and Made Up in the European Community" gepubliceerd. Deze wijziging in het Amerikaanse stelsel van vergunningen en contingenten maakt het mogelijk om voor bepaalde soorten producten, uitgevoerd uit de Gemeenschap op 16 augustus 1999 en later, gebruik te maken van een vergunning voor één enkele invoer. Het betreft hier uit de Gemeenschap uitgevoerde textielproducten van katoen of van vezelmengsels met 16 of meer gewichtspercenten katoen, of producten van katoen die in de Gemeenschap worden verwerkt uit vezels, wanneer deze in de Gemeenschap worden geverfd en bedrukt en daar twee of meer afwerkingsbehandelingen hebben ondergaan, en op voorwaarde dat de oorspronkelijke vergunning geldig is en de toegelaten hoeveelheid niet wordt overschreden.
(21) Ter uitvoering van punt 1 van het proces-verbaal is een amendement op de Amerikaanse oorsprongsregels toegevoegd aan het voorstel voor de Trade and Development Act van 2000. De Trade and Development Act van 2000 is op 2 mei 2000 door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden goedgekeurd, op 11 mei 2000 door de Amerikaanse Senaat, en op 21 mei 2000 door de Amerikaanse president officieel bekrachtigd.
(22) Sectie 405 van deze wet ("Clarification of Section 33 of the Uruguay Round Agreements Act") omvat een toelichting op sectie 33 van de Uruguay Round Agreements Act en voert voor bepaalde producten opnieuw de oorsprongsregels in die golden vóór de Uruguay Round Agreement Act. De nieuwe regels verlenen meer bepaald aan weefsels die volgens het HTS (Harmonized Tariff Schedule) onder zijde, katoen, kunstmatige en plantaardige vezels worden ingedeeld, de status van oorsprong van het land waar zij worden geverfd en bedrukt en twee of meer afwerkingsbehandelingen ondergaan. Sectie 405 is ook van toepassing op verschillende producten die onder 18 gespecificeerde GS-hoofdstukken vallen (hoofdzakelijk vlakke producten), met uitzondering van artikelen van katoen, wol of vezelmengsels met 16 of meer gewichtspercenten katoen.
(23) Na een grondige bestudering van het "Amendment of Export Visa and Quota Requirements for Certain Textile Products Produced and Manufactured in All Countries and Made Up in the European Community" en sectie 405 van de Trade and Development Act van 2000 en na overleg met de klagende partij, die haar tevredenheid heeft uitgesproken, heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat sectie 405 van de Trade and Development Act van 2000 verenigbaar was met de verplichtingen van de Verenigde Staten uit hoofde van het proces-verbaal van 16 augustus 1999 en dat deze sectie de in de klacht van Federtessile van 11 oktober 1996 genoemde belemmeringen voor het handelsverkeer effectief uit de weg heeft geruimd.
E. AANBEVELING
(24) De onderzoekprocedure in veband met wijzigingen door de Verenigde Staten van Amerika van hun oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen moet derhalve worden beëindigd,
BESLUIT:
Enig artikel
De op 22 november 1996 ingeleide onderzoekprocedure in verband met wijzigingen door de Verenigde Staten van Amerika van hun oorsprongsregels voor textielproducten en kledingartikelen wordt beëindigd.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2000.
Voor de Commissie
Pascal Lamy
Lid van de Commissie
(1) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71.
(2) PB L 41 van 23.2.1995, blz. 3.
(3) PB C 351 van 22.11.1996, blz. 6.
(4) PB L 62 van 4.3.1997, blz. 43.