Home

Richtlijn 2000/42/EG van de Commissie van 22 juni 2000 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2000/42/EG van de Commissie van 22 juni 2000 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2000/42/EG van de Commissie van 22 juni 2000 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 158 van 30/06/2000 blz. 0051 - 0075


Richtlijn 2000/42/EG van de Commissie

van 22 juni 2000

houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/24/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 10,

Gelet op Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/24/EG, en met name op artikel 10,

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/24/EG, en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij de Richtlijnen 94/29/EG(5) en 94/30/EG van de Raad(6) houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG zijn de maximumgehalten aan residuen vastgesteld voor benalaxyl, benfuracarb, carbofuran, carbosulfan, cyfluthrin, ethefon, fenarimol, furathiocarb, lambda-cyhalothrin, metalaxyl en propiconazol, en wel op een zodanig niveau dat, tenzij vóór 30 juni 1999 andere gehalten zouden worden vastgesteld, het maximumgehalte voor veel producten automatisch zou samenvallen met de desbetreffende laagste bepaalbaarheidsgrens. Deze uiterste datum is bij Richtlijn 97/71/EG van de Commissie(7) in die zin gewijzigd dat het bedoelde maximumgehalte vanaf uiterlijk 1 juli 2000 geldt.

(2) Bij de Richtlijnen 95/38/EG(8) en 95/39/EG(9) van de Raad houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG zijn de maximumgehalten vastgesteld voor aldicarb, amitraz, methidathion, methomyl, thiodicarb, pirimifos-methyl en thiabendazool, en wel op een zodanig niveau dat, tenzij vóór 1 juli 2000 andere gehalten zouden worden vastgesteld, het maximumgehalte voor veel producten automatisch zou samenvallen met de desbetreffende laagste bepaalbaarheidsgrens.

(3) Bij de Richtlijnen 96/32/EG(10) en 96/33/EG(11) van de Raad houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG zijn de maximumgehalten vastgesteld voor chloormequat, diazinon, dicofol, disulfoton, endosulfan, fenbutatinoxide, mecarbam, foraat, propoxur, propyzamide, triazofos en triforine, en wel op een zodanig niveau dat, tenzij vóór 30 april 2000 andere gehalten zouden worden vastgesteld, het maximumgehalte voor veel producten automatisch zou samenvallen met de desbetreffende laagste bepaalbaarheidsgrens. Deze uiterste datum is bij Richtlijn 97/71/EG in die zin gewijzigd dat het bedoelde maximumgehalte vanaf uiterlijk 1 juli 2000 geldt.

(4) Bij Richtlijn 98/82/EG van de Commissie(12) houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG zijn de maximumgehalten vastgesteld voor benomyl, carbendazim, thiofanaat-methyl, chloorthalonil, fenvaleraat (inclusief andere mengsels van samenstellende isomeren), acefaat en quinalfos, en wel op een zodanig niveau dat, tenzij vóór 1 juli 2000 andere gehalten zouden worden vastgesteld, het maximumgehalte voor veel producten automatisch zou samenvallen met de desbetreffende laagste bepaalbaarheidsgrens.

(5) De hierboven bedoelde maximumgehalten in de bijlagen bij de richtlijnen zijn hetzij niet ingevuld, hetzij tijdelijk vastgesteld, omdat er ten tijde van de goedkeuring van de richtlijnen onvoldoende gegevens beschikbaar waren om op communautair niveau maximumgehaltes aan residuen vast te stellen. De bovengenoemde uiterste datum is vastgesteld om de belanghebbende partijen voldoende tijd te geven om de nodige gegevens te verschaffen op grond waarvan op communautair niveau maximumgehalten aan residuen boven de laagste bepaalbaarheidsgrens zouden kunnen worden vastgesteld, waar dit gewenst en gerechtvaardigd was. De belanghebbende partijen zijn van de uiterste datum in kennis gesteld. Voor veel nog niet bepaalde maximumgehalten zijn aanvullende gegevens verstrekt zodat de maximumgehalten konden worden vastgesteld. Wanneer geen aanvullende gegevens zijn verstrekt, moet het maximumgehalte worden vastgesteld op de laagste bepaaldheidsgrens.

(6) Van de handelspartners van de Gemeenschap zijn met aanvullende gegevens gestaafde verzoeken ontvangen om voor enkele van deze bestrijdingsmiddelen, waarvoor in de bijlagen bij de basisrichtlijnen reeds communautaire maximumgehalten aan residuen waren vastgesteld, grotere toleranties toe te staan.

(7) De beschikbare informatie is onderzocht. In veel gevallen waarvoor nog geen maximumgehalten bepaald zijn, zijn voldoende gegevens voorhanden om een maximumgehalte vast te stellen boven de laagste bepaalbaarheidsgrens en dient dit dan ook te gebeuren. Voor een aantal is de beschikbare informatie ontoereikend en het is dan ook dienstig het maximumgehalte vast te stellen op het niveau van de laagste bepaalbaarheidsgrens. In sommige gevallen is weliswaar adequate informatie beschikbaar, maar die informatie toont aan dat het vaststellen van een maximumgehalte aan residuen boven de laagste bepaalbaarheidsgrens aanleiding kan geven tot onaanvaardbare acute of chronische blootstelling van de consument aan de residuen. In dergelijke gevallen moet het maximumgehalte worden vastgesteld op de laagste bepaaldheidsgrens.

(8) Op grond van Beschikking 98/270/EG van de Commissie van 7 april 1998 tot intrekking van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die fenvaleraat als werkzame stof bevatten(13) moesten de lidstaten de vergunning voor fenvaleraat als gewasbeschermingsmiddel uiterlijk op 7 april 1999 intrekken. Het gebruik van esfenvaleraat blijft toegestaan. Aangezien in de omschrijving "Fenvaleraat, inclusief andere mengsels van samenstellende isomeren" die in de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG is gebruikt voor de residuen, geen onderscheid wordt gemaakt tussen residuen van het gebruik van fenvaleraat en residuen van het gebruik van esfenvaleraat, moet die omschrijving van de residuen en het maximumgehalte worden gewijzigd om duidelijk te maken dat esfenvaleraat verder mag worden gebruikt, terwijl het gebruik van fenvaleraat wordt verboden.

(9) De totale blootstelling van consumenten aan deze bestrijdingsmiddelen gedurende hun leven via levensmiddelen die residuen van deze bestrijdingsmiddelen kunnen bevatten is geraamd en geëvalueerd overeenkomstig de binnen de Europese Gemeenschap gebruikte procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren(14) en volgens de berekeningen leiden de in deze richtlijn vastgestelde maximumgehalten aan residuen niet tot overschrijding van de aanvaardbare dagelijkse opname.

(10) De acute blootstelling van consumenten aan deze bestrijdingsmiddelen via elk van de levensmiddelen die residuen van deze bestrijdingsmiddelen kunnen bevatten is geraamd en geëvalueerd volgens de in de Europese Gemeenschap gebruikelijke procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren. Volgens de berekeningen geven de in deze richtlijn vastgestelde maximumgehalten aan residuen geen aanleiding tot acute toxische effecten.

(11) Om ervoor te zorgen dat de consument adequaat wordt beschermd tegen blootstelling aan residuen in of op producten waarvoor geen vergunning is verleend, verdient het aanbeveling de maximumgehalten aan residuen vast te stellen op het laagste bepaalbaarheidsniveau voor alle producten die onder de Richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG vallen.

(12) De handelspartners van de Gemeenschap zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de in deze richtlijn vastgestelde gehalten geraadpleegd en hun opmerkingen over deze gehalten zijn bestudeerd.

(13) Met de adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor planten, met name adviezen en aanbevelingen op het gebied van de bescherming van de verbruikers van met bestrijdingsmiddelen behandelde voedingsproducten, is rekening gehouden. De door de Wereldgezondheidsorganisatie beschreven methodologie, waaraan hierboven is gerefereerd en die door de rapporterende lidstaten is toegepast en door de Commissie in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité is getoetst en geëvalueerd, is in overeenstemming met het advies van het Wetenschappelijk Comité voor planten(15).

(14) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze richtlijn vermelde maximumgehalten voor residuen komen in de plaats van die van de lijst in deel A van bijlage II bij Richtlijn 86/362/EEG ten aanzien van de betrokken bestrijdingsmiddelen.

Artikel 2

1. De in bijlage II bij deze richtlijn vermelde maximumgehalten voor residuen komen in de plaats van die van de lijst in deel A van bijlage II bij Richtlijn 86/363/EEG ten aanzien van de betrokken bestrijdingsmiddelen.

2. De in bijlage III bij deze richtlijn vermelde maximumgehalten voor residuen komen in de plaats van die van de lijst in deel B van bijlage II bij Richtlijn 86/363/EEG ten aanzien van de betrokken bestrijdingsmiddelen.

Artikel 3

1. De in bijlage IV bij deze richtlijn vermelde maximumgehalten voor residuen komen in de plaats van die van de lijst in bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG ten aanzien van de betrokken bestrijdingsmiddelen.

2. Voor acefaat wordt het maximumgehalte voor residuen op perziken vastgesteld op 0,02(16) mg/kg.

Artikel 4

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 28 februari 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij moeten deze maatregelen toepassen vanaf 1 juli 2001.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

(2) PB L 107 van 4.5.2000, blz. 28.

(3) PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43.

(4) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

(5) PB L 189 van 23.7.1994, blz. 67.

(6) PB L 189 van 23.7.1994, blz. 70.

(7) PB L 347 van 18.12.1997, blz. 42.

(8) PB L 197 van 22.8.1995, blz. 14.

(9) PB L 197 van 22.8.1995, blz. 29.

(10) PB L 144 van 18.6.1996, blz. 12.

(11) PB L 144 van 18.6.1996, blz. 35.

(12) PB L 290 van 29.10.1998, blz. 25.

(13) PB L 117 van 21.4.1998, blz. 15.

(14) Richtsnoeren voor het voorspellen van de opname via de voeding van residuen van bestrijdingsmiddelen (herzien), uitgewerkt door GEMS (mondiaal milieubewakingssysteem)/Voedselprogramma in samenwerking met het Codex-comité voor residuen van bestrijdingsmiddelen, gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie, 1997 (WHO/FSF/FOS/97.7).

(15) SCP/RESI/021; SCP/RESI/024.

(16) Geeft de ondergrens van de analytische bepaling aan.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>