Verordening (EG) nr. 618/2000 van de Commissie van 22 maart 2000 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrij stalen bevestigingsmiddelen uit Maleisië en de Filipijnen
Verordening (EG) nr. 618/2000 van de Commissie van 22 maart 2000 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrij stalen bevestigingsmiddelen uit Maleisië en de Filipijnen
Verordening (EG) nr. 618/2000 van de Commissie
van 22 maart 2000
tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrij stalen bevestigingsmiddelen uit Maleisië en de Filipijnen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(1), inzonderheid op artikel 12,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
(1) In juni 1998 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2) (hierna "bericht van inleiding" genoemd) de inleiding aangekondigd van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van roestvrij stalen bevestigingsmiddelen (hierna "RB's" genoemd) van oorsprong uit Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen en heeft zij een onderzoek geopend.
(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van de "European Industrial Fasteners Institute (EIFI)" namens producenten in de Gemeenschap die een groot deel van de productie van RB's in de Gemeenschap vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal betreffende de subsidiëring van genoemd product en van de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.
(3) Voorafgaand aan de inleiding van de procedure heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 10, lid 9, van Verordening (EG) nr. 2026/97 (hierna "basisverordening" genoemd), de bevoegde overheidsinstanties van Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen ervan in kennis gesteld dat zij een met bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade leed door de invoer van RB's uit Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen. Deze overheidsinstanties werden voor overleg uitgenodigd teneinde de inhoud van de klacht te verduidelijken en een voor alle partijen aanvaardbare regeling te treffen. De overheidsinstanties van Maleisië en de Filipijnen zijn op deze uitnodiging ingegaan, wat ertoe heeft geleid dat de Commissie op 5 juni 1999 overleg heeft gepleegd met de Maleisische en op 7 juni 1999 met de Filipijnse overheidsinstantie. Daarbij werd terdege rekening gehouden met de opmerkingen die waren gemaakt over de in de klacht vervatte gegevens over subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.
(4) De Commissie heeft de producenten in de Gemeenschap, de producenten/exporteurs, de importeurs, de toeleveranciers, de haar bekende verwerkers van het betrokken product en de vertegenwoordigers van de exportlanden officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken om te worden gehoord.
(5) De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden vragenlijsten toegezonden en heeft antwoord ontvangen van de bevoegde overheidsinstanties in Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen, van de klagende producenten in de Gemeenschap, van zeven toeleveranciers aan de bedrijfstak van de Gemeenschap en van twee producenten/exporteurs in Maleisië, één in Singapore, vier in Thailand en twee in de Filipijnen.
(6) De Commissie heeft alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor een voorlopige vaststelling van subsidiëring en schade noodzakelijk achtte en heeft een onderzoek ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen en overheidsinstanties:
a) Klagende producenten in de Gemeenschap
- Bulnava srl, Milaan (Italië)
- Inox Viti snc di Cattinori Enrico e Bruno, Grumello Del Monte (Italië)
- Tevi (Trafilerie e Viterie Italiane srl), Ponte Dell'Olio (Italië)
- Torbesa (Tornillería del Besos, SA), Barcelona (Spanje)
- Ugivis SA, Belley (Frankrijk)
b) Overheidsinstanties in Maleisië
- Bank Negara Maleisië, Kuala Lumpur
- Departement Douane en Accijnzen, Kuala Lumpur
- Belastingdienst, Kuala Lumpur
- Plaatselijke douanekantoren, Ipoh en Penang
- Dienst voor de Ontwikkeling van de Buitenlandse Handel van Maleisië, Kuala Lumpur
- Dienst voor Industriële Ontwikkeling van Maleisië, Kuala Lumpur
- Ministerie van Internationale Handel en Industrie, Kuala Lumpur
- Ministerie van Financiën, Kuala Lumpur
c) Producenten/exporteurs in Maleisië
- Tigges Stainless Steel Fasteners SdN. Bhd., Ipoh
- Tong Heer Fasteners Co., Sdn. Bhd., Penang
d) Overheidsinstanties in Singapore
- Centrale Bank van Singapore
- Raad voor Economische Ontwikkeling, Ministerie van Handel en Industrie
- Ministerie van Financiën
- Dienst voor de Ontwikkeling van de Handel, Ministerie van Handel en Industrie
e) Producent/exporteur in Singapore
- Szu-I Fasteners, Ltd, Singapore
f) Overheidsinstanties van Thailand
- Investeringsraad, Bangkok
- Departement Douane, Bangkok, Samutprakarn
- Departement van Buitenlandse Handel, Bangkok
- EAGAT en de Provinciale Elektriciteitsmaatschappij, Bangkok
- Departement Accijnzen, Bangkok
- Dienst voor de Ontwikkeling van Industriegebieden van Thailand, Bangkok, Samutprakarn
- Dienst voor Industriële Financiering, Bangkok
- Belastingdienst, Bangkok
g) Producenten/exporteurs in Thailand
- A.B.P. Stainless Fastener Co. Ltd, Ayutthaya
- Chiao Pao Metal Co., Ltd (heeft banden met Dura Fasteners Co., Ltd), Samutprakarn
- Dura Fasteners Co. Ltd., Samutprakarn
- Taiyo Fastener (Thailand) Co., Ltd (heeft banden met Dura Fasteners Co., Ltd), Samutprakarn
h) Overheidsinstanties in de Filipijnen
- Douanedienst, Manila
- Belastingdienst, Manila
- Investeringsdienst, Manila
- Ministerie van Financiën, Manila
- Bestuur voor de Economische Zones, Manila, Cavite
k) Producenten/exporteurs in de Filipijnen
- Lu Chu Shin Yee Works (Filipijnen), Ltd, Cavite
- Pilshin Works Corporation (heeft banden met Lu Chu Shin Yee Works Ltd), Cavite.
(7) Het onderzoek naar subsidiëring had betrekking op de periode van 1 april 1998 tot en met 31 maart 1999 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd). Het onderzoek naar schade had betrekking op de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 maart 1999 (hierna "de onderzochte periode" genoemd).
(8) In het kader van dit onderzoek werd ervan uitgegaan, overeenkomstig het vastgestelde beleid en de vaste praktijk op dit gebied, dat een onderneming die op grond van een bepaalde regeling een subsidie van minder dan 0,01 % ontving, geen subsidie heeft ontvangen. In het geval van de Filipijnen, een ontwikkelingsland dat is genoemd in bijlage VII van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, werd deze drempel tot 0,3 % verhoogd, tenzij het subsidieniveau op grond van regelingen die onder deze drempel blijven, tezamen toch hoger is dan 0,6 %. Voorts wordt het door de exporteur ontvangen voordeel uitgedrukt in procenten van de eenheid waarop de betrokken subsidieregeling van toepassing is, overeenkomstig artikel 7 van de basisverordening.
(9) Op RB's uit onder meer Maleisië en Thailand zijn momenteel antidumpingmaatregelen van toepassing die bij Verordening (EG) nr. 393/98 van de Raad(3) werden ingesteld. Op 6 mei 1999 werd een onderzoek naar een eventuele absorptie van het betrokken recht geopend(4).
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(10) De procedure heeft betrekking op roestvrij stalen bevestigingsmiddelen, dat wil zeggen bouten, moeren en schroeven van roestvrij staal die gebruikt worden om twee of meer elementen mechanisch aan elkaar te bevestigen. Deze producten zijn ingedeeld onder de GN-codes 73181210, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 73181570 en 7318 16 30.
(11) Schroeven zijn bevestigingsmiddelen met een schroefdraad op de buitenkant van de schacht. Zij kunnen op zich worden gebruikt en in hout (houtschroeven) of metaalplaat (zelftappende schroeven) worden bevestigd of worden gecombineerd met een moer en sluitringen om zo een bout te vormen. Schroeven kunnen met verschillende koppen zijn uitgerust (bol, inbus, plat verzonken, zeskantige, enz.); zij kunnen verschillende schachtlengten en diameters hebben. De schacht kan geheel of gedeeltelijk van schroefdraad zijn voorzien.
(12) RB's worden in een groot aantal bedrijfstakken gebruikt en worden vaak ingezet wanneer de bevestigingsmiddelen bestand moeten zijn tegen corrosie aan de lucht en chemische corrosie of wanneer hygiëne belangrijk is zoals bij installaties voor de verwerking en opslag van levensmiddelen, installaties in de chemische industrie, medische uitrusting, straatverlichting, scheepsbouw, enz.
(13) Er zijn verschillende soorten RB's en elke soort wordt bepaald door haar specifieke fysieke en technische eigenschappen en door de soort roestvrij staal waarvan zij is vervaardigd. Alle onderzochte producten die onder de gemeenschappelijke noemer "bevestigingsmiddelen" vallen, vertonen evenwel in wezen dezelfde fysieke eigenschappen, worden voor dezelfde doeleinden gebruikt en worden via dezelfde distributiekanalen verdeeld. Er kunnen tussen de vele soorten RB's geen duidelijke scheidslijnen worden getrokken. Zij worden derhalve in het kader van dit onderzoek als één enkele categorie producten beschouwd. In verband met het onderzoek naar de technische eigenschappen werd het evenwel passend geacht het betrokken product in "soorten" in te delen en de gegevens op basis van deze soorten te verzamelen en te verwerken. Hierbij werden vijf criteria gehanteerd(5). Iedere combinatie van deze criteria, die een "productcontrolenummer" draagt (hierna "pcn" genoemd), stemt overeen met een bepaalde soort RB's.
(14) Tijdens het onderzoek werd aangevoerd dat moeren (GN-code 73181630) van het onderzoek dienen te worden uitgesloten, aangezien deze in de Gemeenschap niet worden vervaardigd. Het feit dat een bepaalde productsoort niet meer door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt vervaardigd, is evenwel op zich niet voldoende om deze van de antisubsidieprocedure uit te sluiten. De Commissie heeft echter vastgesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ook wel moeren produceerde, hoewel een aanzienlijk deel van de in de Gemeenschap gebruikte moeren wordt ingevoerd, met name uit de bij deze procedure betrokken landen.
(15) De bedrijven in de Gemeenschap die nog moeren produceren, zouden hun productie van moeren wellicht verhogen indien de prijzen daarvan in de Gemeenschap weer een redelijk niveau zouden bereiken. Het werd daarom niet verantwoord geacht moeren van het onderzoek uit te sluiten.
2. Soortgelijk product
(16) De Commissie stelde vast dat RB's die in Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen worden vervaardigd en verkocht, RB's die uit die landen naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, alsmede RB's die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht, dezelfde fysieke eigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve werd geconcludeerd dat zij alle soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 5, van de basisverordening.
C. SUBSIDIES
I. MALEISIË
1. Inleiding
(17) Aan de hand van de in de klacht vervatte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen onderzocht die volgens de klacht subsidieregelingen waren:
1. dubbele aftrek voor uitgaven voor:
a) exportbevordering,
b) exportkredietpremies,
c) erkende opleidingen;
2. dubbele aftrek van verzekeringspremies voor exporteurs;
3. status van pionier;
4. belastingvrijstelling op de waarde van de toegenomen export;
5. vrijstelling van omzetbelasting op grondstoffen, machines en uitrusting;
6. herfinanciering van exportkredieten;
7. aftrek voor bedrijfsgebouwen;
8. vrijstelling van invoerrechten;
9. teruggave of kwijtschelding van accijnzen en omzetbelasting;
10. stimuleringsmaatregelen voor strategische projecten;
11. herinvesteringsaftrek;
12. aftrek voor de aanschaf van kapitaalgoederen (fabrieksuitrusting en -machines);
13. aftrek voor infrastructuuruitgaven;
14. stimuleringsmaatregelen voor de bevordering van Maleisische merknamen.
2. Gebruikte subsidieregelingen
Dubbele aftrek voor uitgaven ten behoeve van de exportbevordering
A. Juridische grondslag
(18) Deze regeling is omschreven in afdeling 41 van de wet op de investeringsbevordering (wet nr. 327) van 1986 en artikel 4, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting van 1986, hoofdstuk Exportbevordering.
B. Voorwaarden
(19) Industriële en landbouwondernemingen in Maleisië komen voor de dubbele aftrek in aanmerking voor uitgaven die zij hebben gedaan om de verkoop van Maleisische producten in het buitenland te bevorderen. Om voor de dubbele aftrek in aanmerking te komen moet een onderneming in Maleisië gemaakte producten tentoonstellen op een internationale handelsbeurs die door de Maleisische overheid is erkend, en daarna een aanvraag indienen.
C. Omschrijving van de regeling
(20) Een onderneming die aan de voorwaarden voldoet, kan het dubbele van haar uitgaven van de vennootschapsbelasting aftrekken. Indien de onderneming geen winst maakt, kan het voordeel naar de volgende vier jaar worden overgedragen. Voor de aftrek geldt geen vast bedrag, noch een minimum of een maximum.
D. Toepassing in de praktijk
(21) Om het voordeel te verkrijgen, moet een onderneming een aanvraagformulier invullen en bij het ministerie van Handel en Industrie indienen. De aanvrager moet daarbij een brief voegen, evenals de factuur van de door hem gehuurde ruimte, een fotokopie van de brochure van de handelsbeurs en een brief van de dienst voor de Ontwikkeling van de Handel van Maleisië. Het schrijven waarbij het ministerie van Handel en Industrie de aanvraag goedkeurt, wordt, met de aanvraag, bij de belastingdienst ingediend. De aftrek van vennootschapsbelasting kan worden verkregen in het jaar volgende op het belastingjaar waarin de handelsbeurs werd gehouden.
E. Compenserende maatregelen
(22) De regeling is een subsidie, daar de financiële bijdrage van de Maleisische overheid in de vorm van een dubbele aftrek van uitgaven een voordeel is voor de producenten/exporteurs, die daardoor minder belasting behoeven te betalen.
(23) De regeling is een subsidie die tot compenserende maatregelen aanleiding geeft in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. De dubbele aftrek is een subsidie die afhankelijk is van exportprestaties daar zij slechts verkregen kan worden ten aanzien van uitgaven ten behoeve van de verkoop van producten in het buitenland.
F. Berekening van het voordeel
(24) Het voordeel voor de producenten/exporteurs dient te worden berekend aan de hand van de gevolgen van de dubbele aftrek van de uitgaven voor de belastingen die de producenten/exporteurs tijdens het onderzoektijdvak verschuldigd zijn (dat wil zeggen het verschil tussen het belastingbedrag zonder subsidievoordeel en het belastingbedrag met subsidievoordeel). Dit bedrag moet over de gehele export in de onderzoekperiode worden omgeslagen. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 11,5 %. Deze gemiddelde rente werd berekend aan de hand van de gemiddelde maandelijkse rentetarieven van de commerciële banken in het onderzoektijdvak.
(25) Een onderneming heeft van deze regeling gebruikgemaakt en een subsidie ten bedrage van 0,01 % ontvangen.
Dubbele aftrek van verzekeringspremies voor exporteurs
A. Juridische grondslag
(26) Deze regeling is omschreven in onderafdeling 154 van de wet op de vennootschapsbelasting van 1967 en de voorschriften inzake de vennootschapsbelasting van 1995.
B. Voorwaarden
(27) De dubbele aftrek is beschikbaar voor industriële en landbouwondernemingen in Maleisië voor premies die zijn verschuldigd zijn voor de verzekering van goederen die door die ondernemingen worden uitgevoerd, mits de verzekeraar een in Maleisië gevestigd bedrijf is.
C. Omschrijving van de regeling
(28) Een onderneming die aan de voorwaarden voldoet en die uitgaven heeft gedaan die voor aftrek in aanmerking komen, kan het dubbele bedrag van die uitgaven van de vennootschapsbelasting aftrekken. Indien de onderneming geen winst maakt, kan het voordeel naar de volgende vier jaar worden overgedragen. Voor de aftrek geldt geen vast bedrag, noch een minimum of een maximum.
D. Toepassing in de praktijk
(29) Om het voordeel te verkrijgen dient een onderneming dit aan te vragen bij het invullen van het belastingbiljet voor het aanslagjaar volgende op het jaar waarin de uitgaven zijn gemaakt. De originele ontvangstbewijzen en een gedetailleerde berekening van de dubbele uitgaven dienen bij het belastingbiljet te worden gevoegd.
E. Compenserende maatregelen
(30) De dubbele aftrek van de verzekeringspremies voor producenten/exporteurs is een subsidie, daar dit een financiële bijdrage van de Maleisische overheid is in de vorm van een dubbele aftrek van uitgaven, die tot een lagere belastingaanslag leidt, wat een voordeel is voor de producenten/exporteurs.
(31) De regeling is een subsidie die tot compenserende maatregelen aanleiding geeft in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. De dubbele aftrek is een subsidie die afhankelijk is van exportprestaties - en derhalve specifiek is - daar zij slechts beschikbaar is voor producenten die exporteren.
F. Berekening van het voordeel
(32) Het voordeel voor de producenten/exporteurs stemt overeen met de gevolgen van de dubbele aftrek van de uitgaven voor de belastingen die de producenten/exporteurs tijdens het onderzoektijdvak verschuldigd zijn (dat wil zeggen het verschil tussen het belastingbedrag zonder subsidievoordeel en het belastingbedrag met subsidievoordeel). Dit bedrag moet aan de gehele export in de onderzoekperiode worden toegerekend. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 11,5 %.
(33) Een onderneming is voor deze regeling in aanmerking gekomen en heeft een subsidie ten bedrage van 0,34 % ontvangen.
Status van pionier
A. Juridische grondslag
(34) De vergoeding voor de status van pionier of de investeringsaftrek werd vastgesteld bij de wet ter bevordering van investeringen van 1986. De eerste regeling, die in het besluit ter bevordering van investeringen van 1994 was opgenomen, bevatte een lijst van te bevorderen activiteiten en producten. De lijst van te bevorderen activiteiten werd in de tweede regeling van 1995 uitgebreid. Het besluit ter bevordering van investeringen van 1995 bevat bijzondere regels voor te bevorderen producten van technologisch geavanceerde ondernemingen.
B. Voorwaarden
(35) Alle ondernemingen die een "te bevorderen" product (industriële sector) maken of die zich met een "te bevorderen" activiteit (dienstensector) bezighouden, komen voor de investeringsaftrek in aanmerking. Te bevorderen producten zijn producten die zijn opgesomd in de wet ter bevordering van de investeringen. Op grond van afdeling 4 van deze wet stelt de minister van Internationale Handel en Industrie regelmatig de te bevorderen activiteiten en producten vast. Volgens deze wet moet de minister daarbij drie criteria in aanmerking nemen: a) of de productie op commerciële schaal aan de economische behoeften of ontwikkeling van Maleisië beantwoordt, b) gunstige vooruitzichten voor verdere ontwikkeling, en c) de nationale en strategische behoeften van Maleisië. In de praktijk beoordeelt het actiecomité voor de industrie, een comité bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Internationale Handel en Industrie en het ministerie van Financiën, of het voorgestelde product ten minste aan twee van de volgende vier criteria beantwoordt: a) toegevoegde waarde, b) plaatselijke inbreng, c) banden met de industrie en d) technologiemaatregelen door middel van een verhoging van het aantal administratieve en technische medewerkers van het bedrijf.
C. Omschrijving van de regeling
(36) Een onderneming waaraan de status van "pionier" is toegekend, kan een belastingvrijstelling van 70 % van haar "statutory income" verkrijgen. Deze vrijstelling wordt voor een periode van vijf jaar toegekend. In principe wordt deze vrijstelling niet verlengd, tenzij de minister besluit dat de activiteit van de betrokken onderneming voor Maleisië van nationaal en strategisch belang is. Ten slotte kunnen ondernemingen die "te bevorderen" hoogtechnologische producten vervaardigen gedurende tien jaar een algehele belastingvrijstelling verkrijgen.
D. Toepassing in de praktijk
(37) Om de status van "pionier" te verkrijgen, moet een onderneming een aanvraag indienen bij de dienst voor Industriële Ontwikkeling van Maleisië, een instantie die onder het ministerie van Internationale Handel en Industrie ressorteert. Deze dienst gaat na of de te produceren goederen op de lijst van "te bevorderen" producten voorkomen. Indien een onderneming de status van "pionier" verkrijgt, dient zij bij de belastingdienst, bij de jaarlijkse belastingaangifte, de berekening in van het aangevraagde belastingvoordeel. De onderneming kan de eerste belastingvrijstelling verkrijgen in het jaar volgende op het jaar waarin de productie werd gestart.
E. Compenserende maatregelen
(38) De belastingvrijstellingen op grond van de wet ter bevordering van de investeringen zijn subsidies die tot compenserende maatregelen aanleiding geven in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening. De Maleisische overheid heeft de toegang tot deze subsidie beperkt tot ondernemingen die een "te bevorderen" product maken. De belastingvrijstelling wordt voor de productie van een beperkt aantal producten verleend; zij is slechts beschikbaar voor die ondernemingen die een in de wet genoemd product produceren. Het product waarop deze procedure betrekking heeft, is vermeld op de lijst van "te bevorderen" producten.
(39) Voorts beschikt de Maleisische overheid over een ruime discretionaire bevoegdheid om te bepalen welke producten op de lijst van "te bevorderen" producten worden opgenomen. De criteria aan de hand waarvan beoordeeld wordt of een product "te bevorderen" is, namelijk of het bevorderlijk is voor de economische ontwikkeling van Maleisië, of de vooruitzichten voor verdere ontwikkeling gunstig zijn en of het aan de nationale en strategische behoeften van Maleisië voldoet, zijn vaag en kunnen niet als objectieve criteria in de zin van artikel 3, lid 2), onder b), van de basisverordening worden beschouwd. Deze criteria bleken niet nader te zijn gedefinieerd.
(40) Ten slotte zijn er verschillende niveaus van belastingvrijstelling, afhankelijk van het soort "te bevorderen" product. Dit betekent dat de Maleisische overheid aan sommige ondernemingen een groter belastingvoordeel verleent dan aan andere, afhankelijk van het "te bevorderen" product dat zij maken.
(41) De regeling is dus een subsidie, daar de financiële bijdrage van de Maleisische overheid in de vorm van een belastingvrijstelling een voordeel voor de ontvanger inhoudt. Het is een subsidie die specifiek wordt toegekend aan bepaalde ondernemingen in Maleisië in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening.
F. Berekening van het voordeel
(42) Het voordeel voor de producenten/exporteurs dient te worden berekend op grond van de vrijstelling van vennootschapsbelasting en de daaruit voortvloeiende belastingvermindering die de producenten/exporteurs in het onderzoektijdvak daadwerkelijk hebben verkregen. Dit bedrag dient aan de gehele export in het onderzoektijdvak te worden toegerekend. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 11,5 %.
(43) Hoewel het bij deze procedure betrokken product bij de laatste wijziging van de wet ter bevordering van de investeringen van de lijst van te bevorderen producten werd geschrapt, is er een onderneming die dit product maakt en die nog voor vijf jaar aanspraak kan maken op de belastingvrijstelling. Een onderneming heeft op grond van deze regeling een subsidie ten bedrage van 1,87 % ontvangen.
Vrijstelling van omzetbelasting
A. Juridische grondslag
(44) De juridische grondslag van de regeling is te vinden in de afdelingen 4 en 11 van de wet op de vrije zones van 1990.
B. Voorwaarden
(45) Ondernemingen in vrije zones kunnen vrijstelling van omzetbelasting verkrijgen. De vrijstelling geldt voor alle ingevoerde machines, uitrusting en grondstoffen die rechtstreeks worden gebruikt bij de productie van voor export bestemde eindproducten. De regeling valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Internationale Handel en Industrie.
(46) Maleisië kent drie tarieven van omzetbelasting, namelijk 5 %, 10 % en 15 %. Op ongeveer 90 % van de goederen is de omzetbelasting van 10 % van toepassing. Een aantal basisproducten, zoals boeken, voedingsmiddelen en bepaalde machines, is van omzetbelasting vrijgesteld.
C. Omschrijving van de regeling
(47) Ondernemingen die aan de criteria voldoen, worden volledig vrijgesteld van omzetbelasting op ingevoerde goederen, alsmede van eventuele invoerrechten.
D. Toepassing in de praktijk
(48) Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming een aanvraag indienen bij het directoraat Douane (formulier D). De aanvraag dient een omschrijving van de goederen te bevatten, de vermelding van het land van oorsprong en een beschrijving van de functie van de goederen in het productieproces. Het directoraat Douane gaat na of de ingevoerde goederen aan de criteria van de afdelingen 4 en 11 van de wet op de vrije zones beantwoorden. Indien dit het geval is, verleent het vrijstelling van omzetbelasting.
E. Compenserende maatregelen
(49) De vrijstelling van omzetbelasting is kennelijk een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, van de basisverordening, daar de Maleisische overheid hierdoor inkomsten derft. De Maleisische overheid heeft aangevoerd dat deze regeling aan de criteria beantwoordt van voetnoot 1 bij artikel 1, lid 1, onder a), punt ii), van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen die verwijst naar de vrijstelling van een exportproduct van rechten of belastingen die op het soortgelijke product rusten dat voor binnenlands verbruik is bestemd. Exportbedrijven buiten de vrije zones komen evenwel niet voor een algemene vrijstelling van de omzetbelasting in aanmerking. Hieruit volgt dat de regeling vrijstelling van omzetbelasting niet aan de criteria voor de toepassing van voetnoot 1 voldoet.
(50) Deze regeling is afhankelijk van exportprestaties, daar de voordelen ervan beperkt zijn tot machines, uitrusting en grondstoffen die rechtstreeks worden gebruikt voor de productie van voor de export bestemde eindproducten en bovendien tot ondernemingen die in vrije zones zijn gevestigd en die ten minste 80 % van hun productie moeten uitvoeren. Dit betekent dat de vrijstelling van omzetbelasting een subsidie is die tot compenserende maatregelen aanleiding geeft in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.
F. Berekening van het voordeel
Grondstoffen
(51) De omzetbelasting op de meeste producten in Maleisië bedraagt 10 %. Enkele producten, zoals boeken, voedingsmiddelen en bepaalde soorten machines, zijn hiervan vrijgesteld. De normale omzetbelasting op roestvrij staaldraad dat gebruikt wordt bij de productie van het product waarop deze procedure betrekking heeft, is 10 %.
(52) Het bedrag van de subsidie is het verschil tussen het werkelijk betaalde bedrag aan omzetbelasting en het bedrag dat normalerwijze betaald had moeten worden (tegen het normale tarief van 10 %) indien tijdens het onderzoektijdvak geen vrijstelling was verleend. Dit bedrag dient over de gehele export tijdens het onderzoektijdvak te worden omgeslagen. Daar de vrijstelling van omzetbelasting een voordeel is dat tijdens het onderzoektijdvak regelmatig wordt verkregen, wordt zij gelijkgesteld met een aantal giften tussen de eerste en de laatste dag van het onderzoektijdvak. In dergelijke gevallen wordt er gewoonlijk van uitgegaan dat in het midden van het onderzoektijdvak een gemiddelde gift werd ontvangen. De toe te voegen rente is de gemiddelde commerciële rente van 11,5 % over het gehele bedrag van niet-betaalde rechten over een periode van zes maanden.
(53) Beide ondernemingen hebben van deze regeling gebruikgemaakt en subsidies ten bedrage van 2,13 % en 6,71 % ontvangen.
Machines en uitrusting
(54) De machines die beide ondernemingen gebruiken, behoren niet tot de soort machines die gewoonlijk van omzetbelasting is vrijgesteld. De normale omzetbelasting op machines bedraagt 10 %.
(55) Het bedrag van de subsidie is het verschil tussen het werkelijk betaalde bedrag aan omzetbelasting op machines en het bedrag dat normalerwijze betaald had moeten worden (tegen het normale tarief van 10 %) indien geen vrijstelling was verleend. Dit bedrag dient aan de gehele levensduur van de machines te worden toegerekend die in Maleisië in deze bedrijfstak tien jaar bedraagt. Dit bedrag dient vervolgens over de gehele exportverkoop in het onderzoektijdvak te worden omgeslagen. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 11,5 %.
(56) Beide ondernemingen hebben van deze regeling gebruikgemaakt en subsidies ten bedrage van 0,03 % en 0,40 % ontvangen.
Vergoeding voor bedrijfsgebouwen
A. Juridische grondslag
(57) De vergoeding voor bedrijfsgebouwen is een regeling die is omschreven in deel 3 van de wet op de vennootschapsbelasting van 1967.
B. Voorwaarden
(58) Een onderneming komt voor deze vergoeding in aanmerking indien zij bepaalde bouwkosten heeft gemaakt, zij eigenaar is van het gebouw en dit gebouw voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Op grond van de financieringswet van 1983 geldt de regeling ook voor gebouwen die als opslagplaatsen voor exportgoederen worden gebruikt of voor de opslag van importgoederen die bestemd zijn om te worden bewerkt en weer uitgevoerd.
C. Toepassing in de praktijk
(59) Een onderneming die bouwkosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, kan deze vergoeding rechtstreeks aanvragen bij het indienen van de belastingaangifte. Het bedrag van de vergoeding wordt gecontroleerd door de belastingdienst tijdens de normale belastinginspecties.
D. Omschrijving van de regeling
(60) Voor de toekenning van de vergoeding wordt, volgens de wet op de vennootschapsbelasting, een onderscheid gemaakt tussen de aankoop en het bouwen van bedrijfsgebouwen. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen wordt een eerste vergoeding van 10 % toegekend en vervolgens een vergoeding van 2 % per jaar van de bouwkosten. Voor de aankoop van bedrijfsgebouwen worden slechts jaarlijkse vergoedingen toegekend die gelijk zijn aan een bepaald percentage van de aankoopprijs.
E. Compenserende maatregelen
(61) De normale vergoeding voor bedrijfsgebouwen is geen subsidie. Daar deze vergoeding in overeenstemming is met internationale boekhoudnormen inzake afschrijving kan zij niet als een financiële bijdrage worden beschouwd in de vorm van gederfde inkomsten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), punt ii), van de basisverordening. De normale vergoeding voor bedrijfsgebouwen stemt bovendien overeen met de gebruikelijke afschrijvingspraktijken voor gebouwen die voor productiedoeleinden worden gebruikt. Zij is zonder onderscheid van toepassing op de gehele productie- en dienstensector. De "bijzondere" vergoeding voor opslagplaatsen is niet onderzocht, daar geen van de producenten/exporteurs van het betrokken product van deze regeling heeft gebruikgemaakt.
Vrijstelling van invoerrechten
A. Juridische grondslag
(62) Op grond van afdeling 11 van de wet op de vrije zones van 1994 zijn grondstoffen die rechtstreeks voor de productie worden gebruikt vrijgesteld van invoerrechten. Volgens deze afdeling kunnen machines en uitrusting vrij van invoerrechten worden ingevoerd.
B. Voorwaarden
(63) Om voor de vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen, machines en uitrusting in aanmerking te komen, moet een onderneming in een vrije zone zijn gevestigd en een erkend product produceren dat naar een derde land wordt uitgevoerd. Een in een vrije zone gevestigd bedrijf is verplicht ten minste 80 % van zijn productie uit te voeren.
C. Toepassing in de praktijk
(64) Voor de invoer van grondstoffen wordt met behulp van formulier D een aanvraag ingediend bij het directoraat Douane dat controleert of deze grondstoffen rechtstreeks voor de productie van het eindproduct gebruikt kunnen worden. Na goedkeuring worden de op grond van deze regeling in te voeren goederen op douaneformulier nr. 8 bij de douane aangegeven. De ingevoerde goederen worden geregistreerd en er wordt onderzocht of de invoer in overeenstemming is met de aangifte die met goedkeuring van het directoraat Douane is ingediend. Bij de controle bij het directoraat Douane bleek dat goederen die de vrije industriezone binnenkomen steeds gecontroleerd worden om vast te stellen of zij bij de productie van een eindproduct kunnen worden gebruikt. Bij de invoer van machines en uitrusting wordt automatisch vrijstelling verleend.
D. Compenserende maatregelen
Grondstoffen
(65) De vrijstelling van invoerrechten is kennelijk een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, van de basisverordening. Volgens de Maleisische overheid is de vrijstelling van invoerrechten geen subsidie op grond van voetnoot 1 bij artikel 1, lid 1, onder a), punt 1), letter ii), van de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen volgens welke exportproducten kunnen worden vrijgesteld van de rechten en heffingen die op het soortgelijke product rusten dat voor binnenlands verbruik is bestemd. De Maleisische overheid heeft niet kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk een systeem of procedure toepast op grond waarvan kan worden vastgesteld dat in de vrijhandelszone ingevoerde grondstoffen bij de productie van de exportproducten worden gebruikt en in welke hoeveelheden, zoals volgens bijlage II bij de basisverordening is vereist. Het systeem van de Maleisische overheid waarborgt slechts dat bij verkoop van een product uit de vrije zone op de binnenlandse markt een recht wordt geheven dat wordt berekend aan de hand van het tarief dat op het eindproduct van toepassing is. Het is niet duidelijk of en in welke mate de hoeveelheid grondstoffen die in een bepaalde periode is ingevoerd overeenstemt met de hoeveelheid grondstoffen die in uitgevoerde eindproducten is verwerkt. Op de eerste plaats is het recht dat op het eindproduct wordt geheven niet noodzakelijkerwijze gelijk aan of hoger dan het recht dat op de overeenkomstige hoeveelheid daarin verwerkte grondstoffen is te betalen, zoals de Maleisische overheid beweert. Uit niets blijkt dat de rechten op eindproducten altijd hoger zijn dan die op grondstoffen. Bovendien kan het resultaat van een dergelijke vergelijking niet worden voorspeld bij een productieproces waarin van allerlei grondstoffen wordt gebruikgemaakt. Op de tweede plaats kan met behulp van het systeem niet goed worden gecontroleerd of de hoeveelheden die in een bepaalde periode worden ingevoerd en uitgevoerd overeenstemmen. Er kan niet worden nagegaan of de onderneming in het onderzoektijdvak voorraden heeft aangelegd en voorts is er geen registratie van de rechtenvrije verkoop van goederen binnen een exportproductiezone of tussen verschillende exportproductiezones.
(66) De vrijstelling is een subsidie omdat zij een financiële bijdrage van de Maleisische overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten die anders verschuldigd zouden zijn, waardoor de ontvanger een voordeel verkrijgt. Daar zij beperkt is tot ondernemingen die in bepaalde gebieden zijn gevestigd en voorts afhankelijk is van exportprestaties is zij specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4), onder a), van de basisverordening.
Machines en uitrusting
(67) De vrijstelling is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, van de basisverordening, omdat zij een financiële bijdrage van de Maleisische overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten die anders verschuldigd zouden zijn, waardoor de ontvanger een voordeel verkrijgt. De vrijstelling heeft geen betrekking op grondstoffen die tijdens het productieproces worden verbruikt. Daar zij beperkt is tot ondernemingen die in bepaalde gebieden zijn gevestigd en voorts afhankelijk is van exportprestatie, is zij specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4), onder a), van de basisverordening.
F. Berekening van het voordeel
Grondstoffen
(68) Het bedrag van de subsidie is het verschil tussen het werkelijk betaalde bedrag aan invoerrechten en het bedrag dat normalerwijze betaald had moeten worden, indien tijdens het onderzoektijdvak geen vrijstelling was verleend. Dit bedrag dient over de gehele exportverkoop te worden verdeeld. Daar de vrijstelling van invoerrechten een voordeel is dat tijdens het onderzoektijdvak regelmatig wordt verkregen, wordt zij gelijkgesteld met een aantal giften tussen de eerste en de laatste dag van het onderzoektijdvak. In dergelijke gevallen wordt er gewoonlijk van uitgegaan dat in het midden van het onderzoektijdvak een gemiddelde gift werd ontvangen. De toe te voegen rente is de gemiddelde commerciële rente van 11,5 % over het gehele bedrag aan niet-betaalde rechten over een periode van zes maanden.
(69) Beide ondernemingen hebben van deze regeling gebruikgemaakt en subsidies ten bedrage van 1,47 % en 2,54 % ontvangen.
Machines en uitrusting
(70) Het bedrag van de subsidie is het verschil tussen het werkelijk betaalde bedrag aan invoerrechten op machines en het bedrag dat normalerwijze betaald had moeten worden, indien geen vrijstelling was verleend. Dit bedrag dient over de gehele levensduur van de machines te worden verdeeld, die in Maleisië gemiddeld tien jaar bedraagt. Het bedrag dat op het onderzoektijdvak betrekking heeft, dient vervolgens over de gehele exportverkoop te worden verdeeld. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 11,5 %.
(71) Beide ondernemingen hebben van deze regeling gebruikgemaakt en subsidies ten bedrage van 0,03 % en 0,55 % ontvangen.
Herinvesteringsaftrek
A. Juridische grondslag
(72) De herinvesteringsaftrek is omschreven in deel 7a van de wet op de vennootschapsbelasting van 1967 (wet nr. 53).
B. Voorwaarden
(73) Om voor de herinvesteringsaftrek in aanmerking te komen moet een onderneming ten minste twaalf maanden operationeel zijn, investeringen hebben gedaan in een fabriek, fabrieksuitrusting of machines die in Maleisië voor een in aanmerking komend project worden gebruikt en die een door het Ministerie van Financiën voorgeschreven productiviteit (productie-efficiëntienorm) hebben bereikt. Volgens onderafdeling 8 van wet nr. 451 is een in aanmerking komend project een project waarbij een onderneming haar bestaande activiteiten uitbreidt en dat door de minister van Handel en Industrie op grond van de wet op de industriële coördinatie van 1975 is goedgekeurd. De herinvesteringsaftrek is niet beschikbaar voor ondernemingen die de status van pionier hebben verkregen of die een belastingkrediet voor investeringen ontvangen.
C. Toepassing in de praktijk
(74) Om deze aftrek te verkrijgen moet bij het directoraat Belastingen een aanvraag op een speciaal aanvraagformulier worden ingediend waarop het project in detail is beschreven. De onderneming moet ook aangeven of de productiviteit is gestegen, of zij in een begunstigd gebied ligt en of het productie-efficiëntiecijfer voor het product positief of negatief is. De aanvraag moet door de aanvrager en een externe accountant worden ondertekend. Indien de aanvraag voor de herinvesteringsaftrek wordt goedgekeurd, kan de onderneming de aftrek bij de jaarlijkse belastingaangifte aanvragen. Het voordeel van de herinvesteringsaftrek kan vijf jaar worden overgedragen.
D. Omschrijving van de regeling
(75) De aftrek bedraagt gewoonlijk 60 % van de in aanmerking te nemen uitgaven voor het in aanmerking te nemen project, die tot 70 % van het "statutory income" kunnen worden afgetrokken. Indien een onderneming in een promotiezone ligt of een voorgeschreven productiviteit heeft bereikt, kan tot 60 % van de in aanmerking te nemen uitgaven van het gehele "statutory income" worden afgetrokken.
E. Compenserende maatregelen
(76) De herinvesteringsaftrek voor niet in promotiezones gelegen ondernemingen, is geen tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie in de zin van artikel 3 van de basisverordening. De Maleisische overheid heeft de aftrekmogelijkheid niet tot bepaalde ondernemingen beperkt en gebruikt objectieve toekenningscriteria. Daar geen van de producenten/exporteurs in een promotiezone is gevestigd, is niet onderzocht of deze subsidieregeling voor die zones tot compenserende maatregelen aanleiding zou kunnen geven.
3. Subsidieregelingen waarvan de producenten/exporteurs geen gebruik hebben gemaakt
(77) Volgens de indiener van de klacht hebben de producenten/exporteurs van het betrokken product een aantal andere subsidies ontvangen. Uit de antwoorden op de vragenlijsten en bij de controlebezoeken bleek echter dat de producenten/exporteurs geen gebruik hebben gemaakt van de volgende regelingen:
- dubbele aftrek van exportkredietpremies,
- dubbele aftrek van uitgaven voor erkende opleidingen,
- belastingvrijstelling op de waarde van de toegenomen export,
- herfinanciering van exportkredieten,
- teruggave of kwijtschelding van accijnzen en omzetbelasting,
- stimuleringsmaatregelen voor strategische projecten,
- aftrek voor de aanschaf van kapitaalgoederen (fabrieksuitrusting en -machines),
- aftrek voor infrastructuuruitgaven,
- stimuleringsmaatregelen voor de bevordering van Maleisische merknamen.
(78) De Commissie heeft deze regelingen daarom niet onderzocht.
4. Bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(79) Het niveau van medewerking was tijdens deze procedure zeer hoog. De medewerking verlenende producenten/exporteurs waren goed voor nagenoeg de gehele export in het onderzoektijdvak vanuit Maleisië naar de Gemeenschap, zoals blijkt uit een vergelijking van de invoercijfers van Eurostat met de uitvoercijfers die de meewerkende producenten/exporteurs hebben verstrekt.
(80) De gewogen gemiddelde subsidiemarge voor het gehele land ligt boven de drempelwaarde.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
II. SINGAPORE
(81) Op grond van de in de klacht vervatte gegevens en de antwoorden op de vragenlijsten van de Commissie werden de volgende regelingen onderzocht:
- dubbele aftrek voor investeringen overzee,
- dubbele aftrek voor onderzoek en ontwikkeling,
- dubbele belastingaftrek,
- status van pionier,
- investeringsaftrek,
- uitbreidingsstimulans,
- ontwikkelings- en uitbreidingsstimulans,
- stimulans voor erkende royalty's,
- erkende buitenlandse leningen,
- voordelige leningen.
(82) Bij de controle van de antwoorden van de Singaporese overheid en de producent/exporteur heeft de Commissie vastgesteld dat de meewerkende producent/exporteur van geen van de in de klacht genoemde subsidies heeft gebruikgemaakt. De Commissie is ook nagegaan of andere producenten het betrokken product naar de Europese Unie hebben uitgevoerd. Dit bleek voor een producent het geval te zijn. Er werd echter bewijsmateriaal voorgelegd waaruit bleek dat deze producent/exporteur geen gebruik heeft gemaakt van de genoemde subsidies.
(83) Om deze redenen werd het niet dienstig geacht te onderzoeken of de genoemde subsidies tot compenserende maatregelen aanleiding gaven.
III. THAILAND
1. Inleiding
(84) Op grond van de in de klacht vervatte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie hebben de diensten van de Commissie de volgende regelingen onderzocht die subsidies zouden kunnen zijn waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen:
- regelingen in het kader van de wet ter bevordering van investeringen:
- vrijstelling of vermindering van rechten bij de invoer van machines,
- vrijstelling van vennootschapsbelasting,
- aanvullende stimulansen voor bedrijven in speciale investeringspromotiezones,
- vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen en belangrijke materialen;
- regelingen in het kader van de wet op de industriezones:
- vrijstelling van invoerrechten,
- vrijstelling van de toeslag op grond van de wet ter bevordering van investeringen,
- vrijstelling van de belasting op de toegevoegde waarde,
- vrijstelling van accijnzen op machines, uitrusting en onderdelen;
- lagere elektriciteitstarieven;
- goedkope leningen.
(85) De meewerkende producenten/exporteurs bleken tijdens het onderzoektijdvak uitsluitend van regelingen in het kader van de wet op de industriezones gebruik te hebben gemaakt.
2. Gebruikte subsidieregelingen
(86) Een exporteur bleek gebruik te hebben gemaakt van de vrijstelling van invoerrechten op machines (wet op de industriezone, afdeling 48) die uitsluitend wordt verleend aan ondernemingen die in een exportproductiezone zijn gevestigd. Een exportproductiezone is een gebied dat voor douanedoeleinden van de rest van Thailand is afgescheiden. Om op grond van de wet op de industriezones een fabriek in een exportproductiezone te mogen vestigen, moet een onderneming onder meer aan bepaalde exportverplichtingen voldoen.
(87) Deze regeling bleek een subsidie te zijn in de zin van artikel 2 van de basisverordening, daar zij een financiële bijdrage van de overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten, waardoor een voordeel wordt toegekend. Het gebruik van de regeling is beperkt tot ondernemingen die in bepaalde zones zijn gevestigd en de regeling is daarom specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening. Bovendien is de regeling afhankelijk van exportprestaties en dus specifiek in de zin van artikel 3, lid 4), onder a), van de basisverordening.
3. Niet gebruikte subsidieregelingen
(88) De Commissie heeft vastgesteld dat de meewerkende producenten/exporteurs tijdens het onderzoektijdvak geen gebruik hebben gemaakt van een van de andere in de klacht genoemde subsidieregelingen, namelijk:
- subsidies in het kader van de wet ter bevordering van investeringen,
- andere subsidies in het kader van de wet op de industriezones dan de vrijstelling van invoerrechten;
- lagere elektriciteitstarieven;
- goedkope leningen.
4. Bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(89) Overeenkomstig het bepaalde in de basisverordening is het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, in procenten van de waarde van het product, voor de onderzochte producenten/exporteurs als volgt.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(90) Het niveau van medewerking was tijdens deze procedure zeer hoog. De medewerking verlenende producenten/exporteurs waren goed voor nagenoeg de gehele export in het onderzoektijdvak vanuit Thailand naar de Gemeenschap, zoals blijkt uit een vergelijking van de invoercijfers van Eurostat met de uitvoercijfers die de meewerkende producenten/exporteurs hebben verstrekt.
(91) De gewogen gemiddelde subsidiemarge voor alle producenten/exporteurs die aan het onderzoek meewerkten, ligt onder de drempel van 2 %. De subsidiemarge voor Thailand moet daarom als te verwaarlozen worden beschouwd.
IV. FILIPIJNEN
1. Inleiding
(92) Op grond van de in de klacht vervatte gegevens en de antwoorden op de vragenlijsten werden de volgende regelingen onderzocht die subsidies zouden kunnen zijn waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen:
- regelingen in het kader van de omnibus-investeringswet:
- tijdelijke belastingvrijstelling,
- aanvullende aftrek voor stijgende arbeidskosten,
- belastingkrediet voor binnenlandse kapitaalgoederen,
- belastingkrediet voor invoerrechten en -heffingen op grondstoffen,
- vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op grondstoffen,
- vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op machines,
- vrijstelling van invoerrechten op leveringen en onderdelen;
- regelingen in het kader van de wet op de bijzondere economische zones:
- tijdelijke belastingvrijstelling,
- vrijstelling van nationale en plaatselijke belastingen (brutovennootschapsbelasting of bijzonder tarief van 5 %),
- belastingkredieten voor opleidingskosten,
- aanvullende aftrek voor stijgende arbeidskosten,
- belastingkrediet voor binnenlandse kapitaalgoederen,
- belastingkrediet voor invoervervangende producten,
- vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op grondstoffen,
- vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op machines,
- vrijstelling van invoerrechten op leveringen en onderdelen,
- vrijstelling van kadegelden, exportbelastingen, -heffingen en -vergoedingen,
- lagere huur- en bouwtarieven.
(93) Er zijn momenteel twee producenten van RB's in de Filipijnen, Lu Chu Shin Yee Works (Philippines) Ltd, opgericht in 1988 (Lu Chu) en Pilshin Works Corporation, opgericht in 1997 (Pilshin). Beide zijn filialen van een Taiwanese onderneming, Lu Chu Shin Yee Works (Taiwan) Ltd, een onderneming waarop momenteel antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. De ondernemingen hebben banden met elkaar en worden in het kader van de volgende uiteenzetting daarom als één onderneming (Lu Chu/Pilshin) beschouwd.
(94) Bij de controlebezoeken bleek dat de meewerkende producenten/exporteurs tijdens het onderzoektijdvak voordelen in het kader van de wet op de bijzondere economische zones hadden ontvangen.
2. Gebruikte subsidieregelingen
Algemeen
(95) De wet op de bijzondere economische zones (wet nr. 7916 (1995)) voorziet in de oprichting, de werking en het beheer van bijzondere economische zones (ecozones) in de Filipijnen, alsmede in de oprichting van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones. Op 17 mei 1999 heeft dit bestuur de uitvoeringsbepalingen van de wet op de bijzondere economische zones vastgesteld.
(96) Ecozones zijn door de Filipijnse overheid aangewezen gebieden. Eigendom en bedrijfsvoering van die gebieden kunnen in handen zijn van de overheid en/of een particulier bedrijf. Er zijn verschillende soorten ecozones, zoals industriezones, vrijhandelszones, exportproductiezones en toeristische gebieden. Exportproductiezones zijn welbepaalde zones die geen deel uitmaken van het nationale douanegebied. Alleen exportgerichte ondernemingen kunnen zich daar vestigen.
(97) Om van de stimulansen van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones te kunnen profiteren, moeten ondernemingen zich bij dit bestuur laten registreren, waarna zij zich in een van de ecozones in het land kunnen vestigen. Er zijn verschillende soorten registratie, bijvoorbeeld als exportbedrijf (indien meer dan 50 % van de productie in het buitenland wordt verkocht, en meer dan 70 % indien het bedrijf voor meer dan 40 % in buitenlandse handen is), als voor de binnenlandse markt werkend bedrijf, vrijhandelsbedrijf, pionierbedrijf en dienstverlenend bedrijf. Bij genoemd bestuur geregistreerde ondernemingen komen automatisch voor verschillende stimulansen in aanmerking die op grond van de wet op de bijzondere economische zones beschikbaar zijn. In een exportproductiezone gevestigde exportondernemingen hebben in het algemeen recht op aanvullende stimulansen.
(98) De bij deze procedure betrokken producent/exporteur is een bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones geregistreerde exportonderneming die in de exportproductiezone Cavite is gevestigd. In het onderzoektijdvak heeft deze onderneming van de volgende regelingen gebruik gemaakt.
Brutovennootschapsbelasting (bijzonder tarief van 5 %) (afdeling 24 van de wet op de bijzondere economische zones)
(99) De regeling brutovennootschapsbelasting geeft ondernemingen de mogelijkheid om voor een bijzondere vorm van vennootschapsbelasting van 5 % van de brutowinst te kiezen, waarna zij van alle nationale en plaatselijke belastingen zijn vrijgesteld. Lu Chu heeft in het onderzoektijdvak van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.
A. Voorwaarden
(100) Deze regeling is toegankelijk voor ondernemingen die bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones zijn geregistreerd, met uitzondering van bepaalde dienstverlenende bedrijven (zoals douane-expediteurs, transportbedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen) die in de ecozones zijn gevestigd.
B. Toepassing in de praktijk
(101) De hier bedoelde geregistreerde ondernemingen kunnen op hun belastingaangifte vermelden dat zij voor de brutovennootschapsbelasting in aanmerking wensen te komen. De onderneming kan op het belastingbiljet het voor het aanslagjaar verschuldigde bedrag vermelden door toepassing van het bijzondere tarief van 5 % op de brutowinst in plaats van het normale tarief (33 % volgens de laatste wijziging op de belastingwet) op de nettowinst. Volgens regel XX van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones is de brutowinst aan de hand waarvan de brutovennootschapsbelasting wordt berekend, gelijk aan de netto-inkomsten van het bedrijf binnen de ecozone, na aftrek van een aantal kosten die rechtstreeks verband houden met de productie, inclusief afschrijving, en de financiële lasten die uit de vaste activa voortvloeien.
(102) De belastingaangifte van de aanvrager wordt eerst voorgelegd aan het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones, dat nagaat of de onderneming inderdaad recht heeft op de brutovennootschapsbelasting, waarna de aangifte naar de belastingdienst gaat die de normale belastinginspectie verricht.
(103) Door voor brutovennootschapsbelasting te kiezen is een onderneming automatisch vrijgesteld van de normale vennootschapsbelasting, die in 1998 en 1999 respectievelijk 34 % en 33 % van de nettowinst bedroeg. Bovendien houdt een keuze voor de brutovennootschapsbelasting vrijstelling van alle plaatselijke belastingen in. Deze verschillen per plaats en omvatten onder meer onroerendgoedbelastingen, bedrijfsbelastingen, gemeentebelastingen, vergoedingen voor concessie, enz.
C. Compenserende maatregelen
(104) De brutovennootschapsbelasting is een subsidie in de zin van artikel 2 van de basisverordening: er is een financiële bijdrage van de Filipijnse overheid in de vorm van gederfde vennootschapsbelastingen en plaatselijke belastingen, waardoor de ontvanger een voordeel verkrijgt. Daar uitsluitend ondernemingen voor deze regeling in aanmerking komen die van de Filipijnse overheid machtiging hebben gekregen hun bedrijf in bepaalde gebieden (ecozones) uit te oefenen, wordt deze subsidie beschouwd specifiek te zijn in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening.
D. Berekening van het subsidiebedrag
(105) Het voordeel dat Lu Chu/Pilshin op grond van deze regeling heeft verkregen werd berekend aan de hand van de gegevens over het aanslagjaar 1998, het laatste jaar waarvoor een belastingaangifte beschikbaar was.
(106) Het voordeel voor Lu Chu/Pilshin is het verschil tussen het over 1998 werkelijk betaalde belastingbedrag en het bedrag aan belastingen dat verschuldigd zou zijn als het normale tarief was toegepast. Het normale tarief omvat de nationale vennootschapsbelasting van 34 % en enkele plaatselijke belastingen die normalerwijze worden geheven in het gebied waarin Lu Chu/Pilshin is gevestigd, namelijk gemeenschapsbelasting, onroerendgoedbelasting en gemeentebelasting. Daar deze subsidie gelijk is aan een eenmalige schenking wordt het berekende voordeel verhoogd met de rente over het onderzoektijdvak tegen het gemiddelde commerciële tarief dat in die periode van toepassing was, namelijk 15,1 %. Indien dit bedrag wordt verdeeld over de gehele verkoop in het onderzoektijdvak, komt dit neer op een subsidiebedrag van 0,58 %.
Vrijstelling van invoerrechten op machines, grondstoffen, leveringen en onderdelen (afdelingen 4c en 23 van de wet op de bijzondere economische zones)
Inleiding
(107) Volgens regel XV van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones kunnen machines, grondstoffen, leveringen en onderdelen die een exportonderneming in een exportproductiezone invoert om bij haar productieproces te worden gebruikt op bepaalde voorwaarden van invoerrechten worden vrijgesteld.
(108) Zoals hierboven vermeld maken exportproductiezones geen deel uit van het douanegebied van het land. Het verkeer van en naar de zone is beperkt en staat onder toezicht van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones en de douanedienst.
Vrijstelling bij de invoer van machines
A. Voorwaarden
(109) Deze regeling staat open voor exportondernemingen die in een exportproductiezone zijn gevestigd.
B. Toepassing in de praktijk
(110) Om van de invoerrechten op machines te worden vrijgesteld, moet een in een exportproductiezone gevestigde onderneming een aanvraag voor een invoervergunning indienen bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones. Dit bestuur verleent de vergunning na te hebben vastgesteld dat de machines verband houden met de productie van de onderneming.
C. Compenserende maatregelen
(111) De regeling is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, van de basisverordening, daar zij een financiële bijdrage van de Filipijnse overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten, die een voordeel inhoudt voor de ontvanger. De regeling houdt geen vrijstelling in voor "inputs" die tijdens het productieproces worden verbruikt. Daar de subsidie voorbehouden is aan ondernemingen in bepaalde zones en voorts afhankelijk is van exportprestaties, is zij specifiek in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.
D. Berekening van het subsidiebedrag
(112) Het voordeel voor de producent/exporteur, Lu Chu, is berekend door het bedrag van de onbetaalde douanerechten op de ingevoerde kapitaalgoederen over een periode te verdelen die met de normale afschrijvingstermijn van die goederen in de betrokken tak van industrie overeenstemt. Deze termijn is tien jaar, hetgeen beschouwd wordt als de normale gebruiksduur van dit soort machines in deze sector in de Filipijnen. Het op het onderzoektijdvak betrekking hebbende bedrag dient over de exportverkoop te worden verdeeld. Daar deze subsidies gelijk zijn aan eenmalige giften, werd het volledige voordeel voor de ontvanger berekend door de betrokken bedragen te verhogen met de gemiddelde commerciële rente in het onderzoektijdvak van 15,1 %. Het aldus verkregen bedrag is over de totale export in het onderzoektijdvak verdeeld, wat een subsidiebedrag van 0,05 % opleverde. Daar dit bedrag lager is dan de drempelwaarde van 0,3 % en de Filipijnen een in bijlage VII genoemd land is, werd ervan uitgegaan dat de producent/exporteur overeenkomstig overweging 8 geen voordeel heeft verkregen.
Vrijstelling bij de invoer van grondstoffen
A. Voorwaarden
(113) Deze regeling is beschikbaar voor exportondernemingen die in een exportproductiezone zijn gevestigd.
B. Toepassing in de praktijk
(114) Ondernemingen in een exportproductiezone die voor de vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen in aanmerking wensen te komen, moeten een aanvraag, met gegevens over de afzender, de importeur en de in te voeren goederen, indienen bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones om toestemming te verkrijgen de goederen van de haven van binnenkomst naar de exportproductiezone over te brengen. Ambtenaren van het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones en van het douanekantoor controleren de ingevoerde goederen in de haven van binnenkomst en zien erop toe dat zij naar de exportproductiezone worden verzonden. Het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones houdt per onderneming een dossier bij waarin de ingevoerde goederen worden geregistreerd.
(115) Een vergelijkbare procedure wordt toegepast wanneer ondernemingen hun eindproducten uitvoeren. Zij moeten een uitvoervergunning aanvragen bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones. Ambtenaren van dit bestuur controleren de producten voordat zij de zone verlaten en zien erop toe dat deze in dezelfde staat naar de haven van verzending worden verzonden, waar zij weer worden gecontroleerd door de douanedienst. De uitvoer wordt geregistreerd in het dossier van de onderneming dat door het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones wordt bijgehouden. Wanneer een onderneming een deel van haar productie op de binnenlandse markt wenst te verkopen, moet zij hiervoor toestemming vragen bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones.
(116) Volgens de Filipijnse overheid moeten ondernemingen die goederen op de binnenlandse markt verkopen invoerrechten betalen op de hoeveelheid ingevoerde grondstoffen die daarin is verwerkt en die door het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones en de douanedienst aan de hand van een formule wordt berekend. De Filipijnse overheid kon echter niet aantonen op welke wijze deze formule wordt vastgesteld en toegepast.
(117) Volgens de Filipijnse overheid controleert het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones ook regelmatig de voorraden grondstoffen van de ondernemingen om erop toe te zien dat de goederen binnen zes maanden weer worden uitgevoerd. Indien dit niet gebeurt moeten de ondernemingen de invoerrechten op de niet-wederuitgevoerde grondstoffen betalen. De Filipijnse overheid kon echter niet aantonen dat en op welke wijze deze controle wordt verricht.
C. Compenserende maatregelen
(118) De regeling is kennelijk een subsidie in de zin van artikel 2, lid l, van de basisverordening. De Filipijnse overheid heeft niet kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk een systeem of procedure toepast, op grond waarvan zij kan nagaan dat in de exportproductiezone ingevoerde grondstoffen tijdens de productie van de exportproducten worden verbruikt en in welke hoeveelheden, zoals volgens bijlage II bij de basisverordening is vereist. De Filipijnse overheid kon niet aantonen dat zij inderdaad een formule toepast aan de hand waarvan een verband kan worden gelegd tussen de uitvoer van de eindproducten en de invoer van de grondstoffen. Bovendien kon de Filipijnse overheid niet aantonen dat en op welke wijze zij de voorraden van de ondernemingen controleert.
(119) De regeling is een subsidie daar zij een financiële bijdrage van de Filipijnse overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten en de ontvanger hierdoor een voordeel verkrijgt. Daar slechts ondernemingen in bepaalde gebieden voor de subsidie in aanmerking komen, waarvan de toekenning bovendien afhankelijk is van exportprestaties, is zij een specifieke subsidie in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.
(120) Het door Lu Chu toegepaste productieproces is tamelijk doorzichtig: de enige grondstof die wordt gebruikt is roestvrij stalen walsdraad dat door snijden en fragmenteren verwerkt wordt tot bevestigingsmiddelen, het enige eindproduct dat Lu Chu vervaardigt. Tijdens het onderzoek voerden de Filipijnse overheid en de Commissie een onderzoek uit naar de "inputs" die worden gebruikt, overeenkomstig bijlage II bij de basisverordening. In het onderzoektijdvak heeft Lu Chu alle grondstoffen ingevoerd en alle eindproducten uitgevoerd, dat wil zeggen, deze onderneming heeft op de binnenlandse markt niets aangekocht of verkocht. Tussen de ingevoerde en uitgevoerde hoeveelheden bleken tijdens het onderzoektijdvak geen duidelijke verschillen te bestaan en de voorraden van de onderneming waren aan het einde van het onderzoektijdvak niet abnormaal.
(121) De Commissie is van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal is dat de door Lu Chu in het onderzoektijdvak met vrijstelling van invoerrechten ingevoerde grondstoffen bij de productie van de exportproducten zijn verbruikt. Voorts zijn er geen aanwijzingen, gezien de commerciële opzet en de werking van deze onderneming, dat deze situatie in de komende jaren zal veranderen. De voorlopige conclusie luidt derhalve dat Lu Chu/Pilshin op grond van deze regeling geen subsidie heeft ontvangen.
Vrijstelling bij de invoer van onderdelen en leveringen
A. Voorwaarden
(122) In exportproductiezones gelegen exportondernemingen kunnen van deze regeling gebruikmaken.
B. Toepassing in de praktijk
(123) Om voor vrijstelling van invoerrechten op onderdelen en leveringen in aanmerking te komen, moeten in exportproductiezones gelegen ondernemingen een aanvraag voor een invoervergunning indienen bij het bestuur voor de Filipijnse Economische Zones. De invoervergunning wordt verleend nadat dit bestuur heeft gecontroleerd dat de goederen verband houden met de productie van de onderneming.
C. Compenserende maatregelen
(124) De regeling is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, van de basisverordening, daar zij een financiële bijdrage van de Filipijnse overheid is in de vorm van gederfde invoerrechten en de ontvanger hierdoor een voordeel verkrijgt. Er kon niet worden aangetoond dat de vrijstelling betrekking heeft op "inputs" die tijdens het productieproces worden verbruikt. Daar slechts ondernemingen in bepaalde gebieden voor de subsidie in aanmerking komen, waarvan de toekenning bovendien afhankelijk is van exportprestaties, is zij een specifieke subsidie in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.
D. Berekening van het subsidiebedrag
(125) Het voordeel voor de producent/exporteur werd berekend aan de hand van het bedrag van de onbetaalde douanerechten op de gehele invoer van leveringen en onderdelen. Om het volledige voordeel voor de ontvanger te berekenen werd aan dit bedrag de rente tijdens de onderzoekperiode toegevoegd. Daar de vrijstelling van invoerrechten een voordeel is dat tijdens het onderzoektijdvak regelmatig wordt verkregen, wordt zij gelijkgesteld met een aantal giften tussen de eerste en de laatste dag van het onderzoektijdvak. In dergelijke gevallen wordt er gewoonlijk van uitgegaan dat in het midden van het onderzoektijdvak een gemiddelde gift werd ontvangen. De toe te voegen rente is de gemiddelde commerciële rente van 15,1 % over het gehele bedrag van niet-betaalde rechten over een periode van zes maanden. Het aldus verkregen bedrag werd verdeeld over de gehele uitvoer in het onderzoektijdvak, hetgeen neerkwam op een subsidiebedrag van 3,33 %.
3. Niet-gebruikte subsidieregelingen
(126) De Commissie heeft vastgesteld dat de meewerkende exporteurs tijdens het onderzoektijdvak geen gebruik hebben gemaakt van de andere in de klacht genoemde subsidieregelingen, namelijk:
- andere regelingen in het kader van de wet Bijzondere Economische Zones;
- lagere huur- en bouwtarieven;
- regelingen in het kader van de omnibus-investeringswet. De enige uitzondering was de vrijstelling van invoerrechten en -heffingen op grondstoffen waarvan de onderneming Pilshin gebruik heeft gemaakt. Daar het subsidiebedrag echter lager was dan 0,3 %, en de Filipijnen een in bijlage VII genoemd land zijn, wordt ervan uitgegaan dat geen voordeel werd verkregen als in overweging 8 vermeld.
4. Bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(127) Het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies die door de onderzochte producent/exporteur Lu Chu/Pilshin zijn ontvangen en dat, overeenkomstig het bepaalde in de basisverordening, uitgedrukt wordt in procenten van de waarde van het product, is 3,91 %.
(128) Het niveau van medewerking was tijdens deze procedure zeer hoog. De medewerking verlenende producent/exporteur was goed voor nagenoeg de gehele export in het onderzoektijdvak vanuit de Filipijnen naar de Gemeenschap, zoals blijkt uit een vergelijking van de invoercijfers van Eurostat met de uitvoercijfers die de meewerkende producent/exporteur heeft verstrekt.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
D. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP
1. Producenten in de Gemeenschap
(129) RB's worden in de Gemeenschap door de volgende ondernemingen geproduceerd:
- producenten namens wie de klacht werd ingediend en die medewerking verleenden aan het onderzoek:
- Bulnava srl, Milaan (Italië),
- Inox Viti snc di Cattinori Enrico e Bruno, Grumello Del Monte (Italië),
- Tevi (Trafilerie e Viterie Italiane srl), Ponte Dell'Olio (Italië),
- Torbesa (Tornillería del Besos, SA), Barcelona (Spanje),
- Ugivis SA, Belley (Frankrijk);
- andere producenten die geen klacht hebben ingediend, maar geen bezwaar hebben gemaakt tegen de procedure.
(130) Enkele klagende EG-producenten bleken tijdens het onderzoektijdvak uit verschillende bronnen buiten de Gemeenschap, met inbegrip van de bij deze procedure betrokken landen, RB's te hebben aangekocht. De aangekochte hoeveelheden bleken echter te verwaarlozen in vergelijking met de totale productie (namelijk minder dan 2 %). De Commissie oordeelde derhalve dat deze aankopen in overeenstemming waren met de gebruikelijke handelspraktijken van producenten die, om hun eigen assortiment producten aan te vullen, een beperkte hoeveelheid invoeren.
(131) Gezien het bovenstaande is de productie van al deze ondernemingen de productie van de Gemeenschap in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.
2. Bedrijfstak van de Gemeenschap
(132) Onderzocht werd of de EG-producenten namens wie de klacht was ingediend een groot deel van de totale productie van RB's in de Gemeenschap vertegenwoordigden. Zij bleken in het onderzoektijdvak 70 % van de totale productie in de Gemeenschap te vertegenwoordigen. De Commissie oordeelde derhalve dat de klagende bedrijven de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Zij worden hierna "de bedrijfstak van de Gemeenschap" genoemd.
E. SCHADE
1. Voorafgaande opmerkingen
(133) Bij het onderzoek naar schade moet in gedachten worden gehouden dat op het betrokken product antidumpingmaatregelen van toepassing waren: voorlopige antidumpingmaatregelen werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1732/97 van de Commissie(6) en definitieve antidumpingmaatregelen bij Verordening (EG) nr. 393/98(7). De definitieve maatregelen golden voor RB's van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, de Republiek Korea, Maleisië, Taiwan en Thailand.
(134) Daar bij dit onderzoek bleek dat producenten/exporteurs in Singapore geen gebruik hebben gemaakt van de in de klacht genoemde subsidies en dat de subsidiemarge voor Thailand te verwaarlozen was, is het onderzoek naar schade beperkt tot de gevolgen van de invoer van RB's uit Maleisië en de Filipijnen.
2. Verbruik in de Gemeenschap
(135) Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de antwoorden op de vragenlijsten (door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden), de gegevens van Eurostat (ingevoerde hoeveelheden) en de in de klacht vervatte gegevens (verkoop van de producenten van de Gemeenschap die geen klacht indienden).
(136) Hieruit bleek dat het zichtbare verbruik in de Gemeenschap is toegenomen van 79388 ton in 1996 tot 80080 ton in 1997, waarna het verbruik daalde tot 60977 ton in 1998 en tot 58680 ton in het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een daling van 26 % over de gehele periode. Van 1996 op 1997 is het verbruik dus licht gestegen (met 1 %), waarna het in 1998 sterk daalde (met 24 % ten opzichte van het voorgaande jaar) en in het onderzoektijdvak nog met 4 % terugliep.
(137) Op te merken valt dat de ontwikkeling van het zichtbare verbruik sterk beïnvloed wordt door het gedrag van voorraadhouders in de Gemeenschap, daar deze optreden als tussenpersonen voor alle producenten van RB's, zowel in de Gemeenschap als daarbuiten. De cijfers van het zichtbare verbruik stemmen derhalve overeen met de aankopen van voorraadhouders gedurende de onderzochte periode en niet noodzakelijkerwijs met de aankopen door gebruikers.
(138) Bij de voorgaande antidumpingprocedure werd vastgesteld dat het verbruik in de periode 1994-1995 sterk was gestegen ten gevolge van aankopen door voorraadhouders (van 59900 tot 86500 ton). De sterke daling in de periode 1997-1998 (van 80080 tot 60977 ton, waarna het cijfer in het onderzoektijdvak nog tot 58680 daalde) viel samen met de instelling van bovengenoemde antidumpingmaatregelen en bracht de invoer terug tot op het niveau van 1994. Deze ontwikkeling wijst erop dat de invoer die voor de instelling van de antidumpingmaatregelen plaatsvond veel groter was dan de aankopen door gebruikers.
3. Cumulatie
(139) Onderzocht werd of de gevolgen van de invoer van RB's uit Maleisië en de Filipijnen tezamen moeten worden beoordeeld overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de basisverordening.
(140) De waarde van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies bleek hoger te zijn dan het in artikel 14, lid 5, van de basisverordening vermelde percentage en de hoeveelheden die uit elk van beide landen werd ingevoerd waren niet te verwaarlozen.
(141) Zoals hierboven vermeld, werd eveneens vastgesteld dat de RB's die uit beide betrokken landen werden ingevoerd en de RB's die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden geproduceerd en verkocht in alle opzichten soortgelijke producten waren. In beide landen en in de Gemeenschap worden dezelfde kwaliteitsnormen gehanteerd bij de productie van RB's, gewoonlijk een DIN- of ISO-norm. De onderling verwisselbare RB's werden in dezelfde periode via vergelijkbare verkoopkanalen en op dezelfde commerciële voorwaarden in de Gemeenschap op de markt gebracht. Derhalve werd geoordeeld dat de ingevoerde RB's met elkaar en met de in de Gemeenschap vervaardigde RB's concurreerden.
(142) Gezien het bovenstaande werd geoordeeld dat de invoer uit Maleisië en de Filipijnen voldeed aan alle criteria van artikel 8, lid 4, van de basisverordening: de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiëring was meer dan minimaal, de ingevoerde hoeveelheden waren niet te verwaarlozen, en een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit beide landen werd passend geacht, gezien de voorwaarden waarop de ingevoerde en de soortgelijke in de Gemeenschap vervaardigde RB's met elkaar concurreerden. De invoer uit Maleisië en de Filipijnen werd derhalve cumulatief beoordeeld.
4. Invoervolume en marktaandeel van de gesubsidieerde producten
(143) De invoer in de Gemeenschap van gesubsidieerde RB's uit de bij deze procedure betrokken landen steeg in de onderzochte periode met 16 %, namelijk van 6280 ton in 1996, 7433 ton in 1997 tot 7917 ton in 1998, waarna zij tot 7293 ton daalde in het onderzoektijdvak.
(144) Het marktaandeel van deze producten steeg van 7,9 % in 1996, 9,3 % in 1997 tot 13 % in 1998, terwijl het in het onderzoektijdvak 12,4 % bedroeg, hetgeen neerkomt op een stijging met 4,5 procentpunten over de onderzochte periode, waarbij de sterkste stijging vanaf 1997 plaatsvond.
5. Prijzen van de ingevoerde producten
Prijsontwikkeling
(145) Volgens Eurostat daalden de prijzen van de RB's uit de betrokken landen, in euro per kg, van 2,91 in 1996, 2,75 in 1997 tot 2,73 in 1998, waarna zij in het onderzoektijdvak nog tot 2,58 daalden. De prijzen van de RB's uit de betrokken landen waren in de onderzochte periode voortdurend aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
Prijsonderbieding
(146) De RB's uit de betrokken landen en die welke door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden vervaardigd en in de Gemeenschap verkocht, werden volgens productcontrolenummer (dat wil zeggen op soort) ingedeeld. Voor elke soort heeft de Commissie de maandelijkse gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de exporteurs en van de bedrijfstak van de Gemeenschap, na aftrek van alle kortingen en heffingen, berekend op basis van de verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer en zonodig gecorrigeerd om rekening te houden met verschillen in distributiekanalen. Het verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
(147) Om de prijzen van de RB's uit de betrokken landen met die van de bedrijfstak van de Gemeenschap te kunnen vergelijken, werden de invoerprijzen, overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening, gecorrigeerd door deze te verminderen met de douanerechten (met inbegrip van het antidumpingrecht voor Maleisië), de kosten na invoer (met inbegrip van de kosten van op- en overslag, financiering en vervoer) en van herverpakking. De correcties voor de kosten na invoer en van herverpakking werden gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk die welke bij de vorige antidumpingprocedure door de importeurs waren verstrekt.
(148) Op deze wijze werden voor Maleisië onderbiedingsmarges vastgesteld van 10 % tot 20 % en voor de Filipijnen tot 31 % van de gewogen gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
6. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
Verkochte hoeveelheden en marktaandeel
(149) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de onderzochte periode met 31 % gestegen, namelijk van 14131 ton in 1996 en 18758 ton in 1997 tot 19216 ton in 1998, waarna hij in het onderzoektijdvak tot 18520 ton afnam.
(150) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de onderzochte periode toegenomen van 17,8 % in 1996, 23,4 % in 1997 en 31,5 % in 1998 tot 31,6 % in het onderzoektijdvak. De toename van het marktaandeel kan aan een toename van de verkoop worden toegeschreven, hoewel het verbruik na de instelling van antidumpingrechten is gedaald. Om dezelfde redenen is het marktaandeel van andere belangrijke exportlanden van het betrokken product dan de landen waarop antidumpingrechten van toepassing zijn eveneens toegenomen.
Prijzen
(151) De gewogen gemiddelde verkoopprijs van RB's die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap werden verkocht, daalde in de onderzochte periode met 17 %. De prijzen daalden in 1996 tot 3,65 EUR/kg, in 1997 tot 3,22 EUR/kg, in 1998 tot 3,23 EUR/kg en in het onderzoektijdvak tot 3,02 EUR/kg.
(152) Volgens gegevens die de medewerkende leveranciers van grondstoffen hebben verstrekt, daalde de prijs van de betrokken grondstof in de periode van 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak eveneens, namelijk met 5,6 %, terwijl de prijzen van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde RB's waarin deze grondstof was verwerkt, met 6,3 % daalden. Daar de kosten van de aankoop van de grondstof in het onderzoektijdvak 56,7 % uitmaakten van de volledige kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de productie van het betrokken product, is de conclusie dat de prijzen van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde RB's sterker zijn gedaald dan die van de grondstof. Er was dus sprake van een door de druk op de prijzen veroorzaakte prijsdaling.
Winstgevendheid
(153) De winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap op de verkoop maakte, bedroeg 0,1 % in 1996, 2,3 % in 1997, 1,8 % in 1998 en - 0,8 % in het onderzoektijdvak.
(154) Indien deze dalende tendens blijft voortduren, zullen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap spoedig de marginale kosten benaderen, daar het op een zeer concurrerende en doorzichtige markt niet mogelijk is door een eenzijdige verhoging van de prijzen de winsten te handhaven, zelfs niet ten koste van marktaandeel. Het gewogen gemiddelde verlies van - 0,8 % in het onderzoektijdvak is het slechtste resultaat sinds 1996.
Productie, capaciteit en bezettingsgraad
(155) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de onderzochte periode met 21 % gestegen, namelijk van 15620 in 1996 en 18701 in 1997 tot 20272 in 1998, waarna zij in het onderzoektijdvak tot 18857 daalde.
(156) De capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in dezelfde periode met 22 % gestegen. De voornaamste capaciteitsuitbreiding vond evenwel plaats in 1997, toen de bedrijfstak van de Gemeenschap verwachtte dat zijn verkoop ten gevolge van de instelling van antidumpingrechten zou stijgen. In de periode van 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak is de capaciteit stabiel gebleven.
(157) De bezettingsgraad steeg in de periode 1996-1997 van 60 % tot 62 % en nam in 1998 tot 63 % toe, maar daalde in het onderzoektijdvak tot 59 %.
Voorraden
(158) De voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap stegen in de onderzochte periode met 30 %, namelijk van 3331 ton in 1996 tot 4435 ton aan het einde van het onderzoektijdvak.
Investeringen
(159) De investeringen stegen tussen het begin en het einde van de onderzochte periode met 32 %, namelijk van 1,6 miljoen EUR in 1996 tot 2,1 miljoen EUR in het onderzoektijdvak, maar liepen binnen deze periode sterk uiteen (8,8 miljoen EUR in 1997 en 4,09 miljoen EUR in 1998). In deze sector is een redelijk investeringsniveau noodzakelijk om concurrerend te blijven en om aan de milieunormen te voldoen.
Werkgelegenheid
(160) Het aantal arbeidsplaatsen nam toe van 386 in 1996 tot 453 in het onderzoektijdvak, dus met 17 % over de onderzochte periode. Het aantal arbeidsplaatsen steeg het sterkst in 1997 (tot 438, terwijl dit aantal in het voorafgaande jaar 386 vas) en viel samen met wijzigingen die de structuur van enkele ondernemingen in 1997 onderging en met de uitbreiding van de capaciteit.
Productiviteit
(161) De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, in ton per werknemer, steeg in de onderzochte periode met 10 %. Zij steeg in 1997 in aanzienlijke mate ten opzichte van 1996 (met 8 %), steeg nog in 1998 (met 8 %) en daalde in het onderzoektijdvak weer met 5 % ten opzichte van 1998.
7. Conclusies inzake schade
(162) De conclusie is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de voortdurend toenemende invoer van gesubsidieerde producten uit de betrokken landen, waarvan de prijzen in het onderzoektijdvak aanzienlijk onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap lagen, een aanzienlijke druk op de prijzen ondervond. Als gevolg hiervan was de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in staat zijn prijzen te verhogen of zelfs te handhaven, ondanks het herstel van een echte concurrentie met de producten uit landen waarop antidumpingrechten van toepassing waren.
(163) De financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap ging hierdoor achteruit: In het onderzoektijdvak werd een verlies van gemiddeld 0,8 % gemaakt, welk verlies niet kon worden goedgemaakt, onder meer omdat de betrokken landen in staat waren de prijzen onder druk te blijven zetten.
(164) Na de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen in 1997 is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tot 1998 verbeterd in termen van productie en verkoop. In 1998 en in het onderzoektijdvak trad weer een verslechtering op: het productievolume daalde met 7 %, het verkoopvolume met 3,6 % en de winstgevendheid van 1,8 % tot - 0,8 %. Op grond hiervan is de conclusie van de Commissie in het kader van haar voorlopige bevindingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke schade heeft geleden in de zin van artikel 8, lid 2, van de basisverordening.
F. OORZAAK VAN DE SCHADE
(165) Om conclusies te kunnen trekken over de oorzaak van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, heeft de Commissie de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van die bedrijfstak onderzocht. Een dergelijk onderzoek is noodzakelijk om te voorkomen dat schade die door andere factoren dan de invoer van gesubsidieerde producten is veroorzaakt, aan deze invoer wordt toegeschreven.
1. Gevolgen van de invoer van gesubsidieerde producten
(166) De aanzienlijke prijsonderbieding die in het onderzoektijdvak werd vastgesteld, valt samen met de daling van de prijzen en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De sterke druk op de prijzen die in 1998 en in het onderzoektijdvak door de invoer van gesubsidieerde producten werd uitgeoefend, valt samen met de sterke daling van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waardoor deze in het onderzoektijdvak een verlies van 0,8 % lijdt.
(167) Na de instelling van de hierboven genoemde antidumpingmaatregelen kon de bedrijfstak van de Gemeenschap de productie, de verkoop en de winstgevendheid opvoeren. De stijging van de invoer uit de betrokken landen tussen 1997 en 1998 en de sterke daling van de verkoopprijzen, met name tussen 1998 en het onderzoektijdvak, vielen samen met een achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name wat de winstgevendheid betreft. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon haar vrije capaciteit niet benutten en het kwam evenmin tot een herstel van een daadwerkelijke concurrentie na de instelling van de antidumpingmaatregelen. Door de druk die door de ingevoerde, gesubsidieerde producten werd uitgeoefend, kon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn winstgevendheid niet verbeteren.
(168) De conclusie luidt derhalve dat de daling van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de achteruitgang van de situatie van deze bedrijfstak, met name in termen van financiële verliezen, aan de hier bedoelde invoer kan worden toegeschreven daar deze in het onderzoektijdvak een aanzienlijk niveau bereikte en de prijzen van de ingevoerde producten voortdurend laag waren.
2. Gevolgen van andere factoren
(169) De Commissie heeft onderzocht of de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft ondervonden, door andere factoren dan de invoer van gesubsidieerde producten kon zijn veroorzaakt. De Commissie heeft met name de ontwikkeling van het verbruik, de evolutie en de gevolgen van de invoer uit andere derde landen en de gevolgen van de stijgende grondstoffenprijzen onderzocht.
Verbruik
(170) Onderzocht werd of de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, en met name van de winstgevendheid van deze bedrijfstak, ook kon worden toegeschreven aan de ontwikkeling van het verbruik.
(171) Hoewel het verbruik in het onderzoektijdvak ten opzichte van 1996 sterk is gedaald (met 26 %), is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode toch met 31 % en het marktaandeel met 13,8 procentpunten gestegen. Ondanks deze stijging zijn de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 1996 en het onderzoektijdvak sterk gedaald, waardoor ook de winstgevendheid sterk daalde.
(172) Gezien het bovenstaande is het niet waarschijnlijk dat de daling van de vraag mede de oorzaak is geweest van de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
Invoer uit andere derde landen
(173) Het marktaandeel van RB's uit andere derde landen daalde aanzienlijk, namelijk van 64,8 % in 1996 tot 42,3 % in het onderzoektijdvak.
Singapore
(174) Zoals hierboven vermeld is bij het onderzoek gebleken dat producenten/exporteurs in Singapore geen voordeel hebben verkregen door de in de klacht genoemde subsidies. Hoewel de invoer uit dit land in de onderzochte periode sterk is gestegen (met 167 %), waren de prijzen van RB's uit dit land volgens Eurostat in de onderzochte periode hoger dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De invoer van RB's uit Singapore lijkt derhalve niet wezenlijk te hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.
Thailand
(175) Zoals hierboven vermeld is bij het onderzoek gebleken dat de subsidiemarge voor Thailand te verwaarlozen is. Uit Thailand werden steeds meer RB's ingevoerd, tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Op te merken valt dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van RB's uit Thailand gebaseerd zijn op de dumpingmarges die in het kader van de vorige antidumpingprocedure werden vastgesteld.
(176) De Commissie is daarom van oordeel dat de invoer uit Thailand mede de oorzaak kan zijn van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.
Andere derde landen
(177) Het totale marktaandeel van RB's uit andere derde landen is in de onderzochte periode met 29 procentpunten afgenomen, voornamelijk vanwege de afname van de invoer uit landen waarop antidumpingrechten van toepassing zijn.
(178) De Commissie is daarom van oordeel dat deze invoer niet in die mate heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden dat het oorzakelijk verband tussen de invoer van gesubsidieerde producten en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade hierdoor wordt verbroken.
Grondstoffen
(179) Onderzocht werd of de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden aan een stijging van de grondstoffenprijzen kon worden toegeschreven.
(180) Uit de antwoorden van de grondstofleveranciers op de vragenlijst bleek dat de prijs van de grondstof die bij de vervaardiging van RB's gewoonlijk wordt gebruikt, namelijk roestvrij walsdraad, in de onderzochte periode was gedaald. Ook de prijs van nikkel, de grondstof die bij de vervaardiging van roestvrij walsdraad wordt gebruikt, bleek te zijn gedaald. Er wordt op gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een groot deel van het door hem gebruikte walsdraad had aangekocht bij grondstofleveranciers die aan het onderzoek meewerkten.
(181) Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat de grondstofprijzen niet mede de oorzaak zijn geweest van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.
3. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(182) Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de invoer uit de twee betrokken landen, op zich genomen, de oorzaak is geweest van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.
G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
1. Algemeen
(183) Aan de hand van de voorgelegde informatie heeft de Commissie op voorlopige basis onderzocht of er, ondanks de bevindingen inzake subsidiëring en schade, dwingende redenen waren om te concluderen dat het in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap was om maatregelen in te stellen.
(184) Om de gevolgen van eventuele maatregelen te beoordelen heeft de Commissie alle toeleveranciers en afnemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap die haar op het ogenblik van de inleiding van de procedure bekend waren, vragenlijsten in verband met het belang van de Gemeenschap toegezonden. Ook de bedrijfstak van de Gemeenschap werd gevraagd gegevens te verstrekken in verband met het belang van de Gemeenschap. Slechts zeven grondstofleveranciers, een niet klagende producent in de Gemeenschap en de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben de vragenlijst beantwoord.
2. Toeleveranciers
Situatie van de grondstofleveranciers
(185) De grondstof die bij de vervaardiging van RB's wordt gebruikt, is roestvrij stalen walsdraad. Deze grondstof wordt vervaardigd door de belangrijkste producenten van roestvrij staal in Europa die alle door de bedrijfstak van de Gemeenschap verbruikte grondstoffen leveren.
(186) Er zijn verschillende soorten walsdraad van roestvrij staal dat bij de productie van RB's kan worden gebruikt. Twee soorten worden evenwel het meest gebruikt, zowel door de bedrijfstak van de Gemeenschap als door de producenten in de betrokken landen, namelijk austenitisch staal type A2 (AISI 304) en A4 (AISI 316). Deze staalsoorten worden hoofdzakelijk gebruikt vanwege hun hitte- en roestbestendigheid en sterkte.
(187) Uit de gegevens die de meewerkende grondstofleveranciers hadden verstrekt, bleek dat zij in het onderzoektijdvak 14520 personen in dienst hadden, waarvan ongeveer 625 zich specifiek met de vervaardiging van de betrokken grondstof bezighielden. Hun totale omzet in het onderzoektijdvak bedroeg 3,3 miljard EUR, waarvan 135 miljoen EUR betrekking had op de betrokken grondstof. Hun omzet was in het onderzoektijdvak met 20 % gedaald ten opzichte van 1996. De verkoop van de betrokken grondstof in de Gemeenschap was in dezelfde periode met 2,6 % gedaald, namelijk van 103,2 miljoen EUR in 1996 tot 100,6 miljoen EUR in het onderzoektijdvak.
(188) Het gemiddelde gemiddelde verlies op de verkoop van de betrokken grondstof in de Gemeenschap bedroeg in het onderzoektijdvak 6,9 %.
Gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen
(189) Hoewel de grondstofproducenten de betrokken grondstof ook exporteren en zich in theorie op de export kunnen gaan toeleggen, zal een sterke daling van de verkoop in de Gemeenschap, waar zij 77,5 % van de betrokken grondstof verkopen, waarschijnlijk grote gevolgen voor hen hebben. Bovendien zijn sommige markten buiten de Gemeenschap zeer beschermd.
(190) Rekening houdend met het feit dat de totale productie van de betrokken grondstof in de Gemeenschap goed is voor meer dan een te verwaarlozen deel van de totale omzet en werkgelegenheid van de betrokken ondernemingen en dat de totale omzet van deze ondernemingen in de onderzochte periode is gedaald, kan ervan worden uitgegaan dat de verkoop van deze ondernemingen, alsmede de winstgevendheid, die in het onderzoektijdvak negatief was, door het nemen van maatregelen zullen stijgen.
(191) Zouden daarentegen geen maatregelen worden genomen, dan zal het moeilijk zijn de dalende tendens ongedaan te maken die de omzet van de ondernemingen vertoont, daar de verkoop van de betrokken grondstof dan waarschijnlijk zal dalen. Daarnaast zullen ook arbeidsplaatsen verloren gaan, indien de bedrijfstak van de Gemeenschap kleinere hoeveelheden van de betrokken grondstof afneemt.
3. De bedrijfstak van de Gemeenschap
Aard en structuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(192) De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat uit kleine en middelgrote ondernemingen die gevestigd zijn in Frankrijk, Spanje en Italië. De productie is kapitaalintensief en sterk geautomatiseerd. RB's zijn afgewerkte producten die geen verdere bewerkingen ondergaan en die hoofdzakelijk worden gebruikt door fabrikanten die RB's in velerlei eindproducten verwerken.
(193) Het assortiment RB's is sterk gestandaardiseerd en zowel de bedrijfstak van de Gemeenschap als de exporteurs in de betrokken landen vervaardigen RB's volgens overeengekomen normen (DIN- of ISO-normen). Gezien deze hoge mate van standaardisering en de onderhandelingspositie van de grote voorraadhouders in de Gemeenschap, die zowel importeurs zijn van RB's uit derde landen als belangrijke kopers van in de Gemeenschap vervaardigde RB's, zijn de prijzen van RB's, en vooral van de meest voorkomende soorten RB's, zeer gevoelig voor dumping en subsidiëring.
Gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap
(194) Daar de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden, uit een door prijsonderbieding veroorzaakte sterke prijsdaling bestond, waardoor de winstgevendheid was gedaald, wordt verwacht dat de verkoop van RB's door deze bedrijfstak, na het instellen van compenserende rechten, zal stijgen en, wat nog belangrijker is, dat ook de prijzen van RB's in de Gemeenschap zullen stijgen. Door deze prijsstijging kan de bedrijfstak van de Gemeenschap weer een aanvaardbaar winstniveau bereiken, waardoor deze kan blijven voortbestaan en de nodige investeringen kan doen.
(195) Indien geen maatregelen worden genomen, dan is het waarschijnlijk dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich negatief zal blijven ontwikkelen en dat op langere termijn ten minste enkele bedrijven moeten worden gesloten. De bedrijfstak van de Gemeenschap wordt momenteel gekenmerkt door een lage benutting van de productiecapaciteit en een negatieve financiële situatie. Dit zal in de toekomst waarschijnlijk ook leiden tot een verlies aan arbeidsplaatsen.
(196) Daar uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap structureel levensvatbaar is, wordt verwacht dat de maatregelen de bedrijfstak in de gelegenheid zullen stellen de geleden schade te boven te komen. Naar verwachting zullen verkoopvolume en prijzen in de Gemeenschap stijgen, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap weer winstgevend kan worden. Derhalve wordt geoordeeld dat het in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap is dat maatregelen worden genomen.
4. Importeurs en handelaren
(197) Kenmerkend voor de distributie van RB's in de Gemeenschap is dat een groot aantal importeurs/handelaren ruime voorraden van het betrokken product aanhoudt. Over het algemeen treden de importeurs/handelaren op als tussenpersonen tussen de producenten (in en buiten de Gemeenschap) en de gebruikers, waardoor de prijzen van RB's sterk afhankelijk zijn van hun gedrag op de markt. De bedrijfstak van de Gemeenschap bleek nog steeds voor een groot deel van zijn verkoop afhankelijk te zijn van het gevestigde distributienetwerk van importeurs/handelaars.
(198) Geen enkele betrokken importeur/handelaar heeft de vragenlijst van de Commissie over het belang van de Gemeenschap beantwoord. De Commissie heeft haar analyse daarom op de beschikbare gegevens gebaseerd en op de met bewijsmateriaal gesteunde argumenten van enkele betrokken importeurs/handelaars.
(199) Bij het vorige antidumpingonderzoek is gebleken dat importeurs/handelaars het aanbod, en dus de prijzen, konden beïnvloeden, omdat zij de met dumping ingevoerde producten vóór het instellen van de rechten hadden kunnen kopen en zij een sterke onderhandelingspositie hadden ten opzichte van de producenten in derde landen en de Gemeenschap. Dit bleek ook bij het onderhavige onderzoek, daar uit de gegevens die een grote importeur/handelaar heeft verstrekt, bleek dat zijn voorraden in 1996 waren afgenomen, in 1997 waren toegenomen (het voorlopige antidumpingrecht werd op 4 september 1997 vastgesteld) en in 1998 waren afgenomen (het definitieve antidumpingrecht werd op 16 februari 1998 vastgesteld).
(200) Een importeur stelde dat de compenserende rechten tot gevolg zullen hebben dat de markt van de Gemeenschap niet meer toegankelijk zal zijn voor de traditionele leveranciers in het Verre Oosten. Daar de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in staat zou zijn aan de gehele vraag naar RB's in de Gemeenschap te voldoen, zouden de importeurs/handelaars die voorraden aanhouden veel economische schade lijden.
(201) Wat de toegang tot de markt van de Gemeenschap betreft, wordt opgemerkt dat de exportlanden die aan antidumpingrechten onderworpen zijn, in het algemeen naar de Gemeenschap zijn blijven uitvoeren, ook na de instelling van de rechten. Voorts wordt het betrokken product geleverd door een aantal andere landen waarop geen maatregelen van toepassing zijn en die in het onderzoektijdvak goed waren voor ongeveer 19 % van het verbruik in de Gemeenschap (exclusief Maleisië en de Filipijnen).
(202) De Commissie heeft ook de gevolgen van eventuele compenserende maatregelen voor de economische situatie van importeurs/handelaars onderzocht, rekening houdend met de maatregelen die in het kader van vorige antidumpingprocedures werden vastgesteld. Geen enkele importeur/handelaar heeft in het kader van deze procedure de vragenlijst ingevuld, hetgeen erop zou kunnen wijzen dat zij geen ernstige gevolgen ondervinden van de antidumpingmaatregelen die in 1998 werden vastgesteld.
(203) Wat de gevolgen van een eventueel compenserend recht voor de situatie van importeurs/handelaars betreft, moet ook worden bedacht dat deze in een groot aantal producten handelen. Bij het vorige antidumpingonderzoek bleek dat het betrokken product goed was voor ongeveer 30 % van de omzet van de importeurs/handelaars.
(204) Naar verwachting zullen de prijzen van RB's stijgen indien compenserende maatregelen worden genomen. Hoewel de prijzen van de ingevoerde RB's naar alle waarschijnlijkheid zullen stijgen met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van het recht, is het mogelijk dat de prijzen van de in de Gemeenschap gemaakte RB's niet in dezelfde mate zullen stijgen. Deze prijsstijging zal wellicht ongunstig zijn voor importeurs en handelaars omdat hun winstmarges hierdoor kleiner kunnen worden. De importeurs, die grotendeels ook als handelaar optreden, kunnen echter grotere hoeveelheden bij de bedrijfstak van de Gemeenschap aankopen en op deze wijze grotere kortingen verkrijgen. Bij het onderzoek is gebleken dat de importeurs/handelaars, na de instelling van antidumpingmaatregelen in het kader van de vorige procedure, grotere hoeveelheden RB's bij de bedrijfstak van de Gemeenschap hebben aangekocht.
(205) Gezien het bovenstaande wordt geoordeeld dat het onwaarschijnlijk is dat eventuele maatregelen de situatie van importeurs/handelaars op significante wijze ongunstig zullen beïnvloeden.
5. Verwerkende bedrijven
Aard en structuur van de verwerkende bedrijven
(206) Op de eerste plaats dient te worden vermeld dat geen enkel bedrijf dat het betrokken product verwerkt, aan deze procedure medewerking heeft verleend. Voorts hebben de verwerkende bedrijven niet laten weten dat de uiteenzetting die in het kader van de vorige antidumpingprocedure over de invoer van RB's werd gegeven, niet correct was wat de gevolgen van de maatregelen voor de verwerkende bedrijven betrof.
(207) Op de tweede plaats bleek tijdens het onderzoek dat RB's voor een groot deel via importeurs/handelaars die als voorraadhouders optreden aan de verwerkende bedrijven worden verkocht.
(208) Op de derde plaats kennen RB's een groot aantal toepassingsmogelijkheden: zij worden gebruikt in de levensmiddelenindustrie, de horeca, de farmaceutische industrie, de scheepsbouw en de bouwnijverheid, de chemische en petrochemische industrie en in de milieu- en de vervoersector; zij worden ingebouwd in medische apparatuur, huishoudapparaten (witgoed) en auto's. Gezien het soort bedrijven dat RB's gebruikt, kan worden geconcludeerd dat de kosten van RB's slechts een zeer klein deel uitmaken van de totale kosten van de eindproducten. Het is niet waarschijnlijk dat eventuele compenserende maatregelen ten aanzien van RB's uit de betrokken landen de kosten van het eindproduct voor de eindgebruiker duidelijk zullen doen toenemen.
Gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen
(209) Gezien het gebrek aan medewerking van de zijde van de verwerkende bedrijven bij dit onderzoek en gezien de distributiekanalen en het soort verwerkende bedrijven, kan worden geconcludeerd dat een eventueel compenserend recht waarschijnlijk zeer geringe gevolgen zal hebben voor de verwerkende bedrijven, daar de prijzen van RB's slechts een klein deel uitmaken van de productiekosten van het eindproduct.
(210) Voorts is het onwaarschijnlijk dat er, na het instellen van compenserende rechten, een tekort aan RB's op de markt zal ontstaan, daar het product uit andere bronnen kan worden geleverd die niet aan maatregelen zijn onderworpen, waaronder de bedrijfstak van de Gemeenschap.
6. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap
(211) Uit het onderzoek is gebleken dat compenserende maatregelen waarschijnlijk tot een stijging van de prijzen en de omzet, en daardoor ook van de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zullen leiden, hetgeen gunstige gevolgen zal hebben voor de concurrentievoorwaarden op de markt van de Gemeenschap. Naar verwachting zullen ook de grondstofleveranciers gebaat zijn bij compenserende rechten.
(212) Hoewel de importeurs/handelaars wellicht enig nadeel ondervinden van de waarschijnlijke prijsstijging, zal dit voor een deel kunnen worden opgevangen door het verminderen van de marges of het verhogen van de prijzen bij verkoop aan de verwerkende industrie. De verwerkende bedrijven zullen op hun beurt weinig ernstige gevolgen ondervinden van een dergelijke prijsstijging daar de prijzen van RB's slechts een klein deel uitmaken van de productiekosten van de eindproducten.
(213) Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat er in dit geval geen dwingende redenen zijn geen maatregelen te nemen. Het zou daarom niet strijdig zijn met het belang van de Gemeenschap om compenserende rechten in te stellen.
H. VOORLOPIGE MAATREGELEN
(214) Gezien de conclusies ten aanzien van subsidiëring, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap is de Commissie van oordeel dat voorlopige compenserende maatregelen moeten worden genomen.
1. Schade-eliminatieniveau
(215) Bij de berekening van het recht heeft de Commissie rekening gehouden met de vastgestelde subsidiemarges en de schademarge, dat wil zeggen de prijsverhoging die nodig is om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verdere schade lijdt.
(216) Om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verdere schade lijdt, is het volgens de Commissie noodzakelijk dat de prijzen van het betrokken product uit de betrokken landen op een niveau worden gebracht waarbij deze bedrijfstak geen schade meer lijdt.
(217) Om deze noodzakelijke prijsverhoging, met andere woorden de schademarge, te berekenen, heeft de Commissie de prijzen van de ingevoerde, gesubsidieerde producten vergeleken met de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, vermeerderd met de winstmarge die deze bedrijfstak zou kunnen behalen, indien uit de betrokken landen geen gesubsidieerde producten werden ingevoerd.
(218) Te dien einde werden de gewogen gemiddelde exportprijzen van de producten die voor de vaststelling van de prijsonderbieding waren gebruikt en die op het niveau cif grens Gemeenschap waren gebracht, gecorrigeerd voor de douanerechten en de kosten na invoer en herverpakking, vergeleken met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zo nodig verhoogd met een redelijke winst op de omzet, vóór belastingen, die in dit geval op 5 % werd gesteld. Deze winst is het minimum dat de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting had kunnen maken indien geen schadeveroorzakende invoer van gesubsidieerde producten had plaatsgevonden. Bij het vorige antidumpingonderzoek betreffende de invoer van hetzelfde product uit de Volksrepubliek China, India, de Republiek Korea, Maleisië, Taiwan en Thailand werd dezelfde winstmarge aangehouden.
(219) Op deze wijze werden voor beide landen aanzienlijke schade-eliminatieniveaus vastgesteld.
2. Voorlopige maatregelen
(220) Gezien de grote verscheidenheid aan productsoorten lijkt een ad-valoremrecht de meest passende maatregel. In artikel 12, lid 1, van de basisverordening is bepaald dat het recht in overeenstemming dient te zijn met de subsidiemarge, tenzij de schademarge lager is.
(221) De RB's van beide producenten/exporteurs in Maleisië zijn momenteel aan antidumpingrechten onderworpen, respectievelijk van 7,0 % en 5,7 %. Bij het vaststellen van het recht in het kader van deze procedure dient daarom rekening te worden gehouden met het gehele percentage van de binnenlandse subsidies plus het exportsubsidiepercentage dat het bestaande antidumpingrecht overschrijdt. Zoals in onderstaande tabel aangegeven, dient voor een Maleisische producent/exporteur, naast het bestaande antidumpingrecht, een voorlopig compenserend recht van 4,5 % te worden ingesteld. Voor de tweede producent/exporteur dient het compenserende recht nihil te zijn daar het bestaande antidumpingrecht hoger is dan het subsidiepercentage.
(222) Daar de ondernemingen die aan de procedure medewerkten goed waren voor nagenoeg de gehele invoer uit dit land, dient het residuele recht gelijk te zijn aan het hoogste percentage dat voor medewerkende ondernemingen was vastgesteld. Het residuele compenserende recht dient dus 4,5 % te zijn, naast het bestaande residuele antidumpingrecht van 7,0 %.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(223) De volgende rechten dienen daarom te worden toegepast op de meewerkende Maleisische producenten:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(224) Het volgende recht dient te worden toegepast op de meewerkende Filipijnse producent:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(225) Om te voorkomen dat het niet verlenen van medewerking wordt beloond, werd het dienstig geacht voor de niet-medewerkende ondernemingen een recht vast te stellen dat gelijk is aan het hoogste recht dat voor een medewerkende producent/exporteur werd vastgesteld, namelijk 4,5 % voor Maleisië en 3,9 % voor de Filipijnen.
(226) De in deze verordening genoemde individuele compenserende rechten per onderneming werden vastgesteld op grond van de voorlopige bevindingen in het kader van dit onderzoek. Zij stemmen daarom overeen met de situatie die tijdens dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat op "alle andere ondernemingen" in een bepaald land van toepassing is) zijn dus uitsluitend van toepassing op RB's uit het betrokken land die door genoemde ondernemingen, dat wil zeggen genoemde rechtspersonen, zijn geproduceerd. Producten die zijn vervaardigd door een onderneming die niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening is genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met wel specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Voor deze geldt het recht dat op "alle andere ondernemingen" van toepassing is.
(227) Aanvragen om voor een individueel compenserend recht per onderneming in aanmerking te komen (bijvoorbeeld na de naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopeenheden) dienen zo spoedig mogelijk aan de Commissie(8) te worden gericht en dienen alle relevante gegevens te bevatten, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die met de productie verband houden, over de binnenlandse verkoop en de export die bijvoorbeeld met die naamswijziging of de wijziging in de productie- of verkoopeenheden verband houden. De Commissie zal, na raadpleging van het raadgevend comité, de verordening zo nodig wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.
I. SLOTBEPALING
(228) In het belang van een goed bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de betrokkenen die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben aangemeld, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden vermeld dat alle in deze verordening omschreven bevindingen in verband met de instelling van rechten voorlopig zijn en in het kader van een eventueel in te stellen definitief recht herzien kunnen worden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel l
1. Er wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld op de invoer van roestvrij stalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan die zijn ingedeeld onder de GN-codes 73181210, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 73181570 en 7318 16 30 en die van oorsprong zijn uit Maleisië en de Filipijnen.
2. Deze rechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
4. De in lid 1 bedoelde producten kunnen in de Gemeenschap eerst in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.
Artikel 2
Belanghebbenden die zich hebben aangemeld binnen de in het bericht van inleiding van dit onderzoek vermelde termijn kunnen schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord binnen de termijn die is vastgesteld bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2026/97.
Ingevolge artikel 31, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2026/97 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 1 is vier maanden geldig.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 maart 2000.
Voor de Commissie
Pascal Lamy
Lid van de Commissie
(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.
(2) PB C 181 van 26.6.1999, blz. 29.
(3) PB L 50 van 20.2.1998, blz. 1.
(4) PB C 125 van 6.5.1999, blz. 12.
(5) Deze criteria zijn de volgende: 1) GN-code; 2) gebruikte grondstofsoort; 3) DIN-nummer, d.w.z. het codenummer waaronder het product in de DIN-nomenclatuur is ingedeeld; 4) diameter in mm; 5) lengte in mm.
(6) PB L 243 van 5.9.1997, blz. 17.
(7) Zie voetnoot 3.
(8) Europese Commissie Directoraat-generaal Handel
Directoraat E
DM 24 - 5/77
Wetstraat 200 B - 1049 Brussel .