Verordening (EG) nr. 837/2000 van de Commissie van 19 april 2000 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen uit India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea
Verordening (EG) nr. 837/2000 van de Commissie van 19 april 2000 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen uit India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea
Verordening (EG) nr. 837/2000 van de Commissie
van 19 april 2000
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen uit India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98(2), inzonderheid op artikel 7,
Na overleg in het kader van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
(1) Op 29 juli 1999 kondigde de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) (hierna "het bericht van inleiding van de procedure" genoemd) de inleiding aan van een antidumpingprocedure in verband met de invoer van bepaalde kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen uit India, Litouwen, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea. Een ander bericht dat de productomschrijving verduidelijkte, werd op 20 oktober 1999 gepubliceerd(4) (zie overweging 7 hieronder).
(2) De procedure werd ingeleid na een klacht die was ingediend in juni 1999 door de "Task force against Unfair Business in Europe" (TUBE) namens de enige producent in de Gemeenschap die niet met exporteurs/producenten in de bovenvermelde landen verbonden was; de klacht bevatte toereikende aanwijzingen van dumping en van de hieruit voortvloeiende aanmerkelijke schade om de inleiding van een antidumpingprocedure te rechtvaardigen.
(3) De Commissie bracht de producent van de Gemeenschap die de klagende partij vormt, de betrokken exporteurs/producenten en importeurs, de autoriteiten van de exporterende landen en de Associatieraad EG-Litouwen officieel op de hoogte van de inleiding van de procedure. Belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding van de procedure vastgestelde termijn hun standpunten schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. De Litouwse autoriteiten en een aantal exporteurs/producenten maakten hun standpunten schriftelijk bekend. Alle partijen die er binnen de vastgestelde termijnen om verzochten, werden gehoord.
(4) Om elke exporteur/producent in de Volksrepubliek China die dit wenste in de gelegenheid te stellen een verzoek om erkend te worden als producent die op marktvoorwaarden opereert of een verzoek om afzonderlijke behandeling in te dienen, stuurde de Commissie de Chinese exporteur/producent waarvan de betrokkenheid bekend was en de vertegenwoordigers van dat land de desbetreffende formulieren.
(5) De Commissie stuurde alle betrokken partijen vragenlijsten. Zij ontving antwoorden van de enige producent van de Gemeenschap die de klagende partij vormt, één producent van de Gemeenschap die met een exporteur/producent verbonden is, vier exporteurs/producenten in de betrokken landen, twee verbonden exporteurs/distributeurs en twee importeurs in de Gemeenschap die ook het betrokken product verwerkten. De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor haar voorlopige vaststellingen m.b.t. dumping, schade en het belang van de Gemeenschap noodzakelijk achtte en verrichtte verificaties ten kantore van de volgende bedrijven:
A) Producent in de Gemeenschap en verbonden bedrijven:
- Philips Components BV, Eindhoven, Nederland
- Philips Components GmbH, Hamburg, Duitsland
- Philips Components Miniwatt SA, Barcelona, Spanje
- Philips Iberica SA, Barcelona, Spanje
- Philips SpA, Monza, Italië.
B) Exporteurs/producenten in de betrokken landen
a) Litouwen
- AB Ekranas, Panevezys
Met de exporteur/producent verbonden distributeur
- Farimex AS, Genève, Zwitserland;
b) Maleisië
- Chunghwa Picture Tubes (M) SDN.BHD, Shah Alam, Selangor Darul Ehsan
- Samsung Electron Devices (M) SDN.BHD, Negeri Sembilan Darul Khusus.
(6) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 1999 (hierna het "OT" (onderzoektijdvak) genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen in verband met de schade had betrekking op de periode van 1 januari 1995 tot 30 juni 1999 (hierna "de onderzochte periode" genoemd).
B. PRODUCT
1. Onderzocht product
(7) Het betreft kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen waarvan de diagonaal van het beeldscherm (met andere woorden het zichtbare gebied van de beeldbuis, gemeten in rechte lijn) meer bedraagt dan 33 cm maar niet meer dan 38 cm, waarvan de verhouding breedte/hoogte van het scherm kleiner is dan 1,5 en de steekafstand (met andere woorden de afstand tussen twee lijnen van dezelfde kleur in het centrum van het scherm) minstens 0,4 mm bedraagt, die momenteel worden ingedeeld onder GN-code ex85401111. Na inleiding van het onderzoek werd de productomschrijving die oorspronkelijk in het bericht van inleiding van de procedure was opgenomen, door de klagende partij verduidelijkt en de bovenvermelde herziene omschrijving werd gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen op 20 oktober 1999 (zie voetnoot 4).
(8) De onderzochte producten worden gewoonlijk 14 inch-beeldbuizen voor kleurentelevisietoestellen (35,6 cm) ("14 inch-buizen") genoemd en onder die benaming verkocht. Zij worden gewoonlijk op de markt gebracht in de vorm van volledig afgewerkte en afgestelde buizen en dat geldt ook voor de producent van de Gemeenschap die de klacht indiende. Sommige exporteurs/producenten verkochten evenwel 14 inch-buizen die nog niet volledig afgewerkt of afgesteld waren, m.a.w. buizen waaraan één of meer onderdelen ontbraken of die nog een verdere behandeling moesten ondergaan. In deze gevallen worden de 14 inch-buizen "niet volledig afgewerkte" buizen genoemd (wanneer bepaalde onderdelen ontbreken) of "niet volledig afgestelde" buizen (wanneer nog een afstelling noodzakelijk is). Uit het onderzoek is gebleken dat deze buizen fysisch en technisch reeds alle essentiële hoedanigheden vertonen van een volledig afgewerkte en afgestelde 14 inch-buis. Derhalve worden deze buizen en volledig afgewerkte en afgestelde 14 inch-buizen als één en hetzelfde product beschouwd.
(9) Bovendien werden de hierboven omschreven 14 inch-buizen door sommige exporteurs/producenten op de markt verkocht ondanks bepaalde kwaliteitsgebreken. Deze 14 inch-buizen van lagere kwaliteit (gewoonlijk buizen van "B-kwaliteit", "tweede kwaliteit" of "derde kwaliteit" genoemd) worden meestal in computerspelletjes en gokautomaten en niet in televisietoestellen gebruikt. Hoewel zij van een lagere kwaliteit kunnen zijn dan een volledig afgewerkte en afgestelde 14 inch-buis van standaardkwaliteit, zijn de fundamentele fysische en technische hoedanigheden van deze buizen toch dezelfde. Bijgevolg worden deze 14 inch-buizen van lagere kwaliteit en de hierboven omschreven volledig afgewerkte en afgestelde 14 inch-buizen van standaardkwaliteit als één en hetzelfde product beschouwd.
2. Soortgelijk product
(10) De Commissie stelde vast dat er geen verschil was tussen de fundamentele fysische en technische eigenschappen en toepassingen van enerzijds de 14 inch-buizen die naar de Gemeenschap uit de betrokken landen worden uitgevoerd en anderzijds de buizen die in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en verkocht (zoals hieronder in overweging 40 omschreven). Zij stelde ook vast dat er geen verschil was tussen de 14 inch-buizen die op de markt van Litouwen en van Maleisië(5) worden verkocht en die welke uit de betrokken landen naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. Derhalve concludeerde zij dat beide soorten 14 inch-buizen, namelijk die welke door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap worden verkocht en die welke op de binnenlandse markt van Litouwen en van Maleisië worden verkocht, vergeleken met de 14 inchbuizen die uit de onderzochte landen naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, soortgelijk zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna de "basisverordening" genoemd).
C. DUMPING
1. Maleisië
1.1. Normale waarde
(11) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie in de eerste plaats of toereikende hoeveelheden van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers waren verkocht.
Eén bedrijf verkocht op de binnenlandse markt volledig afgewerkte en afgestelde 14 inch-buizen, niet volledig afgestelde buizen en niet volledig afgewerkte buizen die alle tot één en dezelfde categorie van het betrokken product behoren (zie overweging 8). Omdat de uitvoer van dit bedrijf naar de Gemeenschap evenwel beperkt was tot volledig afgewerkte en afgestelde buizen, werden alleen deze buizen in aanmerking genomen voor de berekening van de normale waarde.
Het andere bedrijf verkocht op de binnenlandse markt zowel niet volledig afgewerkte, als volledig afgewerkte en afgestelde buizen, maar voerde uitsluitend volledig afgewerkte en afgestelde buizen uit. De niet volledig afgewerkte buizen werden bij de berekening van de normale waarde niet in aanmerking genomen omdat zij niet naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Sommige van de volledig afgewerkte en afgestelde buizen waren van lagere kwaliteit en werden uitgevoerd om in computerspelletjes en gokautomaten, en niet in televisietoestellen, gebruikt te worden (zie overweging 9). Omdat van deze buizen van lagere kwaliteit geen grote hoeveelheden werden uitgevoerd en deze producten op de binnenlandse markt in beperkte hoeveelheden en bovendien niet in het kader van normale handelstransacties werden verkocht, hield de Commissie bij de berekening van de normale waarde ook met deze buizen geen rekening.
(12) Op basis van deze aanpak werd vastgesteld dat de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden van de volledig afgewerkte en afgestelde buizen voor de beide exporteurs/producenten meer dan 5 % vertegenwoordigden van de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheden van het soortgelijk product en dat de binnenlandse verkoop in zijn geheel winstgevend was. Derhalve werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen representatief was en had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties en derhalve werd van deze verkoop gebruikgemaakt voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.
1.2. Uitvoerprijs
(13) Zoals hierboven werd uiteengezet, werd uitsluitend de verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen van standaardkwaliteit (met buizen van lagere kwaliteit werd dus geen rekening gehouden) in aanmerking genomen voor de vaststelling van de uitvoerprijs. Omdat beide exporteurs/producenten uitsluitend volledig afgewerkte en afgestelde buizen naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd en aan onafhankelijke afnemers hadden verkocht, werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de voor het betrokken product bij uitvoer naar de Gemeenschap werkelijk betaalde of te betalen prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.
1.3. Vergelijking
(14) De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken in het af fabriekstadium. Opdat de vergelijking billijk zou zijn, werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloedden overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening. Derhalve werden, in de gevallen waarin dat nodig en gerechtvaardigd was, correcties toegepast voor verschillen in de volgende kosten: kortingen en rabatten, vervoer, verzekering, lossen, laden, overladen en nevenkosten, verpakking, krediet, kosten na verkoop en commissielonen.
1.4. Dumpingmarge
(15) De dumpingmarge werd vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. Deze vergelijking bracht dumping aan het licht waarbij de dumpingmarge gelijk was aan het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschreed. Uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs, cif grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen de voorlopige dumpingmarges:
- Samsung Electron Devices (M) SDN.BHD: 1,9 %
- Chunghwa Picture Tubes (M) SDN.BHD: 5,2 %.
Omdat deze twee Maleisische producenten bijna de volledige uitvoer van het betrokken product uit Maleisië naar de Gemeenschap voor hun rekening namen, werd de voorlopige residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de hoogste van deze twee dumpingmarges, dus 5,2 %.
2. India
2.1. Medewerking
(16) In de klacht werden twee bedrijven als producenten van het betrokken product opgevoerd, hoewel voor één bedrijf geen uitvoer naar de Gemeenschap bekend was. Dit bedrijf meldde zich en bevestigde dat het het betrokken product tijdens het OT niet naar de Gemeenschap had uitgevoerd. Het andere bedrijf verzocht eerst om een verlenging van de termijn voor het samenbrengen van de antwoorden op de vragen in de vragenlijst (hetgeen werd toegestaan), maar legde toch geen antwoorden voor. Bijgevolg werd dit bedrijf medegedeeld dat het beschouwd zou worden als een bedrijf dat geen medewerking verleende.
Uit India werden tijdens het OT zeer grote hoeveelheden buizen van GN-code 85401111 uitgevoerd en uit het bewijsmateriaal (antwoorden van de importeurs op de vragen in de vragenlijsten) bleek dat 14 inch-buizen wel degelijk uit dat land in de Gemeenschap waren ingevoerd. Omdat het overduidelijk was dat geen medewerking werd verleend, werden de bevindingen in verband met India gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.
2.2. Normale waarde
(17) Om geen beloning toe te kennen voor het feit dat geen medewerking werd verleend, en bij gebrek aan een betere basis, werd de normale waarde vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de hoogste normale waarden die werden vastgesteld bij representatieve transacties op de Maleisische markt met betrekking tot volledig afgewerkte en afgestelde buizen.
2.3. Uitvoerprijs
(18) De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van gegevens met betrekking tot de werkelijke prijzen welke de importeurs die hadden verklaard dat zij het betrokken product tijdens het OT uit India in de Gemeenschap hadden ingevoerd, in hun antwoorden op de vragen van de vragenlijst verstrekten.
2.4. Vergelijking
(19) De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af-fabriek, in hetzelfde handelsstadium en op basis van de beschikbare gegevens. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen in de volgende kosten: kortingen en rabatten, vervoer, verzekering, laden, lossen, overladen en nevenkosten, verpakking, krediet, kosten na verkoop en commissielonen.
2.5. Dumpingmarge
(20) De vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs bracht dumping aan het licht. Uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs, cif grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt de voorlopige dumpingmarge:
- Alle bedrijven: 21,2 %.
3. Republiek Korea
3.1. Medewerking
(21) Alle drie in de klacht genoemde bedrijven kwamen na de inleiding van de procedure met argumenten. Twee bedrijven verklaarden dat zij, hetzij het betrokken product tijdens het OT niet hadden vervaardigd, hetzij het niet naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd, en ook in de toekomst niet voornemens waren dit te doen. Het derde bedrijf deelde mede dat het tijdens het OT beperkte hoeveelheden van het betrokken product naar de Gemeenschap had uitgevoerd, maar niet voornemens was dit in de toekomst nog te doen omdat het de vervaardiging van het betrokken product in de nabije toekomst zou stopzetten. Om deze redenen werd geen van de bovenvermelde bedrijven bereid gevonden de vragenlijst te beantwoorden.
Tijdens het OT werden aanmerkelijke hoeveelheden 14 inch-buizen van GN-code 85401111 uit de Republiek Korea uitgevoerd en aan de hand van bepaalde gegevens (door importeurs ingevulde vragenlijsten) werd bevestigd dat inderdaad 14 inchbuizen uit dat land in de Gemeenschap waren ingevoerd. Omdat duidelijk was bewezen dat de bedrijven niet aan het onderzoek wensten mede te werken, werden de bevindingen met betrekking tot de Republiek Korea gebaseerd op beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.
3.2. Normale waarde
(22) Om geen beloning toe te kennen voor het feit dat geen medewerking werd verleend, en bij gebrek aan een betere basis, werd de normale waarde vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de hoogste normale waarden die werden vastgesteld bij representatieve transacties m.b.t. volledig afgewerkte en afgestelde buizen op de Maleisische binnenlandse markt.
3.3. Uitvoerprijs
(23) De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van gegevens in verband met de werkelijke prijzen welke de importeurs die hadden verklaard dat zij het betrokken product tijdens het OT uit de Republiek Korea in de Gemeenschap hadden ingevoerd, in hun antwoorden op de vragen van de vragenlijst verstrekten.
3.4. Vergelijking
(24) De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af-fabriek, in hetzelfde handelsstadium en op basis van de beschikbare gegevens. Om een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen in de volgende kosten: kortingen en rabatten, vervoer, verzekering, laden, lossen, overladen en nevenkosten, verpakking, krediet, kosten na verkoop en commissielonen.
3.5. Dumpingmarge
(25) De vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs bracht dumping aan het licht. Uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs, cif grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedroeg de voorlopige dumpingmarge:
- Alle bedrijven: 20,4 %.
4. Volksrepubliek China
4.1. Medewerking
(26) De enige producent van de Volksrepubliek China die bij de Commissie bekend was, werkte aan de procedure mede. Op basis van zijn antwoorden op de vragen van de vragenlijst en op basis van Eurostat-gegevens oordeelde de Commissie dat de uitvoer van deze producent ongeveer 70 % van de totale uitvoer van buizen van GN-code 85401111 vertegenwoordigde. De producent die aan het onderzoek medewerkte, betwistte de juistheid van de Eurostat-gegevens omdat deze GN-code ook betrekking heeft op andere buizen dan 14 inch-buizen. In het kader van de definitieve bevindingen zal over deze kwestie een beslissing worden genomen. Voorlopig wordt de vaststelling van dumping voor de Volksrepubliek China gebaseerd op de antwoorden van de producent die aan het onderzoek medewerkte.
4.2. Verzoek om te worden erkend als producent die op marktvoorwaarden opereert en om afzonderlijke behandeling
(27) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende de Volksrepubliek China de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor die producenten die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), m.a.w. die kunnen aantonen dat zij het betrokken product op marktvoorwaarden produceren en verkopen.
(28) De enige Chinese producent die aan het onderzoek medewerkte, diende een verzoek in om erkenning als producent die op marktvoorwaarden opereert en om afzonderlijke behandeling; dit verzoek werd in overweging genomen en de Commissie stelde het volgende vast:
- hoewel deze producent een rechtspersoon was, had zijn bedrijf niet de rechtsvorm van een onderneming en beschikte het dus niet over een raad van beheer, noch over statuten. Bovendien kon het bedrijf uitsluitend op de binnenlandse markt verkopen en beschikte het niet over een uitvoervergunning. De uitvoer van dit bedrijf diende dus plaats te vinden via een gelieerde entiteit die wel de rechtsvorm van een onderneming had en wel over een uitvoervergunning beschikte;
- de boekhouding en de auditverslagen van het bedrijf werden niet gepubliceerd. Omdat de auditverslagen wel aan de "Staatsraad", maar niet aan het management ter inzage werden voorgelegd, konden ze ook door de Commissie niet worden onderzocht.
(29) Gezien bovenstaande vaststellingen, besloot de Commissie dat de producent niet voldeed aan de criteria om als een producent die op marktvoorwaarden opereert te worden erkend overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening en derhalve geen aanspraak kon maken op een afzonderlijke behandeling. Deze bevindingen werden de betrokken producent en de bedrijfstak van de Gemeenschap medegedeeld en beide partijen werden in de gelegenheid gesteld om een standpunt kenbaar te maken. Er werd evenwel geen commentaar ontvangen.
4.3. Normale waarde
4.3.1. Analoog land
(30) Omdat de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld moest worden overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd India in het bericht van inleiding van de procedure in overweging genomen als een geschikt derde land met markteconomie (of "analoog land") om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De partijen werden in de gelegenheid gesteld om een standpunt in te nemen. De enige Chinese producent die aan het onderzoek medewerkte, stelde voor de Republiek Korea of Maleisië in aanmerking te nemen omdat dat een betere keuze zou zijn. Omdat zich tijdens het onderzoek geen enkel bedrijf van India of de Republiek Korea zich aanmeldde om aan de procedure mede te werken, stelde de Commissie nadien voor om de keuze op Maleisië te laten vallen. Omdat in de ontvangen standpunten geen ander land werd voorgesteld, besloot de Commissie uiteindelijk dat Maleisië als analoog land moest worden aangenomen.
4.3.2. Vaststelling van de normale waarde
(31) De enige Chinese producent die aan het onderzoek medewerkte, voerde uitsluitend volledig afgewerkte en afgestelde buizen naar de Gemeenschap uit. De Commissie stelde vast dat de verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen van de twee Maleisische producenten op hun binnenlandse markt tijdens het OT representatief was en had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties (zie overweging 12). De normale waarde voor de Volksrepubliek China werd derhalve vastgesteld door de gewogen gemiddelde verkoopprijs te berekenen van de volledig afgewerkte en afgestelde buizen die door de twee Maleisische exporteurs/producenten op hun binnenlandse markt tijdens het OT werden verkocht.
4.4. Uitvoerprijs
(32) Bij uitvoer naar de Gemeenschap verkocht de Chinese producent die aan het onderzoek medewerkte, aan onafhankelijke afnemers via een in China gevestigde, met zijn bedrijf gelieerde entiteit. De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van de voor het betrokken product dat voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht werkelijk betaalde of te betalen prijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.
4.5. Vergelijking
(33) De normale waarde en de uitvoerprijzen werden op fob-basis vergeleken. Om een billijke vergelijking te waarborgen, werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. In de gevallen waarin het nodig en gerechtvaardigd was, werden bijgevolg correcties toegestaan voor verschillen in de volgende kosten: kortingen en rabatten, vervoer, verzekering, verpakking, krediet, kosten na verkoop en commissielonen.
4.6. Dumpingmarge
(34) Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de enige producent die aan het onderzoek medewerkte. Deze vergelijking bracht dumping aan het licht, waarbij de dumpingmarge gelijk was aan het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschreed; de dumpingmarge werd uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs, cif grens Gemeenschap, vóór inklaring. De op de hierboven beschreven wijze vastgestelde dumpingmarge werd in aanmerking genomen als de voor het gehele land geldende voorlopige dumpingmarge:
- Voor het gehele land geldende dumpingmarge: 11,0 %.
5. Litouwen
5.1. Normale waarde
(35) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie of de binnenlandse verkoop van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers had plaatsgevonden in toereikende hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties. De verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt had betrekking op volledig afgewerkte en afgestelde buizen, waaronder buizen van lagere kwaliteit (zie overweging 9); laatstgenoemde buizen worden buizen van "tweede kwaliteit" en van "derde kwaliteit" genoemd. De uitvoer naar de Gemeenschap bestond uit volledig afgewerkte en afgestelde buizen, waaronder buizen van "tweede kwaliteit". Omdat op de binnenlandse markt geen buizen van tweede of van derde kwaliteit in het kader van normale handelstransacties werden verkocht en omdat de uitvoer van buizen van tweede kwaliteit naar de Gemeenschap tijdens het OT onbeduidend was (en er geen buizen van derde kwaliteit werden uitgevoerd) hield de Commissie bij de berekening van de normale waarde geen rekening met de buizen van de tweede en van derde kwaliteit. Zij stelde vast dat de binnenlandse verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen meer dan 5 % vertegenwoordigde van de uitvoer van het soortgelijke product naar de Gemeenschap en dat meer dan 80 % van deze binnenlandse verkoop had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties. Bijgevolg werd de totale binnenlandse verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen van de standaardkwaliteit gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.
5.2. Uitvoerprijs
(36) Zoals hierboven werd uitgelegd, werden uitsluitend volledig afgewerkte en afgestelde buizen van de standaardkwaliteit (met de buizen van lagere kwaliteit werd geen rekening gehouden) in aanmerking genomen voor de vaststelling van de uitvoerprijs.
De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product dat voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.
5.3. Vergelijking
(37) De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken op af-fabriekbasis. Om een billijke vergelijking te waarborgen, werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Bijgevolg werden in de gevallen waarin dat nodig en gerechtvaardigd was, correcties toegestaan voor verschillen in de volgende kosten: vervoer, verzekering, lossen, laden, overladen en nevenkosten, krediet, kosten na verkoop en commissielonen.
Het grootste gedeelte van de verkoop van volledig afgewerkte en afgestelde buizen aan de Gemeenschap vond plaats via een in Zwitserland gevestigde, gelieerde onderneming. Omdat de functie van deze onderneming kan worden vergeleken met die van een handelaar die op basis van commissie werkt, werd een correctie, gebaseerd op de verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven en een redelijke winst van deze onderneming, afgetrokken van de uitvoerprijzen die aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werden aangerekend.
5.4. Dumpingmarge
(38) De dumpingmarge werd vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. Deze vergelijking bracht dumping aan het licht, waarbij de dumping gelijk was aan het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschreed. Uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs, cif grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedroeg de voorlopige dumpingmarge 1,3 %.
Omdat de enige Litouwse producent die aan het onderzoek medewerkte alle uitvoer van het betrokken product uit Litouwen naar de Gemeenschap voor zijn rekening nam, geldt de voorlopige vastgestelde dumpingmarge voor het gehele land.
D. SCHADE
1. Strekking van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap"
(39) Er zijn in de Gemeenschap drie producenten die 14 inch-buizen vervaardigen:
- een bedrijf dat de klacht indiende en medewerking aan het onderzoek verleende,
- een bedrijf dat de vragenlijst invulde maar gelieerd was met één van de exporteurs/producenten waarop het onderzoek betrekking had,
- een bedrijf dat de vragenlijst niet invulde en volgens de klacht gelieerd was met één van de exporteurs/producenten waarop het onderzoek betrekking had.
(40) De twee laatstgenoemde bedrijven werden uitgesloten van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" omdat niet kon worden aangetoond dat hun situatie niet beïnvloed werd door hun banden met de exporteurs/producenten. Bijgevolg werd vastgesteld dat het bedrijf dat de klacht indiende, als enig bedrijf de bedrijfstak van de Gemeenschap vormt in de zin van artikel 4, lid l, van de basisverordening; dit bedrijf wordt hierna "de bedrijfstak van de Gemeenschap" genoemd. De twee andere bedrijven worden hierna "de andere bedrijven in de Gemeenschap" genoemd.
2. Onderzoek naar de situatie op de markt voor 14 inch-buizen van de Gemeenschap
2.1. Verbruik in de Gemeenschap
(41) Het verbruik in de Gemeenschap werd berekend aan de hand van enerzijds de in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden en anderzijds de gegevens van Eurostat met betrekking tot de invoer uit de betrokken landen en uit andere derde landen.
2.1.1. Verkoop door de andere bedrijven in de Gemeenschap
(42) De gegevens over de verkoop van twee andere bedrijven op de markt van de Gemeenschap konden bij de evaluatie van het verbruik niet in aanmerking worden genomen: ten eerste omdat het ene bedrijf niet aan het onderzoek medewerkte en er geen andere betrouwbare raming beschikbaar was, en ten tweede omdat het andere bedrijf voor de betrokken periode geen deugdelijke gegevens over zijn verkoop op de markt van de Gemeenschap ter beschikking stelde.
2.1.2. Invoer
(43) Tijdens het onderzoek werden grote verschillen vastgesteld tussen de uitvoergegevens waarover de Commissie beschikte en die door haar werden geverifieerd, en de invoerstatistieken van Eurostat. Deze verschillen waren bijzonder markant voor de jaren 1995 en 1996. Voor de evaluatie van het verbruik rees derhalve de vraag of gebruik moest worden gemaakt van de gegevens over de uitvoer die door de Commissie waren geverifieerd, dan wel van de invoerstatistieken van Eurostat.
(44) Enerzijds slaan de invoerstatistieken van Eurostat ook op 14 inch-buizen waarvan de diagonaal van het beeldscherm maximaal 42 cm bedraagt. Er zijn dus buizen in deze statistieken opgenomen die niet helemaal stroken met de omschrijving van het onderzochte product. Bovendien hebben de statistieken ook nog betrekking op andere buizen, zoals 15 inch-buizen (38,1 cm) en 16 inch-buizen (40,6 cm). Aan de hand van de gegevens die voor sommige betrokken landen beschikbaar waren, kon evenwel worden vastgesteld dat de invoer van andere buizen dan die welke in dit onderzoek in aanmerking worden genomen, slechts 5 % vertegenwoordigde van de door Eurostat gerapporteerde invoer. Het onderzoek bracht geen gegevens aan het licht waaruit bleek dat zich bij invoer uit andere derde landen een andere situatie voordeed. Anderzijds zijn de gegevens die door de Commissie werden geverifieerd voor de betrokken periode niet volledig omdat een aantal exporteurs/producenten geen medewerking aan het onderzoek verleende. Deze ongewisheid leidde ertoe dat de statistieken van Eurostat als de enige betrouwbare, volledige en degelijke informatiebron voor de evaluatie van de volledige invoer van het betrokken product in de Gemeenschap worden beschouwd.
2.1.3. Totaal verbruik
(45) Volgens deze bronnen daalde het verbruik in de Gemeenschap tussen 1995 en het OT aanzienlijk, namelijk met 48 %.
Tabel 1
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(46) Deze daling van het verbruik in de Gemeenschap moet worden toegeschreven aan het feit dat de productie van 14 inch-buizen voor kleurentelevisietoestellen (hierna KTV's genoemd) van de Gemeenschap vanaf 1995 geheel of gedeeltelijk werd getransfereerd naar Centraal- en Oost-Europa, vooral naar Polen, Hongarije en Tsjechië.
2.2. Invoer uit de betrokken landen
2.2.1. De minimis dumpingmarge
(47) De dumpingmarge voor Litouwen werd voorlopig onder de de minimis-drempel vastgesteld; voor India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea daarentegen lag de dumpingmarge boven deze drempel. Hoewel de Commissie het onderzoek voor Litouwen voortzet, werd met deze invoer voorlopig geen rekening gehouden bij het onderzoek naar de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.
2.2.2. Verwaarloosbare invoer
(48) Een Chinese exporteur/producent die aan het onderzoek medewerkte, beweerde dat hij de enige producent was die het betrokken product naar de Gemeenschap uitvoerde; hij betwistte de Eurostat-statistieken voor de invoer. Volgens deze producent waren minder buizen dan de 75626 stuks die door Eurostat werden gerapporteerd tijdens het OT ingevoerd; deze kleinere invoer moest volgens deze producent als verwaarloosbaar worden beschouwd.
(49) Omdat de Commissie, op basis van de gegevens van Eurostat, niet kon uitsluiten dat er in de Volksrepubliek China nog andere producenten waren, oordeelde zij dat de invoer de de minimisdrempel overschreed. De bewering dat de invoer uit China verwaarloosbaar was, diende dus van de hand te worden gewezen.
2.2.3. Cumulatieve beoordeling van de invoer
(50) De Commissie onderzocht of de invoer van 14 inch-buizen uit India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea (hierna "de betrokken landen" genoemd) cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.
(51) Hiertoe onderzocht de Commissie of aan alle criteria voor deze cumulatie van de invoer uit de vier resterende landen was voldaan. Zij stelde vast:
- dat de dumpingmarges voor de betrokken landen zoals hierboven werd aangetoond meer dan de minimis waren;
- dat de uit elk van de betrokken landen ingevoerde hoeveelheden niet verwaarloosbaar waren;
- dat het onderzoek naar de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde 14 inch-buizen en het soortgelijke product van de Gemeenschap ook aan het licht had gebracht: i) dat 14 inch-buizen uit alle betrokken exporterende landen en in de Gemeenschap vervaardigde 14 inch-buizen soortgelijke producten zijn; ii) dat de bedrijfstak van de Gemeenschap en de exporteurs/producenten de soortgelijke producten via dezelfde verkoopkanalen en aan dezelfde categorieën van afnemers verkochten; iii) dat een vergelijkbaar prijsbeleid werd gevolgd door alle betrokken exporteurs/producenten; iv) dat dit ook geldt voor de uit de betrokken landen ingevoerde producten onderling.
De Commissie concludeerde bij gevolg dat aan alle voorwaarden voor cumulatie van de invoer uit de betrokken landen was voldaan.
2.2.4. Ingevoerde hoeveelheden
(52) Tussen 1995 en het OT daalden de uit de betrokken landen in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden met 44 %.
Tabel 2
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(53) Het verloop van deze invoer moet worden vergeleken met de totale ontwikkeling van het verbruik, die door een sterkere daling werd gekenmerkt: Bovendien blijkt uit bovenstaande tabel dat de betrokken invoer aanzienlijk daalde tussen 1995 en 1997 (- 72 %) maar in de periode van 1997 tot het OT weer steeg (+ 96 %) ondanks een daling van het verbruik met 24 %.
2.2.5. Marktaandeel van de invoer
(54) Het martkaandeel van de invoer uit de betrokken landen ontwikkelde zich als volgt.
Tabel 3
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het marktaandeel van de betrokken exporteurs/producenten sterk daalde in 1996 en 1997, maar zich opnieuw gunstig ontwikkelde in de loop van 1998 en het OT. In de periode van 1995 tot 1997 daalde het marktaandeel inderdaad met 58 %, maar in de periode van 1997 tot het OT steeg het met 156 %. Over het geheel genomen, steeg het aandeel van de invoer in deze dalende markt met 8 %.
2.2.6. Gemiddelde prijs van de ingevoerde goederen
(55) Zoals blijkt uit onderstaande tabel daalden de verkoopprijzen van 14 inch-buizen die door de betrokken exporteurs/producenten op de markt van de Gemeenschap werden aangerekend van 1995 tot het OT met 11 %. Deze daling is zelfs nog sterker wanneer de periode tussen 1997 en het OT in aanmerking wordt genomen. Op dat ogenblik daalde de gemiddelde invoerprijs met 19 %.
Tabel 4
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(56) Voorts werd vastgesteld dat de gemiddelde invoerprijzen tijdens de onderzochte periode tot 1997 stegen. Deze ontwikkeling viel samen met een sterke daling, namelijk van 29,3 % tot 12,4 %, van het marktaandeel van de exporteurs/producenten in de betrokken landen. De Commissie stelde ook vast dat de invoerprijzen tussen 1997 en het OT daalden met 19 %. Deze ontwikkeling viel samen met het ogenblik waarop de betrokken exporteurs/producenten hun marktaandeel opnieuw aanmerkelijk zagen stijgen (19,3 percentpunten).
2.2.7. Prijsonderbieding
(57) Om de prijsonderbieding vast te stellen onderzocht de Commissie gegevens die betrekking hadden op het OT. Er zij aan herinnerd dat het onderzoek heeft aangetoond dat de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts één soort 14 inch-buizen vervaardigt en op de markt van de Gemeenschap verkoopt. De prijsonderbieding werd vastgesteld op basis van een vergelijking van de verkoopprijzen voor deze soort 14 inch-buizen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden aangerekend met die welke door de betrokken exporteurs/producenten werden aangerekend. Voor dezelfde categorie werden alle prijzen vergeleken na aftrek van de kortingen en rabatten.
(58) Voor de exporteurs/producenten werden de verkoopprijzen, cif grens Gemeenschap, na inklaring in aanmerking genomen. De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden, waar nodig, gecorrigeerd tot af-fabriekniveau en waren dus exclusief vervoerkosten.
(59) De vergelijking (op basis van gewogen gemiddelden) bracht gemiddelde prijsonderbiedingsmarges aan het licht die uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor India 14,7 % bedroegen, voor Maleisië 4,6 %, voor de Volksrepubliek China 16,7 % en voor de Republiek Korea 10,8 %.
2.3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
2.3.1. Voorafgaande opmerking
(60) Omdat slechts één producent van de Gemeenschap de bedrijfstak van de Gemeenschap vormt, werden de gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Gemeenschap geïndexeerd om de vertrouwelijkheid van deze gegevens te bewaren, overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en parameters met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak.
2.3.2. Productiecapaciteit en productie
(61) In verband met de productiecapaciteit bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap over twee productie-installaties beschikte tijdens de onderzochte periode. De productie werd op één plaats in juni 1999 stopgezet en naar de andere productie-installatie overgebracht.
(62) Er zij evenwel op gewezen dat de productie niet ineens maar geleidelijk van de ene installatie naar de andere werd overgebracht en dat het hele proces duurde van 1997 tot aan het eind van het OT. De stijging van de productiecapaciteit tijdens de periode dat de productie geherstructureerd werd was bijgevolg uitsluitend theoretisch. Feitelijk werd de werkelijke capaciteit in de ene productie-installatie gedurende het sluitingsproces gehandhaafd terwijl terzelfdertijd in de andere productie-installatie de capaciteit werd verhoogd. De Commissie ging er dus van uit dat in het algemeen de oorspronkelijke productiecapaciteit gedurende de gehele onderzochte periode werd gehandhaafd.
(63) Volgens de bedrijfstak van de Gemeenschap was deze herstructurering noodzakelijk om het productieproces en de kwaliteit van de 14 inch-buizen te verbeteren en op deze wijze schaalvoordelen te verwerven. Zoals blijkt uit de onderstaande overwegingen met betrekking tot de rentabiliteit, stelden de herstructureringen van de productie de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat immers in 1998 en tijdens het OT belangrijke besparingen in de productiekosten door te voeren.
Tabel 5
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(64) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in het algemeen met ongeveer 9 %. Om de redenen die hierboven werden uiteengezet steeg de productie met 28 % tijdens de periode van 1995 tot 1997 maar deze stijging werd gevolgd door een daling met 15 % tot het OT.
2.3.3. Verkochte hoeveelheden en gemiddelde verkoopprijs
a) Voorafgaande opmerking
(65) Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap 14 inch-buizen zowel aan verbonden als aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Gemeenschap verkocht. Deze verkoop werd in zijn geheel in aanmerking genomen bij de onderstaande evaluatie van het verbruik en van de evolutie van de verkochte hoeveelheden. Hoewel de verkoopprijzen en de evolutie van de prijzen voor beide categorieën van afnemers sterk met elkaar overeenkwamen tijdens de onderzochte periode, worden zij hieronder toch apart vermeld.
b) Verkochte hoeveelheden
(66) De totale hoeveelheid 14 inch-buizen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap zowel aan verbonden als aan niet-verbonden afnemers werd verkocht daalde tijdens de onderzochte periode met 55 %.
Tabel 6
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(67) Samen met het sterk dalende verbruik daalden tijdens de onderzochte periode ook de verkochte hoeveelheden voortdurend. De daling van de verkochte hoeveelheden was, op het ogenblik dat het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen daalde, dus tot 1997, niet zo uitgesproken als de daling van het verbruik. Later, toen opnieuw uit de betrokken landen massaal naar de markt van de Gemeenschap werd uitgevoerd daalden de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden meer dan het verbruik: de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met 55 % terwijl het verbruik daalde met 48 %.
c) Gemiddelde verkoopprijzen en prijsontwikkelingen
(68) Het onderzoek bracht aan het licht dat de prijzen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan verbonden afnemers werden aangerekend prijzen waren tussen niet-verbonden ondernemingen. De prijzen die aan de verbonden en aan de niet-verbonden afnemers op de markt van de Gemeenschap werden aangerekend waren min of meer dezelfde en daalden tijdens de onderzochte periode op vergelijkbare wijze. Zoals hieronder wordt aangetoond daalden de gewogen gemiddelde prijzen per stuk van het betrokken product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers werd verkocht tijdens de onderzochte periode met 21 %.
Tabel 7
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(69) De prijzen die aan de verbonden afnemers werden aangerekend daalden tijdens dezelfde periode met 25 %. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de prijzen stabiel waren in de periode van 1995 tot 1997 en opvallend begonnen te dalen na 1997 toen opnieuw met dumping op de markt werd ingevoerd.
2.3.4. Marktaandeel
(70) De vergelijking van de evolutie van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verkochte totale hoeveelheden met de evolutie van het verbruik in de Gemeenschap toont aan dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de onderzochte periode sterk daalde.
Tabel 8
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(71) In het algemeen verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap 6 percentpunten aan marktaandeel in absolute cijfers tijdens het OT. De voornaamste daling (een verlies van 9 percentpunten) deed zich voor tussen 1996 en 1997. Later, in 1998, toen de betrokken landen aanzienlijk aan marktaandeel wonnen (meer dan 19 percentpunten) verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap nogmaals 4 percentpunten.
2.3.5. Voorraden
(72)
Tabel 9
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Het onderzoek toonde aan dat de voorraden tussen 1995 en 1998 stegen met 125 %. De voorraden lagen beduidend hoger aan het eind van het OT dan in 1998. Uit de beschikbare gegevens voor de volledige jaren 1995 tot 1998 blijkt evenwel dat de voorraden eind december steeds minimaal waren vergeleken met het niveau in de loop van een bepaald jaar. Bijgevolg werd het niveau van de voorraden aan het eind van het OT in dit geval niet van belang geacht.
(73) Niettemin kon tijdens de onderzochte periode een evolutie in de richting van grotere voorraden worden vastgesteld. Deze ontwikkeling doet vermoeden dat de productie weliswaar met 9 % steeg tijdens die periode maar dat het gedeelte dat niet aan derde landen werd verkocht werd opgeslagen. Deze vaststelling komt overeen met de eerdere vaststelling dat de verkoop met 55 % daalde en zet het hierboven genoemde punt kracht bij dat de producenten van de Gemeenschap marktaandeel verloren.
2.3.6. Rentabiliteit
(74) Tijdens de onderzochte periode evolueerde de rentabiliteit, uitgedrukt als een percentage van de nettoverkoopwaarde, als volgt:
Tabel 10
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(75) Zoals medegedeeld in de bovenstaande overweging 63 slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap er in zijn productiekosten tussen 1998 en het OT te verlagen. Maar zelfs met een kostenverlaging van 16 % leed de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT verliezen terwijl in de jaren daarvoor marginale winsten waren geboekt. In absolute cijfers werd tijdens de onderzochte periode 4 percentpunten aan winst ingeboet. Dit doet vermoeden dat de verliezen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zonder de doorgevoerde herstructureringen veel hoger zouden zijn geweest.
(76) Bovenstaande tabel toont nogmaals aan dat de rentabiliteit verbeterde van 1995 tot 1996 maar voortdurend verslechterde van 1997 tot het OT.
2.3.7. Investeringen
(77)
Tabel 11
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Het onderzoek toonde aan dat in 1996 tot grote investeringen met het oog op de herstructurering van de productie van 14 inch-buizen in de Gemeenschap werd overgegaan. Het was op dat ogenblik dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn beslissing uitvoerde en één van zijn twee productie-installaties voor 14 inch-buizen in de Gemeenschap sloot en de capaciteit van de andere installatie verhoogde. Zoals hierboven reeds werd medegedeeld was het de bedoeling de capaciteit van de ene installatie te verhogen en die van de andere te verlagen totdat de productie van 14 inch-buizen in juni 1999 in laatstgenoemde installatie feitelijk werd gestaakt.
(78) Tijdens het OT werd hoofdzakelijk geïnvesteerd in gebouwen terwijl de uitgaven voor machines en uitrusting opnieuw gemiddelde niveaus haalden tijdens de onderzochte periode (met uitzondering van 1996).
2.3.8. Werkgelegenheid
(79)
Tabel 12
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bovenstaande tabel toont aan dat de werkgelegenheid steeg met 19 % van 1995 tot 1997. De werkgelegenheid daalde evenwel met 13 % tussen 1997 en het OT toen de herstructureringen aan de gang waren.
2.3.9. Conclusie met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(80) Aan de hand van bovenstaand onderzoek werd voor de periode van 1995 tot 1997 een daling (- 72 %) van de met dumping ingevoerde hoeveelheden vastgesteld, terwijl voor de periode van 1997 tot het onderzoektijdvak, toen het verbruik met 24 % daalde, een stijging (+ 96 %) werd vastgesteld.
(81) Het onderzoek bracht ook aan het licht dat de productie van 14 inch-buizen tijdens de onderzochte periode met 9 % steeg, maar het merendeel van de economische indicatoren met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap wees op een neerwaartse ontwikkeling: verkoopprijzen (- 21 %), rentabiliteit (- ca. 4 percentpunten), verkochte hoeveelheden (- 55 %), marktaandeel (- 6 percentpunten). De economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap kende een bijzonder negatieve ontwikkeling tijdens de periode van 1997 tot het OT: de productie daalde met 15 %, de verkoopprijzen met 19 %, de rentabiliteit met ongeveer 4,1 percentpunten en de werkgelegenheid met 13 %.
(82) Bovendien zij er op gewezen dat de rentabiliteit die in de vorige jaren positief was, ondanks een belangrijke daling van de productiekosten (- 16 %), tijdens het OT negatief werd. Bovendien werden bij de invoer uit de betrokken landen tegen lage dumpingprijzen prijsonderbiedingsmarges vastgesteld die varieerden van 4,6 % tot 16,7 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap had dus op de markt van de Gemeenschap te kampen met een belangrijke druk op zijn prijzen zoals blijkt uit de prijsdaling met 21 %.
(83) De Commissie nam al deze factoren en vooral de daling van de verkoopprijzen en van de rentabiliteit in aanmerking en concludeerde dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.
E. OORZAKELIJK VERBAND
1. Inleiding
(84) De Commissie onderzocht voor haar conclusies in verband met de oorzaak van de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had, de impact van alle bekende factoren en de gevolgen daarvan voor de situatie van de bedrijfstak. Een dergelijk onderzoek waarborgt dat schade die teweeg wordt gebracht door andere factoren dan de invoer met dumping niet aan deze invoer wordt toegeschreven.
2. Gevolgen van de invoer met dumping
(85) Uit onderhavig onderzoek bleek dat alle bedrijven op de markt van de Gemeenschap tengevolge van de sterke daling van het verbruik minder verkochten. Niettemin werd vastgesteld dat het verlies aan verkochte hoeveelheden van de betrokken exporteurs/producenten in verhouding tot het gedaalde verbruik minder bedroeg dan het verlies van de bedrijfstak van de Gemeenschap (44 % verlies voor de exporteurs/producenten vergeleken met 55 % verlies voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in verhouding tot een daling van het verbruik met 48 %, tussen 1995 en het OT).
(86) De Commissie stelde ook vast dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tengevolge hiervan tijdens de onderzochte periode 6 percentpunten aan marktaandeel verloor. Deze negatieve situatie kwam duidelijker naar voren tijdens de periode van 1996 tot aan het OT (- 21 %) toen de bedrijfstak van de Gemeenschap 10 percentpunten verloor.
(87) Tijdens de onderzochte periode slaagden de exporteurs/producenten er in, ondanks de aanmerkelijke inkrimping van de markt voor 14 inch-buizen van de Gemeenschap, hun aandeel in de markt van de Gemeenschap te vergroten (+ 2,4 percentpunten). In de periode van 1996 tot het OT steeg het marktaandeel van de tegen lage dumpingprijzen uit de betrokken landen ingevoerde 14 inch-buizen met meer dan 13 percentpunten. Tijdens de periode van 1997 tot het OT bedroeg deze winst aan marktaandeel meer dan 19 percentpunten.
(88) Uitgedrukt in relatieve cijfers stegen de met dumping ingevoerde hoeveelheden aanmerkelijk vooral tijdens de periode van 1997 tot het OT. Deze stijging viel samen met een daling van het marktaandeel en van de verkochte hoeveelheden voor de bedrijfstak van de Gemeenschap die de daling van het verbruik overschreed.
(89) Uit het onderzoek bleek dat de prijzen die door de betrokken landen op de markt van de Gemeenschap werden aangerekend tijdens de onderzochte periode met 11 % daalden. Het onderzoek toonde ook aan dat de daling van de verkoopprijzen zelfs nog groter was tussen 1997 en het OT (- 19 %) aangezien de daling met 12 % in de periode 1997-1998 gevolgd werd door een nieuwe daling met 8 %.
(90) Tijdens de onderzochte periode moest de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen met 21 % verlagen. De prijzen daalden aanzienlijk tijdens de periode 1997-1998 (- 8 %) en daalden verder tijdens de periode 1998-OT (- 12 %). De invoer van grote hoeveelheden (+ 96 %) tegen lage dumpingprijzen uit de betrokken landen in de periode van 1997 tot het OT viel derhalve samen met de belangrijke daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
(91) Uit het onderzoek bleek dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap hoger lagen dan de prijzen van de tijdens de betrokken periode met dumping ingevoerde producten. Tijdens het OT onderboden de exporteurs/producenten de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk. De prijsonderbiedingsmarges varieerden van 4,6 % tot 16,7 %.
(92) Er werd aangetoond dat de ingevoerde 14 inch-buizen en de in de Gemeenschap vervaardigde buizen soortgelijke producten waren die via dezelfde verkoopkanalen op de markt van de Gemeenschap werden aangeboden; de aanwezigheid van grote hoeveelheden met dumping ingevoerde 14 inch-buizen uit de betrokken landen had dan ook belangrijke gevolgen voor deze markt. Omdat deze markt bovendien transparant is hadden de lage prijzen die de exporteurs/producenten in kwestie hanteerden en die de potentiële verwerkende bedrijven op de markt van de Gemeenschap zeer goed kenden belangrijke gevolgen voor het algemene prijsniveau op de markt.
(93) Tengevolge hiervan kon de bedrijfstak van de Gemeenschap, die geconfronteerd werd met de invoer tegen lage prijzen uit de betrokken landen, niet anders doen dan de ontwikkeling van de lage prijzen van de met dumping ingevoerde producten te volgen, hetgeen ernstige negatieve gevolgen had voor de rentabiliteit.
(94) Op grond van bovenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat de invoer tegen lage dumpingprijzen bijzonder negatieve gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
3. Gevolgen van andere factoren
3.1. Ontwikkeling van het verbruik
(95) Uit het onderzoek bleek dat het verbruik voortdurend daalde tijdens de onderzochte periode. Over het algemeen genomen daalde het verbruik op de markt van de Gemeenschap uitgedrukt in hoeveelheden met 48 % en uitgedrukt in waarde met 57 %, hetgeen op een sterke achteruitgang van de markt voor 14 inch-buizen wijst.
(96) Er werd aangevoerd dat de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had het resultaat was van een spectaculaire daling van het verbruik op de markt van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak die op haar beurt het gevolg was van de verplaatsing van de productie van 14 inch-buizen naar landen van Midden- en Oost-Europa. Het staat vast dat de achteruitgang van de markt voor 14 inch-buizen van de Gemeenschap gedeeltelijk het gevolg is van het feit dat de productie elders werd gevestigd. Dit kan evenwel het verlies aan marktaandeel voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en ook de vastgestelde prijsonderbieding niet verklaren.
3.2. Invoeg van 14 inch-buizen uit andere derde landen
(97) De totale invoer van 14 inch-buizen in de Gemeenschap en de gemiddelde prijzen bij invoer uit andere landen dan India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea ontwikkelden zich als volgt.
Tabel 13
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(98) Er werd aangevoerd dat de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had teweeg was gebracht door invoer uit Polen en vooral door de grotere hoeveelheden die tussen 1995 en 1997 uit dat land waren ingevoerd.
(99) De Commissie oordeelt dat deze stijging van de ingevoerde hoeveelheden niet relevant is voor het onderzoek naar de oorzaak van de schade omdat de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden had moet worden vastgesteld voor het OT. In dit verband werd vastgesteld dat de invoer uit Polen tijdens de onderzochte periode met 90 % daalde en dat de prijzen bij invoer uit dat land even hoog waren als de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze bevindingen schijnen er derhalve op te wijzen dat de invloed van deze invoer op de daling van de prijzen op de markt, indien die er al was, beperkt was.
(100) Voorts werd aangevoerd dat aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap 14 inch-buizen tegen lage prijzen uit Brazilië invoerde, zichzelf schade had toegebracht. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap uit Brazilië de producten van een verbonden onderneming invoerde om op deze wijze de productiedaling te compenseren die door de herstructurering van een productielijn en door een sociale actie in 1998 en in het OT teweeg was gebracht. Bovendien rekende de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn afnemers op de markt van de Gemeenschap bij de wederverkoop van deze 14 inch-buizen dezelfde prijs aan als voor de 14 inch-buizen die hij zelf produceerde. Bijgevolg wordt geoordeeld dat deze invoer geen negatieve gevolgen voor de markt en vooral niet voor de verkoopprijzen van het onderzochte product kan hebben gehad.
(101) Onderzoek naar de ontwikkelingen van de indicatieve invoerprijzen per stuk bij invoer uit andere derde landen tijdens de onderzochte periode bracht ten slotte aan het licht dat deze prijzen hoger lagen dan de prijzen uit de betrokken landen en dit gold vooral voor 1998 en het OT. Op deze basis kan evenwel niet volledig worden uitgesloten dat de invoer in de Gemeenschap van 14 inch-buizen uit andere derde landen gevolgen heeft gehad voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.
4. Conclusie met betrekking tot het oorzakelijk verband
(102) Het kan niet worden uitgesloten dat andere factoren dan de invoer met dumping uit de betrokken landen, met name de invoer uit andere derde landen en de aanzienlijke daling van het verbruik in de Gemeenschap, hebben bijgedragen aan de moeilijke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze factoren kunnen evenwel het oorzakelijk verband tussen de vastgestelde schade en de betrokken invoer niet opheffen; dat verband blijkt uit de aanzienlijke prijsdalingen en de prijsonderbieding waarvoor de invoer uit de betrokken landen verantwoordelijk wordt gesteld. Het gedrag van de exporteurs/producenten uit de betrokken landen had immers negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap met name voor zijn rentabiliteit. Derhalve werd geconcludeerd dat deze invoer op zich de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft toegebracht.
F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
1. Inleiding
(103) Op basis van alle overgelegde gegevens onderzocht de Commissie of er ondanks de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping dwingende redenen waren om voorlopig te concluderen dat het in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap was maatregelen in te stellen. Hiertoe ging de Commissie ingevolge artikel 21, lid 1, van de basisverordening op basis van de beschikbare gegevens de gevolgen na van het al dan niet nemen van maatregelen voor alle bij de procedure betrokken partijen.
2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(104) De bedrijfstak van de Gemeenschap had te lijden van de invoer van 14 inch-buizen tegen lage prijzen. Het doel van de goedkeuring van eventuele antidumpingmaatregelen is billijke concurrentie op de markt van de Gemeenschap te herstellen tussen de bedrijfstak van de Gemeenschap en hun tegenhangers in de betrokken landen.
(105) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft de laatste jaren, in een poging om zijn productiekosten te verlagen en zijn concurrentievermogen op deze markt te verhogen, aanzienlijke inspanningen geleverd om zijn productiviteit te verbeteren. De bedrijfstak van de Gemeenschap is tijdens de onderzochte periode tot aanzienlijke rationaliseringen overgegaan. Zo sloot de producent van de Gemeenschap bijvoorbeeld één van zijn productie-installaties om zijn kosten te beperken en zijn productiviteit te verbeteren.
(106) Gezien de aard van de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap te lijden heeft is de Commissie van oordeel dat bij gebrek aan antidumpingmaatregelen de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zeer waarschijnlijk verder zal verslechteren. Dit zou een verdere daling van de werkgelegenheid tot gevolg kunnen hebben.
(107) De goedkeuring van antidumpingmaatregelen zou derhalve in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn.
3. Gevolgen voor de importeurs en de verwerkende bedrijven
(108) De Commissie stuurde de volgende partijen vragenlijsten: 19 bekende, niet met de exporteurs/producenten in de betrokken landen verbonden importeurs en vier bedrijven die 14 inch-buizen in de Gemeenschap verwerken. Geen enkel van de verwerkende bedrijven beantwoordde de vragenlijst van de Commissie; twee importeurs die tevens verwerkende bedrijven waren dienden antwoorden in. De antwoorden van de twee importeurs waren evenwel niet volledig genoeg om in het kader van dit onderzoek te worden gebruikt. Derhalve kon er niet van worden uitgegaan dat deze importeurs aan het onderzoek hadden meegewerkt.
(109) Omdat de verwerkende bedrijven geen bewijzen voorlegden in verband met mogelijke nadelen van de antidumpingmaatregelen voor hun bedrijf werd hiernaar later ook geen onderzoek verricht.
(110) Op basis van bovenstaande gegevens en op basis vooral van het gebrek aan belangstelling om aan het onderzoek mede te werken kan geconcludeerd worden dat de instelling van antidumpingmaatregelen op de invoer van 14 inch-buizen uit de betrokken landen niet tot een aanzienlijke verslechtering van de situatie van de verwerkende bedrijven zal leiden.
4. Gevolgen voor de concurrentieverhoudingen op de markt van de Gemeenschap
(111) Er werd aangevoerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen de positie zou verstevigen van de klagende bedrijfstak van de Gemeenschap die reeds 100 % van de productie van de Gemeenschap voor zijn rekening neemt en op de markt van de Gemeenschap een aandeel heeft van 38 %. De instelling van de maatregelen zou leiden tot een quasi monopoliepositie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de 14 inch-buizen.
(112) Op basis van de beschikbare gegevens kan vanuit economisch oogpunt evenwel worden geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen op het voorgestelde niveau de Gemeenschap niet zou sluiten voor de invoer van de exporteurs/producenten; deze producenten zouden verder op de markt vertegenwoordigd zijn.
(113) Derhalve kan worden verwacht dat maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap billijke concurrentievoorwaarden en derhalve billijke handelsvoorwaarden zullen waarborgen. Indien geen maatregelen worden ingesteld zal de concurrentie verstoord blijven en deze verstoring beslist verergeren hetgeen tot een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal leiden.
5. Conclusie
(114) Op basis vooral van bovenstaande gegevens en overwegingen en na onderzoek van de argumenten die door de bedrijfstak van de Gemeenschap en door de importeurs van het betrokken product in de Gemeenschap werden voorgelegd, werd geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen maatregelen in te stellen met betrekking tot de invoer uit de Volksrepubliek China, India, de Republiek Korea en Maleisië.
(115) Integendeel de instelling van antidumpingmaatregelen is noodzakelijk indien men wil voorkomen dat de schade waarvan de bedrijfstak van de Gemeenschap reeds te lijden heeft nog verergert en men de werkgelegenheid in stand wil houden. Bovendien worden door antidumpingmaatregelen concurrentievoorwaarden met billijke prijzen gewaarborgd en wordt de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap beëindigd.
G. VOORLOPIGE MAATREGELEN
1. Voorlopige schademarge
(116) De Commissie onderzocht welk bedrag aan rechten nodig was om de invoerprijzen te laten stijgen tot een niet-schadelijk niveau dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zou stellen zijn productiekosten te dekken en een redelijke winst te boeken. Met het oog hierop werd een winstmarge van 8 % op de omzet vóór belasting als passend beschouwd; een dergelijke winstmarge stelt de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat die winst te boeken die redelijkerwijze bij afwezigheid van schadelijke dumping verwacht kon worden.
(117) De schademarge werd bijgevolg vastgesteld als het verschil tussen de niet-schadelijke prijs enerzijds en de werkelijke nettoverkoopprijs van de ingevoerde 14 inch-buizen die gebruikt werd voor de berekening van de onderbieding. Dit verschil werd uitgedrukt als een percentage van de invoerprijs cif grens Gemeenschap, vóór inklaring.
2. Voorlopige maatregelen
(118) Omdat de schademarges voor India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea hoger waren dan de dumpingmarges moet het voorlopige antidumpingrecht overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening op het niveau van laatstgenoemde worden vastgesteld. Een voorlopig antidumpingrecht van 0 % moet worden vastgesteld met betrekking tot het bedrijf in Maleisië waarvoor de gevonden dumpingmarge minder bedraagt dan de drempel van 2 % die is vastgesteld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening. Gezien de resultaten van het onderzoek met betrekking tot Litouwen en rekening houdend met het feit dat de dumpingmarge die voor dit land werd vastgesteld ook minder bedraagt dan de drempel van 2 % die is vastgesteld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening, moeten met betrekking tot dit land geen voorlopige maatregelen worden vastgesteld. De Commissie zet haar onderzoek voort en zal nieuwe bewijzen die worden overgelegd onderzoeken.
(119) De bij deze verordening vastgestelde afzonderlijke voorlopige antidumpingrechten werden vastgesteld op basis van de bevindingen van dit onderzoek. Zij zijn dus een weerspiegeling van de situatie van de bedrijven tijdens dit onderzoek. Deze antidumpingrechten (in tegenstelling tot de rechten die voor de landen in hun geheel gelden en op "alle andere bedrijven" worden toegepast) zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van producten uit het betrokken land die vervaardigd zijn door bedoelde bedrijven, m.a.w. door specifiek vermelde juridische entiteiten. Ingevoerde producten die vervaardigd werden door andere bedrijven die niet specifiek, met naam en adres, zijn vermeld in het dispositief van deze verordening, met inbegrip van juridische entiteiten die verbonden zijn met de specifiek vermelde bedrijven, kunnen geen aanspraak maken op deze rechten en worden onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle andere bedrijven".
(120) Verzoeken om toepassing van dergelijke afzonderlijke voorlopige antidumpingrechten (bijvoorbeeld na de naamswijziging van een juridische entiteit of na de opzet van een nieuwe productie-installatie of handelsmaatschappij) dienen aan de Commissie te worden gericht(6) samen met alle gegevens over bijvoorbeeld wijzigingen in de productie en de binnenlandse of buitenlandse verkoop van het bedrijf die verband houden met de bovenvermelde naamswijziging, opzet van de nieuwe productie-installatie of handelsmaatschappij. Na overleg met het Raadgevend Comité zal de Commissie indien nodig, de verordening dienovereenkomstig wijzigen door de lijst van de bedrijven aan te passen waarop afzonderlijke antidumpingrechten van toepassing zijn.
H. SLOTBEPALINGEN
(121) Met het oog op een vlotte afhandeling moet een termijn worden vastgesteld binnen welke de belanghebbende partijen hun standpunten schriftelijk bekend kunnen maken en kunnen verzoeken te worden gehoord. Bovendien moet er op gewezen worden dat de bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en met het oog op mogelijke definitieve maatregelen eventueel opnieuw moeten worden onderzocht,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van kathodestraalbuizen voor kleurentelevisietoestellen waarvan de diagonaal van het beeldscherm (met andere woorden het zichtbare gebied van de beeldbuis, gemeten in rechte lijn) meer bedraagt dan 33 cm maar niet meer dan 38 cm, waarvan de verhouding breedte/hoogte van het scherm kleiner is dan 1,5 en de steekafstand minstens 0,4 mm bedraagt, uit India, Maleisië, de Volksrepubliek China en de Republiek Korea, die momenteel worden ingedeeld onder GN-code ex85401111 (Taric-code 8540 11 11 94).
2. Het voorlopig antidumpingrecht, dat wordt toegepast op de nettoprijzen, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt voor de producten die door de onderstaande bedrijven worden vervaardigd:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
3. Tenzij anders gespecificeerd, zijn de voor douanerechten van kracht zijnde bepalingen op dit recht van toepassing.
4. Het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van de in lid 1 bedoelde producten is afhankelijk van het stellen van een waarborg gelijk aan het bedrag van het voorlopige recht.
Artikel 2
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen de belanghebbende partijen die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekend maakten, binnen één maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hun standpunten schriftelijk indienen en verzoeken door de Commissie te worden gehoord.
2. Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen de betrokken partijen binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening commentaar leveren in verband met de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2000.
Voor de Commissie
Pascal Lamy
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18.
(3) PB C 216 van 29.7.1999, blz. 3.
(4) PB C 303 van 20.10.1999, blz. 5.
(5) De verkoop op de markt van Maleisië werd in aanmerking genomen om de normale waarde vast te stellen voor India, de Republiek Korea en de Volksrepubliek China (zie respectievelijk de overwegingen 17, 22 en 31).
(6) Europese Commissie Directoraat-generaal Handel,
Directoraat C, DM24-8/38,
Wetstraat 200 , B - 1049 Brussel .