Home

Advies van de Raad van 12 februari 2001 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2000-2005

Advies van de Raad van 12 februari 2001 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2000-2005

Advies van de Raad van 12 februari 2001 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2000-2005

Publicatieblad Nr. C 077 van 09/03/2001 blz. 0004 - 0005


Advies van de Raad

van 12 februari 2001

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2000-2005

(2001/C 77/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1), met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

Op 12 februari 2001 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2000-2005 besproken. Volgens de prognose in het geactualiseerde convergentieprogramma zullen de begrotingsoverschotten van de totale overheid 2,6 % tot 2,9 % van het BBP over de gehele periode belopen en wordt de bruto geconsolideerde schuld teruggedrongen tot 34 % van het BBP in 2005. In 2000 viel het begrotingsoverschot hoger uit dan aanvankelijk was verwacht en beliep het 2,7 % van het BBP, hoofdzakelijk doordat de groei sterker was dan verwacht.

Volgens het macro-economische scenario waarvan in het geactualiseerde programma wordt uitgegaan, zal de reële groei van het BBP, na een opwaartse bijstelling tot 2,4 % in 2000, vertragen tot circa 1,7 % per jaar voor de periode 2001-2005. De Raad merkt op dat dit groeiscenario ten opzichte van het vorige geactualiseerde programma naar beneden toe is bijgesteld en dat de in het programma vermelde verwachte productiviteitsstijgingen vergeleken met de internationale cijfers matig zijn. Gezien de gunstige resultaten van de Deense economie in de afgelopen jaren, en vooral de krachtige investeringen in uitrustingsgoederen en de toegepaste structurele hervormingen waren een enigermate sterkere groei en betere resultaten op het gebied van de productiviteit te verwachten. Bovendien zouden zulke matige productiviteitsstijgingen kunnen betekenen dat de kostenconcurrentiepositie van de Deense ondernemingen nog verder zou verzwakken indien de relatieve loonstijgingen weer te hoog worden.

De inflatie begon in 1999 toe te nemen en is in 2000 betrekkelijk hoog gebleven. Volgens de verwachtingen in het geactualiseerde programma zal de inflatie tot 2002 geleidelijk afnemen aangezien door externe factoren veroorzaakte prijsstijgingen geleidelijk zullen verminderen en de loonstijging ten gevolge van een zwakkere groei van de binnenlandse vraag enigszins zal worden gematigd. Hoewel de Raad van mening is dat de inflatieverwachtingen, zoals deze in de prognose in het geactualiseerde programma zijn vervat, aannemelijk zijn, herhaalt de Raad zijn aanbeveling aan de Deense regering om verdere stappen te ondernemen in geval van aanzienlijke afwijkingen naar boven toe(2), onder meer op begrotingsgebied, temeer daar het lidmaatschap van het WKM II de speelruimte voor de monetaire politiek om de inflatiedruk aan te pakken, duidelijk beperkt.

De Raad neemt met tevredenheid kennis van het feit dat Denemarken is blijven voldoen aan het convergentiecriterium met betrekking tot de lange rente en dat de wisselkoers ten opzichte van de euro ook na het referendum van 28 september 2000 stabiel is gebleven.

Wat de overheidsfinanciën betreft is de Raad verheugd dat de Deense autoriteiten hun streven naar grote begrotingsoverschotten handhaven. Denemarken blijft dan ook duidelijk gedurende de gehele periode die door het programma wordt bestreken, aan de in het stabiliteits- en groeipact vervatte vereisten inzake een "begrotingsevenwicht of -overschot" voldoen.

De in de vorige geactualiseerde versie van het programma aangeduide strategie van begrotingsconsolidatie is in grote lijnen gehandhaafd, met een daling van de primaire uitgaven als percentage van het BBP en een afnemende belastingdruk in de periode waarop het programma van toepassing is. Volgens de prognose in het geactualiseerde programma zullen in 2001 zowel de primaire uitgaven als percentage van het BBP als de belastingdruk evenwel licht stijgen. De Raad had liever gezien dat de daling van de beide quotes zonder onderbreking was voortgezet.

De Raad doet een beroep op alle niveaus van de overheid zich in te spannen om de reële stijging van de overheidsconsumptie tot het streefpercentage van 1 % jaarlijks te beperken. Daarnaast wordt verwacht dat de lokale en regionale overheden in 2001 de belastingen duidelijk met meer dan de met de centrale overheid overeengekomen percentages verhogen. Aangezien deze afspraken tussen de centrale overheid en de lagere overheden, waarmee wordt beoogd de stijgingen van de overheidsconsumptie en de belastingen te beperken, in het verleden dikwijls zijn overschreden, verzoekt de Raad de Deense regering, overeenkomstig de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, om het institutionele kader te verstevigen om verdere afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

De Raad verheugt zich over het streven van de Deense autoriteiten de bruto schuldquote sterk te blijven verlagen om zich voor te bereiden op de toekomstige financiële last van de vergrijzing. De Raad is verheugd over de aandacht die in het geactualiseerde programma uitgaat naar de vraagstukken in verband met de houdbaarheid op langere termijn en moedigt de Deense regering aan haar inspanningen om de voorzieningen voor de ouder wordende bevolking voor te bereiden, voort te zetten.

De Raad verzoekt de Deense overheid de belangrijke plaats van de structurele hervormingen op de beleidsagenda te handhaven. Met name zouden inspanningen tot verhoging van het arbeidsaanbod nodig kunnen blijken. De Raad spoort de overheid dan ook aan om ook na 2002, voor welk jaar al een belastingverlaging is gepland, een verlaging van de belastingen op het inkomen uit arbeid in overweging te nemen. Aangezien echter de Deense economie zich op dit ogenblik op een niveau bevindt dat enigszins boven haar potentieel ligt, zouden tegenover een dergelijke belastingverlaging compenserende begrotingsmaatregelen moeten staan om het gevaar van oververhitting niet nog groter te maken.

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2) Advies van de Raad van 28 februari 2000 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Denemarken voor de periode 1999-2005.