Home

2001/134/EG: Beschikking van de Commissie van 14 februari 2001 houdende vaststelling van het besluit betreffende de eventuele opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 374)

2001/134/EG: Beschikking van de Commissie van 14 februari 2001 houdende vaststelling van het besluit betreffende de eventuele opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 374)

2001/134/EG: Beschikking van de Commissie van 14 februari 2001 houdende vaststelling van het besluit betreffende de eventuele opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 374)

Publicatieblad Nr. L 049 van 20/02/2001 blz. 0013 - 0015


Beschikking van de Commissie

van 14 februari 2001

houdende vaststelling van het besluit betreffende de eventuele opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 374)

(Voor de EER relevante tekst)

(2001/134/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/80/EG van de Commissie(2), ("de richtlijn"),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000(4), en met name op artikel 7, lid 3 bis, onder d), en lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 933/94 van de Commissie van 27 april 1994 houdende vaststelling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaten voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3600/92(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2230/95(6), zijn voor elke werkzame stof de rapporterende lidstaat en de kennisgevers aangewezen.

(2) In artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 3600/92 is bepaald dat een lidstaat, voor elke werkzame stof waarvoor hij als rapporteur is aangewezen, de dossiers onderzoekt en bij de Commissie een evaluatieverslag overlegt inzake de gegevens die door de kennisgevers zijn ingediend overeenkomstig artikel 6, lid 1, van die verordening.

(3) Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3600/92 heeft de Commissie, nadat zij het verslag van de rapporterende lidstaat heeft ontvangen, dat ter inzage aan de lidstaten doen toekomen en heeft zij deskundigen van de lidstaten en de belangrijkste kennisgevers geraadpleegd.

(4) Uit de voor een aantal werkzame stoffen opgestelde evaluaties blijkt dat de ingediende informatie ontoereikend is om uit te maken of, bij de voorgestelde gebruiksvoorschriften, gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stof bevatten, in het algemeen zouden voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van de richtlijn vastgestelde eisen. Derhalve kan momenteel nog niet worden besloten die werkzame stoffen al dan niet op te nemen in bijlage I bij de richtlijn.

(5) Krachtens artikel 8, lid 3, van de richtlijn moeten de lidstaten de in artikel 4, lid 1, onder b), punten i) tot en met v), en onder c) tot en met f), genoemde voorwaarden toepassen, uit hoofde van de nationale bepalingen betreffende te verstrekken gegevens. Bij de in overweging 4 bedoelde evaluaties zijn geen zorgpunten aan het licht gekomen die niet kunnen worden verholpen door adequate nationale maatregelen inzake risicobeheer. Het is derhalve niet passend om in dit stadium gewasbeschermingsmiddelen die de bovenbedoelde werkzame stoffen bevatten, te schorsen vóórdat de vereiste aanvullende informatie is ingediend en geëvalueerd. Bijgevolg moet worden beslist een besluit over de eventuele opneming van die actieve stoffen in bijlage I bij de richtlijn uit te stellen.

(6) Na uitvoerige besprekingen in het Permanent Plantenziektekundig Comité en overeenkomstig het advies van dat comité heeft de Commissie beslist welke aanvullende gegevens vereist zijn om te kunnen bepalen of de in overweging 4 bedoelde stoffen aan de eisen van artikel 5 van de richtlijn voldoen. De rapporterende lidstaten dienen de kennisgevers derhalve alle vereiste gegevens mee te delen betreffende de aanvullende onderzoeken en informatie die vereist zijn om aan te tonen dat wel degelijk aan alle eisen wordt voldaan.

(7) Teneinde de lidstaten en de Commissie de mogelijkheid te geven hun werkzaamheden te plannen, dient elke kennisgever die verlangt dat de rapporterende lidstaat en de Commissie hun onderzoek voortzetten, zich er onvoorwaardelijk toe te verbinden de vereiste aanvullende informatie te verstrekken. Teneinde de Commissie de kans te geven haar werkzaamheden betreffende het bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 vastgestelde programma binnen een redelijke termijn af te ronden, moet worden bepaald binnen welke termijn de kennisgevers van de betrokken stoffen hun dossiers moeten vervolledigen. Deze termijn mag niet langer zijn dan op grond van de voor de vereiste studies vereiste tijd redelijk is.

(8) lndien voor een bepaalde werkzame stof niet aan alle bij de onderhavige beschikking vastgestelde eisen inzake indiening van de nodige informatie wordt voldaan, kan dit voor de belanghebbende partijen geen beletsel zijn om later een aanvraag in te dienen tot opneming van die stof in bijlage I bij de richtlijn volgens de in artikel 6, lid 2, van de verordening vastgestelde procedures.

(9) Deze beschikking laat onverlet elke eventuele latere actie van de Commissie met betrekking tot deze werkzame stoffen in het kader van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad(7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/188/EEG van de Commissie(8),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De beslissing tot opneming van de in de bijlage genoemde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt uitgesteld totdat de in artikel 2 genoemde informatie is ontvangen.

Artikel 2

De rapporterende lidstaten stellen de betrokken kennisgevers voor elke in de bijlage bij deze beschikking opgenomen werkzame stof in kennis van de aanvullende onderzoeken en informatie die volgens de Commissie, na raadpleging van het Permanent Plantenziektekundig Comité, vereist is om het dossier zo te vervolledigen dat aan alle in de bijlagen II en III bij de richtlijn vastgestelde eisen wordt voldaan voor een beperkt aantal representatieve gebruikswijzen.

Elke rapporterende lidstaat stelt de betrokken kennisgever ervan in kennis dat hij, indien hij wenst dat de rapporterende lidstaat en de Commissie hun onderzoek voortzetten met het oog op opneming van de stof in bijlage I bij de richtlijn, de rapporterend lidstaat en de Commissie binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van deze beschikking mededeling moet doen van de door hem aangegane verbintenis om ervoor te zorgen dat het dossier uiterlijk op de in de bijlage vastgestelde data aan de in de bijlagen II en III bij de richtlijn vastgestelde eisen zal voldoen en om de in de vorige alinea bedoelde onderzoeken en informatie zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk op de in de bijlage vastgestelde datum mee te delen.

Artikel 3

Indien voor bepaalde werkzame stoffen de vereiste informatie niet is ingediend binnen de in artikel 2 bedoelde termijn, stelt de rapporterende lidstaat de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden in kennis.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. De rapporterende lidstaat brengt de kennisgevers voor de in artikel 1 bedoelde werkzame stoffen onmiddellijk op de hoogte van deze beschikking.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2001.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2) PB L 309 van 9.12.2000, blz. 14.

(3) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(4) PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27.

(5) PB L 107 van 28.4.1994, blz. 8.

(6) PB L 225 van 22.9.1995, blz. 1.

(7) PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.

(8) PB L 92 van 13.4.1991, blz. 42.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>