Home

2002/64/EG: Beschikking van de Commissie van 25 juli 2001 inzake vermeende staatssteun ten gunste van het Amerikaanse concern Reebok in verband met zijn vestiging te Rotterdam, Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 2383)

2002/64/EG: Beschikking van de Commissie van 25 juli 2001 inzake vermeende staatssteun ten gunste van het Amerikaanse concern Reebok in verband met zijn vestiging te Rotterdam, Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 2383)

2002/64/EG: Beschikking van de Commissie van 25 juli 2001 inzake vermeende staatssteun ten gunste van het Amerikaanse concern Reebok in verband met zijn vestiging te Rotterdam, Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 2383)

Publicatieblad Nr. L 025 van 29/01/2002 blz. 0041 - 0046


Beschikking van de Commissie

van 25 juli 2001

inzake vermeende staatssteun ten gunste van het Amerikaanse concern Reebok in verband met zijn vestiging te Rotterdam, Nederland

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 2383)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/64/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken(1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij brief van 31 juli 1998 heeft de Commissie een klacht ontvangen volgens welke het Amerikaanse concern Reebok met onwettige staatssteun ertoe zou zijn aangezet haar nieuwe fabriek in de haven van Rotterdam te vestigen. Naar aanleiding van deze klacht verzochten de diensten van de Commissie de Nederlandse autoriteiten op 23 september 1998 om aanvullende gegevens. Bij brieven van 2 oktober 1998 en 7 januari 1999 verzochten de Nederlandse autoriteiten om verder uitstel en uiteindelijk verschaften zij de gevraagde informatie bij brief van 2 februari 1999.

(2) Bij brief van 9 juni 1999 stelde de Commissie Nederland in kennis van haar besluit ten aanzien van de steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Bij brief van 8 september 1999 deden de Nederlandse autoriteiten hun opmerkingen en nadere gegevens aan de Commissie toekomen.

(3) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd op 14 augustus 1999 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2). De Commissie verzocht daarin belanghebbenden hun opmerkingen aan haar toe te zenden. Zij ontving op 14 september 1999 opmerkingen van een belanghebbende en zond deze, om de Nederlandse autoriteiten in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, door naar Nederland, dat binnen een maand antwoordde.

(4) Op verzoek deden de Nederlandse autoriteiten verdere informatie over de vermeende steun aan de Commissie toekomen bij brieven van 7 juli 2000, 17 juli 2000, 6 december 2000, 15 december 2000, 8 februari 2001, 9 april 2001, 22 mei 2001, 27 juni 2001 en 6 juli 2001. Bijeenkomsten met de Nederlandse autoriteiten vonden plaats op 4 juli en 25 oktober 2000.

II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VERMEENDE STEUN

(5) Het Amerikaanse concern Reebok ("Reebok") is een van 's werelds grootste fabrikanten van met name sportschoenen met activiteiten in ongeveer 170 landen en een netto-omzet van ongeveer 2,9 miljard USD (2,72 miljard EUR) in 1999. De producten van Reebok worden in Azië vervaardigd en moeten naar Europa per schip worden gevoerd.

(6) In de periode 1993-1994 paste Reebok zijn distributienet in Europa aan, waar het op dat ogenblik acht opslagfaciliteiten had. Daarbij was het de bedoeling dat de logistiek werd geherstructureerd en dat er een "bulk"-faciliteit (distributiecentrum) voor Europa zou komen, waarschijnlijk in de Benelux, en twee zogenoemde "pick and pack centres". Voor de vestigingsplaats van het distributiecentrum ontving Reebok verscheidene aanbiedingen. De onderneming besloot uiteindelijk het aanbod van een perceel van 11,4 ha in Distripark Maasvlakte in de haven van Rotterdam aan te nemen. Volgens de Nederlandse autoriteiten had het concern zich bij zijn beslissing laten leiden door strategische overwegingen zoals vermindering van de vervoerstijd en -kosten.

(7) De klager betoogde dat Reebok onwettige staatssteun ontving als een prikkel om zijn nieuwe distributiecentrum te vestigen in de haven van Rotterdam, een gebied dat niet in een steunzone ligt. Deze steun bestond uit vier maatregelen:

- preferentiële huurvoorwaarden voor een stuk grond in Distripark Maasvlakte tegen de prijs van 8,50 NLG per m2 per jaar;

- preferentiële voorwaarden voor de toegang tot een hele reeks infrastructuurvoorzieningen in het park;

- subsidiëring van arbeidskosten; en

- douanevoordelen, d.w.z. vergemakkelijking van de installatie en het functioneren van de activiteiten van Reebok door de douane van het district Rotterdam.

(8) De Nederlandse autoriteiten verklaarden dat het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam (GHR), het bedrijf dat het betrokken haventerrein ontwikkelt en exploiteert, een openbaar bedrijf is dat niettemin volgens het "beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie" opereert en voor zijn investering een rendement van ten minste 7,5 % met een gemiddelde afschrijvingstermijn van 25 jaar verlangt.

(9) Daarnaast werd erop gewezen, dat de voor Reebok vastgestelde huurprijs van 8,50 NLG/m2 (3,9 EUR/m2) voor een perceel van 11,4 ha een normale marktprijs is in het licht van de rentabiliteit van het totale investeringsproject Distripark Maasvlakte en dat de huurprijs geheel vergelijkbaar was met de huurprijzen voor concurrerende gebieden in andere Europese havens. Wat de toegangsvoorwaarden tot de infrastructuurvoorzieningen betreft, was de Nederlandse regering van oordeel dat de aanleg van dit soort basisvoorzieningen was begrepen in de totale investeringen in het park en in de huurprijs werd doorberekend. Bovendien diende iedere gebruiker de aansluiting op de aanwezige nutsvoorzieningen, zoals elektriciteit, gas, water en telecommunicatie, te financieren.

(10) Wat de vermeende subsidiëring van arbeidskosten betreft, gaf de Nederlandse regering een toelichting op de financiering door maatregelen zoals de Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting en Premie Volksverzekering (WVA), de Jeugdwerkgarantiewet en de landelijke Kaderregeling Scholing Werkzoekenden (KSW), die volgens de Nederlandse autoriteiten algemene maatregelen zijn en geen steun vormen in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag. Voorts werd beklemtoond dat Reebok geen financiële douanevoordelen zou krijgen.

(11) De Nederlandse regering zette niettemin uiteen dat het GHR een bedrag van 4,25 miljoen NLG (1,9 miljoen EUR) toekende als prikkel op ad-hocbasis, gefaseerd uit te keren afhankelijk van het aantal te scheppen extra arbeidsplaatsen, hierna "cash incentive" genoemd.

Redenen voor het inleiden van de procedure

(12) De Commissie kwam tot de slotsom dat de subsidies voor arbeidskosten en de vermeende douanevoordelen geen staatssteun waren in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(13) Zij kon echter niet uitsluiten dat de uitkering van de cash incentive en de huurvoorwaarden, met inbegrip van de toegang tot de infrastructuurvoorzieningen(3), die door het GHR aan Reebok zijn verleend, steun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en zij leidde ten aanzien van deze twee maatregelen de procedure in.

(14) De cash incentive van 4,25 miljoen NLG (1,9 miljoen EUR) was ogenschijnlijk staatssteun, omdat deze met staatsmiddelen door het openbare bedrijf GHR werd verleend en een specifiek concern, namelijk Reebok, begunstigde. De steun werd op ad-hocbasis verleend met als enige doelstelling ervoor te zorgen dat Reebok zijn nieuwe fabriek in Distripark Maasvlakte zou vestigen. Deze zienswijze werd geschraagd door het feit dat de Nederlandse autoriteiten haar een "als incentive toegekend bedrag" noemden, "gefaseerd uit te keren, afhankelijk van het tempo van de investeringen alsmede van het aantal te creëren additionele arbeidsplaatsen". Er werd geen andere rechtvaardiging of commerciële redenering zoals door particuliere investeerders wordt gebruikt, gegeven. Ten slotte dreigde de cash incentive, doordat zij de financiële positie van Reebok versterkte, de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig te beïnvloeden in de interne markt voor schoenen in de EER.

(15) De huurprijs van 8,50 NLG/m2 (3,9 EUR/m2) die Reebok betaalt voor het perceel van 11,4 ha werd geraamd ongeveer 30 % lager te zijn dan de gemiddelde verwachte huurprijs. De Commissie verklaarde dat, in beginsel, een particuliere of openbare onderneming verschillende prijzen kon rekenen, maar dat deze verschillen niet-discriminerend moeten zijn en gerechtvaardigd moeten worden om commerciële redenen, namelijk het nemen van concurrerende maatregelen om klanten aan te trekken, terwijl ervoor wordt gezorgd dat de kosten worden gedekt en een redelijk rendement op het geïnvesteerde kapitaal wordt verkregen.

(16) De Commissie achtte het echter onwaarschijnlijk dat een particuliere investeerder zo gunstige voorwaarden zou hebben gegeven, vooral aangezien de korting niet duidelijk voortvloeit uit schaalvoordelen. Het leek hier te gaan om een zaak van prijsdiscriminatie, die bovendien niet strookte met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie. In dat verband moest ook rekening worden gehouden met het feit dat ruim 60 % van het gehele Distripark Maasvlakte destijds nog niet was verhuurd en volgens de Commissie viel het te betwijfelen of de verwachte hogere toekomstige huurprijzen zouden kunnen worden verwezenlijkt. Zij berekende dat het GHR een verlies op het geïnvesteerde kapitaal zou lijden indien het voor de resterende percelen slechts de met Reebok overeengekomen huurprijs van 8,50 NLG/m2 (3,9 EUR/m2) zou kunnen bereiken. Daar zij niet over nadere gegevens beschikte, kon de Commissie evenmin onderzoeken of de voor Reebok geldende huurprijs geheel vergelijkbaar was met de huurprijzen in de andere Europese havens, zoals de Nederlandse regering betoogde.

(17) De Commissie kon daarom in dat stadium niet uitsluiten dat de preferentiële huurvoorwaarden, waaronder toegang tot de infrastructuurvoorzieningen, steun vormden in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. De huurvoorwaarden werden verleend door GHR, dat een openbaar bedrijf is. Zij leken Reebok te begunstigen ten opzichte van andere producenten van sportschoenen in de Europese Unie en dreigden de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden, niet alleen op de markt voor sportschoenen in de Europese Unie, maar ook op de markt voor industrieparken. De Commissie verzocht de Nederlandse regering nadere gegevens te verschaffen aangaande de juridische en eigendomsstructuur van het GHR, de precieze criteria volgens welke het bedrag als cash incentive wordt toegekend, de huurovereenkomsten van andere huurders alsook bewijzen van de huurvoorwaarden voor gelijkwaardige stukken grond in andere Europese havens.

III. OPMERKINGEN VAN NEDERLAND

(18) De Nederlandse autoriteiten verstrekten gegevens aangaande de juridische en eigendomsstructuur van het GHR. Volgens die gegevens is het GHR onderdeel van de publiekrechtelijke rechtspersoon "de gemeente Rotterdam" en is het geen afzonderlijke rechtspersoon. In de opmerkingen werd bevestigd dat het GHR een openbaar bedrijf is in de zin van artikel 86 van het Verdrag. Het GHR is in het leven geroepen om de haven en het havenindustriecomplex, waaronder Distripark Maasvlakte, te ontwikkelen, te beheren en te exploiteren. In financieel opzicht is het GHR als entiteit gescheiden van de rest van de gemeente Rotterdam, hetgeen formeel tot uitdrukking komt in het feit dat jaarlijks een balans en verlies- en winstrekening van het GHR wordt opgesteld. Voorts moet het al zijn investeringen en uitgaven aan personeel, goederen en diensten terugverdienen uit de exploitatie van de havenfaciliteiten. De Nederlandse autoriteiten wezen erop dat het GHR bij de uitvoering van zijn taken optreedt overeenkomstig het beginsel van de investeerder in een markteconomie.

(19) Wat de cash incentive betreft, verklaarden de Nederlandse autoriteiten in hun brief van 8 september 1999 dat het GHR Reebok wilde laten meedelen in de besparingen die het bedrijf door de omvang van de aan Reebok uitgegeven kavel heeft gerealiseerd. Voorts werd verklaard: "De betaling van dit bedrag aan Reebok is gerelateerd aan de voortgang van het realiseren van de uitbreiding van arbeidsplaatsen. Steeds als een vooraf overeengekomen niveau is bereikt wordt een deel van de bijdrage uitgekeerd. Reebok heeft thans gemeld het niveau waarop de volledige bijdrage zal worden verstrekt te hebben bereikt.". In een brief van latere datum verklaarde de Nederlandse regering dat het GHR de betaling van de in het kader van de cash incentive nog verschuldigde bedragen had gestaakt na de inleiding van de procedure door de Commissie en dat het GHR tot op dat moment (in 1998) 1,625 miljard NLG (0,7 miljoen EUR) had betaald. Na besprekingen gedurende welke de Commissie de rechtvaardiging in twijfel trok van de uitkering van de cash incentive kondigden de Nederlandse autoriteiten aan, dat zij de intrekking van de verleende cash incentive en de terugvordering van het reeds betaalde bedrag plus de rente over dat bedrag overwoog. Bij brief van 27 juni 2001 zond de Nederlandse regering de Commissie een bewijs van de terugvordering van 1,872 miljard NLG, te weten de huidige waarde van 1,625 miljard NLG, in de vorm van een afschrift van het rekeningrapport en het besluit van het GHR van de cash incentive af te zien alsook de toezegging dat met betrekking tot de cash incentive verder geen betalingen meer zouden worden gedaan.

(20) Ten aanzien van de huurvoorwaarden verklaarden de Nederlandse autoriteiten dat de huurprijzen in Distripark Maasvlakte, in de haven van Rotterdam, hoog zijn in vergelijking met soortgelijke terreinen in andere Europese havens. Zij verschaften de Commissie een vergelijkende studie die hierover door consulenten is uitgevoerd. Voorts verklaarden de Nederlandse autoriteiten dat de huurprijs van 8,50 NLG/m2 die met Reebok was overeengekomen paste binnen de bandbreedte voor tarieven voor de klantencategorie "European Distribution Centres" die niet aan een zeehaven gebonden is en meer naar het binnenland zou kunnen verhuizen, waar de huurprijzen over het algemeen lager zijn. Er waren echter geen gegevens over de huurprijzen van dit soort terreinen meer landinwaarts. Daarom hebben de Nederlandse autoriteiten op verzoek in december 2000 een tweede studie naar de huidige gemiddelde huurprijzen van vergelijkbare terreinen verder landinwaarts aan de Commissie overgelegd die door onafhankelijke consulenten was uitgevoerd. De Nederlandse autoriteiten verstrekten ook afschriften van twee andere aanbiedingen die Reebok kreeg toen het concern nog naar een vestigingsplaats op zoek was.

(21) Ook lichtten de Nederlandse autoriteiten toe dat het niveau van de huurprijs die door het GHR wordt gevraagd afhankelijk is van criteria zoals het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, de grootte van de kavel of de mate waarin de klant voor het GHR aantrekkelijk is, bijvoorbeeld ten aanzien van de goederenstroom en de daaruit voor het GHR voortvloeiende opbrengst. Naar de mening van de Nederlandse autoriteiten zijn dit objectief gerechtvaardigde criteria en impliceren zij geen discriminerende behandeling. Bovendien had de met Reebok overeengekomen huurprijs geen verliezen op de investering van GHR in Distripark Maasvlakte tot gevolg en was deze derhalve in overeenstemming met het beginsel van de investeerder in een markteconomie. Ter staving van deze bewering verstrekten de Nederlandse autoriteiten gedetailleerde berekeningen van de afzonderlijke kosten- en inkomstenelementen, met inbegrip van actualisering. Zij hebben eveneens de door het GHR gebruikte spreadsheets overgelegd die de onbewerkte gegevens bevatten van uitgaven, inkomsten en besparingen teneinde de Commissie in staat te stellen haar eigen beoordeling te maken.

(22) Voorts hebben zij de huurovereenkomsten overgelegd van alle huidige huurders, waarbij blijkt dat de huurprijzen die reeds zijn overeengekomen uiteenlopen van [...](4) tot [...](5). Volgens de verstrekte gegevens is slechts 33,7 ha van het totale oppervlak van 86,6 ha van Distripark Maasvlakte(6) uitgegeven: over nog eens [...](7) wordt momenteel onderhandeld, en voor [...](8) zijn nog geen kandidaten.

(23) De Nederlandse autoriteiten hebben ook gedetailleerde berekeningen overgelegd van de kostenbesparingen die werden gerealiseerd door de grote omvang van de kavel die Reebok heeft gehuurd(9). Doordat Reebok een kavel heeft die drie tot vier maal groter is, kon worden afgezien van de aanleg van een verbindingsweg die aanvankelijk was gepland tussen de terreinen waar normaal gesproken vier huurders zijn gevestigd. Bovendien werd bespaard op de kosten voor de aansluitingen van de kavels op het riool, het brandnet dat de verschillende gebouwen van de huurders met elkaar verbindt en voor de inritten. Op verzoek van de Commissie verstrekten de Nederlandse autoriteiten een berekening van deze besparingen die door een bouwfirma is uitgevoerd en die het bovenstaande bevestigt.

IV. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(24) Na de bekendmaking van het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure, werden opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk(10) ontvangen die als volgt worden samengevat: de regering is verheugd over het onderzoek van de Commissie naar de verlening van deze steun aan Reebok. Deze heeft belangrijke gevolgen voor de schoeiselindustrie in het Verenigd Koninkrijk, en steun aan een zo grote onderneming zou negatieve gevolgen hebben voor andere fabrikanten van sportschoenen die niet dit soort subsidies ontvangen. Aangezien schoeisel, en met name sportschoenen, een zeer prijsgevoelig product is, zou steun van deze omvang aan een marktdeelnemer een uitermate vervalsende uitwerking op de mededinging in deze sector hebben. Met name één fabrikant van sportschoenen in het Verenigd Koninkrijk zou ernstige nadelen ondervinden indien deze steun aan Reebok werd verleend. Deze onderneming is van oordeel dat indien de aan Reebok uitgekeerde steun niet zou worden teruggevorderd, deze een vervalsende uitwerking op de mededinging in de Europese schoeiselindustrie, en met name voor het Verenigd Koninkrijk, zou hebben.

V. REACTIE VAN NEDERLAND OP DE OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(25) De Nederlandse autoriteiten ontkenden dat de overeenkomsten tussen het havenbedrijf en Reebok staatssteun vormden; ook oordeelden zij dat deze afspraken in het bijzonder gevolgen zouden hebben voor de positie van de onderneming die door de Britse autoriteiten werd genoemd. Deze onderneming richt zich hoofdzakelijk op de Amerikaanse markt, en slechts voor een klein gedeelte op de Britse markt. Bovendien heeft iedere fabrikant van sportschoenen en andere sportartikelen een distributiecentrum nodig. Met deze ondernemingen zouden dezelfde afspraken kunnen worden gemaakt indien zij zich in Rotterdam zouden vestigen. Overigens heeft het distributiecentrum in Rotterdam, tot het ogenblik waarop deze verklaring werd afgegeven, tot financiële verliezen voor Reebok geleid. De overeenkomst tussen het havenbedrijf en Reebok heeft betrekking op een zeer gering bedrag wanneer dit per paar sportschoenen wordt berekend. Er zijn derhalve geen gevolgen van enige betekenis te verwachten voor de door het Verenigd Koninkrijk genoemde onderneming.

VI. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(26) Door de intrekking en de terugvordering van het reeds uitgekeerde gedeelte van de cash incentive (zie overweging 19) kan de procedure uit hoofde van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in dit opzicht worden afgesloten.

(27) Wat de huurvoorwaarden betreft, wordt niet betwist dat deze werden toegestaan door het GHR dat deel uitmaakt van de gemeente Rotterdam en derhalve een openbare investeerder is. Niettemin levert de juridische status van de investeerder alleen geen antwoord op de vraag of de huurvoorwaarden voor Reebok een element van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag bevatten. Doorslaggevend hierbij is of het gedrag van de openbare investeerder al dan niet kan worden vergeleken met dat van een particuliere investeerder (beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie) zoals het Hof van Justitie heeft betoogd in de zaak Tubacex(11).

(28) Particuliere investeerders zijn echter niet actief op het gebied waarop het Gemeentelijk Havenbedrijf zijn activiteiten heeft, te weten het investeren in de voorbereiding van of zelfs het tot stand brengen van grond voor particuliere klanten in een haven (het droogleggen van grond die vroeger onder water stond, de aanleg van infrastructuurvoorzieningen zoals wegen, pijpleidingen en andere netten). Deze activiteiten worden doorgaans verricht hetzij door havenbedrijven die onder de staat/gemeente vallen, hetzij rechtstreeks door de gemeenten zelf. Particuliere investeerders hebben evenmin activiteiten op het gebied van het bedrijfsklaar maken van grond en infrastructuurvoorzieningen voor bedrijfsactiviteiten verder landinwaarts.

(29) Daar de Commissie niet de mogelijkheid heeft het gedrag van het GHR te vergelijken met het gedrag van particuliere investeerders heeft zij, als eerste stap, het niveau van de huurprijzen voor soortgelijke terreinen in andere Europese havens of verder landinwaarts bestudeerd om deze "markthuurprijzen" te vergelijken met de huur die Reebok in Distripark Maasvlakte betaalt. Ten tweede ging de Commissie na of de door Reebok betaalde huur voor het GHR een nettowinst oplevert om als markthuurprijs te worden beschouwd. Ten derde moet de Commissie vaststellen of de relatief lage huurprijs die Reebok betaalt objectief gezien is gerechtvaardigd, bijvoorbeeld door kostenbesparingen.

(30) De door twee onafhankelijke consulenten uitgevoerde studies die door de Nederlandse autoriteiten zijn overgelegd tonen aan dat de huurprijzen voor "droge terreinen" bij andere Noord-Europese havens aanmerkelijk lager zijn dan in Rotterdam. Uit de studie die op een eerdere datum werd overgelegd (en die betrekking heeft op o.a. de havens Le Havre, Duinkerke, Zeebrugge, Antwerpen, Hamburg, Bremerhaven, Moerdijk, Vlissingen, Amsterdam en Rotterdam) blijkt dat de gemiddelde huurprijzen voor de periode 1993-1998 uiteenlopen van 4,75 NLG/m2 tot 9,75 NLG/m2, terwijl de laatstgenoemde, hoogste gemiddelde huurprijs, betrekking heeft op Rotterdam. De tweede studie, die feitelijk gericht is op een andere kwestie (zie overweging 31), geeft een overzicht van de maximumhuurprijzen voor de zes grootste havens (Rotterdam, Antwerpen, Hamburg, Bremen/Bremerhaven, Duinkerke en Le Havre), die varieren van ongeveer 14 NLG/m2 tot 4 NLG/m2. Ook in die studie komt Rotterdam naar voren met de hoogste maximumhuurprijs.

(31) Daar de Nederlandse autoriteiten verklaarden dat Reebok niet afhankelijk was van een haventerrein en zijn distributiecentrum verder landinwaarts had kunnen vestigen waar de grond over het algemeen goedkoper is, werd nog een studie ingediend. In deze studie worden de huurprijzen voor "binnenlandlokaties" (niet-havenlokaties) in Noord-Frankrijk (Pas-de-Calais), België en Nederland vergeleken om rekening te houden met de theoretische alternatieven van Reebok met het oog op zijn vereiste inzake geringe vervoerkosten. De gemiddelde jaarlijkse huurprijzen voor binnenlandlokaties in deze studie lopen uiteen van 0,6 NLG/m2 tot 8,3 NLG/m2 en zijn doorgaans, afgezien van de uitschieters, aanmerkelijk goedkoper dan havenlokaties.

(32) Uit de gegevens blijkt dat de huurprijs die Reebok in Rotterdam betaalt niet alleen strookt met, maar zich in het bovenste segment bevindt van de huurprijzen die worden gehanteerd op de "markt", d.w.z. voor kavels in Noord-Europese havens of op binnenlandlokaties. Het besluit ten gunste van een terrein met een relatief hoge huur geeft ook aan dat Reebok zijn besluit niet voornamelijk baseerde op de kosten van de grond, maar ook op algemene strategische criteria zoals het effect van de lokatie op het vervoer. Dit wordt verder geschraagd door het feit dat Reebok ervoor koos niet in te gaan op een aanbod zich geheel kosteloos op een stuk grond te vestigen, dat gedurende 99 jaar vrij van lasten was. Dit wijst er echter ook op dat lokaties bij andere havens of verder landinwaarts naar de mening van Reebok niet geheel vergelijkbaar waren. Daarenboven worden de lokaties in andere havens of verder landinwaarts ook aangeboden en beheerd door gemeenten of openbare bedrijven en niet door particuliere investeerders. Daarom eist de Commissie, als bijkomend criterium waaraan moet worden voldaan om de huurprijs van Reebok als "markthuurprijs" te aanvaarden, dat deze het GHR een nettowinst oplevert.

(33) De Commissie ging daarom, in de tweede plaats, na of de investering van het GHR in het Reebokproject rendabel was. Aangezien er in deze sector geen particuliere investeerders zijn, is een marktopbrengstpercentage op dergelijke investeringen niet voor vergelijking beschikbaar. Het minimumvereiste is derhalve dat de aftrek van de kosten van het project (contante waarde per 1 januari 1998) van de inkomsten (contante waarde per 1 januari 1998) voor het GHR in een positieve netto contante waarde resulteert.

(34) De Nederlandse autoriteiten hebben berekeningen van het GHR van de inkomsten- en kostenelementen gedurende een periode van 25 jaar aan de Commissie voorgelegd. Volgens deze berekeningen beliepen de inkomsten uit huur van Reebok per 1 januari 1998 [...](12), de contante waarde van het aandeel van Reebok in de totale kosten(13) verminderd met de dankzij Reebok gerealiseerde kostenbesparingen bedroeg [...](14), hetgeen een positieve netto contante waarde van [...](15) oplevert(16).

(35) Ten slotte behandelde de Commissie de kwestie van de prijsdifferentiatie, dat wil zeggen het feit dat andere huurders in Distripark Maasvlakte hogere huurprijzen betalen. In verband hiermee rees de vraag of het GHR Reebok in het bijzonder een gunstige behandeling gaf. Particuliere of openbare ondernemingen kunnen in beginsel gedifferentieerde prijzen hanteren op voorwaarde dat het prijsbeleid niet tot verliezen op het geïnvesteerde kapitaal leidt en dat er geen sprake is van discriminatie ten opzichte van andere klanten. Het eerste criterium is hierboven onderzocht en aan dit criterium is voldaan (zie overweging 34). Om aan het tweede criterium te voldoen moeten de prijsverlagingen in overeenstemming zijn met de besparingen die op de kosten zijn gerealiseerd, bijvoorbeeld besparingen ten gevolge van inkoop van grotere hoeveelheden of voortvloeiend uit andere schaalvoordelen(17).

(36) Het gewogen gemiddelde van de jaarlijkse huurpenningen(18) die reeds waren overeengekomen in Distripark Maasvlakte en die door de aan de Commissie overgelegde overeenkomsten zijn bewezen beloopt [...](19). Hieruit vloeit voort dat Reebok een korting van [...](20) of ongeveer 15 % genoot. De contante waarde van het totale bedrag van deze korting over een periode van 25 jaar per 1 januari 1998 is volgens de berekening van de Commissie [...](21), wat minder is dan de contante waarde van de kostenbesparingen ten belope van [...](22)(23), die werden verkregen door de grotere omvang van de kavel die door Reebok werd gehuurd (zie ook overweging 23). Derhalve kan worden gesteld dat de korting op de huurprijs voor Reebok wordt gerechtvaardigd door de kostenbesparingen.

VII. SLOTSOM

(37) De Commissie is van oordeel dat de bovenbeschreven huurvoorwaarden overeenstemmen met het beginsel van de investeerder in een markteconomie en derhalve geen staatssteun vormen of steunelementen bevatten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De formele onderzoekprocedure wordt afgesloten met betrekking tot de toekenning van het bedrag van 4,25 miljoen NLG (1,9 miljoen EUR) als incentive, ten aanzien waarvan Nederland het overtuigende bewijs heeft geleverd dat van deze incentive is afgezien en dat het reeds uitbetaalde bedrag inclusief de rente die verschuldigd is tot de datum van terugbetaling, berekend tegen het referentiepercentage, is terugbetaald.

Artikel 2

De huurprijs die Reebok betaalt voor zijn kavel in Distripark Maasvlakte, haven Rotterdam, overeenkomstig de op 25 juni 1998 door Reebok en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam gesloten overeenkomst is geen steun en bevat geen steunelementen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2001.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB C 233 van 14.8.1999, blz. 39.

(2) PB C 233 van 14.8.1999, blz. 39.

(3) De Commissie aanvaardde de redenering van de Nederlandse regering dat de vermeende preferentiële huurvoorwaarden van Reebok en de vermeende preferentiële toegangsvoorwaarden tot de infrastructuurvoorzieningen in het park als één maatregel moeten worden gezien omdat de kosten van de basisinfrastructuurvoorzieningen zijn begrepen in de totale investeringen in het park en in de huurprijs werden doorberekend.

(4) Vertrouwelijke informatie.

(5) Vertrouwelijke informatie.

(6) Het oorspronkelijke cijfer van 85,2 ha is door de Nederlandse autoriteiten enigszins aangepast door het beschikbaar komen van extra terrein dat aanvankelijk was bestemd voor een deel van een verbindingsweg binnen het Distripark.

(7) Vertrouwelijke informatie.

(8) Vertrouwelijke informatie.

(9) Uit een kaart wordt duidelijk dat het standaardformaat van een kavel 3,4 ha is, maar dat dit kan variëren naar gelang van de lokatie binnen de rechthoekige of driehoekige groepen kavels die door wegen met elkaar zijn verbonden.

(10) De regering van het Verenigd Koninkrijk is niet de reeds genoemde oorspronkelijke klager.

(11) Jurisprudentie 1999, blz. I-2459.

(12) Vertrouwelijke informatie.

(13) Het aandeel van Reebok in de totale kosten werd proportioneel berekend op basis van het aantal m2 dat Reebok in Distripark Maasvlakte in gebruik heeft: 13,2 % van 86,6 ha.

(14) Vertrouwelijke informatie.

(15) Vertrouwelijke informatie.

(16) De Nederlandse autoriteiten hebben bij hun berekeningen van de contante waarden van de kosten en inkomsten kennelijk disconteringsfactoren gehanteerd die variëren tussen 5 en 6 %. Wanneer de Commissie de cijfers verdisconteert met een referentiepercentage van 5,95 % (dat begin 1998 in Nederland van toepassing was), komt zij uit op een tamelijk gelijkaardig resultaat, te weten een positieve netto contante waarde van [...]*. Gelet op het feit dat de betaling van de huur doorgaans pas een jaar na het sluiten van de overeenkomst begint, d.w.z. in het geval van Reebok in 1999, zou men ook een referentiepercentage van 4,76 % kunnen bepleiten. De Commissie is echter van oordeel dat voor de berekening van contante waarden van inkomsten en kosten, het tijdstip van de overeenkomst beslissend is. Bovendien is de rentabiliteit, indien deze wordt aangegeven met een referentiepercentage van 5,95 %, bij een lager referentiepercentage nog hoger.

(17) Zie Jurisprudentie 1990, blz. I-3083.

(18) Gewogen naar totale omvang per prijs/m2.

(19) Vertrouwelijke informatie.

(20) Vertrouwelijke informatie.

(21) Vertrouwelijke informatie.

(22) Vertrouwelijke informatie.

(23) Voor de berekening van de contante waarde werd het referentiepercentage van 5,95 % toegepast.