2002/132/EG: Beschikking van de Commissie van 25 april 2001 betreffende de overheidssteun die door Frankrijk wordt verleend ten behoeve van de scheepswerf ACHCN (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1143)
2002/132/EG: Beschikking van de Commissie van 25 april 2001 betreffende de overheidssteun die door Frankrijk wordt verleend ten behoeve van de scheepswerf ACHCN (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1143)
Beschikking van de Commissie
van 25 april 2001
betreffende de overheidssteun die door Frankrijk wordt verleend ten behoeve van de scheepswerf ACHCN
(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1143)
Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek
(Voor de EER relevante tekst)
(2002/132/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw(1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 88 van het EG-Verdrag en met name van artikel 7(2),
Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel(3) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) Begin 1998 heeft de Commissie, naar aanleiding van aanhoudende pessimistische berichten over de situatie bij de scheepswerf Ateliers et Chantiers du Havre Constructions Navales (hierna ACHCN), bij schrijven van 12 juni 1998 de Franse autoriteiten een eerste maal om inlichtingen verzocht. Op dit verzoek kwam een voorlopig antwoord. Ten slotte hebben de Franse autoriteiten in oktober op een nieuw verzoek van de Commissie geantwoord bij schrijven van 30 november 1998.
(2) Uit dit antwoord bleek dat ACHCN niet in staat was het bedrijfsproces te beheersen of de financiële gevolgen van de moeilijkheden te beoordelen zodat de overheid genoodzaakt was met spoed extra steun te verlenen om de voltooiing van de lopende order zeker te stellen. De steun die de Franse regering voornemens was aan ACHCN te verlenen, werd in totaal op 1,868 miljard FRF geraamd.
(3) Bij schrijven van 4 februari 1999 deelde de Commissie de Franse Republiek mede dat zij besloten had ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden.
(4) De beslissing van de Commissie om de procedure in te leiden werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. De Commissie heeft de belanghebbende partijen uitgenodigd hun opmerkingen over de betreffende steunmaatregel in te dienen.
II. ACHTERGROND
(5) Bij de uitvoering van een order uit 1995 van de rederij Stolt Nielsen voor drie chemicaliëntankers voor een totaalbedrag van 1,126 miljard FRF heeft de scheepswerf ACHCN bij het begin van het jaar 1997 ernstige moeilijkheden ondervonden. De onderneming had gehoopt haar organisatorische moeilijkheden te kunnen oplossen door het personeelsbestand met 15 % te verminderen en haar capaciteit te beperken door de omvang van haar droogdokken te verminderen. Op financieel vlak moest de kaspositie van de onderneming worden gesteund door de onmiddellijke betaalbaarstelling vanwege de Franse regering van steun voor de order van de drie chemicaliëntankers overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 90/684/EEG van de Raad van 21 december 1990 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw(4) die op dat tijdstip van toepassing was, alsmede de steun bedoeld in het plan voor de modernisering van de Franse scheepsbouw dat in juli 1995 door de Commissie was goedgekeurd. Op termijn moest tevens steun worden verleend ten behoeve van de sociale aspecten van de herstructurering. Deze steunmaatregel werd aangemeld in februari 1997 en in december 1997 door de Commissie goedgekeurd.
(6) Rekening houdend met deze drie elementen bedroeg de totale steun waarvoor de scheepswerf op het ogenblik van de order in aanmerking kwam, 318 miljoen FRF. Deze steun werd in juli 1995 uitgesplitst in:
i) steun voor de order: 111,4 miljoen FRF (9 % van de contractuele prijs vóór de steunverlening);
ii) steun voor de modernisering van de Franse scheepswerven zoals toegestaan door de Commissie in juli 1995: 207,5 miljoen FRF.
Daarbij kon eventueel herstructureringssteun ter beschikking worden gesteld ten belope van 21,8 miljoen FRF, op voorwaarde dat dit bedrag werd toegekend voor het sociaal plan.
III. BESCHRIJVING
(7) De Commissie heeft de procedure van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag in januari 1999 ingeleid omdat de scheepswerf van mening was dat het verlies op de order 1,868 miljard FRF zou bedragen en dat dit verlies zou worden gedekt door overheidsmiddelen die veel hoger lagen dan de reeds door de Commissie toegestane bedragen. Volgens de Commissie moest dergelijke steun worden beschouwd als exploitatiesteun die niet werd gecompenseerd door een tegenprestatie waardoor een rechtvaardiging krachtens de op het gebied van steun aan de scheepsbouw geldende bepalingen mogelijk zou zijn.
(8) De Commissie verzocht de Franse autoriteiten, naast hun opmerkingen, ook de volgende inlichtingen te verstrekken:
i) de volledige boekhouding van de onderneming, met inbegrip van alle steunbetalingen die sedert de ondertekening van het contract met Stolt Nielsen zijn verricht,
ii) een kopie van het betreffende contract,
iii) de precieze staat van de bouw van de twee laatste schepen in termen van zowel de waarde als de stand van zaken van de werkzaamheden.
IV. OPMERKINGEN VAN DE FRANSE AUTORITEITEN
(9) De Franse autoriteiten hebben de gedetailleerde boekhouding van de onderneming tot en met 1997 verstrekt alsmede de leveranciersrekening per 30 juni 1999 en een kopie van de contracten en de verschillende aanhangsels daarvan. Wat de staat van de bouw van de schepen betreft, was het eerste schip nagenoeg voltooid en was de romp van het tweede schip voor 80 % gebouwd, maar het derde schip was slechts voor een klein deel geassembleerd.
(10) In hun opmerkingen verstrekken de Franse autoriteiten meer details over de gebeurtenissen die ertoe hebben geleid dat ACHCN niet langer in staat was het bedrijfsproces en de financiële situatie te beheersen. Het komt er vooral op neer dat de scheepswerf die nochtans op het gebied van scheepsbouw over de nodige knowhow beschikte, te hoog heeft gegrepen en niet over de nodige ervaring beschikte om dergelijke schepen te bouwen. Naast dit gebrek aan ervaring waren er ook externe problemen, zoals vertraging bij de levering van plaatstaal en het feit dat de reder een kwaliteitsniveau eiste dat voorheen nooit aan de scheepswerf was gevraagd.
(11) Volgens de autoriteiten kon aanvankelijk niet worden vermoed dat de situatie op een dergelijke manier uit de hand zou lopen: eind 1996 bleek immers uit de leveranciersrekening dat de scheepswerf de situatie nog steeds kon beheersen en zelfs in 1997, toen het in overweging 5 vermelde herstructureringsplan werd aangemeld, kon de op de scheepswerf geboekte productiviteitswinst het nog mogelijk maken de situatie te herstellen aangezien de vertraging bij de bouw van de schepen het gevolg was van tijdelijke onvoorziene omstandigheden. Voorts verklaren zij dat de steun was bedoeld om een abrupt faillissement van ACHCN te voorkomen. Een dergelijk faillissement zou immers tot ernstige sociale onrust hebben geleid aangezien de scheepswerf een belangrijke plaats innam in de industriële structuur van de haven.
(12) Gezien de ontwikkelingen die zich sedert hun brief van november 1998 hebben voorgedaan, hebben de Franse autoriteiten tevens de volgende inlichtingen verstrekt:
i) Het eerste schip dat oorspronkelijk in juli 1997 moest worden opgeleverd en waarvan de termijn contractueel tot 31 oktober 1998 was opgeschort, werd uiteindelijk pas in juni 1999 geleverd. Door deze vertraging kon de reder de verwerpingsclausule toepassen. Aangezien geen andere koper werd gevonden, werd de op het ogenblik van de levering geldende marktprijs betaald, nl. 53 miljoen USD in de plaats van de in het contract vastgestelde 73 miljoen USD.
ii) Wat de twee andere schepen betreft, heeft de werf in januari 1999 besloten de bouw stop te zetten van het derde schip waarvan slechts enkele onderdelen van de romp waren vervaardigd. De kosten voor de voltooiing van dit schip zouden immers, rekening houdend met de productiviteit op de werf, hoger zijn geweest dan de eventueel door de reder betaalde prijs en ACHCN is toen tot de vaststelling gekomen dat zij niet over de nodige industriële capaciteit beschikte om dit schip te bouwen. Wat het tweede schip betreft, werd besloten de bouw tot aan de tewaterlating voort te zetten en vervolgens buiten Frankrijk een werf te zoeken die het schip zou afwerken. Op 1 juni 1999 was de romp van het schip voor 90 % afgewerkt en het zou vóór oktober 1999 worden te water gelaten. Hiertoe werd besloten omdat het onafgewerkte schip dat midden in de haven van Le Havre lag, het dok moest verlaten, zoniet moest het worden afgebroken, met alle financiële gevolgen vandien.
(13) Het totale verlies op de in juni 1999 opgeschorte order zou derhalve 2,033 miljard FRF hebben bedragen en ACHCN heeft dan ook besloten haar scheepsbouwactiviteit stop te zetten en zij heeft de overheid gevraagd de tenuitvoerlegging te financieren van een plan voor de volledige en onomkeerbare sluiting van de onderneming. Dit sluitingsplan omvatte drie delen.
(14) Voor het eerste deel stelden de Franse autoriteiten voor de verliezen op de volgende manier te dekken:
i) 111,4 miljoen FRF, d.w.z. 9 % van de steun voor de order (reeds toegestaan uit hoofde van de geldende steunregeling) en 207,5 miljoen FRF voor de andere, door de Commissie goedgekeurde steunmaatregelen (moderniseringsplan van 1995 en herstructurering van 1998);
ii) 1714,1 miljoen FRF steun voor de sluiting. Deze steun was bestemd voor de afwerking van het eerste schip en de bouw van het tweede schip tot aan de tewaterlating.
(15) Een tweede deel betreft de sociale steun en bestaat uit de tenuitvoerlegging van een sociaal plan voor het volledige personeelsbestand van ACHCN, nl. 692 werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De wettelijke ontslagprocedure werd in augustus 1999 ingeleid overeenkomstig de Franse Code du Travail. De staat verstrekte aan de onderneming de nodige middelen om de uitgaven te dekken die normaliter ten laste van de onderneming kwamen aangezien ACH Constructions Navales eigenlijk in staat van faillissement verkeerde en zij het plan bijgevolg ook niet kon financieren. De maatregelen omvatten ontslagpremies, opzegvergoedingen, steun voor mobiliteit, ondersteuning bij indiensttreding, omschakelingsverloven, tenuitvoerlegging van overeenkomsten voor omschakeling en geleidelijke uittreding, financiering van een omschakelingseenheid en eventueel nog andere premies. De oorspronkelijke begroting bedroeg 270 miljoen FRF en het bedrag zal worden aangepast op grond van het aantal werknemers dat voor elke maatregel in aanmerking komt. Voor een totaal van 692 arbeidsplaatsen is het tijdschema voor de ontslagen als volgt opgesplitst:
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
(16) Het derde deel voorziet in herindustrialiseringsmaatregelen om in de regio van Le Havre het door de sluiting van de scheepswerf veroorzaakte directe en indirecte verlies aan arbeidsplaatsen te compenseren. Rekening houdend met de op zeer korte termijn geplande grote industriële ontwikkelingsprogramma's in de streek rond Le Havre, en in het bijzonder in de haven van Le Havre (ontwerp Haven 2000), gaat het hier hoofdzakelijk om de prioritaire toekenning aan de regio van Le Havre van kredieten die beschikbaar zijn voor de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen (PME) en van kleine en middelgrote industriële ondernemingen (PMI) via de ontwikkelingsfondsen van de PMI (FDPMI) en de ruimtelijke ordeningspremie (PAT) voor de ondersteuning van de werkgelegenheid voor de PMI. Alle geplande maatregelen passen overigens in het kader van de reeds door de Commissie toegestane regelingen.
(17) De Franse autoriteiten wijzen ten slotte erop dat naarmate het personeel ACHCN verlaat, de onderneming zich ertoe heeft verbonden al haar activa te verkopen en de opbrengsten daarvan over te maken aan de Schatkist om, zij het slechts gedeeltelijk, de steun terug te betalen die door de staat is toegekend voor de herstructurering. Dit betekent dat alle productiemiddelen van de scheepswerf van Le Havre verkocht zullen zijn.
V. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL
(18) Het gaat om een steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag aangezien de mededinging wordt vervalst doordat ACHCN en de scheepsbouw worden bevoordeeld.
(19) Aangezien het in dit geval om een scheepswerf gaat, moeten de steunmaatregelen worden beoordeeld in het licht van Verordening (EG) nr. 1540/98. In artikel 4 van die verordening wordt bepaald dat steunmaatregelen ter bestrijding van de normale kosten van het geheel of gedeeltelijk sluiten van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatiewerven als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd mits de uit dergelijke steunmaatregelen voortvloeiende capaciteitsvermindering reëel en onomkeerbaar is.
(20) Rekening houdend met de verbintenissen van de Franse regering ten aanzien van de definitieve sluiting van de scheepswerf die ondertussen werd bevestigd door de volledige stopzetting van de activiteiten, het ontslag van het personeel overeenkomstig het geplande tijdschema en de verkoop bij opbod van de volledige infrastructuur van de scheepswerf, moet worden geconcludeerd dat het gaat om een volledige en onomkeerbare sluiting en dat de steunmaatregel in het licht van deze elementen moet worden beoordeeld.
(21) De kosten waarvoor uit sociaal oogpunt steun kan worden verleend zijn:
i) de vergoedingen voor ontslagen en vervroegd gepensioneerde werknemers,
ii) de kosten voor adviesverlening aan ontslagen en vervroegd gepensioneerde werknemers, met inbegrip van door de werven verrichte betalingen om de oprichting te vergemakkelijken van kleine ondernemingen die volledig losstaan van die werven en waarvan de activiteiten niet hoofdzakelijk op het gebied van de scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie liggen,
iii) de uitkeringen aan werknemers voor herscholing.
(22) De begroting van 270 miljoen FRF voor het onderdeel sociale bijstand, zoals medegedeeld door de Franse autoriteiten, dekt de in overweging 21 opgesomde categorieën uitgaven en het toegekende bedrag dat gemiddeld per werknemer 390000 FRF vertegenwoordigt, stemt overeen met de reeds in Frankrijk in soortgelijke omstandigheden toegepaste normen. In 1987 werd bij de sluiting van de drie scheepswerven van de groep Normed voor het sociaal plan nagenoeg eenzelfde steunbedrag toegekend dat volledig door de Franse regering werd gefinancierd en door de Commissie werd goedgekeurd. Dit betekent dat deze maatregelen kunnen worden beschouwd als zijnde verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
(23) In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1540/98 wordt voorts bepaald dat uitgaven om werf, gebouwen, installaties en infrastructuur een andere bestemming te geven dan scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie kosten zijn waarvoor bij sluiting steun kan worden verleend.
(24) Dit betekent dat wanneer, zoals de Franse autoriteiten aanvoeren, voor het industrieel ontwikkelingsprogramma in de regio van Le Havre steun wordt verleend in het kader van reeds door de Commissie toegestane regelingen, de voor het deel herindustrialisering voorgestelde maatregelen eveneens verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.
(25) In artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1540/98 wordt bepaald dat bij geheel sluiten van ondernemingen voor scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie leningen of garanties op leningen ten behoeve van het bedrijfskapitaal dat noodzakelijk is om de onderneming in staat te stellen lopende werkzaamheden te voltooien, eveneens verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, mits deze steun beperkt is tot hetgeen strikt noodzakelijk is en een aanzienlijk deel van de werkzaamheden reeds is verricht.
(26) In lid 4 van dit artikel wordt benadrukt dat het bedrag en de intensiteit van de steun moeten gerechtvaardigd zijn door de omvang van de betrokken sluitingen waarbij rekening moet worden gehouden met de structurele moeilijkheden van de betrokken regio.
(27) Het eindsaldo van de voor de financiering van het verlies van de werf bestemde niet-aangemelde steun bedraagt 1714,1 miljoen FRF.
(28) De Commissie stelt vast dat de steunmaatregel van de regering overeenstemt met de leden 3 en 4 van artikel 4 van de verordening. In de eerste plaats omdat de steun enkel werd gebruikt ten behoeve van het bedrijfskapitaal dat noodzakelijk was voor de voltooiing van nog lopende werkzaamheden. Een van de schepen werd immers volledig afgewerkt en de bouw van het tweede schip bleef beperkt tot hetgeen noodzakelijk was om het schip in staat te stellen de werf te verlaten. Op die manier was de scheepswerf in staat een gedeeltelijk gebouwde structuur te verwijderen die anders moest worden afgebroken en tegelijkertijd kon zij geleidelijk het personeelsbestand verminderen van de onderneming die een belangrijke plaats innam in de industriële structuur van Le Havre.
(29) De toegekende steun kan niet worden beschouwd als niet-terugvorderbare steun aangezien de Franse regering hiermee enkel had ingestemd op voorwaarde dat de volledige opbrengst van de liquidatie van de scheepswerf door openbare verkoop volledig werd overgemaakt aan de Schatkist.
(30) De steun moet derhalve worden beschouwd als een voorschot dat werd verstrekt op voorwaarde dat de volledige opbrengst van de liquidatie van de onderneming werd terugbetaald en de steun kan, aangezien de verkoop van de installaties niet volstond om het volledige bedrag van het voorschot terug te betalen, worden gerechtvaardigd door het feit dat de scheepswerf op onomkeerbare wijze zal worden gesloten zonder enige mogelijkheid van reactivering aangezien alle installaties verkocht zullen zijn.
VI. CONCLUSIE
(31) De Commissie stelt vast dat de steunmaatregel die door de Franse regering werd toegekend voor de sluiting van de scheepswerf Atelier Chantier du Havre Constructions Navales en die steun omvatte voor een sociaal plan ten belope van 270 miljoen FRF alsmede voor de voltooiing van de lopende werkzaamheden ten belope van 1,714 miljard FRF, verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De Commissie heeft reeds nota genomen van het feit dat een deel van de uitbetaalde steun aan de Franse regering zal worden terugbetaald door de overmaking van de opbrengst van de verkoop van de installaties van de scheepswerf aan de Schatkist,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De staatssteun die Frankrijk heeft uitgevoerd ten gunste van ACHCN voor een bedrag van 270 miljoen FRF om het sociaal plan uit te voeren en de sluitingssteun van 1,714 miljard FRF zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.
Gedaan te Brussel, 25 april 2001.
Voor de Commissie
Mario Monti
Lid van de Commissie
(1) PB L 202 van 18.7.1998, blz. 1.
(2) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.
(3) PB C 113 van 24.4.1999, blz. 7.
(4) PB L 380 van 31.12.1990, blz. 27.