Home

2002/200/EG: Beschikking van de Commissie van 3 juli 2001 betreffende de staatssteun die Spanje ten uitvoer heeft gelegd en voornemens is ten uitvoer te leggen voor de herstructurering van Babcock Wilcox España SA (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1780)

2002/200/EG: Beschikking van de Commissie van 3 juli 2001 betreffende de staatssteun die Spanje ten uitvoer heeft gelegd en voornemens is ten uitvoer te leggen voor de herstructurering van Babcock Wilcox España SA (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1780)

2002/200/EG: Beschikking van de Commissie van 3 juli 2001 betreffende de staatssteun die Spanje ten uitvoer heeft gelegd en voornemens is ten uitvoer te leggen voor de herstructurering van Babcock Wilcox España SA (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1780)

Publicatieblad Nr. L 067 van 09/03/2002 blz. 0050 - 0068


Beschikking van de Commissie

van 3 juli 2001

betreffende de staatssteun die Spanje ten uitvoer heeft gelegd en voornemens is ten uitvoer te leggen voor de herstructurering van Babcock Wilcox España SA

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 1780)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2002/200/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 66, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij schrijven van 12 maart 1997 heeft Spanje bij de Commissie een kapitaaluitbreiding van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) aangemeld waartoe de Sociedad Estatal de Participaciones Industriales (100 % overheidsholding, hierna "SEPI"), voornemens was bij haar dochteronderneming Babcock Wilcox España SA (hierna "BWE") over te gaan. De aanmelding bevatte tevens bijzonderheden over een andere kapitaaluitbreiding van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) waartoe TENEO, de voorloper van SEPI, in 1994 ten behoeve van BWE was overgegaan.

(2) Bij schrijven van 2 juni 1998 stelde de Commissie Spanje ervan in kennis dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de genoemde maatregelen in te leiden.

(3) Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden werd bekendgemaakt in het Publicatieblad der Europese Gemeenschappen(1). De Commissie verzocht belanghebbenden haar hun opmerkingen over de kapitaaluitbreidingen kenbaar te maken.

(4) Bij brief van 16 juni 1999 deed Spanje bij de Commissie aanmelding van een nieuwe kapitaaluitbreiding ten behoeve van BWE ten belope van 41 miljard ESP (246,4 miljoen EUR).

(5) Bij brief van 23 juli 1999 deelde de Commissie aan Spanje mede dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag in het formele onderzoek uit te breiden naar de nieuwe kapitaalinbreng.

(6) Het besluit van de Commissie om de procedure uit te breiden werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2). De Commissie verzocht belanghebbenden hun opmerkingen over de nieuwe maatregel aan haar te doen toekomen.

(7) De Spaanse autoriteiten stelden bij brief van 25 april 2000 de Commissie in kennis van de overeenkomsten inzake de privatisering van BWE.

(8) Bij brief van 7 juli 2000 deelde de Commissie Spanje mede dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 2 uit te breiden naar de in de privatiseringsregelingen vervatte steunelementen.

(9) Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3). De Commissie verzocht de belanghebbenden hun opmerkingen te maken over de steun die in de privatiseringsregelingen is vervat.

(10) De Commissie ontving opmerkingen van belanghebbenden over de privatiseringsregelingen. Zij deed deze bij schrijven van 4 oktober 2000 aan Spanje toekomen en bood Spanje daarbij de gelegenheid hierop te reageren. Het commentaar van de Spaanse autoriteiten werd ontvangen bij brief van 31 oktober 2000.

II. BABCOCK WILCOX ESPAÑA SA

(11) BWE, dat in 1918 werd opgericht, is een bouwonderneming in de sector kapitaalgoederen. BWE is een 100 % dochteronderneming van SEPI. BWE heeft zijn basis in Baskenland. Het hoofdkantoor bevindt zich in Bilbao en de productie-eenheden zijn gevestigd in Galindo (Biskaje), in de buurt van Bilbao.

(12) In 1978, toen Spanje zich midden in de overgang naar de democratie bevond, schortte BWE de betalingen op en werd het door de staat verworven met een personeelsbestand van 5600 werknemers. In staatseigendom maakte BWE een gestaag herstructureringsproces door waardoor zijn activiteiten op ordelijke wijze drastisch werden verminderd. BWE staakte de productie van rollend materieel, warmgewalst staal, gietstaal en grote stukken. Als gevolg hiervan werd het personeelsbestand van 5600 werknemers in 1978 tot 1512 in 1993 teruggebracht. De omzet werd in dezelfde periode gehalveerd tot 36,966 miljard ESP (222,17 miljoen EUR) in 1993, met een gewoon negatief resultaat van 519 miljoen ESP (3,12 miljoen EUR) bij netto positieve ontvangsten van 275 miljoen ESP (1,65 miljoen EUR).

(13) Gedurende de eerste helft van de jaren negentig vertraagde BWE het herstructureringsproces en begon het bedrijf verliezen te accumuleren. Het daaruitvoortvloeiende verlies aan concurrentievermogen noopte BWE ertoe nieuwe herstructureringsmaatregelen te nemen waarvan de geraamde kosten in de jaarrekening van 1996 werden opgenomen. Ten gevolge daarvan veranderde de matige winst die door BWE aan het begin van dat decennium was genoteerd in sterke verliezen. In 1996 had BWE 1516 werknemers en behaalde de onderneming een omzet van 44,009 miljard ESP (264,5 miljoen EUR) met uiteindelijke verliezen van 29,030 miljard ESP (174,47 miljoen EUR) na verrekening van de buitengewone kosten van 29,023 miljard ESP (174,43 miljoen EUR). BWE exporteerde 51 % van zijn productie.

III. DE STEUNMAATREGELEN TEN AANZIEN WAARVAN HET FORMELE ONDERZOEK IS INGESTELD

a) De kapitaalinjecties van 1994 en 1997

(14) De kapitaaluitbreiding van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) die in 1997 was aangemeld, was bestemd voor de financiering van een programma voor vervroegde pensionering dat op 423 werknemers betrekking had. Deze vermindering van het personeelsbestand maakte deel uit van een breed opgezet herstructureringsprogamma waarmee werd beoogd BWE weer levensvatbaar te maken, de concurrentiepositie van het bedrijf in de markt te consolideren en het voor te bereiden op de privatisering. Wat dit laatstgenoemde aspect betreft stelde de Spaanse regering de Commissie in kennis van haar besluit BWE te privatiseren in overeenstemming met het programma voor de modernisering van de Spaanse openbare sector. Het privatiseringsproces ging in het laatste kwartaal van 1997 van start, met de keuze door SEPI van een adviseur en de verzending van oproepen aan alle potentiële kopers tot het doen van aanbiedingen.

(15) Na de betaling door SEPI van de aangemelde kapitaaluitbreiding, waarmee inbreuk werd gemaakt op het verbod van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, besloot de Commissie op 7 april 1998 de procedure van lid 2 van genoemd artikel in te leiden.

(16) De procedure werd eveneens ingeleid ten aanzien van een andere, eerdere kapitaaluitbreiding ten belope van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) in BWE in 1994 die de Commissie eerder had ontdekt in de financiële staten die met de aanmelding waren meegezonden.

b) De kapitaalinbreng van 1999

(17) Na de besprekingen met de ondernemingen die belangstelling hadden getoond voor de verwerving van BWE, ondertekende SEPI op 2 april 1998 een memorandum van overeenstemming met het Noorse concern Kvaerner. De onderhandelingen met Kvaerner die daarop volgden stagneerden ten gevolge van de ernstige financiële moeilijkheden waarin het concern zich destijds bevond. Daarom besloot SEPI in november 1998 de onderhandelingen met Kvaerner af te sluiten en weer met het privatiseringsproces te beginnen.

(18) In december 1998 selecteerde SEPI drie potentiële kopers aan wie het bedrijf de relevante informatie doorgaf.

(19) Bij brief van 16 juni 1999 deed Spanje bij de Commissie aanmelding van een nieuwe kapitaaluitbreiding van BWE ten belope van 41 miljard ESP (246,4 miljoen EUR). Dit bedrag was bestemd om het door de verliezen uitgeholde kapitaal van de onderneming te verhogen en de verdere inkrimping van het personeelsbestand met 500 werknemers, die door de drie potentiële kopers werd verlangd, te financieren.

(20) Op 8 juli 1999 besloot de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag uit te breiden om deze nieuwe kapitaalinjectie in het formele onderzoek te betrekken.

(21) SEPI heeft twee onrechtmatige gedeeltelijke betalingen van de aangemelde kapitaalinjectie verricht en daarmee inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 88, lid 3. Op 3 juni 1999 betaalde het 10,250 miljard ESP (61,60 miljoen EUR) aan BWE en vervolgens op 28 september 1999 14,025 miljard ESP (84,29 miljoen EUR). Dankzij deze kapitaalinbreng heeft het eigen kapitaal van BWE het in het Spaanse vennootschapsrecht vereiste minimumniveau om de activiteiten te kunnen voortzetten bereikt.

c) De privatiseringsregelingen

(22) Op 9 februari 2000 tekende SEPI een overeenkomst met Babcock Borsig AG voor de verkoop van BWE.

(23) De Spaanse autoriteiten meldden de privatiseringsregelingen ten aanzien van BWE aan bij brief van 25 april 2000. Volgens deze regelingen zal SEPI de aandelen in een nieuw op te richten onderneming, NewCo, waarin bepaalde activa van BWE zullen worden ondergebracht, voor een prijs van 45 miljoen EUR aan Babcock Borsig verkopen. BWE zal eveneens 650 werknemers leveren aan NewCo. Vervolgens zal BWE worden geliquideerd. Voor de regeling gold onder meer de voorwaarde dat de Commissie haar goedkeuring gaf aan de steun die tevoren door BWE was ontvangen, alsook goedkeuring van iedere transactie in de privatiseringsregelingen die als staatssteun zou kunnen worden aangemerkt.

(24) Op 13 juni 2000 besloot de Commissie andermaal de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag uit te breiden om de volgende steunelementen die in de privatiseringsregelingen waren aangetroffen in het formele onderzoek op te nemen:

a) betaling van 55 miljoen EUR aan NewCo;

b) betaling aan NewCo van 100 miljoen EUR voor kosten van de aanpassing van de activiteiten die in de nieuwe onderneming waren ondergebracht;

c) betaling van 95 miljoen EUR voor de in het door BB voorgelegde investeringsplan beoogde investeringen en opleidingen;

d) dekking van eventuele verliezen in verband met vorderingen op NewCo voor gebeurtenissen die vóór de verkoop hebben plaatsgevonden, met kosten geraamd op 8 miljard ESP (48,1 miljoen EUR);

e) dekking van de kosten in verband met vorderingen op NewCo wegens schade of economische nadelen ten gevolge van gebeurtenissen die zich voor de verkoop hebben voorgedaan en die betrekking hebben op milieutechnische kwesties, of kwesties op het gebied van arbeidsverhoudingen, belastingen en sociale zekerheid alsook verplichtingen welke voortvloeien uit pensioenplannen. De maximum aansprakelijkheid die door SEPI zal worden gedragen is beperkt tot 18 miljoen EUR. Niettemin zijn de Spaanse autoriteiten van oordeel dat er onder deze rubriek geen enkele vergoeding zal plaatsvinden;

f) dekking van de tekorten bij de liquidatie van BWE voor naar schatting 35 miljard ESP (210,4 miljoen EUR); en

g) ieder potentieel steunelement dat aanwezig zou kunnen zijn bij de vaststelling van de aankoopprijs voor de aandelen van NewCo op 45 miljoen EUR, welk cijfer overeenkomt met de boekwaarde van de geselecteerde activa die in het bedrijf zijn ondergebracht.

IV. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(25) De Commissie heeft alleen opmerkingen van derden ontvangen ten aanzien van de tweede uitbreiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag.

(26) Bij brief van 12 september 2000 vestigde de Diputación Foral de Vizcaya, dat het bestuursorgaan is van de Baskische provincie waar BWE is gevestigd, de aandacht van de Commissie op de moeilijke omstandigheden waarin de bedrijfsactiviteiten zich ten gevolge van het terroristische geweld in Baskenland ontwikkelen. De Diputación Foral hield staande dat dit klimaat een ernstige bedreiging vormt voor de industriële basis in de regio en verzocht de Commissie daarom een gunstig standpunt in te nemen ten aanzien van steun waarmee wordt beoogd arbeidsplaatsen te behouden onder deze uitzonderlijke omstandigheden.

(27) Bij brief van 12 september 2000 heeft Duro Felguera, een Spaanse concurrent van BWE die zijn hoofdkantoor in Asturias heeft, de Commissie verzocht de steun aan BWE te verbieden; het bedrijf voerde hierbij aan dat deze steun leidt tot een ongerechtvaardigd voordeel voor de herstructurering van een van de grootste Spaanse producenten in de sector. Duro Felguera wees daarbij met name op de ernstige schadelijke effecten van steun welke is bedoeld om het opzetten van het commerciële netwerk van de geherstructureerde onderneming te ondersteunen.

V. OPMERKINGEN VAN SPANJE

(28) Spanje maakte zijn opmerkingen over het formele onderzoek bij brieven van 6 oktober 1998, 17 februari 1999, 7 april 1999, 21 en 25 september 2000, 8 en 10 november 2000 en 30 januari 2001.

a) De kapitaalinjectie van 1994

(29) De Spaanse autoriteiten houden staande dat de kapitaalinbreng van 1994 moet worden beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag.

(30) Blijkens de door de Spaanse autoriteiten overgelegde bewijsstukken was deze kapitaalinbreng bedoeld ter dekking van een exploitatietekort van een afzonderlijk fonds dat de pensioenrechten van vervroegd uitgetreden werknemers beheerde. Het tekort in kwestie had betrekking op 1025 werknemers die in de periode 1983-1987 het bedrijf hadden verlaten in het kader van een regeling voor vervroegde pensionering waarover in 1983 met de vakbonden was onderhandeld en die op 15 februari 1984, bijna twee jaar voor de toetreding van Spanje, was ondertekend. De overeenkomst was tevoren goedgekeurd door de Spaane overheidsholding Instituto Nacional de Industria (INI), de voorloper van TENEO en SEPI, die de financiering op zich nam van de aan deze specifieke maatregel verbonden kosten. Hiertoe nam het INI in zijn financieel plan een eerste bijdrage van 12 miljard ESP (72,12 miljoen EUR) op. Op dat ogenblik was BWE vrijwel insolvabel, en vertoonde zijn balans een negatief eigen vermogen.

(31) Op 14 januari 1986 werd een onafhankelijk fonds in het leven geroepen, dat aan een verzekeringsonderneming werd toevertrouwd. Het INI droeg toen aan het fonds een bedrag van 12,559 miljard ESP (75,48 miljoen ) bij, welk bedrag overeenstemt met de oorspronkelijke raming door de verzekeraar van de kosten van de regeling voor vervroegde pensionering die in 1984 werd overeengekomen. Deze raming was gebaseerd op de gemiddelde kenmerken van de werknemers die onder de genoemde regeling konden vallen.

(32) Later dat jaar liet de verzekeringsmaatschappij weten dat de eindberekening van de voor de werking van de regeling vereiste bijdrage, gebaseerd op de kenmerken van elk van de werknemers die onder de regeling vielen, in een bedrag van 19,661 miljard ESP (118,16 miljoen EUR) resulteerde. Gelet op zijn financiële prioriteiten besloot het INI het tekort van 7,102 miljard ESP (41,68 miljoen EUR) op dat ogenblik niet te dekken.

(33) In 1992 werd het INI omgezet in een overheidsbedrijf en kreeg het de nieuwe naam TENEO. In 1993 gaf TENEO meer duidelijkheid over een aantal financiële verbintenissen van zijn voorganger en besloot de onderneming derhalve het tekort in het fonds dat het INI nog niet had betaald, te dekken. Daartoe verzocht TENEO de verzekeringsmaatschappij het tekort opnieuw te berekenen. De nieuwe berekening voor de 1025 werknemers die onder de in 1984 overeengekomen vervroegde-uittredingsregeling vielen, liet een tekort van 10,860 miljard ESP (65,27 miljoen EUR) zien. De toename van het tekort was te wijten aan de wijzigingen in de algemene technische parameters die van toepassing zijn op de pensioenfondsen in Spanje en die in de desbetreffende wetgeving zijn opgenomen. Met name werd, in tegenstelling tot de oorspronkelijke berekening van het tekort in 1986, bij de herberekening gebruikgemaakt van nieuwe sterftetabellen die een langere levensverwachting in Spanje vertoonden en een geringere technische interest, in overeenstemming met de neerwaartse tendens van de marktrente.

(34) Om het tekort te dekken verleende TENEO op 29 juli 1994 aan BWE de kapitaalinjectie van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) waarop dit onderzoek betrekking heeft en droeg BWE terzelfder tijd hetzelfde bedrag over aan het pensioenfonds.

b) De herstructurering

(35) De aanmelding betreffende de kapitaalinjectie van 1997 omvatte onder meer een uitgebreid programma voor de industriële herstructurering van BWE. Volgens dit programma heeft BWE een nieuwe strategische heroriëntatie van zijn gehele fabricage- en commerciële activiteit uitgevoerd die uiteindelijk tot de privatisering zal leiden.

(36) Het strategische plan was gebaseerd op een gedetailleerde analyse van de situatie en de perspectieven van de markt voor elektriciteitsproductie en van de vooruitzichten voor BWE in dat verband. In de strategische evaluatie inzake de toekomst van BWE werd geconcludeerd dat het bedrijf zich moest concentreren op het bedrijfsklaar opleveren, waarbij het op de markt een positie zou innemen als integrale leverancier van complexe systemen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor de sector van de elektriciteitsinstallaties, en zich voornamelijk op de markten buiten de Gemeenschap moest richten.

(37) Gelet op het voorgaande besloot BWE:

a) zijn positie als leverancier van "bedrijfsklare" installaties te consolideren, door deze activiteit te stimuleren en zijn activiteiten op andere traditionele activiteitsgebieden van het bedrijf te verminderen;

b) zijn volledige fabricage- en commerciële activiteit te heroriënteren en te richten op een nieuwe combinatie van producten waarbij de hoofdactiviteit het leveren van bedrijfsklare installaties zou zijn;

c) met onmiddellijke ingang een reeks drastische maatregelen toe te passen en een aantal dringende beleidsmaatregelen aan te nemen op ieder gebied waarop het bedrijf activiteiten heeft, teneinde de productiecapaciteit aan de doelstellingen van het strategisch plan aan te passen, de kosten te verminderen en de concurrentiepositie te verbeteren.

(38) De herstructureringsmaatregelen hielden onder meer een sterke vermindering in van de productiecapaciteit in de orde van grootte van 23 % en een personeelsinkrimping van 28 %. Deze personeelsinkrimping werd bereikt via een vervroegde-uittredingsregeling die betrekking had op 423 personen welke tussen 1997 en 1999 afvloeiden. Terzelfder tijd werden andere maatregelen toegepast om de personeelskosten te verminderen en de productiviteit te verhogen, met inbegrip van bevriezing van de salarissen, rigoureus toezicht op de financiële compensaties, handhaving van het aantal werkdagen per jaar, toepassing op alle niveaus van flexibiliteit, interne mobiliteit, diversifiëring van de vaardigheden en opleiding, invoering van werk in functionele groepen, enz. Daarnaast voerde BWE een nieuw beleid in voor de optimalisering van de aanbestedingsprocedures, ontwikkelde het bedrijf een op de invoering van "total quality management" (TQM) op middellange termijn gericht kwaliteitsplan en werd een speciale afdeling in het leven geroepen voor het financieel beheer van contracten om de financiële last die daarmee gepaard gaat te verminderen. Daarnaast voerde BWE een organische en functionele reorganisatie door van het beheer en de structuur van de onderneming, die werd verkleind en gerationaliseerd.

(39) De kosten van de personeelsinkrimping beliepen 11,651 miljard ESP (70 miljoen EUR) en werden ten dele gedekt door de kapitaalinjectie van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR).

(40) Een zeer belangrijk element van het strategisch plan voor de herstructurering van BWE was de privatisering ervan waartoe de Spaanse regering zich in de aanmelding van de kapitaalinjectie van 1997 had verbonden.

(41) Overeenkomstig deze toezegging gingen de Spaanse autoriteiten in het laatste kwartaal van 1997 over tot privatisering van BWE. Het tijdschema voor de privatisering werd niettemin aanmerkelijk vertraagd nadat de aanvankelijke kandidaat voor de aankoop, het Kvaerner-concern, zich op het moment waarop de verkoopovereenkomst zou worden ondertekend onverwachts terugtrok. In april 1998 had SEPI met Kvaerner een protocolovereenkomst ondertekend. Na enkele onderhandelingen had deze groep besloten de koopovereenkomst in juli 1998 te ondertekenen. In juli verzocht Kvaerner echter om uitstel tot september, en in september wilde het concern de overeenkomst vervolgens niet ondertekenen. De financiële moeilijkheden van Kvaerner werden pas in april 1999 bekend, toen het concern een ingrijpende reorganisatie aankondigde die onder meer de terugtrekking van het bedrijf uit verschillende markten inhield. Na deze tegenslag maakten de Spaanse autoriteiten onverwijld opnieuw een begin met de privatisering in november 1998.

(42) Volgens de Spaanse autoriteiten is de in 1999 aangemelde nieuwe kapitaaluitbreiding van 41 miljard ESP (246,4 miljoen EUR) een voorlopige maatregel die SEPI genoodzaakt was te nemen om de privatisering en herstructurering van BWE mogelijk te maken. Deze maatregel was bedoeld om het eigen kapitaal van BWE, dat door de verliezen was uitgehold, opnieuw op het in het Spaanse vennootschapsrecht vereiste minimumniveau te brengen om de activiteiten te kunnen voortzetten en om een verdere personeelsinkrimping met 500 werknemers te financieren, die werd verlangd door de drie potentiële kopers die na de heropening van het privatiseringsproces waren geselecteerd.

(43) De vertraging van het privatiseringsproces had de financiële positie van BWE verzwakt en de orderportefeuille was verslechterd. Eind 1998 vertoonde de balans van BWE een negatief resultaat van 15,3 miljard ESP (91,95 miljoen EUR) nadat in de jaarrekening voor 1998 een provisie ten belope van 16,509 miljard EUR (99,22 miljoen EUR) was opgenomen voor extra kosten in verband met de in de voorgaande periode uitgevoerde personeelsinkrimping. Terzelfder tijd werden de kosten van de nieuwe personeelsinkrimping met 500 werknemers op 24,5 miljard ESP (147,25 miljoen EUR) geraamd.

(44) Na de onderhandelingen met de voorgeselecteerde kopers in februari 2000 besloten de Spaanse autoriteiten BWE te verkopen aan Babcock Borsig AG. Op 9 februari 2000 tekende SEPI een overeenkomst met Babcock Borsig AG (BB).

(45) Als onderdeel van zijn offerte had BB aan de Spaanse autoriteiten een ondernemingsplan voorgelegd dat een aanvulling vormt op de tot nog toe door BWE ondernomen herstructureringsmaatregelen. Volgens dit plan zullen de bedrijfsactiviteiten die bij NewCo worden ondergebracht de herstructurering verdiepen omdat zij zich concentreren op een verkleining van de diensten- en productenportefeuille en van het bestreken geografische gebied en doordat de capaciteit in aanzienlijke mate verder wordt beperkt(4).

(46) NewCo zal worden opgenomen in de globale strategie van Babcock Borsig Power GmbH (BBP), dat binnen het Babcock Borsig-concern de dochteronderneming is die zich bezighoudt met de activiteiten in verband met elektriciteitsopwekking en milieutechnische uitrusting. NewCo zal zijn activiteiten verrichten onder de naam Babcock Borsig Power Espanã (BBPE). BBPE zal de rol van het regionale centrum van competitie (RCC) vervullen voor de markten van het Iberisch schiereiland, Latijns-Amerika en Noord-Afrika.

(47) Het industriële plan is gebaseerd op een marktonderzoek naar de vraag naar technologie afkomstig uit de bovengenoemde afzetgebieden alsook een nauwkeurige evaluatie van de concurrentiepositie van BWE/NewCo vóór de overname. NewCo/BBPE zal toegang hebben tot het gehele producten- en technologieassortiment van BBP. Om zich aan te passen aan de vraag op de plaatselijke markt zal NewCo/BBP niet, zoals tot nog toe het geval was, afhankelijk zijn van licenties van andere ondernemingen, maar zal het bedrijf kunnen werken met en kunnen steunen op de technologie van zijn eigen concern.

(48) De nieuwe portefeuille van producten zal met name gericht zijn op de bouw en het beheer van "bedrijfsklaar" op te leveren projecten. De belangrijkste producten van CRC in Spanje zullen zijn:

[...](5)

De meeste van deze producten zullen "bedrijfsklaar" worden verzonden, de overige zullen in gemeenschappelijke ondernemingen of via samenwerkingsovereenkomsten worden afgehandeld.

(49) BBP heeft het vijfjareninvesteringsplan opgesteld voor het opnieuw op gang brengen van de activiteiten die aan NewCo zijn overgedragen. Hiervoor wordt in totaal 135,5 miljoen EUR uitgetrokken; het plan valt in vier hoofdcategorieën onder te verdelen: opnieuw op gang brengen van de bedrijfsactiviteit, informatietechnologie, onroerend goed en machines alsook investeringen in risicokapitaal(6).

(50) Op basis van de ramingen van het marktaandeel dat per productlijn kan worden bereikt in de regio's die door het RCC in Spanje worden bestreken, wordt verwacht dat NewCo een jaarlijkse omzet van 250 miljoen EUR in een gemiddeld jaar bereikt, die als volgt kan worden uitgesplitst:

[...]

Het aandeel van de export zal in totaal 20 % bedragen. Bij deze omzet zal NewCo/BBPE 650 personen te werk stellen.

(51) De vijfjaarsprognose voor de orderportefeuille en winst en verlies van NewCo/BBPE is:

Tabel 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 1 laat de winst voor interest, belasting, depreciatie en afschrijving zien die NewCo/BBPE naar verwachting zal betalen voor de betaling van de aanpassingskosten ten belope van 100 miljoen EUR alsook de opleidings- en de investeringskosten ten belope van 95 miljoen EUR, voor de dekking waarvan SEPI zich uit hoofde van de privatiseringsregelingen garant heeft gesteld.

(52) Onderstaande tabel 2 laat de cash-flow uit de bedrijfsuitoefening zien die NewCo/BBPE naar verwachting voor de genoemde steunmaatregelen van de staat zal opbrengen.

Tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VI. BEOORDELING VAN DE STEUN

a) Overzicht van de steunmaatregelen

(53) De middelen die zijn verleend in het kader van de steunmaatregelen die het voorwerp uitmaken van het formele onderzoek van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag, belopen in totaal 875,1 miljoen EUR.

In tabel 3 worden deze steunmaatregelen samengevat, met aanduiding van hun aard, waarde en de mate waarin zij ten uitvoer zijn gelegd.

Tabel 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag

(54) De vorige eigenaar van BWE in 1994, TENEO, en zijn latere en huidige aandeelhouder, SEPI, zijn holdingmaatschappijen die voor 100 % in handen zijn van de Spaanse staat. Hun financiële middelen zijn derhalve overheidsmiddelen.

(55) De Commissie past het beginsel van de investeerder in een markteconomie toe als vergelijkingspunt om na te gaan of de verstrekking van overheidsmiddelen aan staatsbedrijven steunelementen bevat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en, indien dit zo is, deze elementen te kwantificeren.

Bij de verstrekking van staatsmiddelen aan ondernemingen in de vorm van een kapitaalinjectie kan van steunelementen sprake zijn indien deze middelen worden verstrekt onder omstandigheden die niet aanvaardbaar zouden zijn voor een particuliere investeerder die onder normale marktomstandigheden optreedt. Dit is onder meer het geval wanneer de financiële positie van het bedrijf, en met name de structuur en de omvang van zijn schuld, van dien aard is dat een normaal rendement (in de vorm van dividenden of kapitaalopbrengst) niet binnen een redelijke termijn van het geïnvesteerde kapitaal valt te verwachten. De Commissie heeft dit standpunt uiteengezet in haar mededeling(7) over de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag en van artikel 5 van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie(8) op openbare bedrijven in de industriesector, waarin zij de lidstaten herinnert aan de beginselen die zij toepast om te kunnen vaststellen of deze maatregelen van de staat steunelementen bevatten.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft deze beginselen herhaaldelijk onderschreven. Om na te gaan of een kapitaalinjectie staatssteun is, betoogde het Hof van Justitie dat het noodzakelijk is na te gaan of de onderneming in kwestie de financiering op de kapitaalmarkt had kunnen verkrijgen. Wanneer er bewijzen zijn waaruit blijkt dat de begunstigde onderneming zonder de overheidsmiddelen niet had kunnen overleven omdat zij het vereiste kapitaal niet van een particuliere investeerder op de vrije markt had kunnen aantrekken, moet worden geconcludeerd dat de betaling staatssteun is.

(56) Blijkens de informatie waarover de Commissie beschikt, hebben de holdingmaatschappijen in staatsbezit, TENEO en SEPI, de beslissingen om de relevante overheidsmiddelen aan BWE ter beschikking te stellen, genomen zonder rekening te houden met eventuele vooruitzichten op een adequaat rendement en het feit dat BWE deze middelen niet op de kapitaalmarkt had kunnen verkrijgen.

(57) Met de kapitaalinjectie van 1994 werd beoogd bijkomende kosten te financieren die verband hielden met de in 1984 overeengekomen inkrimping van het personeelsbestand en die BWE wegens zijn eigen moeilijke financiële positie niet alleen kon dragen. Een particuliere investeerder zou deze middelen niet aan BWE hebben verleend wegens het ontbreken van drastische herstructureringsmaatregelen die de levensvatbaarheid van het bedrijf zou kunnen herstellen. Op dat tijdstip waren deze maatregelen nog niet gedefinieerd. Het besluit over de wijze waarop de herstructurering van BWE zou worden uitgevoerd werd alleen goedgekeurd door de laatste aandeelhouder van het bedrijf, de Spaanse staat, eind 1997 toen Spanje aan de Commissie een herstructureringsprogramma voorlegde waarvan het belangrijkste element de privatisering van de onderneming was.

(58) Tot de daaropvolgende kapitaalinjecties van 1997 en 1999, alsook de middelen die uit hoofde van de privatiseringsregelingen waren toegezegd, werd besloten om de herstructurering van BWE te ondersteunen en de privatisering van de onderneming te vergemakkelijken. Deze nieuwe maatregelen weken eveneens af van het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, omdat de staat geen normaal rendement uit zijn nieuwe investeringen in BWE kon verwachten. Een particuliere investeerder die onder normale marktvoorwaarden optreedt, zou geen geld geïnvesteerd hebben in een bedrijf dat moest worden verkocht en dat, gelet op zijn grote financiële moeilijkheden, op de rand van het faillissement verkeerde, om welke reden viel te verwachten dat het op de markt met een negatieve koopprijs zou worden gewaardeerd. Onder deze omstandigheden zou een particuliere investeerder BWE failliet hebben laten gaan.

(59) Desondanks hebben, gezien de bijzondere omstandigheden waarvan ten aanzien van BWE sprake was en ten einde de verkoop en herstructurering buiten de faillissementsprocedures te vergemakkelijken, TENEO, SEPI en zijn uiteindelijke aandeelhouder, de Spaanse staat, besloten middelen te verschaffen om bij te dragen aan de herstructurering ervan en de privatisering mogelijk te maken. Zonder deze middelen had BWE alle herstructureringskosten alleen moeten dragen en zou het bedrijf, gelet op zijn insolvabiliteit, failliet zijn gegaan.

(60) Om het in de privatiseringsregelingen vervatte steunelement te bepalen, merkt de Commissie op dat de door de staat toegezegde contante betalingen alleen als verwacht rendement het bod konden hebben dat door de koper van NewCo op het aandelenkapitaal van deze onderneming is gedaan. De contante betalingen door de staat en de door de koper betaalde prijs staan dus in nauw verband met elkaar. Babcock Borsig zou zich niet tot de betaling van 45 miljoen EUR in ruil voor de aandelen van NewCo hebben verbonden indien de staat geen contante betalingen ten belope van 250 miljoen EUR aan NewCo had toegezegd. Derhalve moet de prijs van de NewCo-aandelen ten belope van 45 miljoen EUR worden afgetrokken van de hogere contante betalingen die de staat na de oprichting van NewCo zal verrichten om de in de privatiseringsregelingen vervatte nettosteun te bepalen.

(61) Ten slotte zij erop gewezen dat de Commissie in de vaststelling van een nominale prijs van 45 miljoen EUR voor de aandelen van NewCo geen enkel verder steunelement kan vinden. De nettoprijs van min 463,5 miljoen EUR voor de lopende activiteiten van BWE werd vastgesteld in een aanbestedingsprocedure waarin geen enkele andere partij bereid was de staat betere nettovoorwaarden te bieden. Alle overige aanbiedingen die op BWE zijn uitgebracht zouden voor de staat een grotere belasting hebben betekend.

(62) Daarom bedraagt de steun die Spanje heeft verleend en voornemens is te verlenen aan BWE in totaal 830,1 miljoen EUR.

(63) Op het gebied van de elektriciteitsopwekking en milieu-uitrusting is er een felle concurrentie, met name in het segment van de projecten voor "bedrijfsklare" installaties, waarin de bedrijven wereldwijd concurreren om grote orders binnen te halen. BWE was op dit gebied de grootste producent van Spanje en exporteerde circa 50 % van zijn productie, daarbij concurrerend met andere producenten uit de Gemeenschap. NewCo zijnerzijds zal binnen het Babcock Borsig-concern een van de belangrijkste producenten van Spanje blijven en ook actief zijn op buitenlandse markten, waarop het circa 20 % van zijn productie wil gaan afzetten.

(64) Derhalve is de netto-staatssteun ten belope van 830,1 miljoen EUR die moet worden beoordeeld, steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

c) Juridische aard van de kapitaalinjectie van 1994

(65) De door de Spaanse autoriteiten verschafte informatie toont aan dat het bij de kapitaalinjectie van 1994 om een aanvullende betaling gaat die is bestemd om een verbintenis na te komen die door het INI is aangegaan in 1984, bijna twee jaar voordat het EG-Verdrag in Spanje van kracht werd, en die pas in 1986 gedeeltelijk werd betaald.

(66) Derhalve is de kapitaalinjectie van 1994 bestaande steun in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag.

d) De herstructurering van BWE: één enkel proces van lange duur

(67) De Commissie beoordeelt in dit geval een reeks overheidsmaatregelen die gespreid over verscheidene jaren zijn uitgevoerd. Daarom moet worden nagegaan of het bij de gegevens zoals die aan de Commissie zijn voorgelegd gaat om een opeenvolging van los van elkaar staande en afzonderlijke maatregelen dan wel of het om één enkele herstructurering van lange duur gaat. Anders gezegd: de Commissie moet onderzoeken of de steunmaatregelen afzonderlijk of als geheel moeten worden beoordeeld.

(68) Deze zaak vindt zijn oorsprong in de aanmelding in 1997 door de Spaanse autoriteiten van een kapitaaluitbreiding van BWE die gepaard ging met een uitgebreid herstructureringsprogramma. Volgens dit programma zou BWE een nieuwe strategische heroriëntatie van zijn volledige commerciële en productieactiviteit uitvoeren om zich te concentreren op de "bedrijfsklare" levering en zijn activiteiten op andere gebieden waarop het bedrijf van oudsher actief was te verminderen. Er werd een reeks drastische maatregelen voorgesteld om de productiecapaciteit aan te passen aan de doelstellingen van het strategisch plan en de concurrentiepositie te verbeteren. Daarnaast werd, als kernonderdeel van het strategisch plan, de Commissie in kennis gesteld van het formele besluit van de Spaanse regering om BWE te privatiseren in overeenstemming met het plan voor de modernisering van de Spaanse openbare sector.

(69) Overeenkomstig de aanmelding gingen de Spaanse autoriteiten door middel van een internationale aanbestedingsprocedure over tot privatisering van BWE. Terzelfder tijd heroriënteerde BWE zijn activiteiten en ging het bedrijf over tot capaciteitsvermindering. Het tijdschema voor de privatisering werd echter aanzienlijk vertraagd doordat de kandidaat-koper die aanvankelijk door de Spaanse autoriteiten was geselecteerd, zich onverwachts terugtrok. Daarop begonnen de Spaanse autoriteiten onverwijld met het privatiseringsproces.

(70) De kapitaaluitbreiding van 1999 is een voorlopige maatregel - die slechts gedeeltelijk is uitbetaald tot het bedrag dat vereist is om het eigen kapitaal van BWE op het wettelijk vastgestelde minimum te brengen - die BWE ertoe in staat heeft gesteld zijn activiteiten voort te zetten gedurende de periode die noodzakelijk was om een andere koper te vinden en de privatisering te voltooien.

(71) Bij de in de privatiseringsregelingen vastgestelde steunelementen gaat het om een aanvullende ondersteuning die nodig was voor de privatisering van BWE en voor de afsluiting van de herstructurering van het bedrijf volgens het in 1997 aangemelde oorspronkelijke plan. In dit verband zij erop gewezen dat het door BWE voorgelegde herstructureringsplan is aangepast aan de voorlopige industriële maatregelen die sedert 1997 door SEPI worden toegepast en een voortzetting van deze maatregelen is. Na de aankoop door Babcock Borsig, zal NewCo zich voornamelijk richten op een beperktere diensten- en productenportefeuille en een beperkter geografisch gebied en zal het zijn capaciteit nog verder terugbrengen.

(72) De Commissie is dan ook van mening dat de kapitaaluitbreidingen van 1997 en 1999 en de privatiseringsregelingen zijn aangepast aan het in 1997 aangemelde herstructureringsconcept en deel uitmaken van één enkel herstructureringsproces dat, door oorzaken die buiten de macht van de Spaanse autoriteiten vielen, langer heeft geduurd dan aanvankelijk was voorzien. De verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de genoemde steunmaatregelen, die één enkel herstructureringsproces hebben ondersteund, moet dan ook als een geheel worden beoordeeld.

(73) Er zij op gewezen dat de eerste uitbreiding van de procedure met de kapitaalinbreng van 1999 uitdrukkelijk op deze beoordeling van het geheel betrekking had. In concreto stelde de Commissie in overweging 12 van dit besluit: "In dit stadium ziet het ernaar uit dat deze nieuwe steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Ook al zal de nieuwe kapitaalinjectie worden aangewend ter financiering van maatregelen die erop gericht zijn het personeelsbestand van BWE aan het redelijkerwijze in de toekomst te verwachten verminderde marktaandeel aan te passen, toch lijken dergelijke maatregelen op zich ontoereikend om de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen. Deze levensvatbaarheid kan enkel worden gewaarborgd wanneer op commercieel, industrieel en technologisch gebied aanvullende maatregelen worden getroffen. In het onderhavige geval hangen deze maatregelen af van het herstructureringsprogramma dat de koper van BWE na de verkoop van de onderneming door de staat zal opstellen. De verenigbaarheid van zowel deze nieuwe kapitaalinbreng als van de steun waarop de initieel ingeleide procedure betrekking heeft, zal bijgevolg uiteindelijk pas kunnen worden beoordeeld in het licht van de kenmerken van het herstructureringsprogramma dat de koper van BWE zal implementeren.".

(74) Daarnaast herhaalde de Commissie, bij de tweede uitbreiding van de procedure naar de privatiseringsregelingen in 2000, wederom haar standpunt, dat de steunmaatregelen als een geheel moesten worden beoordeeld. In concreto stelde de Commissie in de laatste overweging van dit besluit het volgende: "Spanje wordt eraan herinnerd dat een van de wezenlijke elementen voor de beoordeling van de definitieve verenigbaarheid van deze steun en van de steun die reeds voor de procedure is verleend met de gemeenschappelijke markt het programma voor de herstructurering van de activiteiten van BWE is dat de koper zal uitvoeren. Spanje wordt dan ook verzocht de definitieve inhoud van het herstructureringsprogramma, waarover op dit moment nog wordt onderhandeld, aan de Commissie over te leggen.".

e) Voor de beoordeling relevant kader

(75) Met de steun die het voorwerp van de beoordeling vormt, wordt beoogd bij te dragen aan de herstructurering van een onderneming in moeilijkheden. De verenigbaarheid ervan moet dan ook worden beoordeeld volgens de beginselen die in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden zijn vervat.

(76) In oktober 1999(9) publiceerde de Commissie de nieuwe communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun die in de plaats kwamen van de versie uit 1994(10).

(77) Een aantal van de steunmaatregelen die hier worden beoordeeld waren vóór de publicatie van de nieuwe richtsnoeren genomen. Het is daarom noodzakelijk op dit punt vast te stellen welke versie voor elk van de steunmaatregelen geldt.

Het oorspronkelijke besluit waardoor de procedure van artikel 88, lid 2, werd ingeleid ten aanzien van de kapitaalinjecties van 1994 en 1997 en de eerste uitbreiding daarvan ten aanzien van de kapitaalinjectie van 1999 werden in overeenstemming met de richtsnoeren van 1994 goedgekeurd. De tweede uitbreiding betreffende de privatiseringsregelingen daarentegen werd uit hoofde van de richtsnoeren van 1999 goedgekeurd, aangezien deze reeds van kracht waren toen de regelingen werden aangekondigd.

(78) Niettemin wordt in punt 101 van afdeling 7.5 van de richtsnoeren van 1999 het volgende bepaald: "De Commissie zal de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van alle reddings- en herstructureringssteun die zonder toestemming van de Commissie en derhalve in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag wordt toegekend, onderzoeken:

a) op de grondslag van deze richtsnoeren indien de steun, of een gedeelte daarvan, na de bekendmaking van de richtsnoeren in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is toegekend;

b) op de grondslag van de ten tijde van de toekenning van de steun geldende richtsnoeren in alle andere gevallen.".

(79) In het geval van BWE werd 34 % (14,025 miljard ESP) van de kapitaalinjectie van 1999 onrechtmatig betaald op 28 september 2000, dat wil zeggen bijna een jaar nadat de richtsnoeren van 1999 op 9 oktober van dat jaar van kracht waren geworden. Aangezien, zoals hierboven reeds werd vermeld, alle steunmaatregelen van de staat in het onderhavige geval steun zijn aan een enkele langdurige herstructurering, heeft de gedeeltelijke betaling van de kapitaalinjectie van 1999 na de publicatiedatum van de richtsnoeren van 1999 tot gevolg dat de beoordeling van de gehele reeks steunmaatregelen in het licht van deze nieuwe richtsnoeren moet plaatsvinden.

(80) Derhalve moet de verenigbaarheid van de kapitaaluitbreidingen van 1997 en 1999 en de in de privatiseringsregelingen gevonden steunelementen overeenkomstig de richtsnoeren van 1999 worden beoordeeld.

(81) Hoewel de fundamentele criteria inzake de verenigbaarheid van herstructureringssteun in de kaderregeling van 1994 en de richtsnoeren van 1999 dezelfde zijn, zijn in de laatste versie twee nieuwe bijkomende beginselen opgenomen die een stringenter beleid van de Commissie op dit gebied vertegenwoordigen. Deze nieuwe beginselen zijn: de voorwaarde dat het eenmalige steun betreft en het verbod op het verlenen van herstructureringssteun aan nieuwe bedrijven.

(82) Aangezien de kapitaaluitbreiding van 1999 cumuleert met eerdere herstructureringssteun die in 1997 werd verleend en gelet op het feit dat in de privatiseringsregeling de oprichting van NewCo is vastgelegd alsook de verlening aan dit bedrijf van nieuwe herstructureringssteun, is het op dit punt noodzakelijk na te gaan in welke mate de bovengenoemde nieuwe beginselen op het onderhavige geval van toepassing zijn.

f) De voorwaarde van de "eenmalige steun"

(83) In punt 48 van deel 3.2.3 van de richtsnoeren van 1999 wordt bepaald: "Indien, wanneer de herstructurering is beëindigd of sinds de uitvoering van het plan is gestaakt, minder dan tien jaar is verstreken, zal de Commissie de toekenning van nieuwe herstructureringssteun gewoonlijk niet goedkeuren, behalve onder uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.".

(84) Zoals in bovenstaande afdeling d) is vermeld, maken de steunmaatregelen waartoe de Spaanse autoriteiten sedert 1997 hebben besloten, deel uit van een enkel langdurig herstructureringsproces. Daarom is de herstructurering waarnaar in bovenstaande voorwaarde wordt verwezen nog niet afgerond. De voorwaarde betreffende "eenmalige steun" is dan ook in het geval van BWE niet van toepassing.

g) Verbod op de verlening van steun aan een nieuwe onderneming

(85) De privatiseringsregelingen houden onder meer de oprichting in van NewCo, onderbrenging in dit bedrijf van de activa van BWE die verband houden met zijn voortbestaande bedrijfsonderdeel en verlening aan NewCo van aanzienlijke herstructureringssteun. Daarom moet worden nagegaan in welke mate het genoemde verbod in dit geval van toepassing is.

(86) Het verbod op verlening van steun aan een nieuwe onderneming werd ingevoerd in de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun van 1999. In concreto wordt in punt 7 hiervan het volgende bepaald: "Voor de toepassing van deze richtsnoeren komt een pas opgerichte onderneming niet voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking, zelfs niet wanneer haar aanvankelijke financiële positie onzeker is. Dit geldt vooral voor ondernemingen die na de liquidatie van bestaande ondernemingen worden opgericht of die de activa van deze ondernemingen overnemen.".

(87) De Commissie is van oordeel dat het genoemde verbod niet op dit geval van toepassing is omdat de steunmaatregelen die hier worden beoordeeld en de voorgestelde herstructurering elementen vormen van een enkele operatie die als een geheel moet worden beoordeeld. De kapitaaluitbreidingen van 1997 en 1999 passen, evenals de privatiseringsregelingen, in het concept van industriële herstructurering zoals die in 1997 is aangemeld en maken deel uit van een enkel herstructureringsproces. De in de privatiseringsregelingen vastgestelde steunelementen zijn een aanvullende steunmaatregel die noodzakelijk is om BWE te privatiseren en de herstructureringen ervan overeenkomstig het in 1997 aangemelde oorspronkelijke plan te voltooien.

(88) Bovendien was het verbod op de verlening van steun aan een nieuwe onderneming niet vervat in de kaderregeling die van kracht was toen de Commissie aanvankelijk besloot tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, en evenmin in 1999 toen zij de procedure voor de eerste keer uitbreidde.

(89) Bovendien heeft de Commissie in de voorbereidende besluiten voor deze beschikking dit standpunt ingenomen.

(90) In de eerste uitbreiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag stelde de Commissie dat de verenigbaarheid van de steun aan de herstructurering van BWE zou worden beoordeeld in het licht van de kenmerken van het herstructureringsprogramma dat de koper moest indienen(11).

(91) In de tweede uitbreiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag besloot de Commissie dat BWE en NewCo in het kader van de beoordeling van de staatssteun als een eenheid zouden worden beschouwd.

De Commissie nam dit standpunt in gelet op de zeer specifieke feitelijke en procedurekenmerken van het onderhavige geval.

(92) In het bijzonder stelde de Commissie zich bij de tweede uitbreiding, ondanks het feit dat de richtsnoeren waarin het verbod op het verlenen van steun aan nieuwe ondernemingen is vervat reeds van kracht waren, wederom op het standpunt dat de verenigbaarheid van de uit hoofde van de privatiseringsregelingen voor dezelfde steun, met inbegrip van de herstructureringssteun voor NewCo, tezamen met de eerder verleende steun zou worden beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van het herstructureringsprogramma dat de koper van het voortbestaande bedrijfsonderdeel van BWE had overgelegd(12).

(93) Daarenboven was de Commissie ook van mening dat iedere compensatie voor de potentiële en negatieve gevolgen van de steun die in het verleden door BWE is ontvangen of die is voorgesteld in het kader van de privatiseringsregelingen ten laste zal komen van het voortbestaande bedrijfsonderdeel van BWE. In concreto stelde de Commissie in overweging 16 van genoemd besluit: "De Commissie moet in deze fase van de beoordeling ook erop wijzen dat de kunstmatige overheveling naar NewCo van de voortbestaande bedrijfsactiviteiten van BWE, terwijl BWE slechts nog op grond van de nog uitstaande schulden tot de liquidatie verder zal bestaan, niet door de Spaanse autoriteiten mag worden benut om aan de volledige toepassing van de voorschriften inzake staatssteun te ontsnappen. Daarom zal een eventueel door de Commissie gelaste terugvordering van de steun ten aanzien waarvan de procedure van artikel 88, lid 2, aanvankelijk was ingeleid en de eerste uitbreiding ervan, aan NewCo worden gericht, ook al beschouwde de Commissie destijds BWE als begunstigde van de steun. De beoordeling van de verenigbaarheid van deze steun kan niet los worden gezien van de beoordeling van de nieuwe steunmaatregelen, omdat deze voor alles bestemd zijn ter ondersteuning van het bedrijfsonderdeel dat aan NewCo zal worden overgedragen."

h) Inachtneming van de algemene voorwaarden voor goedkeuring van herstructureringssteun

(94) De Commissie is van oordeel dat de herstructureringssteun bijdraagt aan de ontwikkeling van de economische activiteiten zonder dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, wanneer deze voldoet aan de voorwaarden voor verenigbaarheid zoals die in de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun zijn vastgelegd. In concreto mag de Commissie alleen herstructureringssteun goedkeuren wanneer aan de volgende stringente criteria is voldaan:

i) herstel van de levensvatbaarheid;

ii) beperking van de steun tot het minimum;

iii) vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging; en

iv) aanzienlijke bijdrage van de begunstigde.

i) Herstel van de levensvatbaarheid

(95) Volgens de richtsnoeren van 1999(13) moet de steun gekoppeld zijn aan de uitvoering door de begunstigde van een herstructureringsplan dat is gebaseerd op realistische veronderstellingen en dat de levensvatbaarheid binnen een redelijk tijdsbestek kan herstellen.

(96) De koper die door de Spaanse autoriteiten is gekozen om de bedrijfsactiviteiten van BWE over te nemen is een van de grootste aanbieders op het gebied van engineering en investeringsgoederen wereldwijd. Babcock Borsig AG (BB) heeft een jaaromzet van 7,5 miljard EUR en heeft meer dan 44000 personen in dienst. De aandeelhouders bieden dit concern een solide financiële basis. Preussag AG, een van de grootste industrie- en dienstverleningsconcerns van Duitsland, heeft 33 % van het kapitaal van BB in handen. Nog eens 10 % van het aandelenkapitaal is in handen van de Westdeutsche Landesbank, die ook 30 % van Preussag in zijn bezit heeft. Babcock Borsig Power GmbH (BBP) is de dochteronderneming van het Babcock Borsig-concern die is belast met de activiteiten in verband met de stroomopwekking en milieu-uitrusting. Na de overname van zijn vroegere concurrenten, Steinmüller (D), Austrian Energy (A) en de NEM-groep (NL), is BBP de derde grootste leverancier van energieopwekkingsinstallaties en milieu-uitrusting ter wereld geworden, na ABB, General Electric, Siemens/Westinghouse en MHI. De jaarlijkse omzet bedraagt circa 2,5 miljard EUR en het concern heeft ongeveer 10000 werknemers.

(97) Nadat het is overgenomen door BB zal NewCo onder de nieuwe benaming Babcock Borsig Power España (BBPE) en gesteund door de financiële en technologische basis van het moederconcern, geleidelijk het vertrouwen van de consumenten herwinnen. Volgens het door BB ingediende ondernemings- en bedrijfsplan(14) zal de orderportefeuille van NewCo van 150 miljoen EUR in het eerste jaar vanaf het derde jaar na de privatisering stijgen tot 250 miljoen EUR in een representatief jaar. Ook de omzet zal in de herstructureringsperiode geleidelijk toenemen en van 65 miljoen EUR in het eerste jaar evolueren naar de streefomzet van 250 miljoen EUR vier jaar na de privatisering. Hierdoor zal NewCo in het derde jaar van bedrijfsactiviteit het break-even point kunnen bereiken en zijn financiële ratio's binnen een redelijke termijn kunnen herstellen.

(98) Het herstructureringsplan van NewCo is gebaseerd op een grondige analyse van de positie van het bedrijf in de sector waar het zijn activiteiten heeft. De prognoses daarin zijn gebaseerd op realistische veronderstellingen die binnen een redelijke termijn kunnen worden verwezenlijkt en gaan uit van een geleidelijke, drastische en onmiddellijke inkrimping van de huidige activiteiten van BWE hetgeen op zijn beurt een aanzienlijke inkrimping van de productiecapaciteit en derhalve van de vroegere vaste kosten met zich meebrengt. Een andere doelstelling van fundamenteel belang op korte termijn is commercieel. Om levensvatbaar te worden moet NewCo/BBPE de bescheiden positie op de achtergrond stabiliseren die BWE in de Spaanse markt inneemt (8 %) en zijn aanwezigheid in Zuid-Amerika en Noord-Afrika verder uitbouwen. Het opgaan van NewCo in BB lijkt geen omvangrijk project, aangezien de productie binnen het Babcock Borsig Power-concern, dat via NewCo nu ook Spanje zal bedienen, opnieuw zal worden verdeeld, waardoor productiecapaciteit voor andere niet-Europese markten wordt vrijgemaakt. Volgens het door BB voor NewCo/BBPE ontworpen industriële concept moet NewCo met technologie worden uitgerust die door het moederconcern ter beschikking wordt gesteld met als doel het nieuwe segment van de dampgeneratoren met warmterecuperatie af te dekken en een gunstige positie te bereiken in deze markt die zich in Spanje begint te ontwikkelen.

(99) Naast de technologische steun zal het moederconcern NewCo/BBPE van de financiële middelen voorzien die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de moeilijkheden die inherent zijn aan de herstructurering van het bedrijf en levensvatbaar te worden. Meer in het bijzonder heeft BB zich er in de privatiseringsregelingen toe verbonden alle contante bijdragen te leveren die nodig kunnen zijn om ervoor te zorgen dat NewCo op ieder moment gedurende vijf jaar het niveau van het eigen kapitaal in stand houdt. In de regelingen is bepaald dat het minimumniveau van het eigen kapitaal dat bij NewCo/BBPE moet worden gehandhaafd, 20 miljoen EUR bedraagt.

(100) De Commissie is dan ook van oordeel dat het herstructureringsplan voor BWE/NewCo aan het levensvatbaarheidscriterium beantwoordt.

ii) Beperking van de steun tot het minimum

(101) Het bedrag en de intensiteit van de steun moeten tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum worden beperkt(15).

(102) Door de open, doorzichtige en onvoorwaardelijke aanbestedingsprocedure die door de Spaanse autoriteiten voor de verkoop van BWE is gevolgd, is gewaarborgd dat de in het kader van de privatiseringsregelingen voorgestelde steun het minimumbedrag is dat herstructurering van BWE de staat zou hebben gekost. Uit de door de Spaanse autoriteiten verstrekte informatie blijkt dat alle bedrijven die belangstelling hadden kunnen hebben in de overname van BWE in de gelegenheid zijn gesteld een bod te doen en dat de onderneming aan de meestbiedende is verkocht.

(103) Anderzijds heeft de Commissie ook vastgesteld dat de kapitaalinjecties van 1997 en 1999 die plaatsvonden vóór de privatiseringsregelingen geen kosten hebben gedekt of zullen dekken die geen verband houden met een reeks drastische maatregelen tot inkrimping van het personeelsbestand bij BWE, zonder welke de levensvatbaarheid niet kon worden hersteld.

(104) Ten slotte moet er in dit verband op worden gewezen dat een aanzienlijk gedeelte van de steun die in dit geval wordt onderzocht, bestemd is om de sociale kosten van de herstructurering te dekken. Van de 748,56 miljoen EUR die de staat vanaf 1997 zou uitgeven om aan de herstructurering bij te dragen is een bedrag van 306,5 miljoen EUR (40,9 %) hoofdzakelijk besteed aan de financiering van de regelingen inzake vervroegde pensionering(16).

(105) Overeenkomstig de bepalingen in de richtsnoeren van 1999(17) staat de Commissie positief tegenover steun die is bestemd ter dekking van de sociale kosten van herstructurering omdat deze economische voordelen levert die verder gaan dan de belangen van de onderneming in kwestie, met name ten aanzien van de werknemers die de gevolgen van de herstructureringsmaatregelen ondervinden. Met deze steun zou geen rekening moeten worden gehouden bij het vaststellen van de reikwijdte van potentiële maatregelen die moeten worden genomen om concurrentievervalsing tegen te gaan(18).

iii) Vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging

(106) Bij de beoordeling van de mogelijke verenigbaarheid van de herstructureringssteun moet de Commissie zorgvuldig onderzoeken of deze nadelige gevolgen voor concurrenten heeft(19).

Bij dit onderzoek moet rekening worden gehouden met alle mogelijke ontoelaatbare gevolgen van de steunmaatregelen, zowel op zichzelf als algemeen. In het voorkomende geval kan de Commissie maatregelen voorschrijven om potentiële buitensporige gevolgen van de steun voor concurrenten zoveel mogelijk te verzachten.

Gevolgen van de afzonderlijke steunmaatregelen

(107) De verkoop van NewCo aan de hoogstbiedende in een open en doorzichtige aanbestedingsprocedure zonder voorwaarden waarborgt dat de in dit kader verleende steun wordt beperkt tot het minimum dat is vereist om de privatisering en de herstructurering mogelijk te maken. Een dergelijke procedure waarborgt echter niet dat de steun niet bijdraagt aan maatregelen die ongewenste gevolgen hebben wanneer deze afzonderlijk worden onderzocht.

(108) Naast de kapitaalinjectie in BWE van in totaal 366,6 miljoen EUR (44,2 % van de totale steun die moet worden beoordeeld)(20), die in hoofdzaak de sociale kosten van de herstructurering heeft gedekt of zal dekken, zijn de Spaanse autoriteiten voornemens 258,5 miljoen EUR (31,1 %) te besteden om het liquidatietekort van BWE en onvoorziene uitgaven in verband met vorige overeenkomsten te dekken. Deze steun, die is bedoeld ter compensatie van de financiële last van BWE uit het verleden, zal worden betaald hetzij aan BWE in liquidatie, dat een slechts op papier bestaande vennootschap zonder bedrijfsactiviteiten zal zijn, hetzij aan NewCo na overlegging van bewijzen inzake de verliezen die uit vroegere overeenkomsten voortvloeien. Onder deze omstandigheden zal deze individuele steunmaatregel vermoedelijk geen buitensporige neveneffecten voor de concurrenten hebben.

(109) Bovendien zullen subsidies ten belope van 110 miljoen EUR (13,3 %) aan NewCo worden betaald om het voor het opstarten van de bedrijfsactiviteiten benodigde bedrijfskapitaal (10 miljoen EUR) gedeeltelijk te financieren en de negatieve cashflow gedurende de eerste drie jaar van bedrijfsactiviteiten (100 miljoen EUR) te compenseren.

Om buitensporige gevolgen van deze steunmaatregel te voorkomen mag de daadwerkelijke uitbetaling niet boven het niveau van de werkelijk door NewCo. geregistreerde negatieve cash-flow uitgaan. De Commissie acht het daarom noodzakelijk aan de uitbetaling de voorwaarde te verbinden dat NewCo bewijst dat de negatieve cash-flow uit de prognose zich daadwerkelijk heeft voorgedaan.

(110) Ten slotte is in de privatiseringsregelingen bepaald dat de Spaanse autoriteiten subsidies ten belope van 95 miljoen EUR (11,4 %) ter ondersteuning van de door NewCo verrichte investeringen zullen betalen.

(111) Tabel 4 laat het vijfjarenplan voor de investering van 135,5 miljoen EUR zien dat BB heeft toegezegd te zullen uitvoeren overeenkomstig de privatiseringsregeling, zoals uiteindelijk tussen de partijen overeengekomen. De investeringen zijn naar doelstelling uitgesplitst:

Tabel 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(112) Een gedetailleerde beoordeling van het investeringsplan toont aan dat de uitgaven ten aanzien waarvan steun wordt verleend uit hoofde van de rubrieken heropstarten van de bedrijfsactiviteiten, informatietechnologie en onroerend goed en machines in hoofdzaak is bestemd voor de herstructurering van de industriële basis van NewCo. Onder de uitgaven ten belope van 32,5 miljoen EUR onder de rubriek "overige investeringen" zijn echter de financiële investeringen begrepen die NewCo voornemens is te doen in aandelenbezit voor de oprichting van gemeenschappelijke ondernemingen via welke het bedrijf de overeenkomsten voor projecten wil afsluiten die zijn toekomstige omzet zullen vormen.

(113) In de sector kapitaalgoederen zijn de activiteiten op het gebied van "bedrijfsklare" projecten een van de meest dynamische subsectoren waarin NewCo 32 % van zijn geplande omzet wil behalen. Voor het beheer van deze projecten richten de contractanten doorgaans gemeenschappelijke ondernemingen op die in de verschillende fasen van het project velerlei taken vervullen: onderhandelingen met potentiële klanten, offertes indienen, uitvoering van bestellingen, bouwfinanciering, garantieperiode, en in enkele gevallen, naar gelang van het soort order, onderhoud en werking van het project dat het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst. Deze gemeenschappelijke ondernemingen, die verschillende ondernemingsvormen kunnen aannemen (tijdelijke verenigingen, commerciële belangengroeperingen, enz.) worden doorgaans opgericht en gecontroleerd door de hoofdaannemer van het project en kunnen rekenen op deelneming door leveranciers en onderaannemers.

(114) In tegenstelling tot de andere elementen van het investeringsplan waarvoor steun wordt verleend, vormen de uitgaven van NewCo aan aandelen in gemeenschappelijke ondernemingen zeer marktgerichte uitgaven. De gemeenschappelijke ondernemingen in kwestie maken deel uit van het commerciële beleid van de onderneming en zijn bestemd om contracten te verkrijgen en de gegunde projecten te beheren. De door de staat verleende steun voor de financiering van deze investeringen zou NewCo een buitensporig commercieel voordeel opleveren ten opzichte van zijn concurrenten, omdat deze steun gemakkelijk door NewCo zou kunnen worden gebruikt om door zijn concurrenten gemaakte offertes te onderbieden en de concurrentie uit te sluiten.

(115) De Commissie kan dan ook geen goedkeuring verlenen voor de steun die uit hoofde van de privatiseringsregeling wordt voorgesteld voor investeringen in risicokapitaal, wegens het zeer hoge risico dat dit tot een ernstige vervalsing van de concurrentie leidt.

(116) In de privatiseringsregeling is vastgelegd dat er subsidies van 95 miljoen EUR zullen worden verleend aan de investeringen van 135 miljoen EUR die in het investeringsplan zijn vastgelegd. Deze verbintenis is echter algemeen en er worden geen details gegeven over het steunbedrag dat voor elk van de rubrieken van het investeringsplan is bestemd.

Derhalve moet de Commissie de steun die overeenkomt met de investeringen in risicokapitaal op basis van de volgende veronderstellingen berekenen.

(117) In het onderhavige geval kan de steun voor een in het plan voorzien, concreet investeringselement niet in verhouding tot de daarvoor uitgetrokken middelen worden berekend. Een dergelijke veronderstelling zou impliciet betekenen dat de totale steun gelijkmatig over alle elementen is verdeeld. Door dit uitgangspunt zouden echter bepaalde elementen in het investeringsplan, zoals uitgaven aan opleiding, waarvoor de Commissie doorgaans relatief hogere steunintensiteiten toestaat dan voor investeringen, worden benadeeld.

(118) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun(21) bedraagt de vrijgestelde intensiteit van algemene opleidingssteun, in overeenstemming met de steunregelingen ten behoeve van ondernemingen in gebieden die op grond van artikel 82, lid 3, onder c) voor regionale steun in aanmerking komen, zoals Baskenland, 55 %. Het onderdeel "weeropstarten van de bedrijfsactiviteiten" van het investeringsplan bevat algemene opleidingsmaatregelen ten belope van in totaal [...] miljoen EUR op het gebied van technologie, project management, certificering en talen. De opleiding is een element van doorslaggevend belang voor het welslagen van de herstructurering gelet op de speciale behoeften aan verbetering en actualisering van de vaardigheden van de werknemers van BBE. De Commissie vindt het derhalve redelijk in dit geval om de financiering van de kosten van de reeds genoemde algemene maatregelen voor de opleiding van de 650 werknemers die NewCo opnieuw in dienst zal nemen, voor de berekening van de onverenigbare steun voor 100 % bruto te aanvaarden.

(119) Het investeringsplan voorziet daarnaast in uitgaven ten belope van [...] miljoen EUR voor maatregelen om het vertrouwen van de klant terug te winnen. Deze maatregelen omvatten onder meer informatiebijeenkomsten en workshops met de werknemers, de directie, de leveranciers en onderaannemers waarop het Babcock Borsig-concern, zijn producten en technologie zullen worden gepresenteerd. Ook omvatten deze maatregelen een reclamecampagne in de gespecialiseerde pers waarin de nieuwe onderneming en haar projecten worden gepresenteerd. De Commissie is van oordeel dat deze maatregelen een conditio sine qua non zijn voor het welslagen van de herstructurering en kan derhalve ook hiervoor een steun van 100 % bruto toelaten zonder dat dit buitensporige gevolgen voor de concurrentie heeft.

(120) Bij de overige maatregelen van het investeringsplan die in totaal [...] miljoen EUR (= [...] - [...]) belopen, gaat het om gewone investeringen die in de balans van NewCo zullen worden opgenomen. De Commissie is daarom van mening dat de resterende voorgestelde steun van 78,5 miljoen EUR (= [...] - [...]) gelijkmatig over deze maatregelen moet worden verdeeld om de steun te berekenen die met de investering van 32,5 miljoen EUR in gemeenschappelijke ondernemingen overeenkomt.

(121) Gelet op de hierboven genoemde veronderstellingen bedraagt de met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steun aan het risicokapitaal 21,44 miljoen EUR van de betaling waarvan aan NewCo de Spaanse autoriteiten moeten afzien.

Totale gevolgen van de herstructurering ten aanzien waarvan steun is verleend

(122) In tabel 5 wordt de ontwikkeling van de capaciteit van BWE/NewCo tijdens het herstructureringsproces waarvoor staatssteun is verleend samengevat.

Tabel 5

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(123) De inkrimping van het personeelsbestand en de begeleidende industriële maatregelen die in 1997 in BWE ten uitvoer zijn gelegd, leiden tot een aanzienlijke vermindering van de capaciteit van het bedrijf. In vergelijking met de situatie vanaf eind 1996 werd door deze maatregelen het aantal arbeidsplaatsen met 27 % en de productiecapaciteit met 31 % verminderd. Het industriële concept dat BB op NewCo zal toepassen zal een verdere vermindering van het personeelsbestand met circa 41 % en van de capaciteit met circa 20 % met zich meebrengen.

In totaal zal NewCo na de uitvoering van zijn ondernemingsplan circa 57 % minder werknemers en circa 45 % minder productiecapaciteit hebben dan BWE.

(124) De bovenstaande cijfers weerspiegelen de afschaffing van de onproductieve capaciteit en de stopzetting van verlieslijdende activiteiten op de volgende gebieden: ontzilting, waterbehandeling, uitrusting voor de staalsector, pijpleidingen, transmissies, kranen, ventielonderdelen, hogedrukvaten, warmtewisselaars, vlampijpketels, middel- en lagedrukreservoirs voor vloeistoffen en gas, metaalstructuren, lichte ketels, luchthavenuitrusting, enz. Ten gevolge hiervan werd 49700 m² werkoppervlakte opgegeven en zullen de machines en uitrustingen worden verwijderd of verkocht.

(125) Anderzijds zal ook de aanwezigheid op de markt van NewCo minder groot zijn dan die van BWE vóór de herstructurering. Tabel 6 geeft een overzicht van de ontwikkeling van het personeelsbestand en de omzet van BWE en over de in het vijfjarenplan voorspelde omzet van NewCo.

Tabel 6

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(126) De Commissie is dan ook van mening dat de voor BWE/NewCo geplande herstructurering een aanzienlijke vermindering van zijn capaciteit en een vermindering van de aanwezigheid op de markt met zich meebrengt, die de nadelige gevolgen van de steun voor de concurrenten zal verzachten. Zij is dan ook van oordeel dat er in dit verband geen andere specifieke maatregelen behoeven te worden voorgeschreven.

iv) Aanzienlijke bijdrage van de begunstigde

(127) Ten slotte wordt, overeenkomstig de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun, verwacht dat de begunstigde van de steun en de koper van het bedrijf met eigen middelen een belangrijke bijdrage leveren aan het herstructureringsplan(22).

(128) Tabel 7 laat de kosten zien van de herstructureringsmaatregelen die nodig waren of zullen zijn om de levensvatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten van BWE te herstellen. Daarnaast zijn in de tabel de respectieve kapitaalinjecties door de staat/SEPI alsook van Borsig/NewCo Babcock voor de financiering van deze maatregelen te zien.

Tabel 7

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(129) De eerste rij van tabel 7 bevat de kosten van de inkrimping van het personeelsbestand die zijn gefinancierd door de kapitaaluitbreidingen van 1997 en 1999, welke in totaal 51 miljard ESP (306,5 miljoen EUR) bedroegen.

(130) NewCo heeft een startkapitaal van 55 miljoen EUR nodig. Volgens de privatiseringsregelingen zal BB voor de aandelen van NewCo 45 miljoen EUR betalen. De staat zal dit bedrag aanvullen met nog eens 10 miljoen EUR die aan NewCo als startkapitaal worden verschaft(23).

(131) NewCo zal gedurende de eerste drie jaar van bedrijfsactiviteiten een totale negatieve cashflow van 102 miljoen EUR registreren, die door de staat wordt gedekt middels subsidies ten belope van 100 miljoen EUR, die SEPI overeenkomstig de privatiseringsregelingen heeft toegezegd.

(132) In het ondernemingsplan van NewCo is een minimumbedrag van 135,5 miljoen EUR aan investeringen vastgelegd, waarvan 95 miljoen EUR met overheidssubsidies en 40,5 miljoen EUR door Borsig Babcock wordt gefinancierd. De onderhavige beschikking verbiedt echter de uitbetaling van 21,44 miljoen EUR die de steun voor investeringen in risicokapitaal vormt. Dit bedrag moet derhalve van de bijdrage door de staat worden afgetrokken en bij de door BB te financieren kosten worden opgeteld. Hierbij moet worden opgemerkt dat de investeringen op dit gebied voor NewCo van vitaal belang zijn, aangezien dit het kanaal is waarlangs de onderneming zijn toekomstige omzet in zijn marktsegment voor "bedrijfsklare" projecten wil verwezenlijken.

(133) De staat zal ieder tekort bij de liquidatie van BWE nadat de geselecteerde activa en 650 werknemers naar NewCo zijn overgebracht, volledig financieren. Het geraamde tekort bedraagt, de reeds eerder verrekende afvloeiing van werknemers niet meegeteld, 210,4 miljoen EUR.

(134) De staat zal eveneens ieder verlies in verband met de naar NewCo overgedragen contracten op zich nemen, die initieel op 48 miljoen EUR worden geraamd(24).

(135) Onder de rubriek technologie laat de tabel de geraamde waarde zien van de technologieoverdracht wat licenties en royalty's betreft die, overeenkomstig de privatiseringsregelingen, Borsig Babcock gedurende ten minste de eerste vijf jaar van bedrijfsactiviteiten vrij aan NewCo ter beschikking moet stellen en die de contracten met andere concerns zullen vervangen die de technologische knowhow voor de productie van BBE tot nog toe hebben verstrekt(25).

(136) Daarenboven zal gedurende dezelfde periode van vijf jaar het hoofdkantoor van BB in Duitsland kosteloos diensten aan NewCo verschaffen voor een waarde die op 17,3 miljoen EUR is berekend. Ten slotte zal de oprichting van het regionale competentiecentrum in Spanje investeringen van 20 miljoen EUR in NewCo vereisen, die bovenop het oorspronkelijk in het investeringsplan toegezegde bedrag komen.

(137) De bovengenoemde verbintenissen betekenen dat voor de herstructurering van de activiteiten van BWE de investering in BWE/NewCo van middelen ten belope van in totaal 935,2 miljoen EUR nodig is geweest of nodig zal zijn, waarvan 748,56 miljoen EUR ten laste van de staat zijn gekomen of nog zullen komen en 186,64 miljoen EUR ten laste van Borsig/NewCo Babcock. Kortom: Borsig Babcock zal 19,96 % van de kosten voor de herstructurering van BWE/NewCo dragen.

(138) Daarnaast heeft Borsig Babcock zich er in het kader van de privatiseringsregelingen toe verbonden iedere contante bijdrage te doen die NewCo mogelijk nodig kan hebben om op elk gegeven ogenblik het niveau van eigen kapitaal te handhaven dat is vereist voor de afwikkeling van het ondernemingsplan, met dien verstande dat het eigen kapitaal van NewCo een minimumniveau van 20 miljoen EUR zal zijn, wat gelijk is aan het aandelenkapitaal van de onderneming.

(139) De Commissie is derhalve van mening dat NewCo en de koper van de onderneming, BB, het risico van de herstructurering op zich hebben genomen en met hun eigen kapitaal een aanzienlijke bijdrage tot de herstructurering.

VII. CONCLUSIE

(140) Gelet op de bovenstaande overwegingen is de Commissie dan ook van mening dat Spanje moet afzien van de uitkering aan NewCo van een subsidie ten belope van 21,44 miljoen EUR, welk bedrag overeenkomt met de steun voor investeringen in risicokapitaal, aangezien door deze steun de mededinging zodanig wordt vervalst en het handelsverkeer zodanig wordt beïnvloed dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De kapitaalinjectie van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) door TENEO in Babcock Wilcox España SA in 1994 is een bestaande steunmaatregel in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 2

De kapitaaluitbreidingen van 10 miljard ESP (60,1 miljoen EUR) en 41 miljard ESP (246,4 miljoen EUR) bij Babcock Wilcox España SA, waartoe respectievelijk in 1997 en 1999 door SEPI is besloten, vormen steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De beide kapitaaluitbreidingen zijn onrechtmatig toegekend in strijd met artikel 88, lid 3, onder c), van het Verdrag, met uitzondering van een bedrag van 16,725 miljard ESP (100,52 miljoen EUR) van de laatstgenoemde kapitaaluitbreiding waarvan de betaling nog uitstaande is.

Niettemin voldoet genoemde steun aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor vrijstelling uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, zoals bepaald in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, en is deze derhalve verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 3

De maatregelen die Spanje overeenkomstig de privatiseringsregelingen voor Babcock Wilcox España SA voornemens was uit te voeren, en die bestaan uit:

a) contante bijdragen aan NewCo voor een bedrag van 55 miljoen EUR;

b) betaling aan NewCo van 100 miljoen EUR voor de kosten van aanpassing van de bij deze onderneming ondergebrachte activiteiten;

c) betaling aan NewCo van een bedrag van 95 miljoen EUR voor investeringen en opleiding die volgens het door Babcock Borsig ingediende investeringsplan worden uitgevoerd;

d) dekking van alle uiteindelijke verliezen in verband met contracten die werden overgedragen aan NewCo, ten belope van naar schatting 8 miljard ESP (48,1 miljoen EUR);

e) dekking van alle kosten tot ten hoogste 18 miljoen EUR in verband met vorderingen op NewCo wegens schade of economische nadelen ten gevolge van gebeurtenissen die zich voor de verkoop hebben voorgedaan en die betrekking hebben op milieutechnische kwesties of kwesties op het gebied van arbeidsverhoudingen, belastingen en sociale zekerheid alsook verplichtingen welke voortvloeien uit pensioenplannen; en

f) dekking van het tekort bij de liquidatie van Babcock Wilcox España SA ten belope van 35 miljard ESP (210,4 miljoen EUR);

zijn steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

De onder a), d), e) en f) genoemde steunmaatregelen, de onder b) genoemde steunmaatregel tot het maximumbedrag van de feitelijk door NewCo gedurende de drie eerste jaren van bedrijfsactiviteiten geregistreerde negatieve cashflow en de onder c) genoemde steunmaatregel tot een maximumbedrag van 73,56 miljoen EUR, voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, zoals bepaald in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en zijn dientengevolge verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 4

De in artikel 3, onder b) genoemde steun ten belope van 100 miljoen EUR voor de kosten voor de aanpassing van de in NewCo ondergebrachte activiteiten zal pas worden betaald nadat door de begunstigde het bewijs is overgelegd van de negatieve cash-flow die daadwerkelijk aan het eind van elk van de eerste drie jaren van bedrijfsactiviteiten is geregistreerd.

Artikel 5

De steun die in het kader van de privatiseringsregelingen wordt voorgesteld voor investeringen van NewCo in risicokapitaal ten belope van 21,44 miljoen EUR voldoet aan geen van de voorwaarden waaraan voor toepassing van artikel 87, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag moet worden voldaan. Deze is derhalve onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steun mag daarom niet worden verleend en Spanje moet zich van uitbetaling van genoemd bedrag onthouden.

Artikel 6

Het aan de Commissie voorgelegde ondernemingsplan moet volledig worden uitgevoerd.

Spanje dient bij de Commissie jaarverslagen in die alle relevante informatie bevatten aan de hand waarvan de Commissie de uitvoering van het ondernemingsplan in overeenstemming met punt 45 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden kan controleren. Het eerste van deze verslagen wordt uiterlijk zes maanden na de datum van deze beschikking ingediend.

Artikel 7

Spanje deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking mede welke maatregelen zijn genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2001.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB C 249 van 8.8.1998, blz. 3.

(2) PB C 280 van 2.10.1999, blz. 22.

(3) PB C 232 van 12.8.2000, blz. 2.

(4) De capaciteitsinkrimping wordt in punt 122 in detail beschreven.

(5) Zakengeheim.

(6) Het investeringsplan wordt in overweging 111 gedetailleerd beschreven.

(7) PB C 307 van 13.11.1993, blz. 3.

(8) PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35.

(9) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(10) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12, zoals verlengd door C 74 van 10.3.1998, blz. 31 en C 67 van 10.3.1999, blz. 11.

(11) Zie overweging 73.

(12) Zie overweging 74.

(13) Punten 31 tot en met 34.

(14) Zie overwegingen 51 en 52.

(15) Zie punten 40 en 41 van de richtsnoeren van 1999.

(16) Zie tabel 7 en overweging 128.

(17) Zie punten 56 tot en met 63 van deze richtsnoeren.

(18) Zie punt 62 van de richtsnoeren van 1999.

(19) Zie de punten 35 tot en met 39 van de richtsnoeren van 1999.

(20) Zie tabel 3 in overweging 53.

(21) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20.

(22) Zie punt 40 van de richtsnoeren van 1999.

(23) Zie overweging 60.

(24) De tabel bevat geen kosten die verband houden met onvoorziene uitgaven op milieu-, arbeids- en sociaal gebied die beperkt zijn tot 18 miljoen EUR omdat er geen bijdragen onder deze rubriek worden verwacht.

(25) De raming komt overeen met de gebruikelijke marktprijs van 5 % van de in de eerste vijf jaar van bedrijfsactiviteiten verwachte omzet.