2002/439/EG: Beschikking van de Raad van 4 juni 2002 houdende machtiging van Duitsland tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van artikel 21 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting
2002/439/EG: Beschikking van de Raad van 4 juni 2002 houdende machtiging van Duitsland tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van artikel 21 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting
Beschikking van de Raad
van 4 juni 2002
houdende machtiging van Duitsland tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van artikel 21 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting
(2002/439/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(1), en met name op artikel 27, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij een door het secretariaat-generaal van de Commissie op 9 januari 2002 geregistreerd verzoek in de vorm van twee tot de Commissie gerichte mededelingen, heeft de Duitse regering verzocht om machtiging tot het toepassen van een maatregel die afwijkt van het bepaalde in artikel 21, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG.
(2) De andere lidstaten werden bij schrijven van 16 januari 2002 van het verzoek van Duitsland op de hoogte gebracht.
(3) In artikel 21, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, zoals gewijzigd bij artikel 28 octies van genoemde richtlijn, is bepaald dat de belasting over de toegevoegde waarde in het binnenlands verkeer in de regel verschuldigd is door de belastingplichtige die belastbare goederen levert of belastbare diensten verricht.
(4) De door Duitsland gevraagde uitzonderingsmaatregel is bedoeld om de ontvanger van de levering van goederen aan te wijzen als degene die tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde gehouden is, enerzijds voor leveringen, voorzover er geen sprake is van een insolventieprocedure, van tot zekerheid overgedragen goederen door een BTW-plichtige aan een andere BTW-plichtige ter uitvoering van deze garantie, en anderzijds voor de levering van door openbare verkoop verkochte gronden aan een andere BTW-plichtige in het kader van de gerechtelijke liquidatie van het bedrijf dat eigenaar was van de aldus verkochte gronden.
(5) Deze uitzondering is bedoeld om de belastingheffing te vereenvoudigen omdat de eigenlijke belastingschuldige, in de gevallen waarop het verzoek om afwijking betrekking heeft, vanwege financiële moeilijkheden meestal niet in staat is de hem in rekening gebrachte BTW te voldoen.
(6) Een dergelijke situatie is nadelig voor de openbare financiën, daar de ontvanger van de levering van goederen de hem in rekening gebrachte belasting over de toegevoegde waarde kan aftrekken, ook al is deze niet betaald door de belastingplichtige die de goederen levert.
(7) De uitzondering, waarbij de ontvanger van de levering van goederen wordt aangewezen als degene die tot voldoening van de belasting gehouden is, maakt het mogelijk de genoemde moeilijkheden te voorkomen, zonder dat daardoor het bedrag van de verschuldigde belasting verandert.
(8) De machtiging moet tot 31 december 2006 worden toegekend, zodat de uitzonderingsmaatregel in het licht van de opgedane ervaringen kan worden beoordeeld.
(9) De uitzonderingsmaatregel heeft geen ongunstige gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschappen afkomstig uit de BTW,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In afwijking van het bepaalde in artikel 21, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG, zoals gewijzigd bij artikel 28 octies, wordt Duitsland gemachtigd de ontvanger van de levering van goederen zoals bedoeld in artikel 2 van de onderhavige beschikking als BTW-plichtige aan te wijzen.
Artikel 2
In de volgende gevallen kan de ontvanger van de levering van goederen als BTW-plichtige aangewezen worden:
1. bij de levering van goederen die tot zekerheid worden overgedragen door een BTW-plichtige aan een andere BTW-plichtige ter uitvoering van deze garantie, voorzover er geen sprake is van een insolventieprocedure;
2. bij de levering van door openbare verkoop verkochte gronden aan een andere BTW-plichtige in het kader van de gerechtelijke liquidatie van het bedrijf dat eigenaar was van de aldus verkochte gronden.
Artikel 3
Deze beschikking geldt tot 31 december 2006.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Luxemburg, 4 juni 2002.
Voor de Raad
De voorzitter
R. De Rato Y Figaredo
(1) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/115/EG (PB L 15 van 17.1.2002, blz. 24).