Verordening (EG) nr. 1112/2002 van de Commissie van 20 juni 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1112/2002 van de Commissie van 20 juni 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1112/2002 van de Commissie
van 20 juni 2002
houdende bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/48/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 8, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Commissie moet een werkprogramma uitvoeren om geleidelijk de werkzame stoffen te onderzoeken die twee jaar na de datum van kennisgeving van Richtlijn 91/414/EEG op de markt zijn. De eerste fase van dit programma is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000(4). Die eerste fase is aan de gang. De tweede en de derde fase zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 451/2000 van de Commissie van 28 februari 2000 houdende bepalingen voor de uitvoering van de tweede en de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad(5), en zij zijn eveneens aan de gang.
(2) Voorzien moet worden in een vierde fase van het werkprogramma voor alle werkzame stoffen die niet onder de eerste, de tweede of de derde fase vallen. Het is wenselijk dat voor bepaalde categorieën werkzame stoffen wordt aangegeven welke werkzame stoffen in de vierde fase van het programma moeten worden opgenomen of onder welke gebruiksvoorwaarden dat moet gebeuren.
(3) Een kennisgevingsprocedure moet worden ingesteld die belanghebbende producenten de mogelijkheid geeft de Commissie ervan in kennis te stellen dat zij een werkzame stof in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG opgenomen wensen te zien en dat zij zich ertoe verbinden alle gegevens te verstrekken die nodig zijn voor een behoorlijke evaluatie van en besluitvorming over die werkzame stof in het licht van de criteria voor opneming die zijn vastgesteld in artikel 5 van Richtlijn 91/414/EEG. Aan de hand van dergelijke gegevens kunnen de prioriteiten in het kader van het werkprogramma worden vastgelegd en kan worden bepaald of het dienstig is om deze stoffen na 25 juli 2003 op de markt te laten in afwachting van de uitkomsten van de beoordeling of mag worden verwacht dat het gebruik ervan aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 91/414/EEG zal voldoen.
(4) Ten aanzien van de te verstrekken informatie dient te worden aangegeven in welke vorm, binnen welke termijn en bij welke autoriteiten kennisgevers die informatie moeten indienen. Voor de verschillende categorieën werkzame stoffen zijn verschillende kennisgevingsniveaus gewenst. Voor bepaalde categorieën werkzame stoffen worden bepalingen opgesteld inzake de te verstrekken gegevens en de beoordelingscriteria. Derhalve moet worden bepaald dat belanghebbende producenten gedetailleerde gegevens moeten meedelen over de stand van zaken met betrekking tot de volledigheid van de dossiers en over de eindpunten, en dat zij zich ertoe moeten verbinden alle vereiste gegevens binnen een bepaalde termijn mee te delen. Voor de overige werkzame stoffen moeten belanghebbende producenten de basisinformatie verstrekken die nodig is om de werkzame stof en het gebruik ervan te identificeren, en moeten zij zich ertoe verbinden binnen een bepaalde termijn een geheel van gegevens mee te delen.
(5) De kennisgeving mag niet als voorwaarde gelden om na opneming van de werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG de mogelijkheid te hebben gewasbeschermingsmiddelen op de markt te brengen op grond van artikel 13 van Richtlijn 91/414/EEG.
(6) De bij deze verordening vastgestelde procedures mogen geen belemmering vormen voor procedures en acties op grond van andere communautaire regelgeving, en met name op grond van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen(6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/188/EEG van de Commissie(7), in gevallen waarin de Commissie over informatie beschikt waaruit blijkt dat aan de in die richtlijn vastgestelde voorwaarden kan zijn voldaan.
(7) Naar gelang van de conclusies van het in artikel 8, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde voortgangsrapport aan het Europees Parlement en aan de Raad inzake het werkprogramma, stelt de Commissie verdere uitvoeringsbepalingen vast om de beoordeling en de besluitvorming inzake werkzame stoffen waarvoor aan de bij deze verordening vastgestelde bepalingen inzake kennisgeving is voldaan, zo snel mogelijk te kunnen voltooien.
(8) Krachtens artikel 8, lid 2, vierde alinea, van Richtlijn 91/414/EEG kan bij beschikking van de Commissie worden besloten om een werkzame stof niet in bijlage I op te nemen in die gevallen waarin niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 of waarin de vereiste informatie en gegevens niet binnen de vastgestelde termijn zijn verstrekt, en moeten de lidstaten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stof bevatten, intrekken. In bijzondere gevallen evenwel en voorzover de lidstaat dit nauwkeurig kan motiveren, kan het aangewezen zijn de intrekking uit te stellen voor bepaalde essentiële toepassingen waarvoor nog geen alternatief voorhanden is dat een doelmatige bescherming van planten of plantaardige producten kan garanderen, om zo tijd te laten voor de ontwikkeling van alternatieven. De noodzaak om de bepalingen opnieuw te bezien, moet voor elk geval afzonderlijk worden aangetoond.
(9) Indien voor een bepaalde werkzame stof niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde eisen inzake kennisgeving, belet niets de belanghebbenden om op een later tijdstip alsnog een aanvraag in te dienen om die werkzame stof in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG op te nemen volgens de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG omschreven procedure.
(10) Het is passend dat de kosten in verband met de beoordeling om aan te tonen dat een product veilig op de markt kan worden gebracht, ten laste komen van de fabrikant, en dus moet een retributie worden betaald aan de autoriteit die door de Commissie is aangewezen om de kennisgeving voor die werkzame stof te onderzoeken.
(11) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES
Artikel 1
Werkingssfeer
1. Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor het eerste deel van de toepassing van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, hierna "de richtlijn" te noemen.
2. Het eerste deel van de toepassing van de vierde fase betreft de kennisgeving van de in de bijlagen I en II bij deze verordening genoemde of bedoelde werkzame stoffen met het oog op de eventuele opneming ervan, eerst in een prioriteitenlijst van werkzame stoffen en vervolgens in bijlage I bij de richtlijn. Het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 3, en artikel 6, lid 4, tweede alinea, van de richtlijn geldt niet voor een in de bijlagen I en II genoemde of bedoelde stof zolang de procedures waarin deze verordening voor die stoffen voorziet, niet zijn afgewikkeld.
3. Deze verordening geldt onverminderd voor:
a) verificaties door de lidstaten, met name in het kader van verlengingen van toelatingen overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de richtlijn;
b) herzieningen door de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 5, van de richtlijn;
c) beoordelingen op grond van Richtlijn 79/117/EEG.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) "producent":
- voor in de Gemeenschap geproduceerde werkzame stoffen, de fabrikant of een in de Gemeenschap gevestigde persoon die door de fabrikant voor de naleving van deze verordening als zijn alleenvertegenwoordiger is aangewezen;
- voor buiten de Gemeenschap geproduceerde werkzame stoffen, de in de Gemeenschap gevestigde persoon die door de fabrikant voor de naleving van deze verordening als zijn alleenvertegenwoordiger in de Gemeenschap is aangewezen;
- voor werkzame stoffen waarvoor een gezamenlijke kennisgeving of een gezamenlijk dossier wordt ingediend, de in de Gemeenschap gevestigde vereniging van producenten die door de in het eerste of tweede streepje bedoelde producenten voor de naleving van deze verordening is aangewezen;
b) "fabrikant": de persoon die de werkzame stof zelf vervaardigt of deze namens hem door een derde laat vervaardigen;
c) "comité": het bij artikel 19 van de richtlijn ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
Artikel 3
Autoriteiten in de lidstaten
1. De lidstaten kennen de verantwoordelijkheid voor de nakoming van hun verplichtingen in het kader van het in artikel 8, lid 2, van de richtlijn bedoelde werkprogramma toe aan een of meer autoriteiten.
2. In het kader van deze verordening is in elke lidstaat één in bijlage VI genoemde nationale autoriteit belast met de coördinatie en alle nodige contacten met de producenten, de andere lidstaten en de Commissie. Elke lidstaat stelt de Commissie en de aangewezen nationale coördinatieautoriteit van elke andere lidstaat in kennis van elke wijziging in de meegedeelde bijzonderheden over de aangewezen nationale coördinatieautoriteit.
HOOFDSTUK 2
VIERDE FASE VAN HET WERKPROGRAMMA
Artikel 4
Elementaire kennisgeving
1. Producenten die een in bijlage I bij deze verordening genoemde werkzame stof wensen opgenomen te zien in bijlage I bij de richtlijn, geven de in bijlage V aangewezen instantie daarvan kennis. De Commissie gaat regelmatig na of de in die bijlage aangewezen instantie de haar in diezelfde bijlage toegewezen taken naar behoren uitvoert. Volgens de procedure van artikel 19 van de richtlijn kan worden besloten een andere instantie aan te wijzen, indien mocht blijken dat de taken niet naar behoren worden uitgevoerd.
2. Voor elke werkzame stof afzonderlijk moet binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kennisgeving worden gedaan volgens het in bijlage III, deel 1, bij deze verordening vastgestelde model, en die kennisgeving moet vergezeld gaan van de schriftelijke verbintenis tot het indienen van een dossier.
3. Producenten die voor een in lid 1 bedoelde werkzame stof niet binnen de in lid 2 genoemde termijn kennisgeving hebben gedaan of van wie de kennisgeving is afgewezen overeenkomstig artikel 6, mogen aan het beoordelingsprogramma alleen nog collectief deelnemen samen met een of meer kennisgevers voor de werkzame stof van wie de kennisgeving wel is aanvaard overeenkomstig artikel 6, met inbegrip van een lidstaat die kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 6, lid 2, en wel door indiening van een gezamenlijk dossier.
Artikel 5
Volledige kennisgeving
1. Producenten die een in bijlage II bij deze verordening bedoelde werkzame stof opgenomen wensen te zien in bijlage I bij de richtlijn, geven de in bijlage V aangewezen instantie daarvan kennis.
2. De kennisgevingen worden voor elke werkzame stof afzonderlijk ingediend als volgt:
a) binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, een eerste kennisgeving overeenkomstig het model voor kennisgeving dat is opgenomen in deel 1 van bijlage III bij deze verordening, en
b) binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, een tweede kennisgeving overeenkomstig het model voor kennisgeving dat is opgenomen in deel 2 van bijlage III bij deze verordening, vergezeld van een schriftelijke verbintenis tot het indienen van een volledig dossier.
3. Producenten die voor een in lid 1 bedoelde werkzame stof niet binnen de in lid 2 genoemde termijn kennisgeving hebben gedaan of van wie de kennisgeving is afgewezen overeenkomstig artikel 6, mogen aan het beoordelingsprogramma nog alleen collectief deelnemen samen met een of meer kennisgevers voor de werkzame stof van wie de kennisgeving wel is aanvaard overeenkomstig artikel 6, met inbegrip van een lidstaat die kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 6, lid 2, en wel door indiening van een gezamenlijk dossier.
Artikel 6
Onderzoek van de elementaire en de volledige kennisgevingen
1. De Commissie stelt het Comité binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, onder a), vastgestelde termijn in kennis van de tijdig ontvangen kennisgevingen.
2. Voor elke werkzame stof waarvoor geen enkele producent een kennisgeving heeft ingediend, mag een lidstaat verklaren dat hij die werkzame stof opgenomen wenst te zien in bijlage I bij de richtlijn, door daarvan overeenkomstig de artikelen 4 of 5 kennisgeving te doen aan de in bijlage V aangewezen instantie. Deze kennisgevingen moeten zo spoedig mogelijk worden ingediend en in elk geval binnen drie maanden nadat de Commissie de lidstaten ervan in kennis heeft gesteld dat voor die stof geen kennisgeving is ingediend. Een lidstaat die een kennisgeving heeft ingediend, wordt vervolgens als producent beschouwd in het kader van de evaluatie van de betrokken werkzame stof.
3. Uiterlijk zes maanden na het verstrijken van elk van de in artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, vastgestelde termijnen stelt de Commissie het comité in kennis van de aanvaardbaarheid van de ontvangen kennisgevingen, met inachtneming van de in bijlage IV, delen 1 en 2, vastgestelde criteria.
4. Gedetailleerde bepalingen betreffende de indiening van de dossiers, de termijn(en) voor de indiening ervan en de retributieregeling voor de werkzame stoffen waarvoor de kennisgeving ontvankelijk is verklaard, worden door de Commissie opgenomen in een overeenkomstig artikel 8, lid 2, tweede alinea, van de richtlijn vast te stellen verordening.
5. Overeenkomstig artikel 8, lid 2, vierde alinea, van de richtlijn besluit de Commissie om in de bijlagen I en II bij de richtlijn bedoelde werkzame stoffen waarvoor geen aanvaardbare kennisgeving is ingediend binnen de vastgestelde termijn, niet op te nemen in bijlage I bij de richtlijn. In dat besluit moeten de redenen voor de niet-opneming worden vermeld. De lidstaten trekken alle toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in binnen de in dat besluit vastgestelde termijn.
HOOFDSTUK 3
RETRIBUTIES
Artikel 7
Retributies voor kennisgevingen in het kader van de vierde fase van het werkprogramma
1. Producenten die overeenkomstig artikel 4 een kennisgeving indienen, betalen bij de indiening van de kennisgeving aan de in bijlage V aangewezen instantie een retributie van 750 EUR voor elke werkzame stof. De retributie wordt uitsluitend gebruikt voor de financiering van de kosten die werkelijk worden gemaakt voor de uitvoering van de in bijlage V genoemde taken.
2. Producenten die overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), een kennisgeving indienen, betalen bij de indiening van de kennisgeving aan de in bijlage V aangewezen instantie een retributie van 5000 EUR voor elke werkzame stof. De retributie wordt uitsluitend gebruikt voor de financiering van de kosten die werkelijk worden gemaakt voor de uitvoering van de in bijlage V genoemde taken.
HOOFDSTUK 4
SLOTBEPALINGEN
Artikel 8
Tijdelijke maatregelen
Indien de Commissie op grond van artikel 8, lid 2, vierde alinea, heeft besloten een werkzame stof te schrappen omdat geen aanvaardbare kennisgeving is ingediend, kan zij, voorzover een lidstaat aanvullend technisch bewijsmateriaal heeft geleverd waaruit blijkt dat het absoluut noodzakelijk is de stof verder te blijven gebruiken of dat er geen doeltreffend alternatief is, voorzien in een overgangsperiode die lang genoeg duurt om een geschikt alternatief te ontwikkelen.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2002.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juni 2002.
Voor de Commissie
David Byrne
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 9.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 148 van 6.6.2002, blz. 19.
(3) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.
(4) PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27.
(5) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.
(6) PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.
(7) PB L 92 van 13.4.1991, blz. 42.
BIJLAGE I
Werkzame stoffen waarop de elementaire kennisgeving in het kader van de vierde fase van het in artikel 8, lid 2, van de richtlijn bedoelde werkprogramma betrekking heeft
Alle werkzame stoffen (met inbegrip van varianten daarvan zoals zouten, esters of aminen) die vóór 25 juli 1993 op de markt waren, met uitzondering van de werkzame stoffen die vallen onder:
- Verordening (EEG) nr. 3600/92,
- Verordening (EG) nr. 451/2000,
- bijlage II bij deze verordening.
In afwijking van bovenstaande uitzonderingen mag voor stoffen die voordien werden geacht te vallen onder Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) maar die, op grond van een toelichting bij de werkingssfeer van de richtlijn, nu geacht worden te vallen onder Richtlijn 91/414/EEG en die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 451/2000, kennisgeving worden gedaan op grond van artikel 4. Dat geldt met name voor stoffen die zijn toegelaten als ontsmettingsmiddelen, d.i. producten die indirect worden toegepast (bijv. voor de ontsmetting van of insectenverdelging in lege opslagruimten of andere voorzieningen en artikelen zoals in broeikassen, teeltkassen, containers, dozen, zakken, tonnen, enz.) waarbij het gebruik gericht is op de vernietiging van organismen die enkel en specifiek schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten en voorzover na de behandeling uitsluitend planten en plantaardige producten worden geteeld of opgeslagen in de behandelde voorzieningen.
Van alle stoffen die tot de onderstaande categorieën behoren, moet kennisgeving worden gedaan, zelfs indien zij niet in de tabel zijn genoemd:
- werkzame stoffen die op grond van EU-regelgeving in levensmiddelen of diervoeders mogen worden gebruikt;
- werkzame stoffen die extracten van planten zijn;
- werkzame stoffen die dierlijke producten zijn of door middel van een eenvoudige verwerking van dierlijke producten zijn afgeleid;
- werkzame stoffen die uitsluitend als lokstof of afweermiddel worden of zullen worden gebruikt (met inbegrip van feromonen). Werkzame stoffen die uitsluitend worden of zullen worden gebruikt in vallen en/of verdelers, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad(2) inzake biologische landbouw.
Van alle stoffen die zijn opgenomen in of die vallen onder een categorie die is opgenomen in de onderstaande tabel, dient aangifte te worden gedaan overeenkomstig artikel 5:
(4E-7Z)-4,7-Tridecadieen-1-yl-acetaat
(4Z-9Z)-7,9-Dodecadieen-1-ol
(7Z-11Z)-7,11-Hexadieen-1-yl-acetaat
(E)-10-Dodeceenylacetaat
(E)-11-Tetradeceenylacetaat
(E)7-(Z)9-Dodecadieenylacetaat
(E,E)-8,10-Dodecadieen-1-ol
(E/Z)-8-Dodeceenylacetaat
(Z)-11-Hexadecanol
(Z)-11-Tetradeceen-1-yl-acetaat
(Z)-13-Octadecanol
(Z)-3-Methyl-6-isopropenyl-3,4-decadieen-1-yl
(Z)-3-Methyl-6-isopropenyl--9-deceen-1-yl-acetaat
(Z)-5-Dodeceen-1-yl-acetaat
(Z)-7-Tetradecanol
(Z)-7-Tetradecenal
(Z)-8-Dodeceenol
(Z)-8-Dodeceenylacetaat
(Z)-9-Dodeceenylacetaat
(Z)-9-Hexadecenal
(Z)-9-Tetradeceenylacetaat
(Z)-9-Tricoseen
(Z,E)-11-Tetradecadieen-1-yl-acetaat
(Z,Z)-Octadieenylacetaat
1,7-Dioxaspiro-5,5-undecan
1-Decanol
2-Fenylfenol (incl. natriumzout)
2-Propanol
3,7-Dimethyl-2,6-octadieen-1-ol
3,7-Dimethyl-2,6-octadieenal
4-Chloor-3-methylfenol
5-Deceen-1-ol
5-Deceen-1-yl-acetaat
6-Benzyladenine
7,8-Epoxi-2-methyl-octadecan
7-Methyl-3-methyleen-7-octeen-1-yl-propionaat
Azijnzuur
Acridine basen
Alkyldimethybenzylammoniumchloride
Alkyldimethylethylbenzylammoniumchloride
Aluminiumammoniumsulfaat
Aluminiumsulfaat
Aminozuren
Ammoniumcarbonaat
Ammoniumhydroxide
Ammoniumsulfaat
Anthraquinone
Azadirachtin
Bariumnitraat
Bifenyl
Beenderolie
Boorzuur
Calciumcarbide
Calciumcarbonaat
Calciumchloride
Calciumhydroxide
Calciumoxide
Kooldioxide
Chloorhydraat van poly(imino imido biguanidine)
Chloorfyllin
Cholinechloride
cis-7, trans-11-Hexadecadieenylacetaat
cis-Zeatin
Citronellol
Cysteïne
Denathoniumbenzoaat
Didecyldimethylammoniumchloride
Dioctyldimethylammoniumchloride
Dodecylalcohol
EDTA en zouten daarvan
Ethanol
Ethoxyquine
Farnesol
Vetzuren met inbegrip van esters en zouten daarvan, zoals(3):
- decaanzuur
- ethylhexanoaat
- ethyloleaat
- vetzuur kaliumzout
- pelargonzuur (nonaanzuur)
Vetalcoholen
Foliumzuur
Formaldehyde
Mierenzuur
Knoflookextract
Gelatine
Gibberellinezuur
Gibberelline
Glutaraldehyde
Rupsenlijm (fruitteelt)
Waterstofperoxide
Gehydrolyseerde eiwitten
Indolylazijnzuur
Indolylboterzuur
IJzersulfaat
Kieselgoer (diatomeeënaarde)
Melkzuur
Lauryldimethylbenzylammoniumbromide
Lauryldimethylbenzylammoniumchloride
Lecithine
Kalkfosfaatslak
Californische pap
Methylnonylketon
Methyl-trans-6-noneenoaat
Naftaleen
1-Naftylacetamide
1-Naftylazijnzuur
2-Naftyloxyacetamide
2-Naftyloxyazijnzuur
Naftylazijnzuur ethylester
Nicotine
Stikstof
Octyldecyldimethylammoniumchloride
Uienextract
Oxychinoline
Papaïne
Paraffineolie
p-Cresylacetaat
Paprika
Petroleum (verschillende destillaatfracties)
Ferodim
Fosforzuur
Foxim
Plantaardige oliën, zoals(4):
- kokosolie
- peperboomolie
- etherische oliën
- eucalyptusolie
- maïsolie
- olijfolie
- aardnotenolie
- dennenolie
- raapzaadolie
- soyaolie
- zonnebloemolie
Kaliumpermanganaat
Kaliumsorbaat
Pronumone
Propionzuur
Pyrethrines
Kwartszand
Quassia
Kwaternaire ammoniumverbindingen
Chinolinederivaten
Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong
Harsen en polymeren
Gesteentemeel
Rotenon
Zeealgenextract
Zeewier
Sebacinezuur
Serricornin
Silicaten (natrium en kalium)
Zilverjodide
Natrium-p-tolueensulfonchloramide
Natriumcarbonaat
Natriumchloride
Natriumwaterstofcarbonaat
Natriumhydroxide
Natriumhypochloriet
Natriumlaurylsulfaat
Natriummetabisulfiet
Natrium o-benzyl-p-chloorfenoxide
Natriumorthofenylfenol
Natriumpropionaat
Natrium p-t-amylfenoxide
Natriumtetraboraat
Soyaextract
Soyaolie, geëpoxyleerd
Zwavel en zwaveldioxide
Zwavelzuur
Teeroliën
trans-6-Noneen-1-ol
trans-9-Dodecylacetaat
Trimedlure
Ureum
Wassen
(1) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(2) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.
(3) Van elk vetzuur moet apart kennisgeving worden gedaan, maar niet van de varianten ervan.
(4) Van elke plantaardige olie moet apart kennisgeving worden gedaan.
BIJLAGE II
Werkzame stoffen (met inbegrip van varianten daarvan zoals zouten, esters of amines) waarop de volledige kennisgeving in het kader van de vierde fase van het in artikel 8, lid 2, van de richtlijn bedoelde werkprogramma betrekking heeft
Alle werkzame stoffen (met inbegrip van alle varianten daarvan) die op de markt waren vóór 25 juli 1993 en:
1. die micro-organismen, waaronder virussen, zijn, met inbegrip van:
Aschersonia aleyrodis
Agrotis segetum granulosis virus
Bacillus sphaericus
Bacillus thuringiensis met inbegrip van(1):
- subspecies aizawai
- subspecies israelensis
- subspecies kurstaki
- subspecies tenebrionis
Beauveria bassiana
Beauveria brongniartii (syn. B. tenella)
Cydia pomonella granulosis virus
Mamestra brassica nuclear polyhedrosis virus
Metarhizium anisopliae
Neodiprion sertifer nuclear polyhedrosis virus
Phlebiopsis gigantea
Streptomyces griseoviridis
Tomato mosaic virus
Trichoderma harzianum
Trichoderma polysporum
Trichoderma viride
Verticillium dahliae Kleb.
Verticillium lecanii
2. die worden gebruikt als rodenticide (producten die in gebieden waar planten worden gekweekt (akkers, kassen, bos) worden gebruikt om planten en plantaardige producten die in de betrokken gebieden tijdelijk in de open lucht worden opgeslagen zonder gebruikmaking van opslagvoorzieningen, te beschermen), met inbegrip van:
Brodifacoum
Bromadiolon
Bromethalin
Calciferol
Calciumfosfaat
Chloralose
Chloorfacinon
Cholecalciferol
Coumachlor
Coumafuryl
Coumatetralyl
Crimidine
p-Dichlorobenzeen
Difenacoum
Difethialon
Difacinon
Ethanethiol
Flocumafen
Fluoroacetamide
Isoval
Papaïne
Fosfine en fosfinevormende verbindingen zoals:
- aluminiumfosfide
- calciumfosfide
- magnesiumfosfide
- zinkfosfide
Pyranocumarin
Scilliroside
Natriumcyanide
Natriumdimethylarsinaat
Strychnine
Sulfaquinoxaline
Thalliumsulfaat
Thioureum
Tricalciumfosfaat
3. die worden gebruikt op opgeslagen planten of plantaardige producten, met inbegrip van:
Cyaniden zoals:
- calciumcyanide
- waterstofcyanide
- natriumcyanide
Fosfine en fosfinevormende verbindingen zoals:
- aluminiumfosfide
- magnesiumfosfide
(1) Voor elke ondersoort moet apart kennisgeving worden gedaan.
BIJLAGE III
>PIC FILE= "L_2002168NL.002302.TIF">
>PIC FILE= "L_2002168NL.002401.TIF">
>PIC FILE= "L_2002168NL.002501.TIF">
>PIC FILE= "L_2002168NL.002601.TIF">
>PIC FILE= "L_2002168NL.002701.TIF">
BIJLAGE IV
DEEL 1
Criteria voor het aanvaarden van de in artikel 4 bedoelde kennisgevingen
Een kennisgeving wordt slechts aanvaard, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. de kennisgeving is ingediend binnen de in artikel 4, lid 2, vastgestelde termijn;
2. zij is ingediend door een kennisgever die een producent is als omschreven in artikel 2, onder a), voor een werkzame stof als omschreven in de richtlijn, die op de markt wordt gebracht en gebruikt in het kader van de gewasbescherming;
3. zij is ingediend overeenkomstig het in bijlage III, deel 1, vastgestelde model;
4. de in artikel 7, lid 1, bedoelde retributie is betaald.
DEEL 2
Criteria voor het aanvaarden van de in artikel 5 bedoelde kennisgevingen
Een kennisgeving wordt slechts aanvaard, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. de kennisgeving is ingediend binnen de in artikel 5, lid 2, vastgestelde termijn;
2. zij is ingediend door een kennisgever die een producent is als omschreven in artikel 2, onder a), voor een werkzame stof als omschreven in de richtlijn, die op de markt wordt gebracht en gebruikt in het kader van de gewasbescherming;
3. zij is ingediend overeenkomstig het in bijlage III, deel 2, vastgestelde model;
4. uit de volledigheidscontrole blijkt dat het beschikbare dossier volledig genoeg is of er wordt een tijdschema ter vervollediging ervan voorgesteld;
5. de lijst van eindpunten is volledig genoeg;
6. de in artikel 7, lid 2, bedoelde retributie is betaald.
BIJLAGE V
In de artikelen 4 en 5 bedoelde aangewezen instantie
De volgende instantie wordt aangewezen om namens de Commissie de in artikel 6 bedoelde taken te verrichten:
Biologische Bundesanstalt für Land- und Forstwirtschaft, (RENDER 4) Messeweg 11-12, D-38104 Braunschweig (internetadres: http://www.bba.de/english/render.htm of e-mail: render@bba.de). De in artikel 7 vastgestelde retributie moet worden betaald aan:
Rekeninghouder: Bundeskasse Halle
Rekeningnummer: 8000 10 20
BLZ (identificatiecode van de bank): 800 000 00, Landeszentralbank Halle
IBAN (internationaal bankrekeningnummer): DE 588 00 00 00 00 8000 10 20
BIC: ZBNS DE 21 800
(vermelding: "BBA-RENDER 4" en het referentienummer van de kennisgeving).
Deze instantie heeft tot taak:
1. de in de artikelen 4 en 5 bedoelde kennisgevingen te onderzoeken;
2. het modelformulier voor de in artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, bedoelde kennisgevingen vast te stellen en ter beschikking van de kennisgevers te stellen;
3. de kennisgevingen te onderzoeken en, indien nodig, overleg te plegen met deskundigen uit andere lidstaten in het licht van de in bijlage IV vermelde aanvaardbaarheidscriteria;
4. binnen drie maanden na de elk van de in artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, vastgestelde termijnen bij de Commissie verslag uit te brengen over de aanvaardbaarheid van de ontvangen kennisgevingen;
5. de ontvangen kennisgevingen ter beschikking te stellen van de Commissie;
6. een gedetailleerde rekening ter beschikking te stellen van de Commissie;
7. indien het totale bedrag van de door alle kennisgevers betaalde retributies de werkelijke kosten van het onderzoek en de administratieve behandeling van alle kennisgevingen overtreft, het resterende bedrag in gelijke delen aan de kennisgevers terug te betalen.
BIJLAGE VI
COÖRDINATIEAUTORITEIT IN ELK VAN DE LIDSTATEN
OOSTENRIJK
Bundesamt und Forschungszentrum für Landwirtschaft Spargelfeldstraße 191 A - 1226 Wien
BELGIË
Ministère des classes moyennes et de l'agriculture Service qualité des matières premières et analyses
WTC 3, 8e étage
Boulevard S. Bolivar 30 B - 1000 Brussel
DENEMARKEN
Ministry of Environment Danish Environmental Protection Agency
Pesticide Division
Strandgade 29 DK - 1401 Copenhagen K
DUITSLAND
Biologische Bundesanstalt für Land- und Forstwirtschaft (BBA) Abteilung für Pflanzenschutzmittel und Anwendungstechnik (AP) Messeweg 11-12 D - 38104 Braunschweig
GRIEKENLAND
Hellenic Republic
Ministry of Agriculture
General Directorate of Plant Produce
Directorate of Plant Produce Protection
Department of Pesticides
3-5 Hippokratous Street GR - 10164 Athens
SPANJE
Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación Dirección General de Agricultura
Subdirección General de Medios de Producción Agrícolas
C/ Ciudad de Barcelona, 118-120 E - 28007 Madrid
FINLAND
Plant Production Inspection Centre Pesticide Division P.O. BOX 42 FIN - 00501 Helsinki
FRANKRIJK
Ministère de l'agriculture et de la pêche Direction générale de l'alimentation
Sous-direction de la qualité et de la protection des végétaux
251, rue de Vaugirard F - 75732 Paris Cedex 15
IERLAND
Pesticide Control Service Department of Agriculture, Food and Rural Development
Abbotstown Laboratory Complex
Abbotstown, Castleknock Dublin 15 Ireland
ITALIË
Ministero della Sanità Dipartimento degli Alimenti, Nutrizione e Sanità Pubblica Veterinaria
Ufficio XIV
Piazza G. Marconi, 25 I - 00144 Roma
LUXEMBURG
Administration des services techniques de l'agriculture Service de la protection des végétaux Boîte postale 1904 16, route d'Esch L - 1019 Luxembourg
NEDERLAND
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen PO Box 217 6700 AE Wageningen Nederland
PORTUGAL
Direcção-Geral de Protecção das Culturas, Quinta do Marquês P - 2780-155 Oeiras
ZWEDEN
National Chemicals Inspectorate P.O. Box 1384 S - 17127 Solna
VERENIGD KONINKRIJK
Pesticides Safety Directorate Department for Environment, Food and Rural Affairs Mallard House,
Kings Pool,
3 Peasholme Green,
York, YO1 7PX United Kingdom