2003/55/EG: Beschikking van de Commissie van 30 oktober 2002 inzake staatssteun die door Italië aan Industrie Navali Meccaniche Affini Spa (INMA) is verleend (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4039)
2003/55/EG: Beschikking van de Commissie van 30 oktober 2002 inzake staatssteun die door Italië aan Industrie Navali Meccaniche Affini Spa (INMA) is verleend (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4039)
Beschikking van de Commissie
van 30 oktober 2002
inzake staatssteun die door Italië aan Industrie Navali Meccaniche Affini Spa (INMA) is verleend
(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4039)
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2003/55/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen te maken(1),
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) Op 20 juli 1999 heeft de Commissie, middels goedkeuring van een definitieve negatieve beschikking waarin zij terugvordering verlangde van de steun(2) in kwestie, de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag afgesloten die zij op 19 januari 1999 had ingeleid ten aanzien van de steun die door Italië aan de scheepswerf Industrie Navali Meccaniche Affini Spa (hierna: "INMA") is verleend. Naar aanleiding van een door de begunstigde ingesteld beroep heeft het Gerecht van eerste aanleg op 26 februari 2002 de eindbeschikking van de Commissie nietig verklaard(3). Bij brief van 31 juli 2002 heeft Italië nadere gegevens verschaft.
II. BESCHRIJVING
(2) De onderneming INMA, die in La Spezia is gevestigd, had aanvankelijk van Italië financiële steun ontvangen in de vorm van garanties en compensaties voor verliezen via de openbare holdingmaatschappij Italia Investimenti Spa (hierna: "Itainvest"), die tevens de enige aandeelhouder van INMA is.
(3) Tussen 1987 en 1998 heeft INMA talrijke subsidies ontvangen van het ministerie voor de Koopvaardij, nadien het ministerie van Verkeer en Scheepvaart op grond van de wetten nrs. 599/82, 111/85, 234/89 en 132/94. Tussen 1996 en 1998 heeft Itainvest ten behoeve van INMA garanties toegekend, met name in de vorm van borgstellingen met betrekking tot schepen die waren besteld door de reders Stolt Nielsen, Tirrenia, Pugliola e Corsica Ferries. Aan het einde van het boekjaar 1996 beliepen de verliezen van INMA 21,4 miljard ITL. In de vergadering van aandeelhouders van 13 november 1997 werd besloten deze verliezen te dekken, enerzijds met de reserves van de onderneming ten belope van 4,68 miljard ITL en, anderzijds, met een kapitaalinbreng van Itainvest van 16,7 miljard ITL. In de aandeelhoudersvergadering van 24 maart 1998 werd vastgesteld dat de rekeningen van INMA, die op 30 november 1997 waren afgesloten, al verliezen ten belope van 81,89 miljard ITL vertoonden. Itainvest heeft deze verliezen gedekt. Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 23 juni 1998 vertoonden de rekeningen van INMA voor het boekjaar 1997 verliezen van in totaal 103,7 miljard ITL. Itainvest dekte het saldo dat niet was begrepen in het bedrag dat voor dat boekjaar reeds was gedekt, dat wil zeggen 21,81 miljard ITL.
(4) Op 6 november 1998 werd INMA in liquidatie gebracht en de curator kreeg toestemming om de lopende orders van de werf af te werken. De orders werden aldus voltooid en de schepen werden aan de respectieve reders geleverd. Sedert de werf in liquidatie ging, zijn er geen nieuwe orders ontvangen en derhalve heeft de werf, toen eenmaal het laatste schip was geleverd, de uitoefening van economische activiteiten gestaakt.
(5) De staatssteun, die de Commissie bij negatieve beschikking van 20 juli 1999 onwettig had verklaard, maakte deel uit van de failliete boedel. Afgezien van de aan de liquidatieprocedure verbonden administratieve kosten is Itainvest, dat de steun had verleend, de enige crediteur in het kader van de liquidatie.
(6) Op 12 oktober 1999, na de publicatie van een oproep aan kandidaat-overnemers van de werf in vijf landelijke dagbladen en in de gespecialiseerde pers, waaronder Lloyds List, verkocht de curator INMA aan de groep Rimorchiatori Panfilo & C Srl (San Marco scheepswerven), die het hoogste bod had uitgebracht. De prijs die voor de activiteiten van INMA werd betaald bedroeg 8 miljoen EUR, een bedrag dat het door een onafhankelijke deskundige geraamde bedrag van 1,1 miljoen EUR ver overschrijdt. Op 17 november 2000 werd INMA uit het openbare register van scheepswerven geschrapt.
III. CONCLUSIE
(7) De Commissie merkt op dat de ontvanger van de steun al zijn activiteiten heeft stopgezet. Bovendien is tijdens de liquidatieprocedure in het kader waarvan de organisatie die de steun had verleend, dat wil zeggen Itainvest, de enige crediteur en ook de enige aandeelhouder van de debiteur was, om terugvordering van alle potentieel onverenigbare staatssteun verzocht.
(8) De Commissie concludeert dat alle potentiële concurrentiedistorsies die voortvloeiden uit de door Italië aan INMA verleende steun zijn weggenomen.
(9) Derhalve heeft de formele onderzoeksprocedure in de zin van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de maatregel in kwestie zijn nut verloren,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag die op 19 januari 1999 ten aanzien van Navali Meccaniche Affini SpA werd ingeleid, wordt bij dezen gesloten.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2002.
Voor de Commissie
Mario Monti
Lid van de Commissie
(1) PB C 63 van 5.3.1999, blz. 2.
(2) PB L 83 van 4.4.2000, blz. 21.
(3) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-323/99: Industrie Navali Meccaniche Affini SpA (INMA) en Italia Investimenti SpA (Itainvest) tegen Commissie (Jurisprudentie 2002, blz. II-545).