Home

2003/591/EG: Beschikking van de Commissie van 30 april 2003 inzake de staatssteun van Duitsland ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1326)

2003/591/EG: Beschikking van de Commissie van 30 april 2003 inzake de staatssteun van Duitsland ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1326)

2003/591/EG: Beschikking van de Commissie van 30 april 2003 inzake de staatssteun van Duitsland ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1326)

Publicatieblad Nr. L 199 van 07/08/2003 blz. 0036 - 0039


Beschikking van de Commissie

van 30 april 2003

inzake de staatssteun van Duitsland ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1326)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/591/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken overeenkomstig de genoemde artikelen(1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij schrijven van 28 december 1999 stelde Duitsland de Commissie in kennis van de ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH verleende steun. Deze maatregel werd geregistreerd onder nummer NN 7/2000. Bij brieven van 21 januari 2000, 26 januari en 1 augustus 2001 verzocht de Commissie om additionele informatie, waarop Duitsland antwoordde bij brieven van 24 februari 2000, 29 mei en 6 september 2001.

(2) Bij schrijven van 28 december 2001 stelde de Commissie Duitsland in kennis van haar besluit om ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden en nodigde zij de belanghebbenden uit hun opmerkingen te maken(2). Sindsdien werd de zaak geregistreerd onder nummer C 93/2001. De Commissie ontving opmerkingen van Duitsland op 28 januari en 1 maart 2002.

II. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN

1. De begunstigde

(3) Deze zaak betreft reddings- en herstructureringssteun ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH. Deze onderneming vervaardigt gereedschapsmachines en is gespecialiseerd in de productie van freesmachines. Zij is gevestigd in Chemnitz in de deelstaat Saksen, een steungebied ex artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. HWG is de opvolger van het voormalige staatsbedrijf Kombinat Fritz Heckert.

A. De privatisering

(4) In 1991 werd het Kombinat Fritz Heckert eigendom van de Treuhandanstalt, waarna het werd omgedoopt tot Heckert-Chemnitzer Werkzeugmaschinen GmbH (H-CW).

(5) Na een onvoorwaardelijke openbare aanbestedingsprocedure werden op 24 september 1993 de belangrijkste onderdelen van de gereedschapsmachineproductie onder de naam Heckert Chemnitzer Werkzeugmaschinen GmbH (hierna "HCW" genoemd) verkocht aan Traub AG, Reichenbach. De koopprijs bedroeg 7 miljoen DEM (3,57 miljoen EUR). Op dat tijdstip had HCW 420 werknemers in dienst.

(6) In het kader van de privatisering ontving de onderneming, op grond van goedgekeurde steunregelingen, voor in totaal zo'n 81,6 miljoen EUR steun. Deze maatregelen behelsden onder meer resterende garanties voor liquiditeitskredieten en verplichtingen ten behoeve van kredietlijnen ter waarde van 11 miljoen DEM (5,6 miljoen EUR) die vóór de privatisering door de Bundesanstalt für vereinigungsbedingte Sonderaufgaben (hierna "BvS" genoemd) waren verleend. Deze garanties werden toen voor 80 % gedragen door de deelstaat Saksen en de federale overheid(3).

(7) In 1995 raakte Traub AG in financiële moeilijkheden. Wegens de slechte resultaten van de onderneming werden de kredietlijnen van het hele concern door de banken bevroren. Eind 1996 moesten zowel Traub AG als HCW wegens ernstige liquiditeitsproblemen de Gesamtvollstreckung (faillissement in de nieuwe Duitse deelstaten) aanvragen. Op dat tijdstip had HCW 640 werknemers in dienst.

B. De voortzetting van de activiteiten tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure

(8) De curator besloot de activiteiten van HCW voort te zetten in afwachting van een verkoop. Op 24 januari 1997 richtte hij Heckert Werkzeugmaschinen GmbH (hierna "HWG" genoemd) op als Auffanggesellschaft van HCW, om op de markt te kunnen werken met een onderneming die niet in een Gesamtvollstreckung-procedure was verwikkeld. HWG moest nieuwe bestellingen binnenhalen en uitvoeren, terwijl het in de Gesamtvollstreckung-procedure verwikkelde HCW verder de nodige producten vervaardigde.

(9) Op 29 november 1996 kende de Deutsche Bank de in de Gesamtvollstreckung-procedure verwikkelde onderneming een krediet toe van in totaal 16 miljoen DEM (8,16 miljoen EUR). Nadien werd dit krediet op 13 juni 1997 opgetrokken met 12 miljoen DEM (6,12 miljoen EUR) om de verwerking van een van de belangrijkste bestellingen te garanderen. Het krediet werd toegekend tegen een jaarlijkse rentevoet van 7,5 % en diende tegen 15 februari 1998 te zijn terugbetaald. De federale overheid en de deelstaat kenden een 80 %-garantie toe waarvoor een provisie van 0,5 % was verschuldigd. Deze garantie liep af op de dag dat het krediet diende te zijn terugbetaald.

(10) Daarnaast kende de BvS op 7 augustus 1997 de onderneming een krediet van ruim 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) toe, tegen een rentevoet van 6 %.

(11) Beide kredieten werden verstrekt om de exploitatiekosten te dekken tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure.

C. De verkoop van de onderneming aan een nieuwe investeerder

(12) Op 16 juni 1998 verkocht de curator zowel HWG als de voor de productie noodzakelijke activa van HCW aan Starrag AG (hierna "Starrag" genoemd), een Zwitserse producent van gereedschapsmachines. De koopprijs van HWG bedroeg 50000 DEM (25510 EUR); voor de activa diende 47,4 miljoen DEM (24,2 miljoen EUR) te worden betaald.

(13) In het kader van de verkoop aan Starrag zag de BvS ervan af de terugbetaling te eisen van het door haar verstrekte krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR). Op 10 mei 2001 deelde Duitsland de Commissie echter mee dat de curator het krediet, inclusief rente, volledig had terugbetaald.

(14) Op 19 september 1998 kende de Deutsche Bank een krediet van 10 miljoen DEM (5,1 miljoen EUR) toe aan HWG, dat door de Kreditanstalt für Wiederaufbau (hierna "KfW" genoemd) op grond van een door de Commissie goedgekeurde steunregeling werd geherfinancierd(4). Dit krediet met een looptijd van tien jaar en een rentevoet van 3,75 % diende te worden afgelost in 16 tranches, te beginnen vanaf 28 februari 2001.

(15) Ten slotte ontving HWG, op grond van door de Commissie goedgekeurde steunregelingen(5), ook 13,28 miljoen DEM (6,78 miljoen EUR) investeringssubsidies en een investeringspremie van 499800 DEM (255000 EUR).

2. Besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag

(16) Bij het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure werd de steun getoetst aan de kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun(6) (hierna "de kaderregeling" genoemd). Aangezien de steun werd toegekend vóór de nieuwe richtsnoeren in 1999 van kracht werden(7), werd hij getoetst aan de oude kaderregeling van 1994.

(17) Bij de inleiding twijfelde de Commissie dat:

a) de in het kader van de privatisering verleende garanties voor liquiditeitskredieten en verplichtingen voor kredietlijnen ter waarde van 11 miljoen DEM (5,6 miljoen EUR) in overeenstemming waren met de voorwaarden van genoemde regeling. Met name was er twijfel of de garanties van de federale overheid en de deelstaat samen konden worden verstrekt en of de maatregelen een gedeeltelijke en tijdelijke garantie vormden zoals in de kaderregeling wordt verlangd;

b) de 80 %-garantie met betrekking tot de verhoging van het Deutsche Bank-krediet van 16 miljoen DEM (8,16 miljoen EUR) tot 28 miljoen DEM (14,3 miljoen EUR), die bij de inleiding van de procedure als reddingssteun was aangemerkt, in overeenstemming was met de criteria van de kaderregeling;

c) het door KfW geherfinancierde Deutsche Bank-krediet van 10 miljoen DEM (5,1 miljoen EUR) - en in het bijzonder de rentevoet van 3,75 % en de terugbetalingsvoorwaarden met aanvankelijk een aflossingsvrije periode van tweeënhalf jaar - in overeenstemming was met de voorwaarden van genoemde regeling;

d) het BvS-krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) dat bij de inleiding als reddingssteun was aangemerkt, als eenmalige reddingsmaatregel kon worden aanzien, en dat zodoende de in de kaderregeling bepaalde terugbetalingstermijnen werden gerespecteerd.

(18) Wat betreft de stelling van Duitsland dat de maatregelen als herstructureringssteun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar waren, had de Commissie twijfel dat de begunstigde ondernemingen volgens de kaderregeling wel voor herstructureringssteun in aanmerking kwamen.

III. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

(19) Tijdens de formele onderzoeksprocedure verstrekte Duitsland aanvullende of aangepaste inlichtingen.

1. In het kader van de privatisering toegekende garanties

(20) Duitsland deelde de Commissie mee dat de garanties met betrekking tot de op 21 februari 1995 in het kader van de privatisering verstrekte 11 miljoen DEM (5,6 miljoen EUR) kredieten, 65 %-Ausfallbürgschaften (en geen 80 %-garanties) waren, met een tot 31 december 2002 beperkte looptijd. Vanaf 31 december 1999 namen de garanties af met jaarlijks 25 %.

(21) Wat betreft de aan de garantie verbonden verplichtingen, wordt de verdeling 60/40 tussen de federale overheid en de deelstaat als een interne maatregel beschouwd die geen invloed heeft op het totale steunplafond van de regeling, waarvan de Commissie bij schrijven van 26 juni 1995 in kennis was gesteld.

2. De tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure verstrekte 80 %-garantie

(22) Duitsland verklaart dat deze garantie op basis van dezelfde steunregeling was toegekend als eerdere garanties(8), zodat zij niet als ad-hocreddingssteun diende te worden aangemerkt.

3. Het door KfW tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure geherfinancierde Deutsche Bank-krediet

(23) In verband met de herfinanciering van het door KfW geherfinancierde Deutsche Bank-krediet deelde Duitsland de Commissie mee dat slechts 96 % van het krediet daadwerkelijk aan de begunstigde onderneming was uitbetaald, ofschoon het nominale bedrag voor 100 % diende te worden terugbetaald. Bijgevolg was het krediet tegen een reële rentevoet van 4,58 % toegekend.

(24) Duitsland onderstreepte ook dat het krediet overeenkomstig het MKB-programma Oost(9) werd geherfinancierd, waarbij tot eind 1998 een rentevoet gold die 0,25 % lager was ten opzichte van het MKB-programma West. De afwijking van de door KfW toegepast rentevoeten ten opzichte van het referentiepercentage van de Commissie valt volgens de Duitse informatie terug te voeren op het feit dat de marktrente op dat moment begon te dalen terwijl het referentiepercentage slechts met grote intervallen wordt aangepast.

(25) Voorts wees Duitsland er op dat volgens het MKB-programma Oost de terugbetaling pas na tweeënhalf jaar aanvangt.

4. Het tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure toegekende BvS-krediet

(26) Wat betreft de verenigbaarheid van het BvS-krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) dat werd toegekend tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure, verklaarde Duitsland dat dit krediet voldeed aan de voorwaarden uit de kaderregeling voor reddingssteun. Volgens Duitsland is in gevallen waarin de begunstigde zich in een Gesamtvollstreckung-procedure bevindt, de terugbetalingstermijn niet van doorslaggevend belang, omdat de terugbetaling plaatsvindt uit de opbrengst van de Gesamtvollstreckung-procedure. Dit leidt regelmatig tot vertragingen. Duitsland onderstreept voorts dat de steun uitsluitend werd gebruikt om de productieactiviteiten van HCW in stand te houden.

IV. BEOORDELING

1. In het kader van de privatisering toegekende garanties

(27) Ten aanzien van de liquiditeitsgarantie van 5,5 miljoen DEM en het garantiekader van 5,5 miljoen DEM die door de federale overheid en de deelstaat Saksen in het kader van de privatisering ter beschikking zijn gesteld, dient te worden opgemerkt dat, volgens voormelde regeling, voor investeringskredieten en kortlopende bedrijfskredieten garanties tot 80 % zijn toegestaan.

(28) De Commissie houdt rekening met de Duitse opmerkingen dat de garanties de kredieten voor slechts 65 % dekten en dat de looptijd ervan beperkt was tot 31 december 2002. Voorts dient te worden opgemerkt dat de interne verdeling tussen federale overheid en deelstaat - waarvan de Commissie bij schrijven van 26 juni 1995 in kennis werd gesteld - er niet in resulteerde dat het steunplafond of andere verplichtingen uit de regeling werden veranderd. Zodoende lijken deze maatregelen te voldoen aan de voorwaarden uit genoemde regeling en hoeven zij in het kader van onderhavige beschikking niet te worden onderzocht.

2. De tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure verstrekte 80 %-garantie

(29) Bij de inleiding van de procedure werd de 80 %-staatsgarantie in samenhang met het optrekken van het Deutsche Bank-krediet van 16 miljoen DEM (816 miljoen EUR) tot 28 miljoen DEM (14,3 miljoen EUR) als reddingssteun aangemerkt en betwijfelde de Commissie dan ook dat daarmee was voldaan aan de voorwaarden om reddingssteun te kunnen toekennen.

(30) Na de inleiding van de procedure deelde Duitsland mee dat de garantie verstrekt was op basis van dezelfde garantieregeling als bij eerder genoemde garanties. De Commissie doet opmerken dat het hier een in de tijd beperkte 80 %-garantie betreft voor een kortlopend bedrijfskrediet, dat kennelijk door de regeling is gedekt en dat niet nader hoeft te worden onderzocht.

3. Het door KfW tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure geherfinancierde Deutsche Bank-krediet

(31) Wat het door Kfw geherfinancierde Deutsche Bank-krediet betreft, neemt de Commissie nota van de opmerkingen die zij na de inleiding van de procedure van Duitsland heeft ontvangen. Volgens deze opmerkingen werd het krediet toegekend tegen een reële rentevoet van 4,58 %. Voorts voldoet de maatregel aan de voorwaarden van het voor de nieuwe Duitse deelstaten geldende programma, waarbij een aflossingsvrije periode van tweeënhalf jaar wordt toegestaan en de rentevoet ten opzichte van het voor West-Duitsland geldende programma 0,25 % lager mag liggen. In dit verband dient ook te worden opgemerkt dat het krediet werd toegekend op een tijdstip dat de marktrente begon te dalen en dat het referentiepercentage van de Commissie, dat in september 1998 nog immer 5,94 % bedroeg, in november 1998 tot 4,87 % werd aangepast.

(32) Op basis van deze informatie lijkt de maatregel te voldoen aan de voorwaarden uit het MKB-programma en hoeft hij niet verder te worden onderzocht.

(33) De maatregelen die met goedgekeurde regelingen in overeenstemming zijn, hoeven dan ook niet verder te worden onderzocht in het kader van de onderhavige beschikking.

(34) Bijgevolg dient enkel het BvS-krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) dat in 1997 in de loop van de Gesamtvollstreckung-procedure werd toegekend, als ad-hocsteun te worden aangemerkt.

4. Het tijdens de Gesamtvollstreckung-procedure toegekende BvS-krediet

(35) De Commissie merkt op dat de resterende ad-hocsteun - het BvS-krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) - ondertussen tegen een rentevoet van 6 % is terugbetaald. Voorts valt op te merken dat het referentiepercentage van de Commissie dat wordt gebruikt om de rente te bepalen die bij terugvordering over onrechtmatig toegekende steun moet worden betaald, op het tijdstip van de toekenning van het krediet 5,54 % bedroeg.

(36) Op basis daarvan komt de Commissie tot de conclusie dat de potentieel met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun - het BvS-krediet van 9,5 miljoen DEM (4,9 miljoen EUR) - werd terugbetaald zodat alle eventueel door deze steun veroorzaakte mededingingsdistorsies zijn opgeheven.

V. CONCLUSIE

(37) Mitsdien is de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de betrokken steunmaatregel zonder voorwerp geworden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag die op 20 december 2001 is ingeleid wegens een steunmaatregel van Duitsland ten faveure van Heckert Werkzeugmaschinen GmbH, wordt bij dezen gesloten.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 30 april 2003.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB C 51 van 26.2.2002, blz. 13.

(2) Zie voetnoot 1.

(3) Federaal garantieprogramma (Oost), SG(91) D/13344 van 15 juli1991 (Steunmaatregel N 297/91).

(4) MKB-programma KfW, SG(96) D/3473 van 29 maart 1996 (Steunmaatregel NN 37/95).

(5) 27e kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe "Verbetering van de regionale economische structuur" (investeringssubsidies), SG(1999) 03472 van 17 mei 1999 (Steunmaatregel C 84/98);

Investeringspremiewet 1996, SG(96) 3794 van 11 april 1996 (Steunmaatregel N 494/A/95).

(6) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(7) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(8) Federaal garantieprogramma (Oost), SG(91) D/13344 van 15 juli 1991 (Steunmaatregel N 297/91).

(9) MKB-programma KfW, SG(96) D/3473 van 29 maart 1996 (Steunmaatregel NN 37/95).