Home

Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie van 21 maart 2003 tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie van 21 maart 2003 tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie van 21 maart 2003 tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 079 van 26/03/2003 blz. 0006 - 0013


Richtlijn 2003/19/EG van de Commissie

van 21 maart 2003

tot wijziging, ter aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/116/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 1997 betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad(3), gewijzigd bij Richtlijn 2001/85/EG(4), is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de bij Richtlijn 70/156/EEG vastgestelde goedkeuringsprocedure. De bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG inzake voertuigsystemen, onderdelen en technische eenheden zijn derhalve van toepassing op Richtlijn 97/27/EG.

(2) In het licht van de met de toepassing van Richtlijn 97/27/EG opgedane ervaring is het noodzakelijk een aantal bepalingen daarvan te wijzigen en nader te specificeren om een uniforme interpretatie in alle lidstaten te waarborgen.

(3) Ingevolge Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten(5), gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad(6), zijn de toegestane afmetingen van bepaalde motorvoertuigen en met name de maximumlengte van bussen en toerbussen vergroot. Ten behoeve van de EG-typegoedkeuring van voertuigen die de maximaal toegestane lengte bereiken, is het noodzakelijk de voorschriften van Richtlijn 97/27/EG dienovereenkomstig te wijzigen.

(4) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I tot en met IV bij Richtlijn 97/27/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 oktober 2003 mogen de lidstaten in het geval van voertuigen die voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 97/27/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, om redenen die verband houden met de massa's en afmetingen:

a) niet weigeren de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor een type motorvoertuig van categorie M2, M3, N of O,

b) niet weigeren aan een type motorvoertuig van categorie M2, M3, N of O massa's voor registratie/in het verkeer brengen toe te kennen overeenkomstig bijlage IV (waar nodig), of

c) de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen niet verbieden.

2. Met ingang van 1 oktober 2004 mogen de lidstaten geen EG-typegoedkeuring verlenen en mogen zij de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type voertuig van categorie M2, M3, N of O om redenen die verband houden met de massa's en afmetingen, indien niet is voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 97/27/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn.

Artikel 3

Deze richtlijn brengt niet de ongeldigheid teweeg van krachtens Richtlijn 97/27/EG verleende goedkeuringen en belet evenmin de uitbreiding van dergelijke goedkeuringen overeenkomstig de richtlijn krachtens welke de goedkeuringen zijn verleend.

Artikel 4

Het Verenigd Koninkrijk en Portugal kunnen tot en met 9 maart 2005 op hun grondgebied voor een voertuigtype weigeren een nationale typegoedkeuring te verlenen, of de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van een voertuig weigeren of verbieden, of zijn certificaat van overeenstemming als ongeldig beschouwen overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG indien het voertuig niet voldoet aan de wendbaarheidscriteria, zoals bepaald in artikel 8, onder a), van Richtlijn 96/53/EG.

Artikel 5

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2003.

Voor de Commissie

Erkki Liikanen

Lid van de Commissie

(1) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.

(2) PB L 18 van 21.1.2002, blz. 1.

(3) PB L 233 van 25.8.1997, blz. 1.

(4) PB L 42 van 13.2.2002, blz. 1.

(5) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59.

(6) PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47.

BIJLAGE

DE BIJLAGEN I TOT EN MET IV BIJ RICHTLIJN 97/27/EG WORDEN ALS VOLGT GEWIJZIGD:

A. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd

1. Na de titel van punt 2 wordt het volgende toegevoegd:

"De definities in bijlage I (met inbegrip van de voetnoten) en bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG gelden voor deze richtlijn.".

2. Punt 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

a) Het zesde en het zevende streepje komen als volgt te luiden:

"- spiegels en andere voorzieningen voor indirect zicht,

- kijkhulpmiddelen,";

b) het tiende, het elfde en het twaalfde streepje komen als volgt te luiden:

"- voetsteunen en handgrepen,

- stootrubbers en soortgelijke uitrusting,

- hefplatforms, oprijplaten en soortgelijke uitrusting in bedrijfsklare toestand ten hoogste 300 mm uitstekend, mits het laadvermogen van het voertuig niet wordt vergroot,";

c) het volgende veertiende en vijftiende streepje worden toegevoegd:

"- stroomafnemers van elektrisch aangedreven voertuigen,

- zonnekleppen aan de buitenkant;".

3. Punt 2.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

a) Het zevende streepje komt als volgt te luiden:

"- spiegels en andere voorzieningen voor indirect zicht,";

b) het volgende elfde en twaalfde streepje worden toegevoegd:

"- kijkhulpmiddelen,

- intrekbare zijdelingse geleidingsinrichtingen op bussen en toerbussen bestemd voor gebruik op geleide bussystemen, indien ze niet zijn ingetrokken;".

4. Het tweede streepje van punt 2.4.3 komt als volgt te luiden:

"- stroomafnemers of trolleystangen in uitgeschoven stand.".

5. Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

6. Punt 2.5 komt als volgt te luiden:

"2.5. massa van het voertuig in rijklare toestand: de massa gedefinieerd in punt 2.6 van bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG;".

7. De tweede zin van punt 2.6 komt als volgt te luiden:

"De voertuigcategorie wordt bepaald volgens bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG.".

8. De punten 2.7, 2.8 en 2.9 komen als volgt te luiden:

"2.7. technisch toelaatbare maximummassa van de as (m): de door de voertuigfabrikant opgegeven, op de voertuig- en asconstructie gebaseerde massa die overeenkomt met de maximaal toelaatbare verticale statische belasting die door de as op het wegdek wordt overgebracht.

Bij voertuigen van categorie N1 mag de technisch toelaatbare maximumbelasting op de achteras(sen) met maximaal 15 % worden overschreden en mag de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig in beladen toestand met maximaal 10 % of 100 kg (de laagste waarde is van toepassing) worden overschreden; dit voorschrift geldt alleen voor voertuigen die een aanhangwagen trekken, mits de bedrijfssnelheid beperkt is tot 80 km/h of minder.

De voertuigfabrikant dient een dergelijke snelheidsbeperking of andere bedrijfsvoorwaarden in de handleiding aan te geven;

2.8. technisch toelaatbare maximummassa van een groep assen (μ): de door de voertuigfabrikant opgegeven, op de voertuig- en asconstructie gebaseerde maximummassa die overeenkomt met de maximaal toelaatbare verticale statische last die door de groep assen op het wegdek wordt overgebracht;

2.9. getrokken massa: de totale belasting die door de as(sen) van het (de) getrokken voertuig(en) op het wegdek wordt overgebracht;".

9. Punt 2.11 komt als volgt te luiden:

"2.11. technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt van een motorvoertuig: de massa die overeenkomt met de door de fabrikant opgegeven, op de constructie van het motorvoertuig en/of de koppelinrichting gebaseerde maximaal toelaatbare verticale statische belasting op het koppelpunt. Per definitie omvat deze massa niet de massa van de koppelinrichting van het motorvoertuig;".

10. Punt 2.13 komt als volgt te luiden:

"2.13. technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie (MC): de door de fabrikant opgegeven totale massa van een combinatie van motorvoertuig en aanhangwagen(s). Bij combinaties met opleggers of middenasaanhangwagens moet in plaats van de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand (M) de technisch toelaatbare maximummassa van de as van de oplegger of aanhangwagen worden gebruikt;".

11. Punt 2.19 komt als volgt te luiden:

"2.19. voertuigtype: voertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

- fabrikant;

- essentiële constructie- en ontwerpaspecten zoals:

- bij voertuigen van de categorieën M2 en M3:

- chassis/zelfdragende carrosserie, enkel/dubbeldeks, stijf/geleed (duidelijke en fundamentele verschillen),

- aantal assen;

- bij voertuigen van categorie N:

- chassis/bodemplaat (duidelijke en fundamentele verschillen),

- aantal assen;

- bij voertuigen van categorie O:

- chassis/zelfdragende carrosserie (duidelijke en fundamentele verschillen), autonome aanhangwagen/oplegger/middenasaanhangwagen,

- remsysteem: niet geremd/oplooprem/continurem,

- aantal assen.

Voor de toepassing van dit punt worden constructie- en ontwerpaspecten, zoals met name wielbasis, asconstructie, vering, stuurinrichting, banden en de overeenkomstige aanpassingen van de remcorrectievoorzieningen van de assen, of de toevoeging of weglating van reduceerkleppen in verband met opleggertrekker- en vrachtwagenconfiguraties, alsmede met het chassis verbonden uitrusting (bv. motor, brandstoftanks, overbrenging enz.) niet als essentieel beschouwd.".

12. Punt 7.2 komt als volgt te luiden:

"7.2. Meten van de afmetingen

Voor de meting van de totale lengte, breedte en hoogte worden de overeenkomstig punt 3.3 ter beschikking gestelde voertuigen in rijklare toestand gebruikt; daarbij wordt te werk gegaan volgens de bepalingen van punt 2.4.

Indien de gemeten afmetingen meer dan 1 % afwijken van de door de fabrikant voor de overeenkomstige technische configuraties binnen hetzelfde type opgegeven afmetingen, worden voor de volgende eisen de gemeten afmetingen gebruikt en kan de technische dienst zo nodig met andere dan de overeenkomstig punt 3.3 ter beschikking gestelde voertuigen extra metingen verrichten. De in bijlage I bij Richtlijn 96/53/EG vastgestelde grenswaarden mogen echter niet worden overschreden.".

13. De punten 7.4.2.5 en 7.4.2.5.1 komen als volgt te luiden:

"7.4.2.5. Wanneer het voertuig naar gelang van de toepasselijke situatie volgens punt 7.4.2.5.1 of 7.4.2.5.2 belast is tot massa M, mag de massa die overeenkomt met de belasting op as 'i' niet groter zijn dan massa Mi op die as en mag de massa die overeenkomt met de belasting op de enkelvoudige as of groep assen 'j' niet groter zijn dan massa μj.

7.4.2.5.1. Gelijkmatige massaverdeling: het voertuig in rijklare toestand met een massa van 75 kg op elke passagierszitplaats wordt belast tot massa M en de nuttige lading wordt gelijkmatig verdeeld over de ruimte die bestemd is voor het vervoer van goederen.".

14. De punten 7.4.2.5.1.1 en 7.4.2.5.1.2 worden geschrapt.

15. Punt 7.4.2.5.2 komt als volgt te luiden:

"7.4.2.5.2. Bij uiterste massaverdeling (ongelijkmatige belasting) moet de fabrikant de uiterste toelaatbare posities van het zwaartepunt van de nuttige lading en/of de carrosserie en/of de uitrusting of binneninrichting vermelden (bijvoorbeeld 0,50 tot 1,30 m voor de eerste achteras), met het voertuig in rijklare toestand met een massa van 75 kg op elke passagierszitplaats en belast tot massa M.".

16. De punten 7.4.2.5.2.1 tot en met 7.4.2.5.3.2 worden geschrapt.

17. Punt 7.4.3.2 komt als volgt te luiden:

"7.4.3.2. De massa van het voertuig in rijklare toestand, plus massa Q vermenigvuldigd met het aantal zit- en staanplaatsen, plus de massa's WP, B en BX zoals gedefinieerd in punt 7.4.3.3.1, plus de technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt indien een koppelinrichting door de fabrikant is aangebracht, mag niet groter zijn dan massa M.".

18. Punt 7.4.3.3.1 komt als volgt te luiden:

"7.4.3.3.1. Het voertuig in rijklare toestand wordt belast met: een met het aantal zitplaatsen, P, overeenkomend aantal massa's Q; een met het aantal staanplaatsen, SP, overeenkomend aantal massa's Q die gelijkmatig zijn verdeeld over de voor staanplaatsen beschikbare ruimte S1; indien van toepassing, een massa WP die gelijkmatig over elke rolstoelruimte is verdeeld; een massa gelijk aan B (kg) die gelijkmatig over de bagagevakken is verdeeld; een massa gelijk aan BX (kg) die gelijkmatig is verdeeld over het oppervlak van het dak dat is uitgerust voor bagagevervoer, waarbij:

P het aantal zitplaatsen is;

S1 de ruimte voor staande passagiers is. Bij voertuigen van klasse III of B: S1 = 0;

SP, opgegeven door de fabrikant, niet groter mag zijn dan S1/Ssp, waarin Ssp de conventionele en in de tabel hieronder aangegeven ruimte voor een staande passagier is;

WP (kg) het aantal rolstoelruimten is, vermenigvuldigd met 250 kg (vertegenwoordigt de massa van een rolstoel met gebruiker);

B (kg), opgegeven door de fabrikant, een getalswaarde is van ten minste 100 x V. Dit omvat de bagagevakken of -rekken die eventueel aan de buitenkant van het voertuig zijn bevestigd;

V het totale volume is van de bagagevakken in m3. Bij de goedkeuring van een voertuig van klasse I of A wordt het volume van de bagagevakken die alleen van buiten het voertuig toegankelijk zijn, niet meegerekend;

BX, opgegeven door de fabrikant, een getalswaarde is van ten minste 75 kg/m2. Aangezien dubbeldeksvoertuigen niet mogen worden uitgerust voor bagagevervoer op het dak, is BX bij dubbeldeksvoertuigen gelijk aan nul;

Q en Ssp de in de volgende tabel aangegeven waarden hebben:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

19. De volgende punten 7.4.3.3.2 tot en met 7.4.3.3.2.3 worden ingevoegd:

"7.4.3.3.2. Bij voertuigen met een variabel aantal zitplaatsen of een variabele ruimte voor staande passagiers (S1) en/of voor het vervoer van rolstoelen worden de eisen van de punten 7.4.3.2 en 7.4.3.3 vastgesteld voor elk van de volgende potentiële omstandigheden:

7.4.3.3.2.1. met alle mogelijke zitplaatsen bezet, daarna de resterende ruimte voor staande passagiers (tot het door de fabrikant opgegeven maximumaantal staanplaatsen, indien dit is bereikt) en, als er nog ruimte overblijft, alle bezette rolstoelruimten;

7.4.3.3.2.2. met alle mogelijke staanplaatsen bezet (tot het door de fabrikant opgegeven maximumaantal staanplaatsen), daarna de resterende zitplaatsen en, als er nog ruimte overblijft, alle bezette rolstoelruimten;

7.4.3.3.2.3. met alle mogelijke rolstoelruimten bezet, daarna de resterende ruimte voor staande passagiers (tot het door de fabrikant opgegeven maximumaantal staanplaatsen, indien dit is bereikt) en vervolgens de resterende bezette zitplaatsen.".

20. Punt 7.4.3.4 komt als volgt te luiden:

"7.4.3.4. Wanneer het voertuig in rijklare toestand is of belast is zoals beschreven in punt 7.4.3.3.1, mag de belasting op de vooras of voorste groep assen niet kleiner zijn dan het in de volgende tabel aangegeven percentage van de massa van het voertuig in rijklare toestand of van de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand (M):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

21. Het volgende punt 7.4.3.5 wordt ingevoegd:

"7.4.3.5. Wanneer een voertuig voor meer dan een klasse moet worden goedgekeurd, zijn de punten 7.4.3.2 en 7.4.3.3 van toepassing op elke klasse.".

22. De titel van punt 7.4.4 komt als volgt te luiden:

"7.4.4. Eisen voor caravans".

23. De tweede zin van punt 7.6.1 komt als volgt te luiden:

"Voor motorvoertuigen en opleggers met een ashefinrichting (zie punt 2.14) geldt deze eis ook met de hefbare as(sen) in opgetrokken stand of de belastbare as(sen) in onbeladen toestand. Hulpmiddelen voor het wegrijden zoals hefbare assen die aan de eisen van punt 3.5 van bijlage IV voldoen, zijn van deze eis vrijgesteld.".

24. De punten 7.6.2, 7.6.3 en 7.6.4 komen als volgt te luiden:

"7.6.2. Aanvullende eisen voor voertuigen van categorie N

Bij een stilstaand voertuig, met de gestuurde wielen in een zodanige stand dat het buitenste punt van de voorzijde een cirkel met een straal van 12,50 m zou beschrijven als het voertuig zou worden voortbewogen, wordt op de bodem met een lijn het loodrechte vlak aangegeven dat raakt aan de buitenzijde van het voertuig ten opzichte van de cirkel.

Wanneer het voertuig naar links of rechts voortbeweegt langs de cirkel met een straal van 12,50 m, mag geen deel van het voertuig meer dan 0,80 m buiten het loodrechte vlak komen (zie figuur B).

Voor voertuigen met ashefinrichting geldt deze eis ook met de hefbare as(sen) in opgetrokken stand (in de zin van punt 2.14). Voor voertuigen van categorie N met hefbare assen in opgetrokken stand of belastbare assen in onbeladen toestand wordt 0,80 m vervangen door 1,00 m.

7.6.3. Aanvullende eisen voor voertuigen van de categorieën M2 en M3

Bij een stilstaand voertuig wordt op de bodem met een lijn het loodrechte vlak aangegeven dat raakt aan de buitenzijde van het voertuig ten opzichte van de cirkel. Bij een geleed voertuig worden de twee stijve delen langs het vlak opgesteld. Wanneer het voertuig de in punt 7.6.1 beschreven cirkelvormige ruimte in rechte lijn binnenrijdt, mag geen voertuigdeel meer dan 0,60 m buiten voornoemd loodrecht vlak komen (zie figuren C en D).

7.6.4. De eisen van de punten 7.6.1 tot en met 7.6.3 kunnen op verzoek van de fabrikant ook worden gecontroleerd met een passende gelijkwaardige berekening of meetkundige bewijsvoering.

Indien op verzoek van de fabrikant voertuigen van categorie N zonder gestuurde achterassen op hun meetkundige kenmerken worden gecontroleerd, wordt een voertuig geacht aan de eisen van punt 7.6.2 te voldoen indien de achteroverbouw niet meer dan 60 % van de wielbasis van het voertuig meet.".

25. Figuur C onder punt 7.6.3 wordt vervangen door:

Fig. C

>PIC FILE= "L_2003079NL.001101.TIF">

R= 12,5 m

r= 5,3 m

U= max. 0,6

26. De volgende figuur D wordt toegevoegd onder punt 7.6.3 na figuur C:

Fig. D

>PIC FILE= "L_2003079NL.001201.TIF">

R= 12,5 m

r= 5,3 m

U= max. 0,6

27. Het volgende punt 7.6.5 wordt ingevoegd:

"7.6.5. Bij niet-complete voertuigen geeft de fabrikant de maximaal toelaatbare afmetingen op waarvoor gecontroleerd moet worden of het voertuig voldoet aan de eisen van de punten 7.6.1 tot en met 7.6.3.".

28. De punten 7.8.1 en 7.8.2 komen als volgt te luiden:

"7.8.1. De technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt van een motorvoertuig, ontworpen voor het trekken van een middenasaanhangwagen en met een technisch toelaatbare getrokken maximummassa van meer dan 3,5 t, moet ten minste 10 % van de technisch toelaatbare getrokken maximummassa of 1000 kg bedragen (de laagste waarde is van toepassing).

7.8.2. De technisch toelaatbare maximummassa op het koppelpunt van een motorvoertuig, ontworpen voor het trekken van een middenasaanhangwagen en met een technisch toelaatbare getrokken maximummassa van ten hoogste 3,5 t, moet ten minste 4 % van de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand of 25 kg bedragen (de hoogste waarde is van toepassing).".

29. Punt 7.10 komt als volgt te luiden:

"7.10. Verhouding motorvermogen/maximummassa

Motorvoertuigen moeten over een motorvermogen beschikken van ten minste 5 kW/t van de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie. Bij trekkers moet het motorvermogen ten minste 2,2 kW/t bedragen. Het motorvermogen wordt gemeten volgens Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad(1).".

B. Bijlage II wordt als volgt gewijzigd

1. Punt 0.2 komt als volgt te luiden:

"0.2. Type:".

2. Punt 13 komt als volgt te luiden:

>PIC FILE= "L_2003079NL.001301.TIF">

C. Bijlage III wordt als volgt gewijzigd

In het addendum wordt het volgende punt 1.24.3 ingevoegd:

"1.24.3. Aantal rolstoelplaatsen voor voertuigen van de categorieën M2 en M3(2):".

D. Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd

1. Punt 1.3.3 wordt geschrapt.

2. Punt 2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a) Letter c) komt als volgt te luiden:

"c) voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 t die uitsluitend bestemd zijn voor het trekken van aanhangwagens met oploopreminrichting: de voor registratie/in het verkeer brengen toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig of, voor terreinvoertuigen (zie punt 7.5 van bijlage I), 1,5-maal die massa, doch ten hoogste 3,5 t;".

b) Letter e) komt als volgt te luiden:

"e) voertuigen die bestemd zijn voor het trekken van aanhangwagens met continureminrichting: 1,5-maal de voor registratie/in het verkeer brengen toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig.".

3. In punt 2.2.1, eerste alinea, wordt de laatste regel die als volgt luidt: "mits aan alle toepasselijke technische bepalingen van Richtlijn 96/53/EG is voldaan", geschrapt.

4. De tweede zin van punt 3.2 komt als volgt te luiden:

"Daartoe moet de hefbare as automatisch op de bodem neerkomen, indien de dichtstbijzijnde as(sen) van de groep of de vooras van het motorvoertuig tot de voor registratie/in het verkeer brengen toelaatbare maximummassa('s) is (zijn) belast.".

5. Punt 3.3 wordt geschrapt.

6. In punt 3.5.1 komt het vierde streepje als volgt te luiden:

"- na het wegrijden van het motorvoertuig moet de as weer automatisch op de grond zakken of worden belast voordat het voertuig een snelheid van 30 km/h overschrijdt.".

(1) PB L 375 van 31.12.1980, blz. 46.