Verordening (EG) nr. 261/2003 van de Commissie van 12 februari 2003 tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 261/2003 van de Commissie van 12 februari 2003 tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 261/2003 van de Commissie van 12 februari 2003 tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 037 van 13/02/2003 blz. 0012 - 0014
Verordening (EG) nr. 261/2003 van de Commissie
van 12 februari 2003
tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2002(2), en met name op de artikelen 3 en 9.E,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In Richtlijn 70/524/EEG is bepaald dat voor een nieuwe toepassing van een reeds toegelaten toevoegingsmiddel een communautaire vergunning overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn vereist is.
(2) Richtlijn 70/524/EEG bepaalt dat een voorlopige vergunning voor nieuwe toevoegingsmiddelen in diervoeding of voor nieuwe toepassingen van al toegelaten toevoegingsmiddelen kan worden afgegeven als aan de in de richtlijn vermelde voorwaarden is voldaan en als op grond van de beschikbare resultaten redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het toevoegingsmiddel bij gebruik in de diervoeding een van de in artikel 2, onder a), van die richtlijn genoemde gevolgen heeft. Voor de in deel II van bijlage C bij deze richtlijn bedoelde toevoegingsmiddelen kan een dergelijke voorlopige vergunning voor een periode van maximaal vier jaar worden verleend.
(3) De producenten hebben nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag tot uitbreiding van de vergunning voor de twee in de bijlagen I en II beschreven enzympreparaten, die in de bijlagen bij Richtlijn 70/524/EEG zijn opgenomen onder de nummers 50 en 51, tot nieuwe diercategorieën.
(4) Uit de beoordeling van de vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de nieuwe toepassingen van de in de bijlagen I en II beschreven enzympreparaten blijkt dat deze aan de in artikel 9.E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG bedoelde voorwaarden voldoen, zodat voor deze uitbreidingen een voorlopige vergunning voor een periode van vier jaar dient te worden verleend.
(5) Uit de beoordeling van de aanvragen blijkt verder dat er bepaalde procedures nodig kunnen zijn om de werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen I en II opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming dient echter te worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(3).
(6) Het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding heeft gunstige adviezen gegeven betreffende de veiligheid van deze preparaten onder de in de bijlagen bij deze verordening vermelde voorwaarden.
(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de tot de groep "Enzymen" behorende preparaten die in de bijlagen I en II worden vermeld, kan onder de in die bijlagen vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding worden verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 februari 2003.
Voor de Commissie
David Byrne
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(2) PB L 265 van 3.10.2002, blz. 1.
(3) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
BIJLAGE I
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
>RUIMTE VOOR DE TABEL>