Home

Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie van 10 juli 2003 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie van 10 juli 2003 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie van 10 juli 2003 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

Publicatieblad Nr. L 173 van 11/07/2003 blz. 0014 - 0034


Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie

van 10 juli 2003

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002(2), (hierna "de basisverordening" genoemd) inzonderheid op artikel 7,

Na raadpleging van het raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) Op 12 oktober 2002 maakte de Commissie in een bericht ("bericht van inleiding") in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) bekend dat een antidumpingprocedure zou worden ingeleid betreffende de invoer in de Gemeenschap van silicium uit Rusland.

(2) De antidumpingprocedure is ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 30 augustus 2002 is ingediend door Euroalliages (Liaison Committee of the Ferro-Alloy Industry) (hierna "indiener van de klacht" genoemd), namens producenten die verantwoordelijk zijn voor 100 % van de productie van silicium in de Gemeenschap. Het bewijsmateriaal in de klacht inzake dumping en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werden voldoende geacht om een antidumpingprocedure in te leiden.

(3) De Commissie heeft de indiener van de klacht, de producenten/exporteurs, de importeurs/handelaars, de leveranciers en de gebruikers en hun organisaties die haar bekend zijn en de vertegenwoordigers van Rusland officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De betrokkenen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn verzoeken te worden gehoord.

(4) De indiener van de klacht, de producenten/exporteurs, de importeurs, de leveranciers en de gebruikers hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Alle partijen die daarom tijdig met opgave van redenen hadden verzocht, werden door de Commissie gehoord.

(5) Teneinde de producenten/exporteurs in Rusland in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen om als marktgericht bedrijf te worden behandeld of om een individuele behandeling aan te vragen, heeft de Commissie de drie in de klacht vermelde Russische ondernemingen de nodige formulieren doen toekomen. De drie Russische ondernemingen verzochten alle overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om behandeling als marktgericht bedrijf of, indien het onderzoek mocht uitwijzen dat zij niet aan de hiervoor geldende voorwaarden voldeden, om individuele behandeling.

(6) De Commissie heeft een vragenlijst gezonden naar alle haar bekende belanghebbenden en andere ondernemingen die zich bekend hadden gemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Antwoord werd ontvangen van de klagende EG-producenten, de medewerkende producenten/exporteurs, drie importeurs, drie leveranciers, vijf gebruikers en één gebruikersorganisatie.

(7) Alle voor de voorlopige vaststelling van dumping en schade en beoordeling van het belang van de Gemeenschap benodigde gegevens zijn door de Commissie ingewonnen en geverifieerd. Onderzoek is ingesteld bij de volgende bedrijven:

a) Producenten/exporteurs

- OJSC Bratsk Aluminium Plant, Bratsk, regio Irkoetsk, Rusland (onderdeel van Rusal Holding Group),

- Sual-Kremny-Ural LLC ("SKU"), Kamensk, regio Oeral, Rusland (onderdeel van Sual Holding Group),

- JSC ZAO Kremny, Irkoetsk, regio Irkoetsk, Rusland (onderdeel van Sual Holding Group).

b) Importeur

- Pultwen Ltd, Maidenhead, Verenigd Koninkrijk.

c) Producenten in de Gemeenschap

- Invensil, Pechiney Group, Parijs, Frankrijk,

- Ferroatlantica, Madrid, Spanje,

- R W Silicium, Pocking, Duitsland.

d) Producenten in het referentieland

- Fesil ASA, Trondheim, Noorwegen,

- Elkem ASA, Oslo, Noorwegen.

(8) Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 (het "onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade betrof de periode van 1 januari 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak (de "beoordelingsperiode").

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(9) Het betrokken product is silicium, ingedeeld onder GN-code 2804 69 00 (bevattende minder dan 99,99 gewichtspercenten silicium), van oorsprong uit Rusland.

(10) Silicium wordt vervaardigd in vlamboogovens met verzonken elektroden door middel van carbothermische reductie van kwarts (siliciumoxide) met verschillende typen koolstof. Het wordt aangeboden in de vorm van brokken, korrels, granulaat of poeder, volgens internationaal aanvaarde technische specificaties voor de zuiverheid. Silicium wordt voornamelijk gebruikt door twee industrieën. In de chemische industrie wordt het gebruikt voor de productie van chloormethylsilanen of trichloorsilanen en tetrachloorsilaan. De aluminiumindustrie gebruikt het voor aluminiumlegeringen in primaire en secundaire smelterijen, bestemd voor de productie van gietlegeringen voor verschillende industrieën, met name de auto-industrie. Silicium met een hogere zuiverheidsgraad (meer dan 99,99 gewichtspercenten), dat voornamelijk in de halfgeleiderindustrie wordt gebruikt, valt onder een andere GN-code. Deze procedure is daarop niet van toepassing.

2. Soortgelijk product

(11) Volgens alle aan het onderzoek medewerkende Russische producenten/exporteurs kan het in Rusland geproduceerde en naar de Gemeenschap uitgevoerde silicium niet vergelijkbaar worden geacht met het silicium dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd. Zij voerden met name aan dat het in Rusland geproduceerde silicium van een veel lagere kwaliteit zou zijn dan het silicium dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd, en wel door verschillen in de chemische samenstelling.

(12) De Commissie is van oordeel dat het bij het silicium dat in de Gemeenschap, in Rusland en ook in het referentieland Noorwegen wordt geproduceerd, ondanks enkele verschillen in chemische samenstelling en zuiverheid, in wezen om hetzelfde product gaat, omdat de chemische verschillen betrekking hebben op sporenelementen en de fundamentele kenmerken van het product niet wijzigen. Geconstateerd werd ook dat silicium uit de Europese Unie, Rusland en Noorwegen dezelfde fysieke kenmerken heeft en dat alle producten aan uiteenlopende groepen gebruikers worden verkocht voor allerlei toepassingen. Bij het vergelijken van het uit Rusland uitgevoerde product met het in de Europese Unie geproduceerde en verkochte product werd ook rekening gehouden met kwaliteitsverschillen. Dit argument is daarom voorlopig afgewezen.

(13) Daarom wordt voorlopig gesteld dat het in Rusland geproduceerde silicium, dat zowel in het binnenland wordt verkocht als naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, het silicium dat op de binnenlandse markt van Noorwegen wordt verkocht, en het silicium dat in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden aangewend. De voorlopige conclusie is dat deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(14) Volgens één van de Russische producenten/exporteurs zouden in de tabel met productcontrolenummers op de antidumpingvragenlijst van de Commissie niet voldoende gegevens over de chemische samenstelling van de verschillende typen silicium zijn vermeld, waardoor geen juiste vergelijking van de verschillende kwaliteiten silicium mogelijk zou zijn. Dit argument werd ondersteund met een concreet voorstel, dat echter ver na de termijn voor de retournering van de vragenlijst werd ingediend. De Commissie heeft daarom nog niet kunnen onderzoeken of er gronden zijn om de productcontrolenummerstabel aan te passen. De Commissie zal deze kwestie echter tijdens het verdere verloop van de procedure nader bekijken.

C. DUMPING

1. Normale waarde

a) Behandeling als marktgericht bedrijf

(15) Het onderzoek is begonnen vóór de inwerkingtreding van de wijziging van de basisverordening bij Verordening (EG) nr. 1972/2002. De nieuwe regeling is daarom niet van toepassing op dit onderzoek. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening is de normale waarde daarom bepaald volgens artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor die producenten/exporteurs die konden aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, namelijk dat zij het betrokken soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen.

(16) Alle medewerkende Russische producenten/exporteurs hebben een verzoek ingediend om als marktgericht bedrijf te worden behandeld. Deze verzoeken werden beoordeeld aan de hand van de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Hieruit bleek dat alle drie ondernemingen aan de criteria voldoen.

(17) De bedrijfstak van de Gemeenschap werd in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken; de bedrijfstak trok met name in twijfel of de grondstofprijzen marktprijzen waren. Uit onderzoek bleek vervolgens dat de prijzen voor de belangrijkste grondstoffen van de drie Russische producenten/exporteurs overeenstemden met de wereldmarktprijzen en met de aankoopprijzen van de bedrijfstak in de Gemeenschap. Wat de elektriciteitsprijzen betreft, werd duidelijk aangegeven dat indien uit het verdere onderzoek verstoringen zouden blijken, dit met een geschikte aanpassing zou worden gecorrigeerd.

(18) Omdat de medewerkende producenten/exporteurs uit Rusland voor 100 % van de Russische export van silicium zorgen en alle een behandeling als marktgericht bedrijf hebben gekregen, was het niet nodig gebruik te maken van gegevens betreffende het referentieland.

b) Vaststelling van de normale waarde

(19) Voor het bepalen van de normale waarde stelde de Commissie eerst voor elke producent/exporteur vast of diens totale binnenlandse verkoop van het betrokken product representatief was ten opzichte van de totale export van hetzelfde bedrijf naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de door elk van de producenten/exporteurs op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheid. Uit de vergelijking bleek dat de binnenlandse verkoop representatief was.

(20) Voor elk door de producenten/exporteurs op hun binnenlandse markt verkocht type product dat rechtstreeks vergelijkbaar werd bevonden met het type product dat voor de export werd verkocht, werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaald type van het betrokken product werd voldoende representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van dat type product gedurende het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale export van het vergelijkbare type product naar de Gemeenschap.

(21) De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van elk bedrijf kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(22) Of de binnenlandse verkoop van elk type van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden werd onderzocht door het aandeel winstgevende verkooptransacties van het betrokken type aan onafhankelijke afnemers vast te stellen. Wanneer 80 % of meer van de totale omvang van de verkoop van silicium werd verkocht tegen een nettoverkoopprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van dat type gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkooptransacties in het onderzoektijdvak, ongeacht of deze verkooptransacties winstgevend waren. Wanneer de winstgevende verkoop van silicium minder dan 80 % van de totale omvang van de verkoop bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van dat type lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend winstgevende verkooptransacties, mits deze verkooptransacties 10 % of meer van de totale omvang van de verkoop vertegenwoordigden.

(23) Wanneer de winstgevende verkoop van enig type silicium minder dan 10 % van de totale omzet bedroeg, werd de verkoop van dit bepaalde type onvoldoende geacht om een passende basis te vormen voor de vaststelling van de normale waarde.

(24) In alle gevallen waarin de normale waarde werd berekend, werd overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening aan de fabricagekosten van de uitgevoerde typen product een redelijk percentage toegevoegd voor verkoopkosten (indien nodig aangepast), algemene kosten en administratiekosten alsmede een redelijke winstmarge.

(25) Ten aanzien van de productiekosten, met name de energiekosten, werd vastgesteld dat de prijs die de Russische elektriciteitsleveranciers aan twee siliciumproducenten in rekening brachten, redelijkerwijs niet in overeenstemming kon zijn met de productie- en verkoopkosten van elektriciteit, gezien de prijzen van representatieve elektriciteitsproducenten in de Gemeenschap, in het referentieland en ook in Rusland. De opgave van de energiekosten werd daarom voor deze twee producenten niet betrouwbaar geacht. Voorlopig werd daarom besloten de energieprijs te gebruiken die aan een andere producent in rekening was gebracht.

(26) De bedragen voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst werden overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening vastgesteld voor de betrokken producent/exporteur.

2. Exportprijs

(27) Alle drie medewerkende producenten/exporteurs verkochten het betrokken product voor het grootste deel aan importeurs in de Europese Unie (Verenigd Koninkrijk), Zwitserland en de Britse Maagdeneilanden. Op basis van de gegevens die in dit stadium van de procedure beschikbaar zijn, moeten deze importeurs onafhankelijk worden geacht. De exportprijs werd daarom voor de drie medewerkende producenten/exporteurs voorlopig vastgesteld op basis van de prijs van hun verkoop aan deze importeurs.

3. Vergelijking

(28) Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de exportprijs af fabriek werden correcties toegepast voor verschillen die aantoonbaar van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Deze correcties werden toegepast voor handelsstadium, binnenlands vervoer, vervoer over zee, verpakking, kredietkosten en andere kosten, zoals voor afhandeling, laden en douaneaangifte. Twee bedrijven verzochten om een correctie voor verschillen in hoeveelheid. Deze correctie werd echter niet verricht, omdat met verschillen in hoeveelheid al rekening wordt gehouden bij de correctie voor het handelsstadium voor verschillende typen afnemers. Eén bedrijf verzocht om een correctie voor verschillen in fysieke kenmerken. Op basis van het ondersteunende materiaal voor dit verzoek werd vastgesteld dat meer dan 95 % van alle typen werd verkocht op zowel de EG-markt als de binnenlandse markt. Er werd daarom een vergelijking gemaakt onder productcontrolenummers met vergelijkbare kenmerken. Correcties voor verschillen in fysieke kenmerken werden daarom niet verricht, omdat deze niet in voldoende mate per transactie konden worden aangetoond.

4. Dumpingmarge

(29) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, bepaald zoals eerder omschreven. Bij deze vergelijking bleek dat het betrokken product met dumping was ingevoerd. De voorlopige dumpingmarge werd uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

(30) Voor de bedrijven SKU LLC en ZAO Kremny, die tot dezelfde groep (Sual) behoren, is slechts één gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend, omdat het bij de Commissie gebruikelijk is voor verbonden producenten/exporteurs één dumpingmarge vast te stellen, teneinde te voorkomen dat toekomstige uitvoer naar de Gemeenschap wordt omgeleid via het bedrijf met de laagste marge.

(31) De voorlopige dumpingmarges zijn:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(32) Omdat alle betrokkenen in Rusland medewerking verleenden, werd de voorlopige residuele dumpingmarge vastgesteld op hetzelfde niveau als de hoogste marge voor medewerkende bedrijven, namelijk op 33,4 %.

D. SCHADE

1. Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(33) De drie klagende producenten in de Gemeenschap retourneerden de vragenlijsten en verleenden volledige medewerking aan het onderzoek. Zij waren gedurende het onderzoektijdvak verantwoordelijk voor 100 % van de productie in de Gemeenschap. Een van de drie klagende producenten in de Gemeenschap bleek het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak te hebben ingevoerd uit andere derde landen, met name Zuid-Afrika. Deze producent voerde het betrokken product voornamelijk in om de aan zijn afnemers geleverde producten aan te vullen. Gedurende de beoordelingsperiode nam deze invoer af, vooral in 1998-1999. De invoer viel toen tot de helft terug nadat de betrokken producent in de Gemeenschap nieuwe productiefaciliteiten in gebruik had genomen en zich strategisch op de EU-markt voor silicium had gericht. In het onderzoektijdvak bedroeg de ingevoerde hoeveelheid slechts 2,1 % van de verkoop van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap (3,5 % van de verkoop van de betrokken producent). Wat de productie betreft zijn deze percentages respectievelijk 1,9 % en 3,2 %. Gezien het geringe aandeel van deze invoer wordt deze geacht voor de betrokken producent niet van invloed te zijn op zijn status van producent van de Gemeenschap.

(34) Gelet op het voorgaande zijn de drie klagende producenten in de Gemeenschap de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

2. Schade

2.1. Verbruik in de Gemeenschap

(35) Het verbruik in de Gemeenschap werd gebaseerd op de totale verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap, op de gegevens van Eurostat over de invoer uit andere derde landen, en op de geverifieerde verkoop van het betrokken land naar de Gemeenschap.

TABEL 1 Verbruik in de Gemeenschap (gebaseerd op de omvang van de verkoop)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden op de vragenlijst en Eurostat.

(36) Het verbruik van silicium in de Europese Unie bereikte in 2000 een piek van bijna 390000 t, maar viel in 2001 en in het onderzoektijdvak weer terug tot uiteindelijk 371540 t. In totaal nam het verbruik over de gehele beoordelingsperiode met 28 % toe.

2.2. Invoer uit Rusland

a) Omvang

(37) Van 1998 tot het onderzoektijdvak ontwikkelde de invoer uit Rusland naar de Gemeenschap zich als volgt:

TABEL 2 Omvang van de invoer uit Rusland

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden op de vragenlijst.

(38) Van 1998 tot 1999 nam de invoer van silicium uit Rusland af met meer dan 40 % (4526 t). Gedurende de rest van de beoordelingsperiode, vanaf 1999, nam de invoer in absolute cijfers elk jaar toe. De invoer steeg vooral sterk in 2000 (met 7900 t) en ook in 2001 (met 2735 t) en gedurende het onderzoektijdvak (met 1099 t), hoewel het verbruik in de Europese Unie in 2001 en gedurende het onderzoektijdvak afnam. In totaal steeg de invoer uit Rusland in de beoordelingsperiode met meer dan 67 %.

b) Marktaandeel

(39) Het marktaandeel van silicium uit Rusland ontwikkelde zich als volgt:

TABEL 3 Marktaandeel van het ingevoerde product (op basis van omvang verkoop)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden op de vragenlijst en Eurostat.

(40) Net als de omvang van de invoer steeg ook het marktaandeel van silicium uit Rusland, maar met een geringer percentage als gevolg van het toegenomen verbruik in de Europese Unie. Over de gehele beoordelingsperiode steeg het marktaandeel van dit product met 1,1 percentpunt, ofwel bijna een derde.

(41) Van 1998 tot 1999 nam de omvang van de uitvoer af, waardoor de Russische producenten bijna de helft van hun marktaandeel verloren (van 3,7 % naar 1,9 %). Dit verlies werd het volgende jaar grotendeels goedgemaakt. Het marktaandeel nam daarna weer toe en bereikte in het onderzoektijdvak een piek van 4,8 %.

c) Gemiddelde prijzen

(42) Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de prijs (grens Gemeenschap) van in de Gemeenschap verkocht Russisch silicium.

TABEL 4 Gemiddelde prijs van het met dumping ingevoerde product

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Eurostat.

(43) In de beoordelingsperiode daalde de gemiddelde prijs van silicium uit Rusland met 11 %. De prijzen daalden met name sterk (-19 %) van 2000, toen de gemiddelde prijs door de toegenomen vraag in de Europese Unie een piek van 1131 EUR per ton bereikte, tot het onderzoektijdvak, waarin de prijs een dieptepunt van 929 EUR per ton bereikte.

d) Prijsonderbieding en druk op de prijzen

(44) Voor de vaststelling van prijsonderbieding werden de gegevens over het onderzoektijdvak geanalyseerd. Zoals beschreven in overweging 9 worden er door de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Russische producenten/exporteurs verschillende typen silicium geproduceerd en op de markt van de Gemeenschap verkocht. Prijsonderbieding werd aangetoond door rechtstreekse vergelijking van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de verkoopprijzen van de betrokken producenten/exporteurs voor elk type silicium. Voor elk type werden alle prijzen vergeleken na aftrek van kortingen en rabatten.

(45) De in aanmerking genomen verkoopprijzen van de betrokken producenten/exporteurs waren cif-prijzen, grens Gemeenschap, inclusief douanerechten en kosten voor het lossen. De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden waar nodig aangepast tot het niveau af fabriek, dat wil zeggen exclusief transportkosten.

(46) Bij de vergelijking (op basis van gewogen gemiddelden) bleek dat de Russische producenten/exporteurs de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met meer dan 11 % onderboden.

(47) Dit niveau van prijsonderbieding moet tevens worden gezien in het licht van het feit dat de prijzen in de beoordelingsperiode sterk daalden en er, gezien het verlies dat de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, sprake was van prijsdruk.

2.3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Inleiding

(48) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening zijn alle economische factoren en indicatoren onderzocht die relevant zijn voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EU-markt.

b) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

TABEL 5 Productie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(49) Gedurende de beoordelingsperiode nam de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap toe met 34 %. Van 2001 tot het onderzoektijdvak was er echter een afname van 3 %. Gedurende het onderzoektijdvak bedroeg de productie van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap 38,7 % van het verbruik in de Gemeenschap.

TABEL 6 Productiecapaciteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(50) De productiecapaciteit steeg ieder jaar, maar tijdens het onderzoektijdvak was er een geringe afname. Over het geheel genomen steeg de capaciteit in de beoordelingsperiode met 30 % als gevolg van in 1998 genomen investeringsbesluiten.

TABEL 7 Bezettingsgraad

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(51) In bovenstaande tabel is te zien dat de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 3 percentpunten steeg.

c) Omvang van de verkoop en verkoopprijzen

TABEL 8 Omvang van de verkoop

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(52) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap steeg van 1998 tot en met het onderzoektijdvak met 57 %. In 2001 daalde de verkoop van de bedrijfstak in de Gemeenschap omdat deze trachtte de prijzen te handhaven, terwijl de prijzen van silicium uit Rusland daalden. In het onderzoektijdvak gebeurde het omgekeerde: door de prijsdruk was de bedrijfstak van de Gemeenschap gedwongen de prijzen te verlagen om de omvang van de verkoop in stand te houden.

(53) De verkoop aan verbonden ondernemingen bleef stabiel op minder dan 6 % van de totale verkoop van silicium in de beoordelingsperiode.

TABEL 9 Verkoopprijzen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(54) In de periode van 1998 tot en met het onderzoektijdvak daalden de gemiddelde verkoopprijzen voor silicium van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk, namelijk met 16 %. De trend jaar op jaar was vergelijkbaar met die voor de prijzen van silicium uit Rusland, behalve in 2001, toen de Russische prijzen daalden, maar die van de bedrijfstak van de Gemeenschap licht stegen. De gemiddelde prijzen daalden in 1999 sterk, met een dieptepunt van 1184 EUR per ton. In 2001 hadden de prijzen zich hersteld tot 1271 EUR per ton. In het onderzoektijdvak namen de prijzen weer met 7 % af. Uiteindelijk bereikten zij een niveau dat gelijk was aan dat van 1999.

d) Marktaandeel

TABEL 10 Marktaandeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(55) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg van 29,8 % in 1998 naar 36,7 % in het onderzoektijdvak, in overeenstemming met de gestegen productie en verkoop. Van 1998 op 1999 was de toename van het marktaandeel aanzienlijk (+5,4 %) door de ingebruikneming van nieuwe productiefaciliteiten in de Europese Unie. Van 2001 tot het onderzoektijdvak nam het aandeel met een lager percentage toe, namelijk 2,4 percentpunten.

e) Voorraden

TABEL 11 Voorraden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(56) Bovenstaande tabel laat zien dat de voorraden in de beoordelingsperiode met 29 % afnamen. Behalve in het jaar 2000 bedroegen de voorraden circa 33000 t, totdat zij in het onderzoektijdvak terugvielen tot iets meer dan 23000 t.

(57) De voorraden, die in 1998 ongeveer 38 % van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Europese Unie bedroegen, vielen in het onderzoektijdvak terug tot minder dan 17 % van de verkoop in de Europese Unie. Dit kan gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat de voorraden doorgaans toenemen aan het einde van het kalenderjaar, ter compensatie van de verlaagde productie in de wintermaanden wanneer de energiekosten het hoogste zijn. Het onderzoektijdvak eindigde in september, dus voordat de opbouw van de voorraden ten volle merkbaar is.

f) Winstgevendheid en kasstroom

(58) In de beoordelingsperiode ontwikkelde de winstgevendheid zich als volgt, in procenten van de nettoverkoopwaarde:

TABEL 12 Winstgevendheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(59) Behalve in 2000 nam de winstgevendheid over de gehele periode voortdurend af, van een winst van 12,6 % in 1998 tot een verlies van 2,1 % in het onderzoektijdvak. Dankzij gestegen verkoopprijzen en lagere productiekosten als gevolg van sterkere investeringen nam de winstgevendheid in 2000 toe. In 2001 daalde de winst weer, doordat de stijging van de productiekosten, met name de prijzen voor energie en verbruiksgoederen, niet gepaard ging met een vergelijkbare stijging van de verkoopprijzen, die slechts lichtjes toenamen. De gemiddelde kosten stegen in dat jaar met 80 EUR per ton, terwijl slechts 40 EUR per ton aan de afnemers kon worden doorberekend. Gedurende het onderzoektijdvak zakten de prijzen in, waardoor de bedrijfstak in de Gemeenschap verlies leed, dit ondanks een lichte daling van de gemiddelde productiekosten.

TABEL 13 Kasstroom

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(60) De kasstroom verslechterde in de beoordelingsperiode met 64 %, in overeenstemming met de trend van de winstgevendheid.

g) Kasstroom, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

TABEL 14 Investeringen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(61) De aanzienlijke investeringen in de periode 1998-2000 waren voornamelijk gericht op vergroting van de productiecapaciteit, naar aanleiding van de gunstige situatie in 1998 en de verwachting van de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de EU-markt voor silicium zich positief zou ontwikkelen. Deze verbetering is inderdaad af te lezen aan de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, dat in deze periode (1998-2000) met 34 % toenam.

(62) Bij het onderzoek is gebleken dat de exploitatiewinst op investeringen, met inbegrip van de gecumuleerde afschrijving, in de beoordelingsperiode overeenkomstig de ontwikkeling van de winstgevendheid achteruit is gegaan.

TABEL 15 Rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(63) De ondernemingen die gezamenlijk de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, maken alle deel uit van grotere concerns. Hun vermogen om kapitaal aan te trekken wordt daardoor bepaald door de financiële situatie van het concern waartoe zij behoren. Deze concerns hebben voor de beoordelingsperiode geen problemen met het aantrekken van kapitaal gemeld. Problemen zijn er echter wel geweest met het aantrekken van financiering voor nieuwe projecten in de sector silicium. Dit wordt ondersteund door de geverifieerde gegevens in overweging 61, waaruit blijkt dat in het onderzoektijdvak de investeringen slechts 22 % van het niveau van 1998 bedroegen.

h) Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

TABEL 16 Werkgelegenheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(64) Uit bovenstaande tabel blijkt dat de werkgelegenheid in de beoordelingsperiode met 16 % is gestegen als gevolg van de vergrote productiecapaciteit, maar in het onderzoektijdvak niet verder toenam.

(65) Aangezien de percentuele productiestijging hoger was dan de percentuele stijging van de werkgelegenheid, nam de productiviteit in dezelfde periode toe met 15 %, zoals te zien is in onderstaande tabel:

TABEL 17 Productiviteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(66) In de beoordelingsperiode zijn de gemiddelde lonen van de werknemers in de bedrijfstak van de Gemeenschap met minder dan 1 % per jaar gestegen, dat wil zeggen minder dan de inflatie.

TABEL 18 Lonen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Hoogte van de dumpingmarges

(67) De gevolgen van de hoogte van de dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen niet als verwaarloosbaar worden beschouwd, gezien de omvang van de invoer en de prijzen van het ingevoerde product. Bij het onderzoek is gebleken dat silicium uit Rusland in het onderzoektijdvak in het algemeen met aanzienlijke dumping in de Gemeenschap werd ingevoerd. Zonder deze dumping zouden de prijzen in de Gemeenschap veel minder of in het geheel niet onder druk hebben gestaan.

2.5. Groei

(68) Van 1998 tot het onderzoektijdvak beleefde de markt van de Gemeenschap een groeiperiode. De omvang van de verkopen en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap namen beide in de periode van 1998 tot het onderzoektijdvak toe. Zoals eerder uitgelegd was deze toename eerder het gevolg van een strategisch besluit om meer silicium uit de Gemeenschap af te nemen dan uit een derde land. In dezelfde periode steeg de invoer uit Rusland aanzienlijk, met ongeveer 8200 t, en groeide het marktaandeel van het laaggeprijsde Russische product met 1,1 percentpunt. In de periode van 1999 tot het onderzoektijdvak steeg de invoer uit Rusland met 11700 t en groeide het marktaandeel met 2,9 percentpunten. In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak bleven de invoer uit Rusland en het marktaandeel stijgen, terwijl de invoerprijs, op een krimpende markt, met 18 % daalde.

2.6. Herstel van dumping in het verleden

(69) Er zijn geen aanwijzingen voor dumpingactiviteiten op de markt van de Gemeenschap in de periode vóór de beoordelingsperiode. Herstel van dumping in het verleden is daarom geen relevante factor voor het bepalen van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

2.7. Conclusie inzake schade

(70) Geconstateerd werden verbeteringen wat betreft de productie (+34 %), de productiecapaciteit (+30 %), de bezettingsgraad (+3 percentpunten), de omvang van de verkoop in de Gemeenschap (+57 %), het marktaandeel (+6,9 percentpunten), de voorraden (-29 %), de werkgelegenheid (+16 %) en de productiviteit (+15 %). De prijzen daalden echter (-16 %), de winst zakte in (-14,7 percentpunten), de kasstroom nam af (-64 %), de investeringen droogden op (-78 %), het rendement op de investeringen werd negatief (-44,8 percentpunten) en de gemiddelde lonen stegen met minder dan de inflatie (< 1 % per jaar).

(71) Wanneer deze cijfers nader worden bekeken, is te zien dat de belangrijkste positieve ontwikkelingen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap plaatsvonden van 1998 tot 2000. Vanaf 2000 zijn er alleen reële verbeteringen geweest wat de voorraden betreft (-14 %). Alle andere indicatoren stegen in deze periode slechts lichtjes, bleven gelijk of vielen terug. Dit is de periode waarin naar het oordeel van de Commissie de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap het duidelijkst te zien is.

(72) De verbeteringen die van 1998 tot 2000 optraden, kunnen rechtstreeks worden toegeschreven aan het besluit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1998 nam om te investeren in extra productiefaciliteiten in de Gemeenschap: de productiecapaciteit in de Europese Unie groeide van 1998 tot 2000 met 26 % van 125000 t naar 158000 t. Kort daarvoor waren de maatregelen tegen dumping van silicium uit de Volksrepubliek China na een herzieningsprocedure met vijf jaar verlengd(4). De bedrijfstak van de Gemeenschap boekte ook goede winsten op de verkoop van silicium in de Europese Unie (zie overweging 58).

(73) Gelet op het voorgaande, met name de afname van de winstgevendheid en de prijsdalingen waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de gehele beoordelingsperiode te kampen had, alsmede de trends voor andere schade-indicatoren van 2000 tot het onderzoektijdvak, komt de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft ondervonden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

E. OORZAAK VAN DE SCHADE

1. Inleiding

(74) Om tot een voorlopige conclusie te komen over de vraag of er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, heeft de Commissie allereerst de gevolgen onderzocht van de invoer met dumping uit Rusland voor de situatie in deze bedrijfstak.

(75) Vervolgens werd een analyse gemaakt van bekende andere factoren dan de invoer met dumping - zoals de gestegen productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, het beweerde gebrek aan concurrentie tussen silicium uit de Europese Unie en silicium uit Rusland, de bewering dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf silicium uit Rusland zou invoeren, de toegenomen exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de afname van het verbruik van silicium in de Europese Unie vanaf 2001, de beweerde ontduiking van Chinese antidumpingmaatregelen via Rusland of andere derde landen en de invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen - waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook schade had kunnen lijden, om er zeker van te zijn dat mogelijke schade ten gevolge van andere factoren niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2. Gevolgen van de invoer met dumping uit Rusland

(76) In de beoordelingsperiode is de invoer met dumping van Russisch silicium naar de Gemeenschap met 67 % toegenomen en steeg het marktaandeel van het Russische product met 1,1 percentpunt. In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak, toen de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap sterker voelbaar was, steeg de invoer met 27 %. In dezelfde periode nam het marktaandeel van silicium uit Rusland ieder jaar toe: met 1,7 percentpunt in 2000, 0,9 percentpunt in 2001 en 2,4 percentpunten in het onderzoektijdvak (zie overweging 39). De ontwikkeling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in die periode was als volgt: -0,9 percentpunt in 2000, 0,0 percentpunt in 2001 en 0,3 percentpunt in het onderzoektijdvak (zie overweging 55). In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak groeide het marktaandeel van het Russische product dus met 1,2 percentpunt en dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 2,4 percentpunten.

(77) De prijzen van het Russische product daalden van 1998 tot het onderzoektijdvak met in totaal 11 %. Van 1998 tot 2000 steeg de prijs van silicium uit Rusland echter met 8 % door de sterkere vraag naar silicium in de Gemeenschap. Opnieuw blijkt dus dat de werkelijke problemen optraden in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak, toen de Russische prijzen met 18 % inzakten en het laagste peil bereikten van de gehele beoordelingsperiode. Deze prijsontwikkeling moet worden bezien in het licht van de aard van het betrokken product. Silicium is een basisproduct met transparante prijzen, de gebruikers zijn goed bekend met de marktontwikkelingen en zelfs kleine hoeveelheden laaggeprijsd silicium kunnen een aanzienlijke impact hebben op de marktsituatie. Net als de Russische prijzen daalden ook de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met 16 %. Gemiddeld lagen deze prijzen echter 27 % boven die van het Russische product. Dat de prijzen onder druk stonden blijkt verder uit de prijsonderbieding door de Russische producenten/exporteurs en het feit dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak een aanzienlijke neerwaartse druk ondervonden.

(78) De hierboven beschreven ontwikkelingen vielen samen met de sterk dalende trend van de voornaamste economische indicatoren voor de bedrijfstak van de Gemeenschap: met name de daling van de verkoopprijs met 4 % en de aanzienlijke daling van de winstgevendheid van een winst van 5 % naar een verlies van 2,1 %.

(79) Ten slotte moet worden opgemerkt dat de producenten/exporteurs aanvoerden dat het in Rusland geproduceerde en in de Gemeenschap ingevoerde silicium verkocht zou worden aan andere afnemers en op andere markten dan het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Volgens de producenten/exporteurs zou het Russische silicium voornamelijk worden verkocht aan aluminiumproducenten, terwijl voor de bedrijfstak van de Gemeenschap de afnemers in de chemische industrie van groter belang zouden zijn. Eén van de producenten/exporteurs beweerde zelfs dat het Russische silicium uitsluitend aan secundaire aluminiumproducenten zou worden verkocht.

(80) Deze bewering werd niet door de feiten gestaafd. Geconstateerd werd dat het Russische silicium aan alle groepen afnemers werd verkocht, zowel de chemische industrie als primaire en secundaire aluminiumproducenten, en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in alle marktsegmenten met concurrentie te maken heeft.

(81) De voorlopige conclusie is daarom dat er sprake is van concurrentie tussen het silicium dat door de Russische producenten wordt geproduceerd en uitgevoerd, en het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap, dat de invoer van het Russische product met dumping geschiedde en dat dit schade heeft veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. De voorlopige conclusie is dat dit argument niet op de werkelijkheid berust.

3. Gevolgen van andere factoren

3.1. Gestegen productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(82) Het onderzoek wijst uit dat de gemiddelde kosten voor de productie van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap zich als volgt ontwikkelden:

TABEL 19 Gemiddelde productiekosten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(83) In de beoordelingsperiode zijn de gemiddelde productiekosten voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in reële termen met 2 % gedaald. De gemiddelde kosten daalden van circa 1250 EUR per ton in 1998 naar circa 1160 respectievelijk 1170 EUR per ton in 1999 en 2000 als gevolg van schaalvoordelen door de vergrote productiecapaciteit. De kosten stegen in 2001 en het onderzoektijdvak weer tot 1200 à 1210 EUR per ton door de gestegen inputkosten, met name voor energie en verbruiksgoederen. Zouden de verkoopprijzen op het peil van het jaar 2000 zijn gebleven (1231 EUR per ton), dan zou de bedrijfstak van de Gemeenschap een winstmarge van 1,7 % hebben kunnen maken. In een normale markt zou zelfs een hogere marge kunnen worden verwacht, als de verkoopprijzen hadden kunnen reageren op de stijging van de inputkosten en de normale inflatie.

(84) Daarom wordt voorlopig gesteld dat de ontwikkeling van de gemiddelde productiekosten niet op beduidende wijze heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

3.2. Invoer van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap

(85) In tegenstelling tot wat werd beweerd, zijn er geen aanwijzingen gevonden dat de bedrijfstak van de Gemeenschap Russisch silicium zou hebben gekocht en ingevoerd. In sommige gevallen is door bedrijven die met de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verbonden, Russisch silicium gekocht voor eigen gebruik. De bedrijfstak van de Gemeenschap had echter in het geheel geen zeggenschap over of invloed op deze aankopen.

(86) De voorlopige conclusie is daarom dat de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet door eigen toedoen is ontstaan.

3.3. Exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(87) Het onderzoek wijst uit dat de exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich als volgt ontwikkelden:

TABEL 20 Export van de bedrijfstak van de Gemeenschap

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Geverifieerde antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(88) Het is nuttig de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap te onderzoeken, omdat bepaalde schade-indicatoren, zoals de productie en de bezettingsgraad, hierdoor kunnen worden beïnvloed.

(89) De uitvoer van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met 50 % in de beoordelingsperiode, vooral gedurende het onderzoektijdvak. Dit is een terugval van bijna 4,8 % van de verkoop in 2001 naar minder dan 2,4 % in het onderzoektijdvak. De terugval van de export kan enigszins hebben bijgedragen tot het effect op de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar gezien de beperkte hoeveelheden is die bijdrage evenzeer beperkt. Ook mag niet worden vergeten dat de schadebeoordeling zich uitsluitend richtte op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap.

(90) Daarom wordt voorlopig gesteld dat de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet op beduidende wijze hebben bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

3.4. Afname van het verbruik in de Europese Unie

(91) Het verbruik nam over de beoordelingsperiode niet af, maar toe, namelijk met 81000 t (28 %), hoewel er van 2000 tot het onderzoektijdvak een lichte daling van 17000 t was (6 %). Omdat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden vooral blijkt uit de daling van verkoopprijzen en winstgevendheid als gevolg van het laaggeprijsde gedumpte product uit Rusland, wordt deze trend niet gezien als een belangrijke causale factor voor de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.5. Ontduiking van antidumpingmaatregelen tegen China

(92) Er wordt beweerd dat de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zou zijn veroorzaakt door ontduiking van de antidumpingmaatregelen tegen silicium uit China. Dit zou gebeuren door Chinees silicium aan te geven als van oorsprong uit Rusland of andere derde landen, om zo de antidumpingrechten te ontduiken.

(93) Wat Rusland betreft zijn hiervoor geen aanwijzingen gevonden. De omvang van de verkoop van Russisch silicium in het onderzoektijdvak volgens de aangiften van de medewerkende exporteurs komt overeen met en overtreft zelfs enigszins de hoeveelheid die door Eurostat wordt gemeld. Er lijkt derhalve geen uit Rusland ingevoerd silicium te zijn dat niet rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de medewerkende exporteurs, die gedurende het onderzoektijdvak goed waren voor 100 % van de productie.

(94) De beschikbare informatie wees uit dat de uit andere derde landen ingevoerde producten in het onderzoektijdvak ofwel in geringere hoeveelheden ofwel tegen gemiddeld hogere prijzen ofwel zowel in geringere hoeveelheden als tegen gemiddeld hogere prijzen werden verkocht dan de invoer uit Rusland.

(95) Daarom wordt voorlopig gesteld dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden niet het gevolg is van de vermeende ontduiking van antidumpingmaatregelen tegen silicium uit China.

3.6. Invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen

(96) De omvang van de invoer van silicium in de Gemeenschap uit andere landen dan Rusland ontwikkelde zich als volgt:

TABEL 21 Invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen

(hoeveelheid)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Eurostat.

TABEL 22 Invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen

(gemiddelde prijs)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Eurostat.

(97) Aangevoerd is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade heeft geleden door invoer uit andere derde landen, met name Noorwegen en Brazilië, omdat deze invoer een grotere omvang en een groter marktaandeel had dan de invoer uit Rusland.

(98) Het is waar dat de invoer uit beide landen in de beoordelingsperiode een aantal malen groter was dan die uit Rusland. In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak, toen de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap bijzonder ernstig was, nam de invoer uit deze landen echter juist af. Bovendien was de gemiddelde prijs van de invoer uit deze landen aanzienlijk hoger dan die van het Russische silicium (+29 % voor Noorwegen en +18 % voor Brazilië). Hoewel er bij de invoer uit een aantal derde landen, met uitzondering van Noorwegen, in het onderzoektijdvak sprake was van onderbieding ten opzichte van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waren de prijsverschillen relatief gering en in overeenstemming met de hogere prijs die normaal kan worden bedongen voor in de Europese Unie geproduceerd silicium ten opzichte van ingevoerd materiaal.

(99) Ook werd beweerd dat de invoer uit Zuid-Afrika en China zou hebben bijgedragen tot de geleden schade. Uit de gegevens blijkt echter duidelijk dat de invoer uit deze landen geringer was en tegen hogere prijzen werd verkocht dan die van de invoer uit Rusland.

(100) Daarom wordt geoordeeld dat de invoer in de Gemeenschap uit andere derde landen niet op beduidende wijze heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

4. Conclusie inzake de oorzaak van de schade

(101) De invoer met dumping, die in de beoordelingsperiode is toegenomen, vooral van 2000 tot het onderzoektijdvak, alsmede de geconstateerde prijsonderbieding en de druk op de prijzen, hadden aanzienlijke negatieve gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met name in termen van de verkoopprijzen en de winstgevendheid. De invoer met dumping, op een open markt met transparante prijzen, had dusdanige gevolgen voor de situatie in de bedrijfstak van de Gemeenschap dat deze hierdoor aanmerkelijke schade leed.

(102) Gelet op de bovenstaande analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap duidelijk zijn onderscheiden van de schadelijke effecten van de invoer met dumping, wordt voorlopig bevestigd dat deze andere factoren het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak in de Gemeenschap geleden schade niet hebben verbroken.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Inleiding

(103) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd voorlopig beoordeeld of het tegen het algemene belang van de Gemeenschap zou zijn antidumpingmaatregelen te nemen. De vaststelling van het belang van de Gemeenschap werd gebaseerd op de beoordeling van alle betrokken belangen, dat wil zeggen die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de onafhankelijke importeurs/handelaren en de gebruikers van het betrokken product, voorzover de betrokkenen in dit verband de gevraagde informatie hadden verstrekt.

(104) Om de waarschijnlijke gevolgen van antidumpingmaatregelen te kunnen beoordelen, heeft de Commissie alle haar bekende belanghebbenden om informatie verzocht. In het bijzonder werden vragenlijsten gezonden naar de bedrijfstak van de Gemeenschap, importeurs en gebruikers van het betrokken product en organisaties van deze bedrijven.

(105) Op deze basis werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake dumping, schade en oorzaak van de schade, dwingende redenen waren om te concluderen dat het in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap is om maatregelen te nemen.

2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(106) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft schade geleden door de invoer met dumping van laaggeprijsd silicium uit Rusland. Gezien de aard van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, die onder meer een aanzienlijke daling van de verkoopprijs heeft veroorzaakt en de winstgevendheid heeft aangetast, is de Commissie van oordeel dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen, onvermijdelijk nog verder achteruit zal gaan. Dit zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot verdere schade en op de middellange termijn mogelijk tot het verdwijnen van deze bedrijfstak, gelet op de omvang van de winstverslechtering in de beoordelingsperiode.

(107) Door middel van antidumpingmaatregelen kunnen eerlijke handelsvoorwaarden echter worden hersteld. In dat geval kan de bedrijfstak van de Gemeenschap een levensvatbare siliciumproducent blijven. Dat dit het geval is, en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap groot belang hecht aan de EU-markt, is in de jaren na 1997 duidelijk gebleken uit de investeringen die zijn gedaan in productiefaciliteiten en het terugdringen van de afhankelijkheid van ingevoerde producten. De Raad nam destijds maatregelen om eerlijke marktvoorwaarden te handhaven, door de antidumpingmaatregelen tegen silicium uit de Volksrepubliek China te verlengen. De bedrijfstak van de Gemeenschap werd daardoor in staat gesteld goede winsten te boeken en was bereid in de Europese Unie te investeren door nieuwe productiefaciliteiten in gebruik te nemen.

(108) Het is daarom in het belang van de Gemeenschap om antidumpingmaatregelen te nemen.

3. Belangen van onafhankelijke importeurs en gebruikers en mogelijke gevolgen voor de consument

(109) De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan twee haar bekende onafhankelijke importeurs en twaalf gebruikers van silicium in de Gemeenschap, alsmede één gebruikersorganisatie. Geen van de onafhankelijke importeurs verleende medewerking.

(110) Slechts van vijf van de onafhankelijke gebruikers en van de gebruikersorganisatie werd een antwoord ontvangen. De vijf reagerende gebruikers vertegenwoordigden 23 % van de invoer in de Gemeenschap en 16 % van het verbruik van silicium in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Omdat de verstrekte informatie van geringe kwaliteit was, kon echter geen volledige beoordeling van het effect van silicium op hun kosten worden gemaakt.

3.1. Mogelijke gevolgen voor de importeurs

(111) Omdat geen van de onafhankelijke importeurs medewerking verleende, wordt voorlopig gesteld dat de voorgestelde maatregelen voor de importeurs geen of slechts geringe negatieve gevolgen zullen hebben.

3.2. Mogelijke gevolgen voor de gebruikers

(112) De gebruikers van het betrokken product zijn voornamelijk producenten van siliciumproducten en van aluminium. Eén van de vijf medewerkende gebruikers was een producent van siliconen. De andere vier waren aluminiumproducenten. Ook werd een antwoord ontvangen van een organisatie van aluminiumproducenten in de Gemeenschap.

(113) De van de medewerkende gebruikers ontvangen informatie was onvolledig, maar door extrapolatie kan worden opgemaakt dat de kosten van silicium gemiddeld 10 % (uiteenlopend van 8 % tot 12 %) van hun totale omzet in het onderzoektijdvak vertegenwoordigden. Er werd weinig informatie verstrekt over de gemiddelde winstmarge die deze gebruikers behaalden. Het kan echter niet worden uitgesloten dat maatregelen voor deze bedrijven negatieve gevolgen hebben. In het slechtste geval, namelijk wanneer de rechten volledig worden doorberekend en voor de hele markt tot eenzelfde prijsstijging leiden, kan het effect van de voorgestelde maatregelen op de kosten van de gebruikers in de orde van grootte van 2,5 % liggen. Dit cijfer is echter niet geheel betrouwbaar, omdat er slechts weinig informatie beschikbaar is.

(114) Gezien echter de beperkte medewerking van de gebruikers en gelet op het niveau van de voorgestelde maatregelen, kan worden gesteld dat eventuele negatieve gevolgen voor de gebruikers niet zodanig zullen zijn dat zij opwegen tegen de verwachte voordelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.3. Mogelijke gevolgen voor de consument

(115) Het betrokken product is een industrieel basisproduct en het is daarom onwaarschijnlijk dat de voorgestelde maatregelen gevolgen zullen hebben voor individuele consumenten.

4. Concurrentie en handelverstorende gevolgen

(116) Sommige partijen hebben aangevoerd dat de voorgestelde maatregelen de keuzemogelijkheden voor de gebruikers en de beschikbaarheid van silicium op de markt van de Gemeenschap zouden beperken. Het is juist dat de bedrijfstak van de Gemeenschap alleen niet aan de vraag naar silicium in de Gemeenschap kan voldoen. De maatregelen zijn echter bedoeld om billijke en daadwerkelijke concurrentie op de EG-markt te herstellen, door de handelverstorende gevolgen van schadelijke dumping door de Russische producenten/exporteurs te corrigeren. Silicium uit Rusland zal naar alle waarschijnlijkheid op de markt van de Gemeenschap verkrijgbaar blijven. Ook blijven grote hoeveelheden silicium uit andere derde landen beschikbaar. De gebruikers zullen dus de keuze houden tussen de concurrerende producten, zij het tegen prijzen die niet door dumping tot stand komen en die geen schade toebrengen. Deze keuzevrijheid zou daarentegen hoogstwaarschijnlijk worden aangetast indien de bedrijfstak van de Gemeenschap verdere schade blijft ondervinden door het uitblijven van antidumpingmaatregelen en daardoor uiteindelijk zou verdwijnen als leverancier van silicium.

(117) Indien in deze zaak geen maatregelen worden genomen, zal de concurrentieverstoring slechts worden gehandhaafd en versterkt, waardoor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zal verslechteren. Inkrimping van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal leiden tot een vermindering van de concurrentie en de keuzevrijheid van de gebruikers op de EG-markt.

5. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(118) Op basis van de voorgaande feiten en overwegingen wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn geen maatregelen te nemen ten aanzien van de invoer van silicium uit Rusland.

G. VOORLOPIGE MAATREGELEN

1. Voorlopige schademarge

(119) Nu is vastgesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden door invoer met dumping en dat er geen dwingende redenen zijn om geen maatregelen te nemen, moeten maatregelen worden vastgesteld waarvan het niveau voldoende hoog is om een einde te maken aan de schade die door deze invoer is veroorzaakt, zonder dat de vastgestelde dumpingmarges evenwel mogen worden overschreden.

(120) Bij het berekenen van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van de invoer met dumping worden geneutraliseerd, is overwogen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken, zoals die op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap zou kunnen worden gemaakt wanneer er geen sprake was van dumping. Bij het beoordelen van deze mogelijke winst bekeek de Commissie de winsten die de bedrijfstak van de Gemeenschap boekte in de periode 1998-2000, voordat de gevolgen van de invoer uit Rusland zich volledig deden gevoelen.

(121) Op grond van deze gegevens werd voorlopig vastgesteld dat een winstmarge van 6,5 % op de omzet als een passend minimum kon worden beschouwd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in afwezigheid van schadeveroorzakende dumping redelijkerwijs zou kunnen behalen.

(122) Er is aangevoerd dat een dergelijke winstmarge te hoog zou zijn en dat een marge van 2 % tot 3 % voor bedrijven in deze sector passender is, gegeven de gemiddelde winsten die bedrijven in de chemische sector in recente jaren hebben geboekt. Geconstateerd is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1998, voordat het effect van de schadelijke dumping uit Rusland zich deed gevoelen, een gezonde winstmarge van 12,6 % behaalde. Dit lijkt erop te wijzen dat siliciumproducenten betere prestaties kunnen leveren dan andere bedrijven in de chemische sector. Gezien de veranderingen die zich op de siliciummarkt van de Gemeenschap tussen 1998 en het onderzoektijdvak hebben voorgedaan, wordt echter geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap dergelijke winsten niet zou kunnen behalen, zelfs niet als er van dumping geen sprake was. Een winstmarge van 6,5 % wordt echter redelijk geacht, gezien de ontwikkeling van de winstgevendheid gedurende de beoordelingsperiode. Een dergelijke winstmarge zal de bedrijfstak van de Gemeenschap bovendien in staat stellen de noodzakelijke langetermijninvesteringen te doen.

(123) In overeenstemming hiermee werden schademarges vastgesteld die gelijk zijn aan het verschil tussen enerzijds de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, vermeerderd met voornoemde winstmarge, en anderzijds de gecorrigeerde netto verkoopprijzen van het ingevoerde silicium. Dit verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs grens Gemeenschap, vóór inklaring. Deze berekeningen hebben geleid tot schademarges van 25,6 % en 25,2 %.

2. Voorgesteld voorlopig antidumpingrecht

(124) Gezien het bovenstaande, en in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening, moet het voorlopige antidumpingrecht worden vastgesteld op het niveau van de schademarge of, indien dat lager is, van de dumpingmarge. De in te stellen rechten zijn daarom als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

H. SLOTBEPALING

(125) Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen inzake de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en met het oog op de eventuele vaststelling van definitieve maatregelen herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld op silicium met een siliciumgehalte van minder dan 99,99 gewichtspercenten, ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit Rusland.

2. De voorlopige antidumpingrechten, van toepassing op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn voor producten van onderstaande producenten als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders bepaald zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. Het in lid 1 bedoelde product kan in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht nadat daarvoor een zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om te worden gehoord door de Commissie.

2. Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2003.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1.

(3) PB C 246 van 12.10.2002, blz. 12.

(4) Verordening (EG) nr. 2496/97 van de Raad (PB L 345 van 16.12.1997, blz. 1).