Home

Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden

Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden

Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden

Publicatieblad Nr. L 224 van 06/09/2003 blz. 0001 - 0006


Verordening (EG) nr. 1567/2003 van het Europees Parlement en de Raad

van 15 juli 2003

betreffende steun voor beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 179,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap maakt zich grote zorgen over de reproductieve en seksuele gezondheid van vrouwen en mannen met name in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 49 jaar in ontwikkelingslanden. De hoge moedersterfte- en ziektecijfers, het gebrek aan een compleet aanbod van veilige en betrouwbare diensten, leveringen en voorlichting op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheidzorg alsmede de verspreiding van HIV/AIDS ondermijnen de inspanningen om armoede uit te bannen, de duurzame ontwikkeling te stimuleren, meer kansen te creëren en het welzijn in ontwikkelingslanden te waarborgen.

(2) De persoonlijke keuzevrijheid, door voldoende toegang tot informatie, onderwijs en dienstverlening in verband met vraagstukken op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, is een belangrijke factor van vooruitgang en ontwikkeling en vereist zowel overheidsmaatregelen als individuele verantwoordelijkheidszin.

(3) Het recht op een zo hoog mogelijk niveau van lichamelijke en geestelijke gezondheid is een fundamenteel mensenrecht, dat in de lijn ligt van artikel 25 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Eenvijfde van de wereldbevolking blijft van dit recht verstoken.

(4) Volgens artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dient bij de vaststelling en uitvoering van het beleid en de maatregelen van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te worden gewaarborgd.

(5) De Gemeenschap en haar lidstaten eerbiedigen het recht van eenieder vrij te besluiten over het aantal kinderen en geboortespreiding. Zij veroordelen iedere schending van de mensenrechten in de vorm van gedwongen abortus en sterilisatie, kindermoord of het verstoten, in de steek laten of slecht behandelen van ongewenste kinderen als middel om de bevolkingsaanwas onder controle te houden.

(6) Zowel het Europees Parlement als de Raad heeft een oproep gedaan voor grotere inspanningen van de Gemeenschap op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden.

(7) Artikel 25, lid 1, onder c) en d), en artikel 31, onder b), punt iii), van de Partnerschapsovereenkomst ACS-EU(3) die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend, beogen duidelijk de integratie van de strategieën om de toegang tot fundamentele sociale dienstverlening te verbeteren.

(8) De Gemeenschap en haar lidstaten blijven in hoge mate bijdragen tot de bredere inspanningen ter ondersteuning van beleid en maatregelen op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden en zeggen toe op dit vlak een leidende rol te blijven spelen waarbij voorrang zal worden gegeven aan gezondheidszorg als onderdeel van een algemeen beleid ter bestrijding van armoede.

(9) De Gemeenschap en haar lidstaten zijn vastbesloten volledig bij te dragen tot de verwezenlijking van de aan het begin van het millennium vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, namelijk vermindering van de moedersterfte met driekwart, gelijke behandeling voor mannen en vrouwen en wereldwijde bevordering van de toegang tot de seksuele en reproductieve gezondheidszorg.

(10) Tijdens de Conferentie in Monterrey werd overeengekomen dat de verhoogde ontwikkelingshulp en de verlichting van de schuldenlast ten goede zouden komen aan betere gezondheidszorg en beter onderwijs; de Unie moet een belangrijke rol spelen bij het onderzoek hoe de verhoogde ontwikkelinghulp doeltreffender kan worden ingezet voor een betere duurzame ontwikkeling.

(11) De Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD), die in 1994 in Cairo plaatsvond, en de ICPD + 5 in 1999 zetten een ambitieuze agenda uit. De Gemeenschap en haar lidstaten handhaven hun verbondenheid met de specifieke doelstelling van reproductieve gezondheid waarover tijdens de ICPD overeenstemming werd bereikt, namelijk om via eerstelijns gezondheidszorgstelsels reproductieve gezondheidszorg toegankelijk te maken voor eenieder in de desbetreffende leeftijdsgroep, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in 2015 ICPD-(actieprogramma, punt 7.6).

(12) De Gemeenschap en haar lidstaten dienen zich te houden aan de beginselen waarover overeenstemming is bereikt op de ICPD en op de ICPD + 5 en dienen een beroep te doen op de internationale gemeenschap, met name de geïndustrialiseerde landen, om gezamenlijk een passend gedeelte van de in het ICPD-actieprogramma vastgestelde financiële last op zich te nemen.

(13) Sinds de ICPD is de nodige vooruitgang geboekt, maar er moet nog veel worden gedaan om te waarborgen dat iedere vrouw de kans krijgt haar zwangerschap probleemloos te doorlopen en in veilige omstandigheden te bevallen, en om tegemoet te komen aan de behoeften van adolescenten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en een einde te maken aan geweld tegen en misbruik van vrouwen, vluchtelingen en oorlogsslachtoffers inbegrepen.

(14) De ononderbroken aanvoer, beschikbaarheid en betaalbaarheid van doeltreffendere en aanvaardbaardere voorbehoedsmiddelen en middelen ter bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, zoals HIV/AIDS, is van vitaal belang bij het bereiken van de ICPD-doeleinden; dit vereist voldoende aanvoer van en keuze uit hoogwaardige producten die gerelateerd zijn aan de reproductieve gezondheid, voor ieder die daaraan behoefte heeft. Deze vorm van veiligheid behoeft niet alleen de producten zelf, maar ook planning, financiering, en aanvoer en levering op de juiste plaats en het juiste tijdstip.

(15) Op de Vrouwenconferentie van Beijing van de Verenigde Naties in 1995 en op Beijing + 5 werden de doelstellingen van het ICPD-actieprogramma bevestigd, waarin werd erkend dat onveilige abortuspraktijken het leven van een groot aantal vrouwen in gevaar brengen en dat sterfte en invaliditeit kunnen worden voorkomen door maatregelen in het reproductieve gezondheidsstelsel die veiligheid en doeltreffendheid bevorderen.

(16) Regelingen ter bevordering van sterilisatie of abortus en oneigenlijke methoden voor het testen van anticonceptiemiddelen in ontwikkelingslanden komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening. Bij het ten uitvoer leggen van samenwerkingsmaatregelen, dient de op de ICPD, met name in punt 8.25 van het ICPD-actieprogramma, genomen beslissing dat abortus nooit mag worden gepropageerd als methode voor geboorteplanning, streng in acht te worden genomen. Post-abortusadviezen, voorlichting en geboorteplanningdiensten moeten snel worden aangeboden, mede om herhaalde abortussen te voorkomen.

(17) De ervaring wijst uit dat bevolkings- en ontwikkelingsprogramma's het doeltreffendst zijn wanneer stappen zijn ondernomen om de status van vrouwen te verbeteren (ICPD-actieprogramma, punt 4.1). De gelijkheid van man en vrouw is een voorwaarde voor een betere reproductieve gezondheid en mannen moeten de volle verantwoordelijkheid nemen voor hun seksuele en reproductieve gedrag (ICPD-actieprogramma, punt 4.25).

(18) De doeltreffendheid van de programma's tot ondersteuning van op nationaal niveau gevoerde strategieën ter verbetering van de reproductieve en seksuele gezondheid in ontwikkelingslanden hangt voor een deel af van een verbeterde coördinatie van hulp op zowel Europees als internationaal niveau, met name met de VN-agentschappen, -fondsen en -programma's en meer in het bijzonder met het VN-fonds voor bevolkingsvraagstukken.

(19) Aanbieders van reproductieve gezondheidszorg moeten een hoofdrol spelen bij het voorkomen van HIV/AIDS en andere seksueel overdraagbare aandoeningen.

(20) Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's(4), die van toepassing is tot en met 31 december 2002, wordt door de voorliggende verordening overbodig en kan derhalve worden ingetrokken. De ervaring die is opgedaan bij de toepassing ervan dient haar weerslag te vinden in de toepassing van deze verordening.

(21) Deze verordening legt, voor de gehele looptijd van het daarbij vastgestelde programma, een financieel kader vast dat, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(5), voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(22) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(23) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, te weten de verbetering van de seksuele en reproductieve gezondheid en de eerbiediging van de daarmee verband houdende rechten, met name in de ontwikkelingslanden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Doelstelling en werkingssfeer

Artikel 1

1. De Gemeenschap steunt maatregelen om de reproductieve en seksuele gezondheid in ontwikkelingslanden te verbeteren en de eerbiediging van de daarmee verband houdende rechten te waarborgen.

2. De Gemeenschap verstrekt financiële bijstand en passende knowhow met het oog op de bevordering van een holistische aanpak en van de erkenning van reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, zoals gedefinieerd in het ICPD-actieprogramma, alsmede veilig moederschap en universele toegang tot een alomvattend aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid.

3. Bij de toewijzing van deze middelen en knowhow wordt voorrang verleend aan:

a) de armste en minst ontwikkelde landen en de minst bevoorrechte groepen van de bevolking in ontwikkelingslanden;

b) acties die het beleid en de capaciteiten van ontwikkelingslanden, alsmede de via andere instrumenten van de ontwikkelingssamenwerking verleende bijstand aanvullen en versterken.

Artikel 2

De doelstellingen van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van deze verordening, zijn:

a) het recht van vrouwen, mannen en adolescenten op een goede reproductieve en seksuele gezondheid te waarborgen;

b) vrouwen, mannen en adolescenten toegang te bieden tot een alomvattend aanbod van hoogwaardige, veilige, toegankelijke, betaalbare en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid, alsmede tot producten, onderwijs en voorlichting, met inbegrip van informatie over allerlei methoden van gezinsplanning;

c) de moedersterfte- en ziektecijfers terug te dringen, met name in landen en onder bevolkingsgroepen die daardoor zwaar worden getroffen.

Artikel 3

1. De financiële steun van de Gemeenschap is bestemd voor specifieke projecten, gericht op de armste en kwetsbaarste lagen van de bevolking in zowel landelijke als stedelijke gebieden, die de in artikel 2 beschreven doelstellingen bevorderen en, in het bijzonder, voor projecten die erop gericht zijn:

a) beleids- en operationele kaders en maatregelen te steunen en te bevorderen, die zijn afgestemd op specifieke doelstellingen, teneinde het recht van eenieder op passende fundamentele gezondheidszorg en verantwoordelijke dienstverlenende instanties te verwezenlijken;

b) betere toegang te waarborgen tot kwalitatief hoogstaande reproductieve- en seksuelegezondheidszorgdiensten, met name door hun een keuze te bieden uit diverse anticonceptiemiddelen en door preventie en diagnose van seksueel overgedragen infecties, zoals HIV/AIDS, en door het aanbod van advies en onderzoek op basis van vrijwilligheid en vertrouwelijkheid;

c) zowel adolescenten als jonge volwassenen onderwijs te bieden waarbij de samenhang tussen geboorteplanning, reproductieve gezondheid, seksueel overdraagbare aandoeningen en de invloed van HIV/AIDS op de samenleving centraal staat, ze te voorzien van de nodige informatie, diensten en vaardigheden om hun reproductieve en seksuele gezondheid te beschermen en ongewenste zwangerschappen te voorkomen en ze volledig te betrekken bij het ontstaan en de uitvoering van dergelijke programma's;

d) op te treden tegen praktijken die schadelijk zijn voor de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen, adolescenten en kinderen, zoals verminking van de vrouwelijke genitaliën, seksueel geweld, kinderhuwelijken en huwelijken op jonge leeftijd;

e) de permanente aanvoer, beschikbaarheid en betaalbaarheid te waarborgen van meer doeltreffende en aanvaarde anticonceptiemethoden en bescherming tegen seksueel overgedragen infecties, zoals HIV/AIDS;

f) alomvattende programma's te bevorderen voor de gezondheid van moeders, met inbegrip van de verstrekking van hoogwaardige zwangerschapszorg, verloskundige hulp en postnatale zorg en de totstandkoming en/of uitbreiding van een vereniging van opgeleide verloskundigen;

g) doeltreffende obstetrische hulp te verschaffen in noodgevallen, alsmede kraamzorg, onder andere bij complicaties door onveilige abortus;

h) het aantal onveilige abortussen te verminderen door het terugdringen van ongewenste zwangerschappen via het aanbieden van voorlichting over geboorteplanning, begripvolle raad en informatie, zoals over de toepassing van anticonceptie en door investering in de opleiding en uitrusting van deskundig medisch personeel ter behandeling van complicaties als gevolg van onveilige abortussen, onder aanvaardbare hygiënische en veiligheidsvoorwaarden.

2. Om het bovenstaande te implementeren dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de verbetering van de gezondheidszorgstelsels in ontwikkelingslanden. Tijdens dit proces dient de participatie en de raadpleging van plaatselijke gemeenschappen, gezinnen en belanghebbenden te worden gewaarborgd, met bijzondere aandacht voor armen, vrouwen en jongeren. Voorts dienen alle maatregelen, willen de verbeteringen van gezondheid en welzijn duurzaam zijn, te worden geïmplementeerd in samenhang met brede investeringen in de sociale sector, met inbegrip van onderwijs, gemeenschapsactie, gelijkheid en genderaspecten, verbetering van het milieu, economisch welzijn, voedselveiligheid en voeding.

Artikel 4

1. In het kader van de in artikel 3 bedoelde acties kan de steun van de Gemeenschap worden verleend in de vorm van:

a) financiering van onderzoek en actieprogramma's (voorzover mogelijk uitgevoerd door of in samenwerking met deskundigen of instellingen uit het partnerland);

b) technische bijstand, opleiding, adviesverlening of andere diensten;

c) leveringen, zoals medische artikelen en grondstoffen, en werken;

d) audits en evaluatie- en controlemissies.

Voorrang wordt verleend aan de verbetering van de nationale capaciteit met het oog op de levensvatbaarheid op de lange termijn.

2. De communautaire financiering mag zowel investeringsuitgaven dekken, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de voorwaarde dat met dit project, voorzover mogelijk, naar duurzaamheid op middellange termijn wordt gestreefd, vaste kosten (met inbegrip van administratie-, onderhouds- en lopende kosten), die tijdelijk een last voor de partner betekenen, zodat de in lid 1 bedoelde steun optimaal kan worden benut.

Hoofdstuk II Implementatie van hulp

Artikel 5

1. De financiële steun van de Gemeenschap krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

2. Voor iedere samenwerkingsactie wordt de in artikel 6 genoemde partners verzocht om een financiële bijdrage. Bij de vaststelling van die bijdrage dient rekening te worden gehouden met de capaciteit van de betrokken partners en de aard van de actie. In bepaalde omstandigheden mag de bijdrage in natura worden geleverd, indien de partner een niet-gouvernementele organisatie (NGO) is of een organisatie van een lokale gemeenschap.

3. De levering van financiële bijstand in het kader van deze verordening kan cofinanciering met andere donors omvatten, in het bijzonder met lidstaten, de Verenigde Naties, en internationale of regionale ontwikkelingsbanken of financiële instellingen.

4. In de context van de acties waarnaar verwezen wordt in artikel 3, lid 1, onder b) t/m g), zal ernaar gestreefd worden het optreden dat gericht is op de reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, te combineren met activiteiten ter bestrijding van ziektes die het gevolg zijn van armoede.

Artikel 6

1. De partners die voor financiële bijstand in het kader van deze verordening in aanmerking komen, zijn:

a) administratieve autoriteiten en organen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau;

b) lokale autoriteiten en andere gedecentraliseerde organen;

c) lokale gemeenschappen, NGO's, organisaties van lokale gemeenschappen en andere natuurlijke en rechtspersonen uit de particuliere sector met een non-profitkarakter;

d) regionale organisaties;

e) internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en VN-organisaties, -fondsen en -programma's en ontwikkelingsbanken, financiële instellingen, wereldwijde initiatieven, internationale publieke/particuliere partnerschappen;

f) onderzoeksinstellingen en universiteiten.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, onder e), verleent de Gemeenschap financiële bijstand aan partners waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in een lidstaat of een derde land dat in het kader van deze verordening communautaire bijstand krijgt of daarvoor in aanmerking kan komen, mits dit kantoor het feitelijke centrum is vanwaaruit de zakelijke activiteiten worden bestuurd. In uitzonderlijke gevallen mag dit kantoor zich in een ander derde land bevinden.

Artikel 7

1. Voorzover deze acties het voorwerp zijn van financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en landen waar krachtens deze verordening acties worden gefinancierd, moeten de overeenkomsten de bepaling omvatten dat de betaling van belastingen, heffingen en andere lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

2. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of -contracten dienen de bepaling te omvatten dat zij onderworpen zijn aan controle door de Commissie, die ter plaatse inspecties mag uitoefenen, alsmede aan audits door de Rekenkamer, volgens de gebruikelijke methoden die door de Commissie zijn vastgesteld in het kader van de geldende bepalingen, in het bijzonder die van het Financieel Reglement(7), dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hierna "Financieel Reglement" genoemd.

3. Er dienen maatregelen te worden getroffen om tot uitdrukking te laten komen dat de krachtens deze verordening verleende steun afkomstig is van de Gemeenschap.

Artikel 8

1. De deelname aan aanbestedingen en de gunning van opdrachten of contracten staat op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de lidstaten en alle ontwikkelingslanden. De deelname mag in uitzonderlijke gevallen worden opengesteld voor andere derde landen.

2. Leveringen zijn afkomstig uit de begunstigde landen, andere ontwikkelingslanden of de lidstaten. Leveringen mogen in uitzonderlijke gevallen afkomstig zijn uit andere derde landen.

Artikel 9

1. Om de doelstellingen van samenhang en complementariteit, zoals bedoeld in het Verdrag, te verwezenlijken en om optimale doeltreffendheid van de steun te garanderen, kan de Commissie alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen nemen, met name:

a) totstandbrenging van een systeem voor systematische uitwisseling en analyse van gegevens over gefinancierde acties en acties die de Gemeenschap en de lidstaten overwegen te financieren;

b) coördinatie van de implementatie van acties op de plaats van uitvoering, door middel van regelmatige vergaderingen en uitwisseling van informatie tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het begunstigde land.

2. In samenwerking met de lidstaten mag de Commissie alle nodige initiatieven nemen om te zorgen voor een optimale coördinatie met andere betrokken donors, in het bijzonder donors die onder het systeem van de Verenigde Naties vallen.

Hoofdstuk III Financiële en besluitvormingsprocedures

Artikel 10

1. Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening in de periode van 2003 tot en met 2006 wordt hierbij vastgesteld op 73,95 miljoen EUR. De jaarlijkse allocatie geschiedt niet dan na overeenstemming van de begrotingsautoriteit inzake de passende financieringsmiddelen uit hoofde van de financiële vooruitzichten of met behulp van de instrumenten in het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 11

1. De Commissie is verantwoordelijk voor de opstelling van strategische programmeringsrichtlijnen, waarin de samenwerkingsacties van de Gemeenschap worden vastgesteld in termen van meetbare doelstellingen, prioriteiten, termijnen voor specifieke actiegebieden, uitgangspunten en verwachte resultaten. Programmering geschiedt op jaarbasis en is indicatief.

2. De jaarlijkse gedachtewisseling met de lidstaten vindt plaats op basis van een presentatie door de vertegenwoordiger van de Commissie van de strategische programmeringsrichtlijnen voor de uit te voeren acties, binnen het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité. Het comité brengt over deze zaken advies uit volgens de procedure van artikel 13, lid 2.

Artikel 12

1. De Commissie is verantwoordelijk voor het voorafgaand onderzoek, de besluitvorming en het beheer van de onder deze verordening vallende acties, volgens de geldende budgettaire en andere procedures, met name die welke zijn vastgelegd in het Financieel Reglement.

2. Besluiten betreffende acties waarvoor financiering krachtens deze verordening meer dan 3 miljoen EUR bedraagt, evenals alle wijzigingen van bedoelde acties die een overschrijding met meer dan 20 % van het oorspronkelijk voor de betrokken actie vastgestelde bedrag met zich brengen, worden overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, aangegeven procedure goedgekeurd.

3. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van besluiten en wijzigingen van deze acties voor bedragen van 3 miljoen EUR of minder.

Artikel 13

1. De Commissie wordt bijgestaan door het geografisch ontwikkelingscomité dat bevoegd is voor ontwikkeling.

2. In gevallen waarin wordt verwezen naar onderhavig lid, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 45 dagen.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Hoofdstuk IV Rapporten en slotbepalingen

Artikel 14

1. Na elk begrotingsjaar legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag voor over het EG-beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, met daarin informatie over de richtsnoeren voor haar jaarlijkse indicatieve strategische programma, in de loop van dat begrotingsjaar gefinancierde acties, alsmede haar conclusies betreffende de uitvoering van deze verordening in het voorgaande begrotingsjaar. Het overzicht bevat met name informatie over de sterke en zwakke punten van de acties, de organisaties waarmee contracten zijn gesloten, en de bedragen die met deze contracten zijn gemoeid, alsmede de resultaten van eventuele onafhankelijke evaluaties van specifieke acties.

2. Uiterlijk een jaar vóór het verstrijken van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig onafhankelijk beoordelingsrapport voor over de uitvoering ervan met het doel vast te stellen of de krachtens deze verordening uitgevoerde maatregelen effectief zijn geweest en om richtlijnen te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. Op basis van dit beoordelingsrapport kan de Commissie voorstellen doen voor de toekomst van deze verordening en, voorzover nodig, voorstellen deze te wijzigen.

Artikel 15

Verordening (EG) nr. 1484/97 wordt ingetrokken. Acties waartoe is besloten in het kader van Verordening (EG) nr. 1484/97, worden gecontinueerd op basis van die verordening.

Artikel 16

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Zij is van toepassing tot en met 31 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

G. Tremonti

(1) PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 260.

(2) Advies van het Europees Parlement van 13 februari 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 juni 2003.

(3) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(4) PB L 202 van 30.7.1997, blz. 1.

(5) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.