Home

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008

24.12.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/3


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008

(2004/C 320/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie(2),

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Estland behandeld, dat betrekking heeft op de periode 2004-2008. Het programma voldoet grotendeels aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is gericht op de handhaving van gezonde overheidsfinanciën die worden gekenmerkt door een begrotingssituatie die nagenoeg in evenwicht is of een overschot vertoont. Hiertoe mikt het programma op een klein overschot van 0,7 % van het BBP in 2004 (in 2003 was er een overschot van 2,6 % van het BBP) en een sluitende begroting vanaf 2005, gepaard gaande met een geleidelijke verlaging van zowel de inkomsten- als de uitgavenquote, na een stijging van beide quotes in 2004 naar aanleiding van de toetreding tot de EU. Ook de overheidsinvesteringen zullen naar verwachting hoog blijven, zij worden door de Commissie geraamd op 4,5 % van het BBP in 2004 en 4,3 % van het BBP in 2005. In het programma wordt met name rekening gehouden met hervormingen die leiden tot lagere directe belastingen, in combinatie met een verhoging van de overdrachten en de belastingaftrekken. Een sterke groei, betere belastinginning, bezuinigingen aan de uitgavenzijde en wijzigingen in de uitgavenstructuur, naast hogere accijns- en BTW-inkomsten, zouden de financiering van deze hervormingen mogelijk moeten maken. De schuldquote, die in 2003 5,8 % van het BBP bedroeg, is zeer laag en zal tegen 2008 naar verwachting verder dalen tot 3,2 % van het BBP.

Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gebaseerd te zijn op aannemelijke hypothesen voor de BBP-groei, die gedurende de programmaperiode tussen 5 en 6 % zou liggen. De stijging van de binnenlandse vraag (ongeveer 7 % per jaar) en de aantrekkende uitvoergroei (tot 10 % per jaar) zouden de belangrijkste drijvende krachten achter de groei zijn. De particuliere consumptie zal naar verwachting jaarlijks stijgen met 5 à 6 %. Verwacht wordt dat de dynamiek van de investeringen, die zouden toenemen met 7 tot 9 % per jaar, behouden zal blijven, ook al zullen, anders dan in de afgelopen jaren, niet langer groeipercentages van meer dan 10 % worden gehaald. Ook de prognose voor de inflatie lijkt realistisch: verwacht wordt dat deze, na in 2003 een historisch laagterecord van 1,3 % te hebben bereikt, vanaf 2004 opnieuw zal stijgen tot ongeveer 3 %. Er wordt van uitgegaan dat het huidige hoge tekort op de lopende rekening (13,7 % van het BBP in 2003; 12,6 % volgens de herziene cijfers) tegen 2008 zal dalen tot ongeveer 8 % van het BBP, wat nog aan de hoge kant is.

De risico's voor de begrotingsprognoses lijken vrijwel in evenwicht. Enerzijds heeft Estland tijdens de voorbije jaren steeds blijk gegeven van voorzichtigheid bij de prognoses en de begrotingsdoelstellingen herhaaldelijk overtroffen. Anderzijds kan een onverwachte inkomstendaling als gevolg van de geplande belastingverlagingen of een negatieve impact van exogene schokken op de groei, niet volledig worden uitgesloten. Bijgevolg lijkt het in het programma geschetste begrotingsbeleid te volstaan voor de handhaving van de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is. Ook moet worden gezorgd voor een veiligheidsmarge die groot genoeg is om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP bij normale macro-economische schommelingen wordt overschreden. De snelle vermindering van de overschotten vanaf 2004 in een periode van aanhoudende dynamische groei, zoals volgens het programma de bedoeling is, houdt waarschijnlijk in dat er een uitgesproken procyclisch begrotingsbeleid zal worden gevoerd. Aangezien een hoog tekort op de externe rekening in de loop van de programmaperiode het belangrijkste verstorende element voor het macro-economisch evenwicht van Estland zal blijven, zijn een streng begrotingsbeleid en een zorgvuldige bewaking van de kredietgroei nog belangrijker om het externe onevenwicht duurzaam te corrigeren.

De schuldquote van Estland, die minder dan 6 % van het BBP bedraagt, behoort tot de laagste van de EU en zal naar verwachting tijdens de programmaperiode met een verdere 2,6 procentpunt afnemen. De feitelijke ontwikkeling zal waarschijnlijk nog gunstiger uitvallen dan voorspeld omdat de recente herziening van de nationale rekeningen zal leiden tot een permanent hoger BBP-niveau en bijgevolg ook tot een permanent hogere noemer voor de quotes.

Estland bevindt zich in een gunstige positie om de budgettaire kosten van de vergrijzing op te vangen. Een lage overheidsschuld, aanzienlijke financiële reserves van de overheid en een begrotingsstrategie op middellange termijn die volledig in overeenstemming is met de doelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, naast de hervormingen van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg waarmee wordt beoogd de budgettaire druk op langere termijn te verlichten, moeten ervoor zorgen dat de overheidsfinanciën op een houdbaar niveau blijven.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Estland

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Reële BBP-groei (%)(3)

4,7

5,3

5,8

5,6

5,9

5,8

Werkgelegenheidsgroei (%)

1,5

0,9

0,7

0,3

0,2

0,2

HICP-inflatie (%)

1,3

3,1

3,0

2,8

2,8

2,8

Overheidssaldo (% van het BBP)(3)

2,6

0,7

0,0

0,0

0,0

0,0

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)(3)

5,8

5,4

5,1

4,7

3,4

3,2


http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.