Home

2004/165/EG: Beschikking van de Commissie van 27 november 2002 betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling "Thüringer Konsolidierungsprogramm" (Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4357) (Voor de EER relevante tekst)

2004/165/EG: Beschikking van de Commissie van 27 november 2002 betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling "Thüringer Konsolidierungsprogramm" (Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4357) (Voor de EER relevante tekst)

2004/165/EG: Beschikking van de Commissie van 27 november 2002 betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling "Thüringer Konsolidierungsprogramm" (Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4357) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 061 van 27/02/2004 blz. 0001 - 0012


Beschikking van de Commissie

van 27 november 2002

betreffende de door Duitsland ten uitvoer gelegde steunregeling "Thüringer Konsolidierungsprogramm"

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4357)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/165/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

1. DE PROCEDURE

(1) De Richtlinie zum Thüringer Konsolidierungsprogramm (richtsnoeren betreffende het Thüringer consolideringsprogramma; hierna "de richtsnoeren") werd op 20 juli 1993 van kracht(1). De autoriteiten van de deelstaat Thüringen gingen ervan uit dat deze richtsnoeren in overeenstemming waren met de in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf(2) van 1992 (hierna: "het MKB-steunkader") ingevoerde de-minimisregels, zodat de regeling niet overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag hoefde te worden aangemeld.

(2) Op 16 januari 1996 werden de richtsnoeren vervangen door het Thüringer MKB-leningsprogramma.

(3) De Commissie heeft Duitsland bij schrijven SG(99) D/580 van 26 januari 1999 in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze maatregel de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden.

(4) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) bekendgemaakt. De Commissie heeft alle andere belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken maatregel te maken, maar ontving geen opmerkingen van andere belanghebbenden.

Bij brief van 2 maart 1999 verzocht Duitsland om een verlenging van de termijn voor het indienen van opmerkingen; deze verlenging werd toegestaan bij schrijven van de Commissie van 11 maart 1999. De Duitse autoriteiten dienden hun opmerkingen in bij brieven van 29 maart, 19 augustus en 26 augustus 1999.

(5) Duitsland zond zijn definitieve standpunt bij brief van 26 november 2001.

2. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

2.1. Benaming en rechtsgrond

(6) De steun werd verleend door de staatsbank Thüringer Aufbaubank in opdracht van het ministerie van Economische Zaken van de deelstaat Thüringen, op grond van paragrafen 23, 44 en 44a van het financieel reglement van de deelstaat Thüringen, in overeenstemming met de richtsnoeren voor het Thüringer consolideringsprogramma.

2.2. Begunstigden

(7) De richtsnoeren zijn gericht op kleine en middelgrote ondernemingen ("KMO's") - gedefinieerd volgens de criteria "omzet" en "aantal werknemers", echter niet volgens het criterium "onafhankelijkheid" van het MKB-steunkader van 1992(4) -, met inbegrip van door de Treuhandanstalt beheerde ondernemingen. In punt 3 van de richtsnoeren ("begunstigden") is uitdrukkelijk aangegeven dat de levensmiddelenindustrie voor steun in aanmerking komt. De overige gevoelige sectoren (ijzer- en staalindustrie, scheepsbouw, automobielindustrie, landbouw, visserij, vervoer en kolenindustrie) werden niet uitdrukkelijk uitgesloten. In uitzonderlijke gevallen kan de steun (bij besluit van de bevoegde minister) ook worden verleend aan ondernemingen die de in het MKB-steunkader genoemde plafonds inzake omzet en aantal werknemers overschrijden.

2.3. Looptijd

(8) De richtsnoeren voor het Thüringer consolideringsprogramma werden op 20 juli 1993 voor onbepaalde duur van kracht en zijn op 16 januari 1996 door het Thüringer MKB-leningsprogramma vervangen.

2.4. Doelstelling

(9) De steun wordt toegekend in de vorm van goedkope leningen die door de staatsbank Thüringer Aufbaubank via de huisbank van de ondernemingen - die ook het primaire risico draagt - verstrekt aan de begunstigden. De huisbank kan een garantie ("Haftungsfreistellung") verkrijgen tot 60 % van het bedrag van de lening (in de richtsnoeren is niet voorzien in een garantievergoeding). De Thüringer Aufbaubank en de huisbank kunnen een eenmalige provisie van 0,1 % van het leningsbedrag ontvangen.

(10) De richtsnoeren zijn bestemd voor ondernemingen met liquiditeits- en rentabiliteitsproblemen en moeten de herschikking van kortlopende schulden tegen goedkopere rente mogelijk maken. Een schuldherschikking ten laste van de Thüringen Aufbaubank is uitgesloten.

(11) De consolidatieleningen worden verstrekt op voorwaarde dat de onderneming een valabel, omvattend consolideringsplan indient door middel waarvan, met inaanmerkingneming van de herfinancieringslening, een duurzaam herstel van de rentabiliteit van de ondernemingen mag worden verwacht. In dit plan moet worden uiteengezet wat de consolidatiebehoeften van de onderneming zijn en met welke liquiditeits- en rentabiliteitsproblemen zij te kampen heeft; ook moet worden voorzien in een bijdrage van de begunstigde en van de huisbank.

(12) De leningen worden verstrekt tegen een rentevoet van tussen 5 en 8 % en hebben een looptijd van tussen drie en twaalf jaar, met een aflossingsvrije periode van twee of drie jaar. De bevoegde minister kan een afwijking op deze voorwaarden toestaan.

2.5. Intensiteit

(13) In punt 5 van de richtsnoeren ("aard, omvang en bedrag van de steun") wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat het hier de-minimissteun betreft.

(14) Volgens de bewoording van de richtsnoeren wordt de in het rentevoordeel besloten steun berekend aan de hand van het verschil tussen de daadwerkelijke rente van de lening en een aangenomen referentierentetarief. Er wordt geen rekening gehouden met het steunelement dat in de garantie besloten ligt, noch met het feit dat bij de begunstigde ondernemingen bijzondere risico's aanwezig zijn. Een direct plafond van het leningsbedrag is niet bepaald; wel dient het bedrag van de aan de onderneming toegekende steun (enkel het uit de rentesubsidie resulterende steunelement) het de-minimisplafond zoals dat via de de-minimisregel van het MKB-steunkader is vastgesteld, te onderschrijden.

(15) In de periode 1993-1996 werden, volgens een schrijven van Duitsland van 7 december 1998, in totaal 741 leningen toegekend voor een bedrag van 312,4 miljoen DEM; daarvan waren er zo'n 80 leningen bestemd voor de levensmiddelenindustrie.

2.6. Cumulering

(16) Financiële steun van de overheid die de aanvrager reeds had ontvangen, moest bij het indienen van de aanvraag worden vermeld.

2.7. Redenen voor de inleiding van de procedure

(17) De redenen voor de inleiding van de procedure bestonden hierin dat de richtsnoeren ook waren bestemd voor ondernemingen in moeilijkheden en dat in deze regeling voor de berekening van het steunelement dat resulteert uit de garantie en de bijzondere risico's van de begunstigde ondernemingen, de de-minimisregel niet werd nageleefd. In zoverre de richtsnoeren voor ondernemingen in moeilijkheden waren bestemd en in zoverre daarbij de-minimiswaarden werden overschreden, moesten volgens de Commissie de bepalingen van het desbetreffende communautaire kader worden toegepast.

(18) Voorts werden in de richtsnoeren ook de gevoelige sectoren niet uitgesloten, ofschoon de de-minimisregel niet van toepassing is in de gevoelige sectoren, omdat daar bijzondere bepalingen gelden.

(19) Om al deze redenen moesten zowel de richtsnoeren zelf als de gevallen van toepassing van de richtsnoeren waarbij de de-minimisplafonds of het de-minimistoepassingsbereik werd overschreden, worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag (ex artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag) die onrechtmatig was ten uitvoer gelegd of was toegekend.

(20) Zoals uit de doelstellingen en de bewoording van de richtsnoeren blijkt, was de regeling bedoeld voor ondernemingen in moeilijkheden. Duitsland heeft deze uitlegging betwist onder aanvoering van het argument dat het primaire risico voor de verstrekte leningen op de huisbank rust, die in elk geval - na aftrek van de garantie van 60 % - een risico van 40 % zou blijven dragen. Volgens Duitsland kan dit resterende risico niet door een garantie van andere oorsprong worden gedekt. Normaalgesproken leent een bank niet aan een onderneming in moeilijkheden, indien zulks niet gepaard gaat met toereikende bancaire garanties en zekerheden.

(21) Dit argument is om de volgende redenen niet aanvaardbaar:

a) in de regeling worden ondernemingen in moeilijkheden niet uitgesloten. In een parallel geval (het Thüringer MKB-leningsprogramma) is gebleken dat ook ondernemingen in moeilijkheden onder identieke omstandigheden steun hebben ontvangen;

b) de regeling maakt een schuldherschikking van ondernemingen in moeilijkheden bij de huisbank of bij andere financiële instellingen mogelijk. De Commissie is van oordeel dat dankzij de schuldherschikking van de ondernemingen in moeilijkheden op basis van de richtsnoeren in enkele gevallen ook de risico's waaraan de banken aanvankelijk waren blootgesteld, sterk waren verminderd.

(22) Bijgevolg was de regeling voor ondernemingen in moeilijkheden bestemd en diende zij dus aan de daarop toepasselijke regels te worden getoetst.

(23) Ten aanzien van de redding van een onderneming in moeilijkheden (deze mogelijkheid is in de richtlijn niet formeel uitgesloten, maar lijkt betrekkelijk onwaarschijnlijk) dient te worden opgemerkt dat het op dit punt vast beleid is dat als voorwaarde om reddingssteun verenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt geldt dat dit soort steun ofwel in de vorm van een overheidslening tegen marktvoorwaarden ofwel in de vorm van een overheidsgarantie ter dekking van een particuliere lening moet worden verleend. Aan deze voorwaarde is in het onderhavige geval niet voldaan, omdat het om leningen met rentesubsidie gaat.

(24) In zoverre dus de mogelijkheid bestond reddingssteun toe te kennen, had de Commissie twijfel bij de verenigbaarheid van de richtsnoeren met de gemeenschappelijke markt.

(25) In zoverre de regeling de herstructurering van een onderneming in moeilijkheden ten doel had, dient te worden opgemerkt dat volgens vaste beschikkingspraktijk van de Commissie als voorwaarde voor de verenigbaarheid van de steun vooral aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:

a) indiening en tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan waarmee de levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn kan worden hersteld;

b) beperking van het steunbedrag tot het strikt noodzakelijke minimum;

c) een passende bijdrage van de begunstigde onderneming en van haar aandeelhouders;

d) naleving van de bijzondere regels voor de gevoelige sectoren, hetgeen normaalgesproken inhoudt dat elk geval individueel wordt aangemeld;

e) individuele aanmelding van elk geval van steunverlening aan een grote onderneming, en

f) verbod om herhaaldelijk herstructureringssteun te verlenen, behoudens in uitzonderlijke, onvoorzienbare en buiten de verantwoordelijkheid van de onderneming vallende gevallen.

(26) In de richtsnoeren was niet bepaald dat elk geval van steunverlening aan een grote onderneming individueel moest worden aangemeld, noch dat het verboden was herhaaldelijk herstructureringssteun te verlenen. Evenmin bevatten de richtsnoeren bijzondere regels voor de gevoelige sectoren, noch een bepaling volgens welke het bedrag van de steun beperkt moest blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk was om de beoogde doelstelling te bereiken.

(27) In zoverre de mogelijkheid bestond herstructureringssteun toe te kennen, had de Commissie twijfel bij de verenigbaarheid van de richtsnoeren met de gemeenschappelijke markt.

3. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

(28) Anders dan aangegeven in het besluit tot inleiding van de procedure, bepaalt Duitsland het aantal in de periode 1993-1995 verstrekte consolideringsleningen op 485, bij een totaalbedrag van 112,2 miljoen EUR. Het bij de inleiding van de procedure genoemde cijfer van 741, omvat volgens Duitsland ook 248 leningen die in 1996 in het kader van het Thüringer MKB-leningsprogramma werden verstrekt. Dit programma maakt het voorwerp uit van procedure C 87/98 (ex NN 137/98).

(29) Duitsland is het met de Commissie eens dat de berekening van het steunelement daadwerkelijk enkel op basis van het in de rentesubsidie besloten steunelement plaatsvond. De reden daarvoor was geweest dat het de Duitse autoriteiten in de periode van 1993 tot begin 1996 niet bekend was dat het in de garantie besloten steunelement voor ondernemingen in moeilijkheden mee in rekening moest worden genomen.

(30) In zoverre consolideringsleningen werden toegekend in gevoelige sectoren, werden volgens Duitsland de leningen uit het Thüringer consolideringsprogramma toegekend in overeenstemming met het op dat tijdstip geldende MKB-steunkader. Duitsland voerde aan dat de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten van 1996(5) pas sinds 1998 als bijzondere regelgeving op het gebied van staatssteun geldt. Op grond van Beschikking 1999/183/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende mogelijke staatssteun van Duitsland voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten in Duitsland op grond van bestaande regionale steunregelingen(6) zou dit communautaire kader pas vanaf 1998 gelden, zodat in de periode 1993-1995 voor de levens- en genotmiddelenindustrie geen bijzondere staatssteunregels golden - en bijgevolg geen rekening hoefde te worden gehouden met deze gevoelige sector.

(31) Duitsland bestrijdt de opvatting van de Commissie als kon het eigen risico van de huisbanken dankzij de schuldherschikking van ondernemingen in moeilijkheden worden verminderd. Integendeel, bij de 40 %-garantie ten laste van de huisbank was sprake van een reëel eigen risico. Indien de lening waarvan het primaire risico op de huisbank rustte, aan een andere particuliere bank werd doorgegeven, was een herschikking van de bij de huisbank uitstaande schulden door de Thüringer Aufbaubank uitsluitend mogelijk zonder een garantie door deze laatste. Daarentegen was een schuldherschikking van bestaande schulden bij de huisbank waarbij de Thüringer Aufbaubank een aandeel in het risico zou dragen, uitgesloten.

(32) In zijn standpunt geeft Duitsland toe dat het Thüringer consolideringsprogramma zowel voor gezonde ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden was bestemd. Zolang echter het steunvolume van een lening, in voorkomend geval ook met inbegrip van eventuele andere de-minimissteun, het plafond van de de-minimisregeling onderschrijdt, zijn de richtsnoeren met de de-minimisregeling verenigbaar.

(33) Duitsland heeft de Commissie bij brieven van 26 augustus 1999 en 26 november 2001 lijsten doen toekomen van de in de periode 1993-1995 toegekende consolideringsleningen. Uit deze gedetailleerde informatie blijkt dat in 1994 drie en in 1995 vijf leningen aan ondernemingen in moeilijkheden zijn toegekend. Voorts blijkt uit deze gedetailleerde lijst dat in 1994 en in 1995 telkens twee leningen aan ondernemingen in de gevoelige sector landbouw zijn toegekend, ofschoon volgens het schrijven van Duitsland van 7 december 1998 zo'n 80 leningen aan in de levensmiddelindustrie actieve ondernemingen zijn toegekend. Uit de door Duitsland overgelegde bescheiden valt niet op te maken volgens welke criteria de gevoelige sector landbouw of ondernemingen in moeilijkheden zijn gedefinieerd.

4. BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

4.1. De vraag of sprake is van staatssteun

(34) Is het zo dat alle financiële steun aan ondernemingen de mededingingsvoorwaarden in zekere mate beïnvloedt, toch hebben niet alle steunmaatregelen merkbare gevolgen voor het handelsverkeer en de mededinging tussen de lidstaten. Tegen deze achtergrond zijn steunmaatregelen die een bepaald plafond onderschrijden en als de-minimissteun niet onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen, vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

(35) Wat volgens de Commissie onder "de-minimissteun" moet worden verstaan, is voor het eerst bepaald in het MKB-steunkader van 1992(7). In punt 3.2 wordt het toepassingsgebied van de de-minimisregeling vastgesteld op 50000 EUR steun per onderneming voor bepaalde algemene categorieën uitgaven (bv. investeringen, opleiding) over een periode van drie jaar. Op die manier hoefden eenmalige steunbetalingen tot en met 50000 EUR voor een bepaalde categorie uitgaven, alsmede steunregelingen waarbij de steun aan ondernemingen voor een bepaalde categorie van uitgaven binnen een periode van drie jaar tot dit bedrag beperkt bleef, niet langer te worden aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3 (ex artikel 93, lid 3), van het EG-Verdrag. Daarbij was echter als voorwaarde gesteld dat in het besluit betreffende de eenmalige steunbetaling of in de steunregeling uitdrukkelijk was bepaald dat het steunbedrag, met inbegrip van alle aanvullende steun die dezelfde onderneming eventueel voor hetzelfde soort uitgaven uit andere bronnen of op grond van andere regelingen zou ontvangen, het plafond van 50000 EUR diende te onderschrijden. In punt 3.2 was ook duidelijk vastgesteld dat de de-minimisregeling niet van toepassing was op de gevoelige sectoren (ijzer- en staalindustrie, scheepsbouw, synthetische vezels, automobielindustrie, landbouw, visserij, vervoer en kolenindustrie).

(36) In de mededeling van de Commissie inzake de-minimissteun van 1996(8) werd de de-minimisregel van het MKB-steunkader van 1992 aangepast. Het maximumbedrag van de de-minimissteun werd vastgesteld op 100000 EUR over een periode van drie jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de eerste de-minimissteun werd toegekend. Dit bedrag omvatte alle soorten staatssteun die in de vorm van de-minimissteun werd verleend, en deed niet af aan de mogelijkheid dat de begunstigde andere steun op grond van door de Commissie goedgekeurde regelingen ontving.

(37) De onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren, de scheepsbouw, de vervoersector, alsmede steunmaatregelen in de landbouw of de visserij werden van de toepassing van deze regeling uitgesloten.

(38) Uit hoofde van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun(9) werd het toepassingsgebied van de de-minimisregeling uitgebreid. De vervoersector en de werkzaamheden die verband houden met de productie, verwerking of afzet van de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, blijven echter nog steeds buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen. Dat geldt ook voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd. Ten slotte is de verordening ook niet van toepassing op steun die afhankelijk wordt gesteld van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten.

(39) Volgens artikel 2 van genoemde verordening mag het totale bedrag van de de-minimissteun die aan één onderneming wordt verleend, niet hoger zijn dan 100000 EUR over een periode van drie jaar. Dit plafond is van toepassing, ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee beoogde doel.

(40) Gelet op het feit dat Verordening (EG) nr. 69/2001 pas op 2 februari 2001 in werking is getreden - terwijl de looptijd van de te onderzoeken richtsnoeren de periode van 20 juli 1993 tot en met 16 januari 1996 bestrijkt - is het niet duidelijk of de Commissie voor haar beschikking Verordening (EG) nr. 69/2001 met terugwerkende kracht kan toepassen op steunmaatregelen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn toegekend, dan wel dat de in de betrokken periode geldende de-minimisregel van het MKB-steunkader van 1992 in aanmerking moet worden genomen (consecutio legis).

(41) In Verordening (EG) nr. 69/2001 is niet aangegeven of deze verordening kan worden toegepast op steun die vóór de inwerkingtreding van de verordening is toegekend. Volgens de bewoordingen van de verordening zijn vroegere gevallen in ieder geval niet uitgesloten van haar toepassingsgebied. Ze vallen hoe dan ook onder het controlemechanisme van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 69/2001. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat, bij gebreke van een uitdrukkelijk anders luidende regeling, Verordening (EG) nr. 69/2001 moet worden toegepast op de-minimissteun die vóór de inwerkingtreding van de verordening is toegekend. In zoverre in Verordening (EG) nr. 69/2001 een bepaalde categorie maatregelen wordt vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting, is door de verordening een procedurele regeling ingesteld die als zodanig onmiddellijk moet worden toegepast op lopende procedures. Bovendien is de onmiddellijke toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 ook in overeenstemming met de door deze verordening beoogde vereenvoudiging van procedures en decentralisatie. Enkel voor steun die niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 valt - en derhalve niet op grond daarvan kan worden vrijgesteld - zal de Commissie rekening houden met de regelingen die op het tijdstip van de toekenning van de steun van kracht waren. Aangezien Verordening (EG) nr. 69/2001 in beginsel een ruimer toepassingsgebied heeft dan de vorige de-minimisregelingen en deze regelingen in ieder geval van toepassing zijn in zoverre de steun niet is vrijgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 69/2001, worden de algemene rechtsbeginselen van bescherming van gewettigd vertrouwen en rechtszekerheid naar behoren geëerbiedigd. De Commissie is van oordeel dat, uit economisch oogpunt, een financiële maatregel die op grond van de thans geldende Verordening (EG) nr. 69/2001 niet als steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag kan worden aangemerkt in een geïntegreerde markt, in het verleden ook geen steunmaatregel kan hebben gevormd in een minder geïntegreerde markt. Derhalve zal de Commissie zich bij de verdere beoordeling van de financiële maatregelen baseren op Verordening (EG) nr. 69/2001, hetgeen niet de mogelijkheid uitsluit dat zij de regelingen die golden op het tijdstip van de uitvoering van de maatregelen, zal toepassen in zoverre deze maatregelen niet zijn vrijgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 69/2001.

(42) De inleiding van de procedure heeft derhalve betrekking op zowel de richtsnoeren zelf als de gevallen van toepassing van de richtsnoeren die niet onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 of van de andere relevante de-minimisregeling vallen, alsmede de gevallen die weliswaar onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 of van de andere relevante de-minimisregeling vallen, maar waarbij door cumulering met andere steun het daarin vastgestelde de-minimisplafond is overschreden.

(43) Steun ten behoeve van het transport en van de werkzaamheden die verband houden met de productie, verwerking of afzet van de in bijlage I bij het EG-Verdrag opgenomen producten, is a priori van de toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 en de eerdere de-minimisregel uitgesloten.

(44) Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat alle aan ondernemingen uit de levensmiddelenindustrie toegekende consolideringsleningen buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 of de andere de-minimisregeling vallen in zoverre het gaat om de productie van goederen van bijlage I bij het EG-Verdrag, omdat ze dan tot de gevoelige sector landbouw moeten worden gerekend.

(45) Het argument van Duitsland dat de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten van 1996 pas sinds 1998 als bijzondere regelgeving inzake staatssteun geldt, doet hier niet terzake, omdat deze bijzondere regelgeving geen invloed heeft gehad op het toepassingsgebied van de de-minimisregeling(10).

(46) Volgens de Commissie kunnen steunmaatregelen ook buiten het resterende toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 of de daaraan voorafgaande relevante de-minimisregeling vallen wanneer bij de toekenning van leningen het in Verordening (EG) nr. 69/2001 of in de daaraan voorafgaande de-minimisregeling vastgestelde plafond is overschreden doordat het steunelement dat in de garantie besloten ligt, bij de toekenning van consolideringsleningen niet in aanmerking is genomen. De richtsnoeren bieden geen enkele waarborg dat, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 69/2001, het de-minimisplafond van 100000 EUR over een periode van drie jaar in elk geval werd geëerbiedigd. Dit gold met name wanneer de richtsnoeren waren gericht op ondernemingen in moeilijkheden, waarbij een hoog risico bestond dat de schuldenaar in gebreke bleef.

(47) Volgens de Commissie omvatten de begunstigden van de richtsnoeren uitsluitend of minstens in belangrijke mate maatregelen ten faveure van ondernemingen in moeilijkheden.

(48) Om een onderneming in moeilijkheden van een gezonde onderneming te kunnen onderscheiden, heeft de Commissie in punt 2.1 van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(11) van 1994 (hierna: "kaderregeling van 1994") nadere toelichting bij het begrip "onderneming in moeilijkheden" opgenomen. Deze bepaling van een onderneming in moeilijkheden bevestigt grotendeels de beschikkingspraktijk van de Commissie in de jaren voordien, zoals deze in het Achtste Verslag over het mededingingsbeleid (1979) (punten 227-229)(12) te vinden was.

(49) Het begrip "onderneming in moeilijkheden" dat de Commissie hier hanteert, is in de kaderregeling van 1994 omschreven als een onderneming die "niet in staat is uit deze moeilijkheden te komen, noch met eigen middelen, noch door het nodige kapitaal te verkrijgen van aandeelhouders of via leningen. Zij wordt gekenmerkt door een verminderende rentabiliteit of toenemend verlies, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere cashflow, een stijgende schulden- en rentelast en een lage nettowaarde van de activa. In acute gevallen kan de onderneming reeds insolvent zijn geworden of in ontbinding verkeren.".

(50) Volgens punt 1 van de richtsnoeren ("doelstellingen") zijn de richtsnoeren bestemd voor ondernemingen die wegens hun slechte financiële positie en rentabiliteit met liquiditeits- en rentabiliteitsproblemen te kampen hebben. De Commissie legt deze formulering zo uit dat het bij dit soort ondernemingen in ieder geval ook kan gaan om te saneren ondernemingen in de zin van de definitie van ondernemingen in moeilijkheden.

(51) Duitsland voert aan dat indien een garantie werd verleend, de ten laste van de huisbank blijvende garantie ("Eigenobligo") 40 % bedroeg en het uitgesloten was dat dit eigen risico van de huisbank door een garantie uit andere overheidsbronnen werd gedekt. Dit eigen risico van de huisbank vormde een passende prikkel voor de kredietgever om de kredietwaardigheid van de kredietnemer grondig te onderzoeken, teneinde het risico dat deze in gebreke zou blijven, te verkleinen.

(52) Dit argument vormt geen overtuigend bewijs dat het consolideringsprogramma niet op ondernemingen in moeilijkheden werd toegepast. Volgens de tekst van de richtsnoeren hadden deze juist tot doel consolidatieleningen en garanties te verstrekken aan ondernemingen die in financiële moeilijkheden verkeerden. De kans dat de begunstigde onderneming daadwerkelijk een onderneming in moeilijkheden was, werd weliswaar verkleind door het eigen risico van de huisbank, maar de mogelijkheid van steun aan ondernemingen in moeilijkheden wordt in de tekst van de regeling geenszins uitgesloten.

(53) De Commissie is bovendien van mening dat, met name ten aanzien van ondernemingen in moeilijkheden, de huisbank baat had kunnen hebben bij deelneming aan leningen die op grond van de richtsnoeren werden verstrekt, omdat de toekenning van consolideringsleningen resulteerde in een verbetering van de algemene liquiditeitspositie van de begunstigde ondernemingen en in een verkleining van het debiteurenrisico van leningen die reeds vroeger door de huisbank waren verstrekt. Voor een bank kan het inderdaad economisch zinvol zijn om het hoge debiteurenrisico dat op oude leningen rust, te verkleinen door de betrokken onderneming nieuwe middelen voor herstructurering te verstrekken, met name wanneer het daaraan verbonden risico gedeeltelijk door de staat wordt gedragen.

(54) Ten slotte blijkt uit de door Duitsland gezonden lijsten van steunmaatregelen die in het kader van de richtsnoeren zijn toegezegd of uitbetaald, dat ook ondernemingen in moeilijkheden steun hebben ontvangen. Ook heeft Duitsland in zijn standpunt toegegeven dat het Thüringer consolideringsprogramma zowel voor gezonde ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden was bestemd.

(55) Het steunelement dat in de garantie besloten ligt, had voor de berekening van het in de lening besloten liggende steunelement in aanmerking moeten worden genomen, met name gezien het debiteurenrisico bij leningen aan ondernemingen in moeilijkheden.

(56) Aan deze beoordeling wordt ook niet afgedaan door het feit dat Duitsland in zijn standpunt in overweging geeft dat het de Duitse autoriteiten in de periode van 1993 tot begin 1996 niet bekend was dat het steunelement dat besloten ligt in de garantie en in de bijzondere risico's die leningen aan ondernemingen in moeilijkheden opleveren, bij de berekening van het steunbedrag in aanmerking moest worden genomen.

(57) De Commissie kan dit standpunt niet onderschrijven, aangezien zij reeds in 1989 de lidstaten een schrijven heeft doen toekomen waarin zij erop wees dat zij ervan uitgaat dat alle garanties die door de staat worden verleend, onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen(13). De Duitse autoriteiten hadden bij de toekenning van garanties voor leningen aan ondernemingen met liquiditeitsproblemen op zijn minst bedenkingen bij het steunkarakter van deze maatregelen moeten hebben, en Duitsland had de maatregelen uit de regeling tijdig bij de Commissie moeten aanmelden, om deze in staat te stellen zich daarover uit te spreken.

(58) Volgens de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties(14) kan voor garanties ter dekking van leningen het contante subsidie-equivalent in een bepaald jaar als volgt worden berekend:

a) op dezelfde wijze als het subsidie-equivalent van een zachte lening, na aftrek van de betaalde premies, waarbij de rentesubsidie gelijk is aan het verschil tussen de marktrente en de dankzij de staatsgarantie verkregen rente;

b) als het verschil tussen het gegarandeerde verschuldigde bedrag, vermenigvuldigd met de risicofactor (de waarschijnlijkheid dat de schuldenaar in gebreke blijft) en alle betaalde garantiepremies, volgens de formule: (gegarandeerd bedrag × risico) - premie;

c) volgens een andere, objectief gerechtvaardigde en algemeen aanvaarde methode.

(59) De Commissie bevestigde daarmee ook de sinds lang door haar verdedigde opvatting dat, indien op het tijdstip van de toekenning van de lening het risico op insolventie van de kredietnemer kennelijk zeer hoog is, de waarde van de steun kan oplopen tot het volledige daadwerkelijk door de garantie gedekte bedrag.

(60) Overigens kan het steunelement dat in de garantie besloten ligt, ook bij gezonde ondernemingen in een overschrijding van het de-minimisplafond resulteren.

(61) Volgens de Commissie moeten de richtsnoeren en de gevallen van toepassing van de richtsnoeren als steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden beschouwd in zoverre ze niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 vallen of, weliswaar binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, maar het in artikel 2, lid 2, vastgestelde de-minimisplafond overschrijden. Hetzelfde geldt voor de andere de-minimisregeling die ten tijde van de tenuitvoerlegging van de maatregelen van kracht was.

(62) In zoverre de richtsnoeren op ondernemingen in moeilijkheden zijn gericht, stellen zij de begunstigde ondernemingen in staat om van een particuliere bank financiele middelen te verkrijgen, die zij anders wegens hun financiële situatie niet meer tegen de gebruikelijke kredietvoorwaarden van particuliere kredietinstellingen hadden kunnen krijgen. Dankzij deze financiële middelen werden de begunstigde ondernemingen in staat gesteld te voorkomen dat zij de markt moesten verlaten. Wanneer een onderneming zich zou terugtrekken uit de markt, zou bestaande overcapaciteit worden afgebouwd of zouden de beschikbaar gekomen marktaandelen worden overgenomen door concurrenten, die in beide gevallen hun rentabiliteit zouden kunnen verbeteren. Met deze consolideringsleningen wordt de toekenning van leningen aan ondernemingen die goederen produceren of diensten verrichten waarvoor intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt, niet uitgesloten. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat de financiële maatregelen waarop de onderhavige procedure betrekking heeft, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.

(63) Ook de gezonde ondernemingen hadden deze financiële middelen niet tegen de aangeboden voorwaarden kunnen krijgen. Derhalve konden zij dankzij de verstrekte consolideringsleningen hun marktpositie op de gemeenschappelijke markt tegenover concurrenten verbeteren. Dit geldt met name voor gezonde ondernemingen die in de gevoelige sectoren actief waren. De markten in de gevoelige sectoren worden op communautair niveau door overcapaciteit gekenmerkt. De financiële steun - via de consolideringsleningen - aan specifieke ondernemingen leidde ertoe dat deze hun marktpositie tegenover hun concurrenten konden versterken zodat zulks in een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten kon resulteren.

(64) Zodoende kunnen de richtsnoeren de mededinging vervalsen of dreigen zij deze te vervalsen.

(65) De Commissie komt dan ook tot de conclusie dat de richtsnoeren en de gevallen van toepassing van de richtsnoeren steun inhouden in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag - ten gunste van ondernemingen die in het intracommunautaire handelsverkeer actief zijn.

(66) Op basis van de opmerkingen van Duitsland komt de Commissie tot de conclusie dat de particuliere bank als kredietgever niet van de toekenning van consolidatieleningen heeft geprofiteerd op een manier die als mededingingsverstorend kan worden beschouwd.

(67) In de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties gaat de Commissie ervan uit dat, wanneer een staatsgarantie achteraf ter dekking van een reeds aangegane lening of andere financiële verbintenis wordt verleend, zonder dat de voorwaarden van die lening of financiële verbintenis worden aangepast, of wanneer een gegarandeerde lening wordt gebruikt om aan dezelfde kredietinstelling een andere, niet-gegarandeerde lening terug te betalen, er eveneens van steun aan de kredietgever sprake kan zijn, in zoverre de voor de leningen gestelde zekerheid hoger wordt.

(68) Dienen volgens punt 1 van de richtsnoeren bestaande liquiditeitsproblemen van ondernemingen te worden opgelost door middel van de omzetting van schulden op korte termijn in leningen tegen goedkope rentetarieven, toch heeft Duitsland in zijn standpunt er op gewezen dat een herschikking van de bestaande schulden van de onderneming bij haar huisbank door de Thüringer Aufbaubank uitsluitend mogelijk was indien deze laatste geen aandeel kreeg in de risico's. Dit betekent dat door de Thüringer Aufbaubank voor een staatsgarantie achteraf geen dekking van een reeds toegekende lening of andere reeds aangegane financiële verbintenissen kon worden verleend, of dat een gegarandeerde lening niet kon worden gebruikt om aan dezelfde kredietinstelling een andere, niet-gegarandeerde lening terug te betalen.

(69) Aangezien een herschikking van de schulden bij de huisbank was uitgesloten indien de Thüringer Aufbaubank moest participeren in het risico, blijken de in de richtsnoeren vastgestelde maatregelen geen steun aan de kredietgever in te houden. Het enkele feit dat de stabilisering van een onderneming in moeilijkheden alle schuldeisers van deze onderneming ten goede komt, is een erkend gevolg van steun en vormt op zich geen steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van de schuldeisers.

4.2. Rechtmatigheid van de steun

(70) De Commissie betreurt het dat Duitsland de betrokken steunmaatregelen in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ten uitvoer heeft gelegd.

4.3. Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt, in zoverre deze buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 of, in voorkomend geval, van de andere de-minimisregeling valt

(71) De Commissie heeft de richtsnoeren onderzocht in de aanname dat deze zowel voor gezonde ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden waren bestemd.

(72) In zoverre de steun aan ondernemingen in moeilijkheden werd toegekend, ging het om, onderscheidenlijk, begeleidende steun / herstructureringssteun of reddingssteun overeenkomstig de terminologie van het Achtste Verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid (1979) en de kaderregeling van 1994(15), die door de richtsnoeren van 1999 werd bevestigd(16).

(73) In zoverre de steun werd toegekend aan gezonde ondernemingen, is sprake van exploitatiesteun in de zin van de mededeling van de Commissie betreffende regionale steun van 1979(17), alsmede in de zin van de mededeling van de Commissie inzake de wijze van toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), op regionale steunmaatregelen van 1988(18). Deze mededelingen werden bekrachtigd door de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van 1998(19).

(74) Voorts zal de verenigbaarheid van de regeling worden onderzocht tegen de achtergrond van de op het betrokken tijdstip geldende bepalingen(20).

(75) Wat de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden betreft, dient te worden opgemerkt dat, overeenkomstig de beschikkingspraktijk van de Commissie en de kaderregeling van 1994, als voorwaarde om steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar te verklaren, aan de volgende criteria diende te zijn voldaan:

a) indiening en tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan waarmee de levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn kan worden hersteld;

b) een passende bijdrage van de begunstigde onderneming en van haar aandeelhouders;

c) beperking van het steunbedrag tot het strikt noodzakelijke minimum;

d) naleving van de bijzondere regels die op de gevoelige sectoren van toepassing zijn, en die normaalgesproken vereisen dat elk geval individueel wordt aangemeld;

e) individuele aanmelding van elk geval van steunverlening aan een grote onderneming, en

f) verbod om herhaaldelijk herstructureringssteun te verlenen, behoudens in uitzonderlijke, onvoorzienbare en buiten de verantwoordelijkheid van de onderneming vallende gevallen.

(76) Volgens de richtsnoeren werden de consolidatieleningen verstrekt op voorwaarde dat de onderneming een valabel, omvattend consolideringsplan indiende door middel waarvan, met inaanmerkingneming van de herfinancieringslening, een duurzaam herstel van de rentabiliteit van de ondernemingen mocht worden verwacht. In dit plan moest worden uiteengezet wat de consolidatiebehoeften van de onderneming waren en met welke liquiditeits- en rentabiliteitsproblemen zij te kampen had; ook moest zijn voorzien in een bijdrage van de begunstigde en van de huisbank. In zoverre het plan voldeed aan de genoemde voorwaarden, werden met de richtsnoeren de eerste twee van de genoemde criteria nageleefd.

(77) Van een verbod op de herhaalde toekenning van herstructureringssteun of een beperking van het steunbedrag tot het voor het bereiken van het beoogde doel strikt noodzakelijke minimum is in de tekst van de richtsnoeren geen sprake. Of deze criteria werden nageleefd bij de toekenning van de middelen, is niet door Duitsland meegedeeld.

(78) De richtsnoeren bevatten geen bepalingen over de afzonderlijke aanmelding van steun ten faveure van grote ondernemingen of over de naleving van de specifieke regels voor de gevoelige sectoren.

(79) Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat, in zoverre met de richtsnoeren is voorzien in herstructureringssteun ten faveure van ondernemingen in moeilijkheden, deze steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(80) In zoverre de steun betrekking heeft op de redding van ondernemingen in moeilijkheden, dient te worden opgemerkt dat het op dit punt vast beleid is dat als voorwaarde om reddingssteun verenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt geldt dat dit soort steun ofwel in de vorm van een overheidslening tegen marktvoorwaarden ofwel in de vorm van een overheidsgarantie ter dekking van een particuliere lening moet worden verleend. Aan deze voorwaarde is in het onderhavige geval niet voldaan, omdat het leningen met rentesubsidie betreft.

(81) In zoverre op grond van de richtsnoeren reddingssteun is verleend, is deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(82) In zoverre leningen werden toegekend aan economisch gezonde ondernemingen, vormen deze leningen exploitatiesteun die de Commissie dient te toetsen aan de geldende bepalingen inzake regionale steun.

(83) Het is zo dat de deelstaat Thüringen een steungebied ex artikel 87, lid 3, onder a) (ex artikel 92, lid 3, onder a)), van het EG-Verdrag is. Volgens de mededelingen van de Commissie betreffende regionale steun van 1979 en 1988(21) kon de Commissie, rekening houdend met de bijzondere moeilijkheden waarmee deze steungebieden te kampen hebben, bij wijze van uitzondering onder bepaalde voorwaarden bepaalde exploitatiesteun goedkeuren.

a) de steun diende in de tijd beperkt te zijn en bedoeld te zijn om de structurele achterstand van bedrijven die in dergelijke regio's gelegen zijn, te compenseren;

b) de steun diende een duurzame en evenwichtige economische ontwikkeling te bevorderen en mocht, communautair gezien, geen sectorale overcapaciteit teweegbrengen, waardoor de daaruit voortvloeiende sectorale problemen in de Gemeenschap niet ernstiger zouden worden dan de aanvankelijke regionale problemen. In dit verband werd een sectorale benadering geëist en moesten met name de communautaire voorschriften, richtsnoeren en kaderregelingen voor bepaalde industrietakken (ijzer en staal, scheepsbouw, synthetische vezels, textiel en kleding) en de landbouw, alsmede voor bepaalde agro-industrieën in acht worden genomen. Deze communautaire voorschriften, richtsnoeren en kaderregelingen staan de toekenning van exploitatiesteun in de betrokken sectoren in de weg;

c) de steun diende te worden toegekend in overeenstemming met de regels die voor steun aan ondernemingen in moeilijkheden golden, en

d) bovendien heeft de Commissie in de jaren negentig geleidelijk een beleid ontwikkeld, volgens welke de steun degressief moet zijn.

(84) De looptijd van de richtsnoeren was, volgens de bewoording ervan, niet in de tijd beperkt. Op 16 januari 1996 werden de richtsnoeren door het Thüringer leningsprogramma vervangen. Het Thüringer leningsprogramma van 1996 liep dan weer af per 1 juni 1999(22). De Commissie concludeert hieruit dat de looptijd van de hier te onderzoeken richtsnoeren op 31 mei 1999 verstreek.

(85) Doel van de richtsnoeren was de reeds geprivatiseerde ondernemingen of de ondernemingen die onder nieuwe voorwaarden aan de markteconomie gingen deelnemen, in een regio die sterk te lijden had van ernstige ontwikkelingsachterstand, te helpen ten volle deel te nemen aan de interne markt. Volgens de beschikkingspraktijk van de Commissie moest de steun een evenwichtige economische ontwikkeling bevorderen en mocht hij geen sectorale overcapaciteit teweegbrengen. Bijgevolg waren de gevoelige sectoren uitgesloten van de toekenning van exploitatiesteun.

(86) In de richtsnoeren is niet voorzien in de degressiviteit van de steun. Een en ander brengt niet noodzakelijk de onverenigbaarheid van de maatregelen mee, omdat in de periode dat de richtsnoeren van toepassing waren, deze voorwaarde nog niet veralgemeend was en de Commissie in haar beschikkingspraktijk ten aanzien van de nieuwe Duitse deelstaten in de eerste jaren na de Duitse hereniging in vele gevallen op grond van onzekerheid over de verdere evolutie niet heeft vastgehouden aan het criterium degressiviteit.

(87) In zoverre de richtsnoeren de steun aan gezonde ondernemingen buiten de gevoelige sectoren mogelijk maakte, voldeed deze exploitatiesteun aan de toentertijd geldende beschikkingspraktijk van de Commissie, en is hij dus verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(88) In zoverre het om exploitatiesteun ten faveure van gezonde ondernemingen in de gevoelige sectoren ging, is deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat het op grond van de communautaire voorschriften, richtsnoeren en kaderregelingen verboden is in de gevoelige sectoren exploitatiesteun toe te kennen aan gezonde ondernemingen.

(89) De Commissie is van oordeel dat de uitzonderingen van artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag niet op het onderhavige geval van toepassing zijn, omdat de richtsnoeren geen betrekking hebben op de in deze bepaling vermelde doelstellingen. Evenmin heeft Duitsland aangevoerd dat deze uitzonderingen van toepassing zouden zijn(23).

(90) De Commissie komt tot de conclusie dat, behalve de kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, er geen speciale regelingen voor steun met horizontale doelstellingen overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag op de richtsnoeren kunnen worden toegepast, aangezien de richtsnoeren geen betrekking hebben op een van de specifieke doelstellingen en Duitsland evenmin heeft aangevoerd dat zulks het geval zou zijn.

(91) Volgens de Commissie is de steun ook niet bedoeld voor de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang of voor de opheffing van een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat. Evenmin dient de steun om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. De Commissie concludeert derhalve dat noch artikel 87, lid 3, onder c), noch artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag op de richtsnoeren van toepassing zijn.

(92) Enkele gevallen waarin de richtsnoeren werden toegepast, waren mogelijk het voorwerp van een andere, formele onderzoekprocedure overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. De onderhavige beschikking heeft geen betrekking op deze gevallen.

5. CONCLUSIE

(93) De steunregeling is onrechtmatig. Steun die buiten het toepassingsgebied van (EG) nr. 69/2001 of, in zoverre zulks niet het geval is, buiten de andere relevante de-minimisregeling valt die ten tijde van de tenuitvoerlegging van de maatregelen van kracht waren, is onrechtmatig verleend.

(94) De steunregeling is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, in zoverre zij in haar "niet-de-minimis"-deel reddingssteun tegen gunstige voorwaarden toestaat, de toekenning mogelijk maakt van herstructureringssteun zonder zich te beperken tot het strikt noodzakelijke minimum, de herhaalde toekenning van herstructureringssteun niet uitsluit, geen aanmeldingsverplichting verlangt voor individuele gevallen van steunverlening in de gevoelige sectoren, noch steun uitsluit ten faveure van gezonde ondernemingen in gevoelige sectoren.

(95) Derhalve is de toepassing van de richtsnoeren, in zoverre deze vallen buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 of van de andere relevante de-minimisregeling, op ondernemingen in moeilijkheden of in verband met exploitatiesteun aan gezonde ondernemingen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(96) De richtsnoeren zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in zoverre zij de toekenning mogelijk maken van exploitatiesteun aan gezonde ondernemingen buiten de gevoelige sectoren.

(97) Volgens vaste beschikkingspraktijk van de Commissie moet steun die, overeenkomstig artikel 87 van het EG-Verdrag, onrechtmatig is verleend en onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, van de begunstigden worden teruggevorderd, in zoverre de steun niet door de-minimisregelingen wordt gedekt. Deze beschikkingspraktijk is bevestigd door artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 92 van het EG-Verdrag(24). Volgens dit artikel dient de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen te nemen om de steun van de begunstigden terug te vorderen. Om het aantal gevallen waarin de steun moet worden teruggevorderd, sluitend te kunnen vaststellen dient Duitsland volgens de Commissie een lijst op te stellen van alle ondernemingen die buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 vallen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In de richtsnoeren van de deelstaat Thüringen betreffende het consolideringsprogramma ("de richtsnoeren") wordt voorzien in staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

In de richtsnoeren wordt niet voorzien in staatssteun in zoverre de steun valt binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 of, in zoverre zulks niet het geval is, binnen het toepassingsgebied van de de-minimisregeling die van kracht was ten tijde van de tenuitvoerlegging van de steunmaatregel, en de steun, gecumuleerd met andere de-minimissteun, het toepasselijke de-minimisplafond van Verordening (EG) nr. 69/2001 of van de relevante eerdere de-minimisregeling onderschrijdt.

In de richtsnoeren wordt niet voorzien in steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag in zoverre de steun werd toegekend aan ondernemingen die geen goederen produceren of geen diensten verrichten waarvoor intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt.

In zoverre de richtsnoeren onder artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen, voorzien zij in onrechtmatige steun.

Artikel 2

In zoverre in de richtsnoeren wordt voorzien in steun ten faveure van gezonde ondernemingen die buiten de gevoelige sectoren actief zijn, zijn zij verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 3

In zoverre in de richtsnoeren wordt voorzien in exploitatiesteun ten gunste van ondernemingen in de gevoelige sectoren, zijn zij onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wanneer zij binnen het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen.

Artikel 4

In zoverre in de richtsnoeren wordt voorzien in reddings- en herstructureringssteun ten faveure van ondernemingen in moeilijkheden, zijn zij onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wanneer zij binnen het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vallen.

Artikel 5

Deze beschikking heeft geen betrekking op de gevallen van toepassing van de richtsnoeren die reeds het voorwerp van een andere formele onderzoekprocedure of eindbeschikking van de Commissie uitmaakten. Duitsland stelt een lijst op van de betrokken gevallen.

Artikel 6

Duitsland neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 3 en artikel 4 bedoelde en reeds onrechtmatig ter beschikking gestelde steun van de begunstigden terug te vorderen.

De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures voorzover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking toelaten. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun aan de begunstigden ter beschikking is gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentierentevoet welke wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.

Artikel 7

Duitsland stelt in het kader van de uitvoering van deze beschikking een lijst op van de ondernemingen die zijn uitgesloten van de sectorale toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 of die, met inaanmerkingneming van het steunelement dat besloten ligt in de garantie ("Haftungsfreistellung") en van andere op het betrokken tijdstip verleende de-minimissteun, het in Verordening (EG) nr. 69/2001 vastgestelde plafond overschrijden.

Duitsland stelt in het kader van de uitvoering van deze beschikking een lijst op van alle niet onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 69/2001 vallende ondernemingen die op grond van de richtsnoeren werden gesteund, en geeft de criteria aan die daartoe werden gehanteerd.

Duitsland werkt in dit verband een methode uit om het steunelement te berekenen dat in de garantie besloten ligt.

Duitsland stelt in het kader van de uitvoering van deze beschikking een lijst op van niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 69/2001 vallende ondernemingen die evenwel geen goederen produceren of diensten verrichten waarvoor intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt; daarbij vermeldt Duitsland de toegepaste criteria.

Artikel 8

Duitsland deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om aan de beschikking te voldoen.

Artikel 9

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 27 november 2002.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) Thüringer Staatsanzeiger nr. 33/1993, blz. 1414.

(2) PB C 213 van 19.8.1992, blz. 2.

(3) PB C 108 van 17.4.1999, blz. 26.

(4) Zie voetnoot 2.

(5) PB C 29 van 2.2.1996, blz. 4.

(6) PB L 60 van 9.3.1999, blz. 61.

(7) Zie voetnoot 2.

(8) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(9) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(10) Overigens is deze communautaire kaderregeling in werking getreden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In Beschikking 1999/183/EG heeft de Commissie opgemerkt dat nationale steunregelingen van Duitsland onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de kaderregeling en dienstige maatregelen (inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten) die bij brief SG(95) D/13086 van 20 oktober 1995 aan Duitsland zijn meegedeeld.

(11) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(12) Wat niet-aangemelde steun betreft, is in punt 101, onder b), van de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (Mededeling aan de lidstaten en voorstel voor dienstige maatregelen) van 1999 (PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2) bepaald dat de Commissie de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van alle reddings- en herstructureringssteun die zonder toestemming van de Commissie wordt toegekend en derhalve in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag wordt toegekend, zal onderzoeken op de grondslag van de ten tijde van de toekenning van de steun geldende richtsnoeren. Bijgevolg heeft de Commissie de richtsnoeren onderzocht op basis van de beschikkingspraktijk zoals die in het Achtste Verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid (1979) en de kaderregeling van 1994 is vervat.

(13) Schrijven SG(89) D/4328 van de Commissie van 5 april 1989 aan de lidstaten.

(14) PB C 71 van 11.3.2000, blz. 15.

(15) Overeenkomstig punt 2.2 van de kaderregeling van 1994 was deze regeling slechts van toepassing in zoverre zij in overeenstemming was met de bijzondere voorschriften die golden in de gevoelige sectoren. In de betrokken periode bestonden er bijzondere voorschriften inzake staatssteun in de landbouw, de visserij, de ijzer- en staalindustrie, de scheepsbouw, de textiel- en kledingindustrie, de synthetischevezelindustrie, de automobielindustrie, de vervoersector en de steenkoolindustrie. In de landbouwsector konden de lidstaten, indien zij dat wensten, in plaats van de kaderregeling de bijzondere voorschriften van de Commissie inzake reddings- en herstructureringssteun blijven toepassen op individuele gevallen.

(16) Vgl. punt 101 aldaar.

(17) PB C 31 van 3.2.1979, blz. 9.

(18) PB C 212 van 12.8.1988, blz. 2.

(19) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(20) PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22. (Voor de precieze definities verwijst de Commissie naar bovengenoemde teksten. De Commissie heeft de steun aan gezonde ondernemingen beoordeeld aan de hand van de mededeling van de Commissie van 1988 inzake de wijze van toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), op regionale steunmaatregelen. Deze beoordeling zou niet veranderen indien de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van 1998 werden toegepast.)

(21) Zie noten 16 en 17.

(22) Het programma werd vervangen door een nieuw de-minimis Thüringer leningsprogramma, dat, op het eerste gezicht, lijkt te voldoen aan de voorwaarden van de geldende de-minimisregels.

(23) Wat de toepasselijkheid van de afwijking van artikel 87, lid 2, onder c), van het EG-Verdrag betreft, verwijst de Commissie naar de verklaringen van het Hof van Justitie met betrekking tot § 52, punt 8, van de Duitse wet op de inkomstenbelasting; zie het arrest van 19 september 2000 in zaak C 156/98, Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857.

(24) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.