Home

Rectificatie van Beschikking 2004/410/EG van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor invoer van bepaalde dieren uit Saint Pierre en Miquelon en tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad (Publicatieblad van de Europese Unie L 151 van 30 april 2004)

Rectificatie van Beschikking 2004/410/EG van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor invoer van bepaalde dieren uit Saint Pierre en Miquelon en tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad (Publicatieblad van de Europese Unie L 151 van 30 april 2004)

Rectificatie van Beschikking 2004/410/EG van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor invoer van bepaalde dieren uit Saint Pierre en Miquelon en tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad (Publicatieblad van de Europese Unie L 151 van 30 april 2004 )

Beschikking 2004/410/EG moet als volgt worden gelezen:

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 28 april 2004 betreffende de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor invoer van bepaalde dieren uit Saint Pierre en Miquelon en tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1548) (Voor de EER relevante tekst) (2004/410/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of van vleesproducten uit derde landen(1), en met name op artikel 6, lid 3,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, I, van Richtlijn 90/425/EEG(2), en met name op artikel 17, lid 3, artikel 18, lid 1, en artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 92/65/EEG bepaalt dat de invoer van hoefdieren van andere soorten dan die bedoeld in de Richtlijnen 64/432/EEG(3), 90/426/EEG(4) en 91/68/EEG(5) van de Raad slechts is toegestaan uit een derde land dat voorkomt op een lijst die overeenkomstig artikel 17 van de richtlijn is opgesteld.

(2) Beschikking 79/542/EEG van de Raad(6) bevat een lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van bepaalde levende dieren toestaan, legt de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften en gezondheidsvoorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van deze dieren vast en schrijft een verblijfsduur van meer dan zes maanden in het land van uitvoer voor.

(3) Bij een veterinair inspectiebezoek van de Commissie aan Saint Pierre en Miquelon is gebleken dat de officiële veterinaire diensten in dat land de diergezondheidssituatie goed onder controle hebben en dat de eilanden met name over een quarantainestation beschikken waardoor de veilige invoer van bepaalde dieren in Saint Pierre en Miquelon gewaarborgd is.

(4) De voorzieningen van het quarantainestation op Saint Pierre en Miquelon maken het verblijf mogelijk van bepaalde soorten hoefdieren die niet worden vermeld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 90/426/EEG en 91/68/EEG.

(5) Daarom is het wenselijk de lijst van diersoorten en de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorwaarden voor de invoer van levende dieren in overeenstemming met de diergezondheidssituatie op Saint Pierre en Miquelon vast te leggen.

(6) Beschikking 79/542/EEG moet daarom zodanig worden gewijzigd dat de invoer van dieren die tot de in de Richtlijnen 72/462/EEG en 92/65/EEG vermelde soorten behoren, en met name van camelidae uit Saint Pierre en Miquelon, toegestaan wordt en de benodigde voorwaarden daartoe vastgesteld worden.

(7) Op 1 mei 2004 zullen de tien toetredingslanden volwaardige lidstaten van de Europese Gemeenschap worden en de communautaire voorschriften zullen daardoor ook voor hen gaan gelden. Na hun toetreding maken deze landen deel uit van de interne markt en dienen zij van de lijst van derde landen van Beschikking 79/542/EEG geschrapt te worden.

(8) De voor Bulgarije geldende beperkingen betreffende de invoer van levende runderen, schapen en geiten in verband met bluetongue zijn opgeheven bij Beschikking 2003/845/EG van de Commissie(7).

(9) De lijst van derde landen en regio's van Beschikking 79/542/EEG moet dienovereenkomstig gewijzigd worden.

(10) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bijlage I bij Beschikking 79/542/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) De lijst van derde landen in deel 1 wordt vervangen door de lijst in bijlage I bij deze beschikking.

2) Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) Aan de lijst van «modellen» wordt de volgende rubriek toegevoegd:

«CAM: model van bijzondere verklaring voor de invoer van dieren uit St Pierre en Miquelon volgens de in deel 4 van bijlage I vastgelegde voorwaarden.» .

b) Het «model RUM» wordt vervangen door het model in bijlage II bij deze beschikking.

c) Het model van de bijzondere verklaring in bijlage III bij deze beschikking wordt toegevoegd na het «model SUI» .

3) De tekst in bijlage IV bij de onderhavige beschikking wordt toegevoegd als deel 4.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 mei 2004 .

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 april 2004 .

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(2) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 52. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1398/2003 van de Commissie (PB L 198 van 6.8.2003, blz. 3).

(3) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(4) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(5) PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(6) PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/372/EG van de Commissie (PB L 118 van 23.4.2004, blz. 45).

(7) PB L 321 van 6.12.2003, blz. 61.

BIJLAGE 1

"BIJLAGE 1

LEVENDE DIEREN Deel 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE III

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE IV

«Deel 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Veterinairrechtelijke voorschriften

Invoer- en quarantainevoorschriften voor dieren die op Saint Pierre en Miquelon zijn ingevoerd binnen een periode van minder dan zes maanden voordat zij naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd

Hoofdstuk 1 Verblijf en quarantaine

1. In St. Pierre en Miquelon ingevoerde dieren moeten, voordat zij naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd, minimaal gedurende 60 dagen in een officieel erkend quarantainestation verblijven. Deze periode kan op grond van testeisen voor afzonderlijke diersoorten verlengd worden. Voorts moeten de dieren aan de volgende eisen voldoen:

a) Afzonderlijke zendingen kunnen het quarantainestation binnengebracht worden. Bij aankomst in het quarantainestation dienen echter alle dieren van dezelfde soort als één groep beschouwd te worden en als zodanig behandeld te worden. De quarantaineperiode begint in dit geval voor de hele groep op het tijdstip waarop het laatste dier de voorziening is binnengebracht.

b) Binnen het quarantainestation moeten de afzonderlijke groepen dieren zodanig van elkaar afgezonderd worden dat zij niet direct of indirect in contact komen met andere dieren, met inbegrip van aanwezige dieren van andere zendingen. De afzonderlijke zendingen mogen het officiële quarantainestation niet verlaten en moeten tegen vectorinsecten beschermd worden.

c) Als tijdens de quarantaineperiode niet de hand aan de isolatie van de dieren wordt gehouden en er sprake is van contact met andere dieren, is de quarantaine ongeldig en moet de desbetreffende groep dieren even lang in quarantaine blijven als oorspronkelijk in de bedoeling lag.

d) dieren die bestemd zijn voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap, dienen onmiddellijk na hun verblijf in het quarantainestation te worden ingeladen en te worden verzonden naar de Europese Gemeenschap:

i) zonder in contact te komen met dieren die niet aan de gezondheidsvoorschriften voor de invoer van de betrokken categorie dieren in de Europese Gemeenschap voldoen;

ii) moeten zodanig ingedeeld worden in zendingen dat geen contact mogelijk is met dieren die niet in aanmerking komen voor invoer in de Europese Gemeenschap;

iii) in transportvoertuigen of containers die vooraf zijn gereinigd en ontsmet met een ontsmettingsmiddel dat op St. Pierre en Miquelon officieel is goedgekeurd als doeltreffend bij de bestrijding van de in hoofdstuk II hieronder genoemde ziekten, en die zo zijn vervaardigd dat uitwerpselen, urine, strooisel of voeder tijdens het vervoer niet uit het voertuig kunnen stromen of vallen.

2. Het quarantainestation moet ten minste aan de in bijlage B bij Richtlijn 91/496/EEG vastgelegde minimumnormen en aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) het moet onder toezicht staan van een officiële dierenarts;

b) het moet gelegen zijn in het centrum van een gebied met een diameter van 20 km waar zich, volgens de officiële bevindingen, in de laatste 30 dagen vóór het gebruik als quarantainestation, geen enkel geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;

c) het moet vóór gebruik gereinigd en ontsmet worden met een ontsmettingsmiddel dat in St. Pierre en Miquelon officieel is goedgekeurd als doeltreffend bij de bestrijding van de in hoofdstuk II genoemde ziekten;

d) het omvat met inachtneming van de capaciteit ervan:

i) voorzieningen die uitsluitend voor dit doeleinde worden gebruikt en waar de dieren naar behoren worden gehuisvest;

ii) adequate voorzieningen die

gemakkelijk te reinigen en ontsmetten zijn,

met inbegrip van voorzieningen om de dieren in- en uit te laden,

voldoen aan alle eisen betreffende het drenken en voederen van de dieren,

het mogelijk maken dat noodzakelijke veterinaire behandelingen gemakkelijk kunnen worden verstrekt;

iii) adequate voorzieningen voor inspectie en afzondering;

iv) adequate apparatuur voor het reinigen en ontsmetten van lokalen en vrachtwagens;

v) een geschikte plek voor de opslag van voeder, strooisel en mest;

vi) een geschikt opvangsysteem voor het afvalwater;

vii) een kantoor voor de officiële dierenarts;

e) wanneer het quarantainestation in gebruik is, moeten er voldoende dierenartsen zijn om alle taken te vervullen;

f) er mogen uitsluitend dieren worden toegelaten die individueel zijn geïdentificeerd om de traceerbaarheid te garanderen. Daartoe moet, wanneer dieren worden toegelaten, de eigenaar van het quarantainestation of de voor het station verantwoordelijke persoon erop toezien dat alle dieren naar behoren zijn geïdentificeerd en vergezeld gaan van de voor de betrokken soort en categorie vereiste gezondheidsdocumenten of certificaten. Bovendien moet de desbetreffende persoon in een register of een gegevensbank de naam van de eigenaar, de oorsprong, de datum van aankomst en van vertrek, het nummer en de identificatie van de dieren en de verdere bestemming ervan registreren en gedurende ten minste drie jaar bewaren;

g) de bevoegde autoriteit stelt de procedure voor de officiële controle van het quarantainestation vast en ziet erop toe dat de controle wordt uitgevoerd; deze controle omvat geregelde inspecties om na te gaan of nog steeds aan alle eisen voor erkenning wordt voldaan. Wanneer niet meer aan de eisen wordt voldaan en de erkenning derhalve wordt geschorst, kan zij pas opnieuw worden verleend wanneer de bevoegde autoriteit heeft geconstateerd dat het quarantainestation weer aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoet.

Hoofdstuk 2 Diergezondheidstests

1. Algemene voorschriften

Bij de dieren moeten de onderstaande tests worden verricht met gebruikmaking van bloedmonsters die, tenzij anders is aangegeven, ten minste 21 dagen na het begin van de isolatieperiode zijn genomen: De laboratoriumtests moeten worden uitgevoerd in een erkend laboratorium in de Europese Gemeenschap en alle laboratoriumtests en de resultaten daarvan, de vaccinaties en behandelingen moeten bij de gezondheidsverklaring gevoegd worden. Om de dieren zo min mogelijk te belasten moeten bemonstering, tests en eventuele vaccinaties met inachtneming van de minimale tussenpozen zoveel mogelijk tezamen worden uitgevoerd.

2. Specifieke voorschriften

2.1. Camelidae

2.1.1. Tuberculose

a) Testmethode: Vergelijkende intracutane test met boviene PPD en aviaire PPD overeenkomstig de in bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven normen voor de vervaardiging van boviene en aviaire tuberculinen. De test moet achter de schouder (okselgebied) volgens de in bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven methode worden uitgevoerd.

b) Tijdschema: De dieren moeten binnen twee dagen na aankomst in het quarantainestation en 42 dagen na de eerste test worden getest.

c) Interpretatie van de tests

De reactie geldt als:

negatief indien de toename van de huidplooidikte minder dan 2 mm bedraagt;

positief indien de toename van de huidplooidikte meer dan 4 mm bedraagt;

onduidelijk indien de toename van de huidplooidikte bij boviene PPD tussen 2 en 4 mm dan wel meer dan 4 mm bedraagt, maar geringer is dan de toename van de huidplooidikte bij aviaire PPD.

d) Mogelijke maatregelen na de test

Als een dier een positieve reactie vertoont op de intracutane injectie van boviene PPD, wordt het uit de groep verwijderd en de andere dieren dienen op zijn vroegst 42 dagen na de eerste positieve test een nieuwe test te ondergaan, die dan als de eerste, onder b) beschreven test moet worden beschouwd.

Indien meer dan één dier van de groep een positief resultaat vertoont, mag de gehele groep niet naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

Indien de test van één of meer dieren een onduidelijk resultaat vertoont, ondergaat de gehele groep na 42 dagen een nieuwe test, die dan als de eerste, onder b) beschreven test moet worden beschouwd.

2.1.2. Brucellose

a) Testmethode

B. Abortus: SAT en RBT zoals beschreven in respectievelijk punt 2.6 en punt 2.5 in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG. Bij een positief resultaat moet ter bevestiging een complementfixatietest worden uitgevoerd.

B. Melitensis: SAT en RBT zoals beschreven in respectievelijk punt 2.6 en punt 2.5 in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG. Bij een positief resultaat moet ter bevestiging een complementfixatietest worden uitgevoerd volgens de in bijlage B bij Richtlijn 91/68/EG beschreven methode.

B. Ovis: Complementfixatietest zoals beschreven in bijlage D bij Richtlijn 91/68/EG.

b) Tijdschema: De dieren moeten binnen twee dagen na aankomst in het quarantainestation en 42 dagen na de eerste test worden getest.

c) Interpretatie van de tests

Een positief testresultaat is een reactie in de zin van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG.

d) Mogelijke maatregelen na de test

Dieren die op één of meer van de tests positief reageren, worden uit de groep verwijderd en de andere dieren dienen op zijn vroegst 42 dagen na de eerste positieve test een nieuwe test te ondergaan, die dan als de eerste, onder b) beschreven test moet worden beschouwd.

Alleen dieren die negatief gereageerd hebben op de twee opeenvolgende tests overeenkomstig onder b), mogen naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

2.1.3. Bluetongue en epizoötische hemorragische ziekte (EHD)

a) Testmethode: AGID-test, zoals beschreven in deel 3, onder C, van bijlage I bij Beschikking 79/542/EEG.

Bij een positieve reactie moeten de dieren met een competitie-ELISA worden getest, zoals beschreven in deel 3, onder C, van bijlage I bij Beschikking 79/542/EEG, om onderscheid tussen beide ziekten te kunnen maken.

b) Tijdschema

De dieren moeten op twee tests negatief reageren, waarbij de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 21 dagen na de eerste test plaatsvindt.

c) Mogelijke maatregelen na de test

i) Bluetongue

Als één of meer dieren positief reageren op de ELISA-test, zoals beschreven in deel 3, onder C, van bijlage I bij Beschikking 79/542/EEG, moet het positieve dier of moeten de positieve dieren uit de groep verwijderd worden en het restant van de groep wordt met ingang van de dag waarop de monsters voor de positieve test genomen werden, gedurende 100 dagen in quarantaine gehouden. De groep kan pas ziektevrij worden geacht als gedurende de quarantaineperiode bij geregelde controles door officiële dierenartsen geen klinische ziektesymptomen worden vastgesteld en het quarantainestation vrij van bluetonguevectoren (Culicoides) gebleven is.

Als zich gedurende de voornoemde quarantaineperiode bij nog een dier klinische ziektesymptomen voordoet, dan mag de gehele groep niet naar de Europese Gemeenschap uitgevoerd worden.

ii) Epizoötische hemorragische ziekte (EHD)

Als bij de bevestigende test voor de ELISA bij één of meer dieren antistoffen tegen het EHD-virus worden ontdekt, wordt het dier of worden de dieren als positief beschouwd en uit de groep verwijderd; de gehele groep moet vervolgens herhalingstests ondergaan, waarbij de eerste herhalingstest op zijn vroegst 21 dagen na het positieve resultaat en de tweede op zijn vroegst 21 dagen na de eerste test plaatsvindt en beide tests een negatief resultaat moeten opleveren. Als nog meer dieren positief reageren op de herhalingstests, mag de gehele groep niet naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

2.1.4. Mond- en klauwzeer (MKZ)

a) Testmethode: Diagnosetests (probang en serologie) door middel van ELISA- en NV-technieken volgens de protocollen overeenkomstig deel 3, onder C, van Beschikking 79/542/EEG.

b) Tijdschema: De dieren moeten op twee tests negatief reageren, waarbij de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test plaatsvindt.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier bij het onderzoek naar de aanwezigheid van het MKZ-virus positief reageert, komt geen enkel dier in het quarantainestation in aanmerking voor invoer in de Europese Gemeenschap.

NB:

Iedere indicatie van antistoffen tegen structurele of niet-structurele proteïnen van het MKZ-virus worden - ongeacht de vaccinatiestatus - als het resultaat van een eerdere MKZ-infectie beschouwd.

2.1.5. Runderpest

a) Testmethode: Een competitie-ELISA, zoals beschreven in het OIE-handboek, is verplicht in het internationale handelsverkeer en is de meest gangbare test. De serumneutralisatietest of andere erkende testmethoden in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen kunnen ook worden gebruikt.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier bij het onderzoek naar de aanwezigheid van het runderpestvirus positief reageert, komt geen enkel dier in het quarantainestation in aanmerking voor invoer in de Europese Gemeenschap.

2.1.6. Vesiculaire stomatitis

a) Testmethode: ELISA, virusneutralisatietest of andere erkende testmethoden in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier bij het onderzoek naar de aanwezigheid van het vesiculaire-stomatitisvirus positief reageert, komt geen enkel dier in het quarantainestation in aanmerking voor invoer in de Europese Gemeenschap.

2.1.7. Riftdalkoorts

a) Testmethode: ELISA, virusneutralisatietest of andere erkende testmethoden in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier bij het onderzoek naar de aanwezigheid van verwekkers van riftdalkoorts positief reageert, komt geen enkel dier in het quarantainestation in aanmerking voor invoer in de Europese Gemeenschap.

2.1.8. Nodulaire dermatose

a) Testmethode: Serologie met gebruikmaking van ELISA, virusneutralisatietest of andere erkende testmethoden in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier symptomen vertoont van blootstelling aan nodulaire dermatose, mag de gehele groep niet naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

2.1.9. Krim-Kongo hemorragische koorts

a) Testmethode: ELISA, virusneutralisatietest, immunofluorescentietest of een andere erkende test.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier symptomen vertoont van blootstelling aan Krim-Kongo hemorragische koorts, wordt dat dier uit de groep verwijderd.

2.1.10. Surra (Trypanosoma evansi)

a) Testmethode: De parasiet kan in geconcentreerde bloedmonsters in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen aangetoond worden.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Indien bij een dier symptomen van T. evansi worden ontdekt, dient dat dier uit de groep verwijderd te worden. Het restant van de groep moet vervolgens intern en extern een antiparasitaire behandeling ondergaan met de juiste middelen die doeltreffend zijn tegen T. evansi.

2.1.11. Kwaadaardige catarrale koorts

a) Testmethode: De gangbaarste methode is opsporing van viraal DNA, gebaseerd op identificatie aan de hand van immunofluorescentie of immunocytochemie, in overeenstemming met de in de desbetreffende hoofdstukken van het OIE-handboek beschreven protocollen.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Als een dier symptomen vertoont van blootstelling aan kwaadaardige catarrale koorts, mag de gehele groep niet naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

2.1.12. Rabiës

Vaccinatie: In bepaalde gevallen mag er tegen rabiës ingeënt worden en er moeten bloedmonsters worden genomen en een serumneutralisatietest op de aanwezigheid van antistoffen worden uitgevoerd.

2.1.13. Boviene leukose (alleen als de dieren voor een van boviene leukoze vrij gebied bestemd zijn)

a) Testmethode: AGID-test of blocking ELISA volgens de in het OIE-handboek beschreven protocollen.

b) Tijdschema: De dieren moeten twee tests ondergaan: de eerste test binnen twee dagen na hun aankomst in het quarantainestation en de tweede op zijn vroegst 42 dagen na de eerste test.

c) Mogelijke maatregelen na de test: Dieren die positief op de test reageren, worden uit de groep verwijderd en de andere dieren dienen op zijn vroegst 21 dagen na de eerste positieve test een nieuwe test te ondergaan, die dan als de eerste, onder b) beschreven test moet worden beschouwd.

Alleen dieren die negatief gereageerd hebben op de twee opeenvolgende tests vermeld onder b), mogen naar de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.»