Home

Beschikking van de Commissie van 5 april 2005 betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1032) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek) (2005/294/EG)

Beschikking van de Commissie van 5 april 2005 betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1032) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek) (2005/294/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen(1), en met name op bijlage III, punt 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Indien een lidstaat van plan is om per hectare een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan is bepaald in punt 2 van bijlage III en onder a) van bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet de vaststelling van die hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en een hoge stikstofopname van de gewassen.

  2. Op 18 november 2002 is de Commissie overgegaan tot de vaststelling van Beschikking 2002/915/EG(2) betreffende een verzoek om afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), en van artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG. De afwijking had betrekking op het Deense actieprogramma voor de periode 1999-2003 en was van toepassing tot en met 1 augustus 2004. Krachtens die beschikking mocht op specifieke rundveehouderijen jaarlijks een hoeveelheid dierlijke mest per hectare worden op- en ingebracht die tot 230 kg stikstof bevatte.

  3. Op 8 januari 2004 heeft Denemarken om een verlenging van deze afwijking verzocht. Ter vervollediging van dit verzoek zijn technische documenten ingediend d.d. 2 februari 2004, 2 april 2004, 23 april 2004, 14 juni 2004, 2 augustus 2004, 14 september 2004 en 4 oktober 2004.

  4. De Deense wetgeving tot omzetting van Richtlijn 91/676/EEG is in overeenstemming met de richtlijn en is onder meer van toepassing op de aangemelde afwijking.

  5. Uit de beoordeling van het tweede Deense actieprogramma betreffende het aquatische milieu, die Denemarken in december 2003 heeft afgerond, blijkt dat de vooropgestelde verlaging van de nitraatuitspoeling met 48 % in de periode 1985-2003 is gehaald.

  6. In de Deense parlementaire overeenkomst inzake het derde Deense actieprogramma betreffende het aquatische milieu voor de periode 2005-2015 is vastgesteld dat de nitraatuitspoeling in die tijdspanne nog verder moet worden verlaagd (met 13 %) en dat het fosfaatoverschot met 50 % moet worden verminderd.

  7. Denemarken heeft overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 91/676/EEG actieprogramma’s vastgesteld om ervoor te zorgen dat de in die richtlijn vastgestelde maximumgrens van 50 mg nitraten per liter grondwater niet wordt overschreden.

  8. Bewaking en controles hebben aangetoond dat, in de periode 2002-2003, de bij Beschikking 2002/915/EG vastgestelde afwijking betrekking had op 1 845 rundveehouderijen, 213 617 grootvee-eenheden en 123 068 hectare (respectievelijk 4 %, 11 % en 5 % van het totaal in Denemarken).

  9. Uit berekeningen op basis van onderzoeken en nutriëntenanalyses die op zandige en kleiige referentielocaties in landbouwgebieden zijn verricht, blijkt dat in de periode 1990-2003 de nitraatuitspoeling in leembodems is teruggebracht met 42 %, en in zandbodems met 52 %. Deze verlaging is bevestigd voor de periode 2002/2003.

  10. Blijkens trendanalyses is de nitraatconcentratie die wordt gemeten in water dat de wortelzone verlaat, jaarlijks gestaag gedaald met 3,1 mg per liter voor leembodems en 6,1 mg per liter voor zandbodems; ze bedraagt intussen bijna 50 mg per liter. Tussen 1990 en 2003 is de nitraatconcentratie van waterlopen in landbouwgebieden met 29 % gedaald. In 2003 werd in de bovenste grondwaterlagen van zowel zand als leembodems een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 50 mg per liter gemeten.

  11. Na bestudering van het verzoek van Denemarken en rekening houdend met de ervaring die met de toepassing van de bij Beschikking 2002/915/EG vastgestelde afwijking is opgedaan, is de Commissie van mening dat de door Denemarken beoogde dierlijke mestgift (230 kg stikstof per hectare per jaar) de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG niet in de weg staat, mits strikte voorwaarden in acht worden genomen.

  12. De bepalingen van deze beschikking worden toegepast in het kader van het Deense actieprogramma voor de periode 2004-2007.

  13. Beschikking 2002/915/EG is op 1 augustus 2004 verstreken. Wil men ervoor zorgen dat de ervaring die met die beschikking is opgedaan, in aanmerking wordt genomen en dat de afwijking blijft gelden voor de betrokken rundveehouders, dan dient deze beschikking met ingang van 2 augustus 2004 van toepassing te zijn.

  14. De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het bij brief van 8 januari 2004 door Denemarken bij de Commissie ingediende verzoek om toestemming voor een afwijking op grond van bijlage III, punt 2, onder b), bij Richtlijn 91/676/EEG wordt goedgekeurd op de onderstaande voorwaarden.

Artikel 2 Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

  1. „rundveehouderijen”: bedrijven met meer dan drie grootvee-eenheden, en waar ten minste tweederde van de veestapel uit runderen bestaat,

  2. „gras”: blijvend of tijdelijk grasland („tijdelijk” betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is),

  3. „met ondergezaaid gras verbouwde gewassen”: kuilgranen, kuilmaïs en/of zomergerst, met vóór (maïs) of na de oogst ondergezaaid gras dat fungeert als tussengewas voor de biologische retentie van stikstofresiduen in de winter,

  4. „bieten”: voederbieten.

Artikel 3 Toepassingsgebied

Deze afwijking geldt, op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden, voor rundveehouderijen waarvan de vruchtwisseling meer dan 70 % gewassen omvat die bijzonder veel stikstof verbruiken en een lang groeiseizoen hebben.

Artikel 4 Jaarlijkse toestemming en jaarlijkse verbintenis

1.

De rundveehouder dient jaarlijks een aanvraag tot toepassing van de afwijking in bij de bevoegde instantie.

2.

De jaarijkse aanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin de rundveehouder zich ertoe verbindt de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden in acht te nemen.

Artikel 5 Op- en inbrengen van dierlijke mest en andere meststoffen

Artikel 6 Bodemgebruik

Artikel 7 Bewaking

Artikel 8 Rapportage

Artikel 9 Geldigheid

Artikel 10