Home

Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken(3) moeten passende bepalingen worden vastgesteld om te garanderen dat goedgekeurde voertuigen van categorie M1 en van categorie N1 alleen in de handel mogen worden gebracht als ze voor minimaal 85 % van hun massa herbruikbaar en/of recycleerbaar en voor minimaal 95 % van hun massa herbruikbaar en/of nuttig toepasbaar zijn.

  2. De herbruikbaarheid van onderdelen en de recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van materialen vormen een belangrijk onderdeel van de communautaire strategie voor het afvalbeheer. Daarom dienen de autofabrikanten en hun leveranciers verzocht te worden deze aspecten al in de vroegste stadia van de ontwikkeling van nieuwe voertuigen in aanmerking te nemen, teneinde voertuigen aan het einde van hun levensduur gemakkelijker te kunnen behandelen.

  3. Deze richtlijn is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de communautaire typegoedkeuring voor complete voertuigen die is ingesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(4).

  4. Die typegoedkeuring voor complete voertuigen is momenteel verplicht voor voertuigen van categorie M1 en zal in de nabije toekomst tot alle voertuigcategorieën worden uitgebreid. Daarom moeten deze maatregelen in verband met de herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing van voertuigen in de typegoedkeuring voor complete voertuigen worden opgenomen.

  5. Bijgevolg zijn bepalingen nodig om rekening te houden met het feit dat voertuigen van categorie N1 nog niet onder het typegoedkeuringssysteem voor complete voertuigen vallen.

  6. De fabrikant moet de goedkeuringsinstantie alle relevante technische gegevens met betrekking tot de samenstellende materialen en het gewicht ervan ter beschikking stellen, zodat de berekeningen van de fabrikant overeenkomstig ISO-norm 22628: 2002 kunnen worden geverifieerd.

  7. De berekeningen van de fabrikant kunnen op het ogenblik van de typegoedkeuring van het voertuig alleen naar behoren worden gevalideerd als de fabrikant toereikende regelingen en procedures heeft ingevoerd om alle informatie die hij van zijn leveranciers krijgt, te beheren. Alvorens typegoedkeuring kan worden verleend, moet het bevoegde orgaan die regelingen en procedures vooraf beoordelen en een certificaat afgeven waaruit blijkt dat ze toereikend zijn.

  8. De relevantie van de verschillende gegevens in de berekening van het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing moet worden beoordeeld in het licht van de procedures voor de verwerking van autowrakken. Daarom moet de fabrikant een strategie voor de verwerking van autowrakken aanbevelen en de details daarvan aan het bevoegde orgaan overleggen. Deze strategie moet zijn gebaseerd op beproefde technologieën, die beschikbaar of in ontwikkeling zijn op het ogenblik van de aanvraag van de typegoedkeuring.

  9. Voertuigen voor speciale doeleinden zijn ontworpen voor een specifieke functie en vereisen speciale koetswerkaanpassingen die de fabrikant niet volledig onder controle heeft. Daardoor kan het percentage van de recycleerbaarheid en de mogelijke nuttige toepassing niet juist worden berekend. Deze voertuigen moeten daarom van de bepalingen in verband met de berekening worden vrijgesteld.

  10. Incomplete voertuigen maken een aanzienlijk deel uit van alle voertuigen van categorie N1. De fabrikant van het basisvoertuig is niet in staat om het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing voor voltooide voertuigen te berekenen, aangezien over de volgende constructiefasen geen gegevens beschikbaar zijn op het ogenblik dat het basisvoertuig wordt ontworpen. Het is daarom aangewezen alleen van het basisvoertuig te eisen dat het aan deze richtlijn voldoet.

  11. Het marktaandeel van in kleine series gebouwde voertuigen is erg beperkt, waardoor de winst voor het milieu gering is als deze voertuigen aan deze richtlijn moeten voldoen. Het is daarom aangewezen ze van sommige bepalingen van deze richtlijn vrij te stellen.

  12. Overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG moeten in het belang van de verkeersveiligheid en de milieubescherming passende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat sommige onderdelen, die uit autowrakken zijn verwijderd, opnieuw worden gebruikt. Dergelijke maatregelen moeten beperkt blijven tot het hergebruik van onderdelen bij de constructie van nieuwe voertuigen.

  13. Ingevolge de bepalingen van deze richtlijn zijn fabrikanten verplicht nieuwe gegevens in het kader van de typegoedkeuring te verstrekken; dat moet dan ook blijken uit Richtlijn 70/156/EEG, die de lijst vaststelt van alle gegevens die voor typegoedkeuring moeten worden ingediend. Die richtlijn moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  14. De maatregelen die nodig zijn voor de aanpassing van deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang moeten worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 13, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG.

  15. Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het effect van autowrakken op het milieu tot een minimum beperken door te eisen dat voertuigen reeds in de conceptfase worden ontworpen met het oog op de vereenvoudiging van hergebruik, recycling en nuttige toepassing, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

  16. Overeenkomstig paragraaf 34 van het Interinstitutioneel Akkoord — „Beter wetgeven”(5) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken;

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Onderwerp

Deze richtlijn stelt de administratieve en technische bepalingen vast voor de typegoedkeuring van de voertuigen die onder artikel 2 vallen, om te garanderen dat de onderdelen en materialen ervan voor de minimumpercentages vermeld in bijlage I in aanmerking komen voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing.

Zij bevat specifieke bepalingen om te garanderen dat het hergebruik van onderdelen niet tot veiligheids- of milieurisico's leidt.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 en N1, zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, en op nieuwe of opnieuw gebruikte onderdelen van dergelijke voertuigen.

Artikel 3 Vrijstellingen

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 7 is deze richtlijn niet van toepassing op:

  1. voertuigen voor speciale doeleinden zoals gedefinieerd in deel A, punt 5, van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG;

  2. in meer fasen gebouwde voertuigen van categorie N1, op voorwaarde dat het basisvoertuig aan deze richtlijn voldoet;

  3. in kleine series gefabriceerde voertuigen, waarvan sprake is in artikel 8, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

  1. „voertuig”: motorvoertuig;

  2. „onderdeel”: alle delen of samenbouwen van delen die tijdens de productie aan een voertuig worden toegevoegd. Omvat ook onderdelen en technische eenheden, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG;

  3. „voertuigtype”: het type van een voertuig zoals gedefinieerd in deel B, punten 1 en 3, van bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG;

  4. „autowrak”: voertuig zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2000/53/EG;

  5. „referentievoertuig”: de uitvoering van een voertuigtype die volgens de goedkeuringsinstantie in overleg met de fabrikant en overeenkomstig de in bijlage I vermelde criteria op het gebied van herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing de meeste problemen oplevert;

  6. „in meer fasen gebouwd voertuig”: voertuig dat voortvloeit uit een meerfasenconstructieproces;

  7. „basisvoertuig”: voertuig zoals gedefinieerd in artikel 2, vierde streepje, van Richtlijn 70/156/EEG, dat in de eerste fase van een meerfasenconstructie wordt gebruikt;

  8. „meerfasenconstructie”: proces waarbij een voertuig in meerdere fasen wordt gebouwd door onderdelen aan een basisvoertuig toe te voegen of door die onderdelen te wijzigen;

  9. „hergebruik”: hergebruik zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2000/53/EG;

  10. „recycling”: recycling zoals gedefinieerd in de eerste zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2000/53/EG;

  11. „terugwinning van energie”: terugwinning van energie zoals gedefinieerd in de tweede zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2000/53/EG;

  12. „nuttige toepassing”: nuttige toepassing zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Richtlijn 2000/53/EG;

  13. „herbruikbaarheid”: mogelijkheid om onderdelen van autowrakken opnieuw te gebruiken;

  14. „recycleerbaarheid”: mogelijkheid om onderdelen of materialen van autowrakken te recycleren;

  15. „mogelijke nuttige toepassing”: mogelijkheid om onderdelen of materialen van autowrakken nuttig toe te passen;

  16. „recycleerbaarheidspercentage (Rcyc)”: het percentage van de massa van een nieuw voertuig dat mogelijk voor hergebruik en recycling in aanmerking komt;

  17. „percentage mogelijke nuttige toepassing (Rcov)”: het percentage van de massa van een nieuw voertuig dat mogelijk voor hergebruik en nuttige toepassing in aanmerking komt;

  18. „strategie”: grootschalig plan bestaande uit gecoördineerde acties en technische maatregelen die op het ogenblik dat een voertuig in de ontwikkelingsfase is, moeten worden uitgevoerd in verband met demontage, shredding of gelijkaardige procedures, recycling en nuttige toepassing van materialen om te garanderen dat het recycleerbaarheidspercentage en het percentage mogelijke nuttige toepassing die worden nagestreefd, haalbaar zijn;

  19. „massa”: massa van het voertuig in rijklare toestand zoals gedefinieerd in punt 2.6 van bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG, maar zonder de bestuurder, van wie de massa op 75 kg wordt vastgesteld;

  20. „bevoegd orgaan”: een entiteit, bijvoorbeeld een technische dienst of een ander bestaand orgaan, die door een lidstaat is aangewezen om overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn een voorafgaande beoordeling van de fabrikant uit te voeren en certificaten van overeenstemming af te geven. Het bevoegde orgaan kan de typegoedkeuringsinstantie zijn, mits haar bevoegdheid op dit gebied naar behoren is geboekstaafd.

Artikel 5 Bepalingen inzake typegoedkeuring

Artikel 6 Voorafgaande beoordeling van de fabrikant

Artikel 7 Hergebruik van onderdelen

Artikel 8 Wijzigingen van Richtlijn 70/156/EEG

Artikel 9 Wijzigingen

Artikel 10 Uitvoeringsdata voor de typegoedkeuring

Artikel 11 Omzetting

Artikel 12 Inwerkingtreding

Artikel 13 Adressaten

BIJLAGELIJST VAN DE BIJLAGEN

BIJLAGE IEISEN

BIJLAGE IIINLICHTINGENFORMULIER VOOR EG-TYPEGOEDKEURING VAN VOERTUIGENovereenkomstig bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad(1) betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing

BIJLAGE IIIMODEL VAN HET EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIERMaximumformaat: A4 (210 x 297 mm)EG-TYPEGOEDKEURINGSFORMULIER

BIJLAGE IVVOORAFGAANDE BEOORDELING VAN DE FABRIKANT

Aanhangsel bij bijlage IVMODEL VAN HET CERTIFICAAT VAN OVEREENSTEMMING

BIJLAGE VNIET-HERBRUIKBARE ONDERDELEN

BIJLAGE VIWIJZIGINGEN VAN RICHTLIJN 70/156/EEG