Home

Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Veiligheidsincidenten die het gevolg zijn van terrorisme behoren tot de grootste bedreigingen voor de idealen van democratie en vrijheid en de waarden van vrede, die het wezen van de Europese Unie uitmaken.

  2. Personen, infrastructuur en uitrusting in havens moeten worden beschermd tegen veiligheidsincidenten en de vernietigende effecten ervan. Een dergelijke bescherming zou ten goede komen aan de vervoersgebruikers, de economie en de maatschappij als geheel.

  3. Op 31 maart 2004 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) nr. 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten(4) aangenomen betreffende maritieme veiligheid. De bij deze verordening opgelegde maatregelen voor maritieme veiligheid vormen slechts een deel van de maatregelen die nodig zijn om een adequaat niveau van veiligheid te realiseren in de zeegerelateerde vervoersketens. Deze verordening is in werkingssfeer beperkt tot veiligheidsmaatregelen aan boord van vaartuigen en het directe schip/haven raakvlak.

  4. Teneinde maximale veiligheid te realiseren voor maritieme en havenindustrieën moeten maatregelen betreffende havenveiligheid worden ingevoerd die van toepassing zijn op elke haven binnen de door de betrokken lidstaten vastgestelde grenzen, waardoor er tevens voor wordt gezorgd dat de verhoogde veiligheid in de gebieden met havenactiviteit ten goede komt aan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 725/2004 genomen veiligheidsmaatregelen. Deze maatregelen dienen van toepassing te zijn op al die havens waarin een of meer onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallende havenfaciliteiten zijn gesitueerd.

  5. Het veiligheidsdoel van deze richtlijn moet worden gerealiseerd door het vaststellen van passende maatregelen die geen afbreuk doen aan de voorschriften van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid en maatregelen die op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie kunnen worden genomen.

  6. De lidstaten moeten steunen op gedetailleerde veiligheidsbeoordelingen voor het vaststellen van de exacte grenzen van het voor de veiligheid relevante havengebied alsook de verschillende maatregelen die vereist zijn om voor de nodige havenveiligheid te zorgen. Dergelijke maatregelen dienen te verschillen overeenkomstig het ingestelde veiligheidsniveau en zijn een afspiegeling van de verschillen in risicoprofiel van de verschillende subgebieden in de haven.

  7. De lidstaten moeten havenveiligheidsplannen goedkeuren waarin de bevindingen van de havenveiligheidsbeoordeling zijn opgenomen. De efficiënte werking van veiligheidsmaatregelen vereist ook duidelijke taakverdelingen tussen alle betrokken partijen alsook het regelmatig oefenen van maatregelen. Het vaststellen van taakverdelingen en oefenprocedures bij de opstelling van het havenveiligheidsplan wordt geacht in belangrijke mate bij te dragen tot de effectiviteit van zowel preventieve als remediërende havenveiligheidsmaatregelen.

  8. Roll-on roll-off-schepen zijn bijzonder kwetsbaar voor veiligheidsincidenten, met name indien zij zowel passagiers als vracht vervoeren. Er moeten adequate maatregelen worden genomen op basis van risicobeoordelingen die waarborgen dat auto's en vrachtwagens die bestemd zijn voor vervoer op roll-on roll-off-schepen op binnenlandse en internationale routes geen risico veroorzaken voor het schip, de passagiers en bemanning ervan en de vracht. De maatregelen moeten worden genomen op een wijze die de doorstroming van de operaties zo weinig mogelijk belemmert.

  9. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben havenveiligheidscomités in te stellen die worden belast met het verstrekken van praktische adviezen in de onder deze richtlijn vallende havens.

  10. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheden op het gebied van havenveiligheid duidelijk erkend worden door alle betrokken partijen. De lidstaten houden toezicht op de naleving van de veiligheidsregels en stellen een duidelijke verantwoordelijke autoriteit in voor al hun havens, keuren alle veiligheidsbeoordelingen en -plannen goed voor hun havens, stellen, waar nodig, veiligheidsniveaus vast en delen deze mede, en zorgen ervoor dat de maatregelen goed worden doorgegeven, geïmplementeerd en gecoördineerd.

  11. De lidstaten moeten de beoordelingen en plannen goedkeuren en de implementatie in hun havens controleren. Teneinde de hinder voor de havens en de administratieve belasting voor de inspectieorganen tot een minimum te beperken, moet de controle van de Commissie op de toepassing van de richtlijn gezamenlijk worden verricht met de inspecties van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004.

  12. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een instantie de rol op zich neemt van contactpunt tussen de Commissie en de lidstaten. Op basis van de uitgevoerde veiligheidsbeoordelingen moeten zij de Commissie laten weten welke havens onder de richtlijn vallen.

  13. De doeltreffende en uniforme toepassing van de maatregelen in het kader van dit beleid doet belangrijke vragen rijzen in verband met de financiering ervan. De financiering van extra veiligheidsmaatregelen mag niet leiden tot concurrentieverstoring. De Commissie moet uiterlijk op 30 juni 2006 aan het Europees Parlement en de Raad de bevindingen voorleggen van een studie betreffende de kosten van de uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen, waarin met name aandacht wordt besteed aan de verdeling van de kosten tussen de overheidsinstanties, de havenautoriteiten en het bedrijfsleven.

  14. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

  15. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).

  16. Er moet een procedure worden vastgesteld voor de aanpassing van deze richtlijn om rekening te houden met ontwikkelingen in internationale instrumenten en om, in het licht van de ervaring, de gedetailleerde bepalingen van de bijlagen bij deze richtlijn aan te passen of aan te vullen zonder dat het toepassingsgebied van deze richtlijn wordt uitgebreid.

  17. Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de evenwichtige invoering van passende maatregelen op het gebied van het zeevervoers- en havenbeleid, vanwege de Europese schaal van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  18. Aangezien deze richtlijn betrekking heeft op zeehavens, zijn de daarin vervatte verplichtingen niet van toepassing op Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Luxemburg en Slowakije,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1 Onderwerp

1.

Het hoofddoel van deze richtlijn is het invoeren van communautaire maatregelen ter verhoging van de havenveiligheid ten aanzien van dreiging van veiligheidsincidenten.

De richtlijn verzekert ook dat een verhoogde veiligheid in de haven ten goede komt aan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 725/2004 genomen veiligheidsmaatregelen.

2.

In lid 1 bedoelde maatregelen omvatten:

  1. gemeenschappelijke basisregels inzake havenveiligheidsmaatregelen;

  2. een implementatiemechanisme voor deze regels;

  3. de nodige mechanismen voor nalevingscontrole.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn behelst veiligheidsmaatregelen die dienen te worden nageleefd in havens. De lidstaten mogen de bepalingen van deze richtlijn toepassen op havengerelateerde gebieden.

2.

De bij deze richtlijn vastgestelde maatregelen zijn van toepassing op elke haven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarin zich een of meer havenfaciliteiten bevinden die onder een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 725/2004 goedgekeurd veiligheidsplan voor havenfaciliteiten vallen. Deze richtlijn is niet van toepassing op militaire installaties in havens.

3.

De lidstaten stellen voor elke haven de grenzen vast voor de toepassing van deze richtlijn, in voorkomende gevallen rekening houdend met de informatie van de havenveiligheidsbeoordeling.

4.

Voorzover de grenzen van een havenfaciliteit in de zin van Verordening (EG) nr. 725/2004 door de lidstaat op zodanige wijze zijn afgebakend dat deze precies overeenkomen met die van de haven, hebben de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 725/2004 voorrang boven die van deze richtlijn.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „haven”: elk uit land en water bestaand gespecificeerd gebied, waarvan de grenzen door de lidstaat waar de haven zich bevindt, zijn bepaald, met werken en voorzieningen ten behoeve van het commercieel vervoer over zee;

  2. „schip/haven raakvlak”: interacties die plaatsvinden wanneer een schip rechtstreeks en onmiddellijk betrokken is bij acties die gepaard gaan met de verplaatsing van personen of goederen, dan wel verlening van havendiensten aan of vanuit het schip;

  3. „havenfaciliteit”: een locatie waar het schip/haven raakvlak plaatsvindt; daartoe behoren in voorkomende gevallen ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee;

  4. „instantie voor havenbeveiliging”: de door iedere lidstaat aangewezen instantie die als contactpunt voor de Commissie en de overige lidstaten dient en die de toepassing van de maatregelen op het gebied van havenveiligheid in deze richtlijn faciliteert, de follow-up van die toepassing verzorgt en daar informatie over verschaft;

  5. „autoriteit voor havenveiligheid”: de autoriteit verantwoordelijk voor veiligheidsaangelegenheden in een gegeven haven.

Artikel 4 Coördinatie met uit hoofde van Verordening (EG) nr. 725/2004 genomen maatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat bij deze richtlijn ingevoerde havenveiligheidsmaatregelen nauwlettend worden gecoördineerd met uit hoode van Verordening (EG) nr. 725/2004 genomen maatregelen.

Artikel 5 Autoriteit voor havenveiligheid

Artikel 6 Havenveiligheidsbeoordeling

Artikel 7 Havenveiligheidsplan

Artikel 8 Veiligheidsniveaus

Artikel 9 Havenveiligheidsfunctionaris

Artikel 10 Evaluaties

Artikel 11 Erkende veiligheidsorganisatie

Artikel 12 Instantie voor havenveiligheid

Artikel 13 Implementatie en conformiteitscontrole

Artikel 14 Aanpassingen

Artikel 15 Comitéprocedure

Artikel 16 Vertrouwelijkheid en verspreiding van informatie

Artikel 17 Sancties

Artikel 18 Uitvoering

Artikel 19 Evaluatieverslag

Artikel 20 Inwerkingtreding

Artikel 21 Adressaten

BIJLAGE IBEOORDELING VAN DE HAVENVEILIGHEID

BIJLAGE IIHAVENVEILIGHEIDSPLAN

BIJLAGE IIIBASISEISEN VOOR VEILIGHEIDSOPLEIDINGSOEFENINGEN

BIJLAGE IVDOOR EEN ERKENDE VEILIGHEIDSORGANISATIE TE VERVULLEN VOORWAARDEN