De bijlagen I, II, III, IV en VI bij Richtlijn 2005/55/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.
Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie van 14 november 2005 tot uitvoering van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking, en tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en VI daarbij (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie van 14 november 2005 tot uitvoering van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking, en tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en VI daarbij (Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan(1), en met name op artikel 13, lid 2, tweede streepje,
Gelet op Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking(2), en met name op artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
Richtlijn 2005/55/EG is een van de bijzondere richtlijnen van de bij Richtlijn 70/156/EEG vastgestelde typegoedkeuringsprocedure.
Ingevolge Richtlijn 2005/55/EG moeten nieuwe zware motoren en motoren van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen vanaf 1 oktober 2005 voldoen aan nieuwe technische voorschriften inzake boorddiagnosesystemen, duurzaamheid en overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen die op de juiste manier worden onderhouden en gebruikt. De technische bepalingen die nodig zijn om de artikelen 3 en 4 van die richtlijn ten uitvoer te leggen, moeten worden vastgesteld.
Om de naleving van artikel 5 van Richtlijn 2005/55/EG te waarborgen, moeten voorschriften worden ingevoerd ter bevordering van het correcte gebruik, zoals het door de fabrikant werd bedoeld, van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen met een motor die is uitgerust met een uitlaatgasnabehandelingssysteem dat een verbruiksreagens nodig heeft om de beoogde vermindering van aan voorschriften onderworpen verontreinigende stoffen te bereiken. De bestuurder van een dergelijk voertuig moet op tijd worden gewaarschuwd als een voorraad verbruiksreagentia aan boord van het voertuig uitgeput raakt of als er geen dosering van reagens plaatsvindt. Indien de bestuurder de waarschuwingen negeert, moeten de motorprestaties afnemen totdat de bestuurder de voorraad verbruiksreagentia die nodig zijn voor de goede werking van het uitlaatgasnabehandelingssysteem, aanvult.
Indien binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/55/EG vallende motoren verbruiksreagentia nodig hebben om de emissiegrenswaarden te halen op basis waarvan voor die motoren typegoedkeuring werd verleend, moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om te garanderen dat die reagentia op een geografisch evenwichtig gespreide basis beschikbaar zijn. De lidstaten moeten passende maatregelen kunnen nemen om het gebruik van een dergelijk reagens aan te moedigen.
Er moeten voorschriften worden ingevoerd aan de hand waarvan de lidstaten er bij de periodieke technische inspectie op kunnen toezien dat zware bedrijfsvoertuigen met een uitlaatgasnabehandelingssysteem dat op basis van een verbruiksreagens werkt, gedurende de periode voorgaande aan de inspectie hebben gewerkt zoals het hoort.
De lidstaten moet het gebruik kunnen verbieden van zware bedrijfsvoertuigen met een uitlaatgasnabehandelingssysteem dat het gebruik van een verbruiksreagens vereist om de emissiegrenswaarden te halen op basis waarvan voor die voertuigen typegoedkeuring werd verleend, indien dat nabehandelingssysteem het vereiste reagens niet daadwerkelijk verbruikt of het vereiste reagens niet aanwezig is in het voertuig.
Fabrikanten van zware bedrijfsvoertuigen met een uitlaatgasnabehandelingssysteem dat het gebruik van een verbruiksreagens vereist, moeten hun klanten volledig informeren over de juiste werking van dergelijke voertuigen.
De voorschriften van Richtlijn 2005/55/EG inzake het gebruik van manipulatiestrategieën moeten aan de technische vooruitgang worden aangepast. Voorts moeten voorschriften worden opgesteld voor motoren met verschillende instellingen en voor voorzieningen die het motorkoppel onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kunnen begrenzen.
De bijlagen III en IV bij Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad(3) bepalen dat overal in de Gemeenschap in de handel verkrijgbare brandstoffen voor benzine- en dieselmotoren vanaf 1 januari 2005 maximaal 50 mg/kg zwavel (delen per miljoen) mogen bevatten. In de Gemeenschap zijn steeds meer brandstoffen met een zwavelgehalte van 10 mg/kg of minder beschikbaar en Richtlijn 98/70/EG stelt de beschikbaarheid van dergelijke brandstoffen verplicht vanaf 1 januari 2009. De referentiebrandstoffen die worden gebruikt voor de typegoedkeuringstests voor motoren met de emissiegrenswaarden in de rijen B 1, B 2 en C van de tabellen in bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG moeten daarom worden geherdefinieerd om waar nodig beter aan te geven hoeveel het zwavelgehalte bedraagt van de dieselbrandstof die vanaf 1 januari 2005 in de handel is en die wordt gebruikt door motoren met een geavanceerd emissiebeperkingssysteem. Voorts is het gepast de LPG-referentiebrandstof (autogas) aan te passen aan de gewijzigde situatie in de handel vanaf 2005.
Er zijn technische aanpassingen nodig voor de monsternemings- en meetprocedures met het oog op een betrouwbare en reproduceerbare meting van de emissie van de deeltjesmassa voor motoren met compressieontsteking die typegoedkeuring krijgen op basis van de grenswaarden voor deeltjes in rij B1, B2 of C van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG en voor gasmotoren die typegoedkeuring krijgen op basis van de emissiegrenswaarden in rij C van tabel 2 in punt 6.2.1 van die bijlage.
Aangezien de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2005/55/EG gelijktijdig met de bepalingen tot aanpassing van die richtlijn aan de technische vooruitgang worden vastgesteld, zijn beide soorten maatregelen in hetzelfde rechtsinstrument opgenomen.
Gezien de snelle technologische vooruitgang op dit gebied, zal deze richtlijn, indien nodig, uiterlijk op 31 december 2006 worden herzien.
Richtlijn 2005/55/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2
De maatregelen tot uitvoering van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2005/55/EG zijn vervat in de bijlagen II tot en met V bij deze richtlijn.
Artikel 3
De lidstaten dienen uiterlijk op 8 november 2006 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 9 november 2006.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.