Home

Verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaalVoor de EER relevante tekst

Verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaalVoor de EER relevante tekst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten(1), en met name op artikel 6, lid 2, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 1774/2002 bevat veterinairrechtelijke en volksgezondheidsvoorschriften voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, teneinde te voorkomen dat deze producten een risico voor de gezondheid van mens of dier opleveren.

  2. Verordening (EG) nr. 1774/2002 bevat voorschriften voor het gebruik van bepaalde dierlijke bijproducten, verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten, en voormalige voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong die onder de definitie van categorie 3-materiaal in die verordening vallen, met inbegrip van melk en producten op basis van melk die niet langer voor menselijke consumptie bestemd zijn. Verordening (EG) nr. 1774/2002 voorziet ook in de mogelijkheid om categorie 3-materiaal op een andere manier te gebruiken, in overeenstemming met de in die verordening vastgestelde procedure en na raadpleging van het betrokken wetenschappelijk comité.

  3. Volgens de adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep van 1996, 1999 en 2000 zijn er geen bewijzen dat boviene spongiforme encefalopathie (BSE) door melk wordt overgedragen, en wordt elk risico van melk als te verwaarlozen beschouwd. In haar situatieverslag van 15 maart 2001 bevestigde de ad-hocgroep TSE/BSE dit advies.

  4. Op grond van die adviezen zijn melk, melkproducten en biest vrijgesteld van het verbod op de vervoedering van dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, zulks overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(2).

  5. Verordening (EG) nr. 1774/2002 is niet van toepassing op vloeibare melk en biest die op de boerderij van oorsprong worden verwijderd of gebruikt. Die verordening staat ook het uitrijden op het land toe van melk en biest als meststof of bodemverbeteraar indien de bevoegde autoriteit van mening is dat dit geen risico van verspreiding van ernstige besmettelijke ziekten oplevert, in aanmerking genomen dat landbouwhuisdieren toegang tot dat land kunnen hebben en daarom aan een dergelijk risico blootgesteld zouden kunnen worden.

  6. Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 moet categorie 3-materiaal onder strenge voorwaarden worden gebruikt en mag het alleen aan landbouwhuisdieren worden vervoederd na behandeling in een erkend bedrijf voor de verwerking van categorie 3-materiaal.

  7. Dierlijke bijproducten, verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten, en voormalige zuivelvoedingsmiddelen worden doorgaans geproduceerd in bedrijven die erkend zijn overeenkomstig Richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk(3). Kant-en-klare zuivelproducten worden doorgaans verpakt, zodat de kans op besmetting van het product achteraf miniem is.

  8. De Commissie moet het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen over de mogelijkheid om, onder de vereiste voorwaarden ter minimalisering van de risico’s, kant-en-klare melk, melkproducten en melkderivaten die onder de definitie van categorie 3-materiaal van Verordening (EG) nr. 1774/2002 vallen („de producten”), zonder verdere behandeling aan landbouwhuisdieren te vervoederen.

  9. In afwachting van dat advies en in het licht van de huidige wetenschappelijke adviezen en van het verslag van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren inzake de strategie met betrekking tot noodvaccinatie tegen mond- en klauwzeer van 1999, dienen tijdelijk specifieke maatregelen te worden vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, verwerken en gebruiken van de producten.

  10. In de lidstaten moeten passende systemen worden ingevoerd om de naleving van deze verordening te controleren en passende maatregelen te nemen bij niet-naleving ervan. De lidstaten moeten bij de vaststelling van het aantal geregistreerde bedrijven die de betrokken producten mogen gebruiken, ook rekening houden met hun risicobeoordeling voor de best- en worse-casescenario’s die wordt uitgevoerd bij de opstelling van hun rampenplannen voor epizoötieën.

  11. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Algemene vergunning door de lidstaten

De lidstaten staan het verzamelen, vervoeren, verwerken, gebruiken en opslaan toe van melk, melkproducten en melkderivaten die vallen onder de definitie van categorie 3-materiaal zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, onder e), f) en g), van Verordening (EG) nr. 1774/2002, en die niet zijn verwerkt overeenkomstig hoofdstuk V van bijlage VII bij die verordening („de producten”), op voorwaarde dat deze activiteiten en producten voldoen aan de voorwaarden van deze verordening.

Artikel 2 Gebruik van verwerkte producten en wei, en onverwerkte producten als veevoeder

1.

Verwerkte producten en wei zoals bedoeld in bijlage I mogen overeenkomstig de voorschriften van die bijlage als veevoeder worden gebruikt.

2.

Onverwerkte producten en andere producten zoals bedoeld in bijlage II mogen overeenkomstig de voorschriften van die bijlage als veevoeder worden gebruikt.

Artikel 3 Verzameling, vervoer en opslag

1.

De producten worden verzameld, vervoerd en geïdentificeerd overeenkomstig de voorschriften in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op exploitanten van melkverwerkende bedrijven die erkend zijn overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG, wanneer zij producten inzamelen en terug naar hun bedrijf brengen die zij eerder bij hun klanten hebben afgeleverd.

2.

Om ervoor te zorgen dat er geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier ontstaat, worden de producten bij een geschikte temperatuur opgeslagen in:

  1. een overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 voor dat doel erkend opslagbedrijf, of

  2. een speciaal daarvoor bestemde, afzonderlijke opslagruimte in een overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkend bedrijf.

3.

Tijdens de opslag of bij de uitslag van de eindproducten genomen monsters moeten ten minste voldoen aan de microbiologische normen van hoofdstuk I, D, 10, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel 4 Vergunning, registratie en controlemaatregelen

1.

De overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkende melkverwerkende bedrijven en de veehouderijen die een vergunning hebben gekregen zoals bedoeld in de bijlagen bij deze verordening, worden door de daartoe bevoegde autoriteit geregistreerd.

2.

De bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen om de naleving van de voorschriften van deze verordening door de exploitanten van geregistreerde bedrijven en veehouderijen te controleren.

Artikel 5 Schorsing van de vergunning en registratie bij niet-naleving

Artikel 6 Evaluatie

Artikel 7 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II